direct naar inhoud van 5.1 Milieuaspecten
Plan: Bestemmingsplan Hoog Buurloseweg naast 54
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1081-onh1

5.1 Milieuaspecten

5.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

5.1.2 Bodem

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan 5 jaar oud zijn.

Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de bouwvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd.

Onderzoeksresultaten bodem

In augustus 2009 is door het adviesbureau Hunneman Milieu Advies Raalte een vooronderzoek op standaardniveau en een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (kenmerk 2009663/am/lvh). De resultaten van het bodemonderzoek geven aan dat de boven- en ondergrond niet zijn verontreinigd voor de onderzochte stoffen. Het grondwater is licht verontreinigd met barium.

Op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek zijn er geen bezwaren voor een bestemmingsplanwijziging en voor het afgeven van een bouwvergunning, mits bij indiening van de bouwvergunning het bodemonderzoek niet ouder is dan vijf jaar.

5.1.3 Milieuzonering

Bij de ontwikkeling van gebieden wordt met behulp van de systematiek uit de VNG uitgave "Bedrijven en milieuzonering" (uitgave 2009), bepaald binnen welke straal bedrijven invloed hebben op de omgeving en met welke milieuaspecten (zoals geluid, gevaar, e.d.) rekening gehouden dient te worden.

Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG brochure "Bedrijven en milieuzonering", kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwetgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving (Wgv) of de veiligheidsregelgeving (Bevi/Revi). Deze wetgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van de aangevraagde ontwikkeling.

Voor de inventarisatie van bestemmingen in de omgeving van de planlocatie is onder andere veldonderzoek verricht. Het veldonderzoek bestaat uit een gevelinventarisatie en het ter plaatse vaststellen van het omgevingstype.


De planlocatie ligt in een rustige omgeving aan de rand van het dorp Ugchelen. Voor de betreffende planlocatie kan derhalve geen correctie ten opzichte van het referentie-omgevingstype "rustige woonwijk" uitgevoerd worden. Het verzoek betreft hier een milieugevoelige functie. Er is hier dus sprake van inwaartse milieuzonering.


Resultaat onderzoek

Binnen het onderzoeksgebied (à 100 meter rond het plangebied) is een aantal bedrijven en instellingen gelegen. Uit het onderzoek komen geen relevante percelen naar voren die een belemmering kunnen vormen voor de realisatie van een woning op de hoek Hoog Buurloseweg - Kleine Veldekster.

5.1.4 Geluidhinder

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedsfeer van verkeerswegen.

Wegverkeerslawaai

Algemeen

Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.

Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:

  • 1. wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
  • 2. wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 kilometer per uur;
  • 3. De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.

De betreffende weg is de Europaweg (N304) en de Rijksweg A1. Voor deze wegen doen zich geen van de genoemde uitzonderingen voor. Deze buitenstedelijke wegen hebben een geluidzone van resp. 200 en 400 meter. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening is ook de geluidbelasting van de (toekomstige) 30 km/u wegen Hoog Buurloseweg en Kleine Veldekster inzichtelijk gemaakt.


Voor de geprojecteerde woningbouw dient akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting plaats te vinden. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Indien de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 63 dB (Lden, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. De voorwaarde die de gemeente Apeldoorn hieraan stelt is dat er een ontheffingsgrond aanwezig is. De ontheffingscriteria zijn vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregel voor de voorkeurswaarden en de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting.


Resultaat onderzoek
In de rapportage d.d. 30 juli 2009, opgesteld door adviesbureau De Haan (rapportnummer 09.193) en opgenomen in bijlage 2 van de bijlagen bij de toelichting, is de geluidsbelasting ten gevolge van de gezoneerde wegen Europaweg (N304) de Rijksweg A1, en de niet gezoneerde wegen Hoog Buurloseweg en Kleine Veldekster berekend. Hieruit blijkt de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van de Europaweg en de Hoog Buurloseweg wordt overschreden. Maatregelen aan de bron zijn niet goed mogelijk en maatregelen in de overdracht stuiten op financiële en landschappelijke bezwaren en zijn evenmin voldoende om de geluidsbelasting op alle gevels terug te brengen tot de grenswaarde. De realisatie van de woning is derhalve alleen mogelijk na vaststelling van hogere waarden t.g.v. de Europaweg. Het ontheffingscriterium waarop in de aanvraag beroep gedaan kan worden is 'opvullen gat bestaande bebouwing'. Bij besluit van 25 mei 2010 is deze ontheffing verleend.

5.1.5 Luchtkwaliteit

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer (in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen). De Wet milieubeheer kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer.

De gemeenteraad kan een bestemmingsplan dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan c.q. de vrijstelling niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan c.q. de vrijstelling per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • het bestemmingsplan c.q. de vrijstelling niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.

Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen zoals bij ministeriële regeling is aangegeven, is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn onder meer woningbouwlocaties met niet meer dan 500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg.

Omdat hier sprake is van de bouw van één vrijstaande woning, kan nader onderzoek van de luchtkwaliteit achterwege blijven.

5.1.6 Externe veiligheid - Geen bevi-bedrijven in omgeving

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven. Ook kleinere bedrijven als LPG-tankstations, opslagen van bestrijdingsmiddelen, buisleidingen, transportactiviteiten en luchtverkeer zijn als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het Bevi heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken verplicht het Bevi gemeenten en provincies bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening afstand aan te houden tussen gevoelige objecten (zoals woningen) en risicovolle bedrijven.

Onderzoeksresultaten Besluit externe veiligheid inrichtingen

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven gelegen waarop het BEVI van toepassing is.

Buisleidingen

Op ruim 170 meter van de planlocatie is een aardgastransportleiding gelegen. Deze leiding is op zo'n afstand gelegen, dat deze niet van invloed is op de gewenste ontwikkeling van de planlocatie.

Transport gevaarlijke stoffen

Op 170 meter van de planlocatie is de provinciale weg Europaweg gelegen. De PR 10-6-contour op basis van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is niet aanwezig. Aan het Projectbureau Externe Veiligheid uit de Regio Stedendriehoek is advies gevraagd in het kader van het transport gevaarlijke stoffen, om het groepsrisico te berekenen en indien nodig te verantwoorden. Op 27 oktober 2009 is het advies ontvangen. Het volledige advies is in de bijlagen opgenomen.

In het advies worden de volgende conclusies getrokken:

- De planontwikkeling wordt niet belemmerd door de aanwezigheid van een plaatsgebonden risicocontour 10-6 per jaar;

- Het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van een risicobron;

- Er is derhalve geen toename van het groepsrisico ten gevolge van de planontwikkeling;

Het is niet noodzakelijk om de Commandant van de regionale brandweer (VNOG) in de gelegenheid te stellen advies uit te brengen over deze planontwikkeling.

Elektromagnetische straling

Hoogspanningslijnen

In de directe omgeving van de planlocatie zijn geen hoogspanningslijnen gelegen.

Zendmasten

De planlocatie is niet gelegen binnen de veiligheidscontour van een zendmast.