Plan: | Bestemmingsplan Vrijenbergweg 60 en 62 Loenen |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1076-onh1 |
Algemeen
Het Streekplan Gelderland 2005 (vastgesteld op 29 juni 2005) is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan.
Naast het generieke beleid, het beleid dat geldt voor de gehele provincie, wordt in het streekplan dan ook uitvoerig ingegaan op het regiospecifieke beleid.
Afbeelding 2.1 Provinciale beoordeling EHS
Het streekplan wijst het gebied aan als ecologische hoofdstructuur met nadere aanduiding "natuur". Hoewel dit niet direct blijkt uit bovenstaande kaart
Zoals blijkt uit de tevens op de kaart opgenomen contour ligt het plangebied wel buiten Natura 2000 (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden). Tenslotte is het perceel opgenomen in het Nationale Landschap Veluwe.
Ecologische Hoofdstructuur
Algemeen
In Gelderland is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in aanleg: een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen (zie themakaart 17 'Ecologische Hoofdstructuur'). Door de vergroting van natuurgebieden, de ontwikkeling van nieuwe natuurgebieden en de aanleg van ecologische verbindingszones ontstaat het beoogde samenhangende netwerk. Vergroting en verbinding zal bijdragen aan het oplossen van problemen op het vlak van verdroging, vermesting en versnippering. Het doel is om te komen tot duurzame populaties van kwetsbare planten- en diersoorten.
De EHS is sterk ruimtelijk structurerend en bepalend voor de ruimtelijke kwaliteit op provinciaal niveau. Ze maakt daarom onderdeel uit van het groenblauwe raamwerk. Binnen de ecologische hoofdstructuur geldt de 'nee, tenzij'-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Om te kunnen bepalen of de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied significant worden aangetast, moet het bevoegde gezag erop toezien dat hiernaar door de initiatiefnemer onderzoek wordt verricht. Om een zorgvuldige afweging te kunnen maken, heeft de provincie de te beschermen en te behouden wezenlijke kenmerken en waarden per gebied gespecificeerd.
Bestemmingsplanwijzigingen die leiden tot aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van de EHS-natuur kunnen door Gedeputeerde Staten alleen worden goedgekeurd als - naast het ontbreken van reële alternatieven en de aanwezigheid van redenen van groot openbaar belang - aantoonbaar in hetzelfde bestemmingsplan voorzieningen worden getroffen waarmee de schade zoveel mogelijk wordt beperkt door mitigerende maatregelen. Aan compensatie worden in het kader van de EHS de volgende voorwaarden gesteld:
Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan op deze regels afstemmen.
De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen Streekplan Gelderland 2005), streekplanuitwerkingen en –herzieningen. De verordening is slechts een juridische vertaling van dit beleid, er is geen nieuw beleid aan toegevoegd.
Gedeputeerde Staten stelden op 3 november 2009 het ontwerp van de Ruimtelijke Verordening Gelderland vast. Vervolgens lag het ontwerp van 16 november tot en met 14 december 2009 ter inzage. En op 15 december 2010 stelden Provinciale Staten de Ruimtelijke Verordening Gelderland vast. De Ruimtelijke Verordening Gelderland is op 2 maart 2011 in werking getreden.
Ecologische Hoofdstructuur
Artikel 19, eerste lid, van de provinciale Ruimtelijke Verordening stelt:
"In een bestemmingsplan worden in een gebied gelegen binnen de EHS geen bestemmingen toegestaan waardoor de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied, zoals aangegeven in de streekplanuitwerking “Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse ecologische hoofdstructuur” en het Waterplan Gelderland 2010 - 2015 significant worden aangetast."
Het plangebied valt geheel binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Zowel de planpercelen Vrijenbergweg 60-62 en Beekbergerweg 36 als de omliggende bosgebieden en agrarische percelen behoren tot de EHS-natuur. De ashram is een bestaande maatschappelijke voorziening binnen de EHS. Het streekplan hanteert als uitgangspunt voor dergelijke bestaande functie in EHS-natuur het 'nee tenzij' principe. Dit houdt in dat bestemmingsplanwijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij sprake is van zwaarwegende belangen en alternatieven ontbreken. Om deze 'nee, tenzij' benadering toe te passen is het nodig om te weten waar welke waarden en kwaliteiten van belang zijn. Hiervoor is de Streekplanuitwerking kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS opgesteld. Om vervolgens te kunnen bepalen of de wezenlijke kenmerken en waarden significant worden aangetast is onderzoek nodig.
Kernkwaliteiten
Rondom de planlocatie (Veluwe) zijn de volgende kernkwaliteiten gedefinieerd:
Voor de planlocatie geldt als natuurdoeltype (uit de Streekplanuitwerking Kernkwaliteiten en Omgevingscondities) EHS-Natuur: binnen een deelgebied met omvang van 16 ha droog bos van arme gronden (91 %).
Conclusies ten aanzien van voorliggende ontwikkeling
Ten aanzien van de Spelregels voor EHS heeft ambtelijk vooroverleg plaatsgevonden met de provincie Gelderland. De provincie geeft aan dat de ontwikkeling passend is, mits op goede wijze wordt voorzien in inpassing in de omgeving. Daarvoor is de volgende formulering bepaald:
Met de voorgenomen bebouwing neemt het percentage bebouwing op het perceel toe. Om de effecten van deze ontwikkeling in lijn te brengen met de doelstellingen van de EHS wordt gekozen voor de aanleg van een groenstrook langs het totale bouwperceel. Deze heeft vervolgens een zodanig oppervlak dat de bestemmingen "maatschappelijk" en "groen" gezamenlijk een bebouwingspercentage kennen dat gelijk is aan de huidige situatie voor planrealisatie.
De bestaande bebouwing op de planlocatie heeft een oppervlakte van circa 750 m2. Het perceel zelf heeft een oppervlakte van circa 6.400 m2, wat overeenkomt met circa 12% bebouwing. In de nieuwe situatie wordt circa 475 m2 aan bebouwing toegevoegd. Om vervolgens weer te komen tot een bebouwingspercentage van circa 12%, dient de oppervlakte van de bestemmingen "maatschappelijk" en "groen" gezamenlijk 10.470 m2 te bedragen. Er dient derhalve een groenstrook van 4.070 m2 gerealiseerd te worden. Deze is op de plankaart opgenomen.
De ontwikkeling heeft daarmee per saldo een positief effect op de doelstellingen van de Ecologische Hoofdstructuur.
Op basis van het voorgaande provinciale beleid kunnen enkele conclusies getrokken worden: