direct naar inhoud van 5.1 Milieuaspecten
Plan: Kruisweg 28 Beekbergen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1068-onh1

5.1 Milieuaspecten

5.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Hierbij dient te worden vermeld dat het gaat om vigerende bestemmingen en niet om nieuwe bestemmingen. Het betreft hier voornamelijk uitbreiding van de bebouwingsmogelijkheden t.b.v. een bedrijfshal voor het niet agrarische bedrijfsgedeelte met de bestemming "Bedrijf". Het agrarisch gedeelte van de inrichting met de bestemming Agrarisch gebied met landschappelijke waarde, nader aangeduid als klein agrarisch bedrijf maakt weliswaar geen deel uit van deze herziening, maar is wel relevant in het kader van de milieuzonering.

5.1.2 Bodem

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan 5 jaar oud zijn.

Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de bouwvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd.

Onderzoeksresultaten bodem

Op basis van het historisch bodembestand, het bedrijven/tankenbestand en het bodeminformatiesysteem is de locatie Kruisweg 28 onverdacht op het voorkomen van bodemverontreiniging. In december1996 is een nulsituatie onderzoek uitgevoerd op het huidige adres uitgevoerd (Boluwa, kenmerk 97278). De bovengrond is licht verontreinigd met minerale olie, EOX en PAK. De ondergrond is niet verontreinigd voor de onderzochte stoffen. Het grondwater is licht verontreinigd met zink. De bodemkwaliteit is voldoende gewaarborgd voor de gewenste bestemmingsplanwijziging.


Bij de bouw van nieuwe bouwwerken is bodemonderzoek noodzakelijk, als er structureel mensen in verblijven langer dan twee uur per dag en meerdere dagen in de week.
Voor het afgeven van een bouwvergunning zal er een vooronderzoek op standaardniveau conform NEN 5725 uitgevoerd moeten worden met aandacht voor asbest. Tevens zal er een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 uitgevoerd moeten worden. Als blijkt dat de locatie verdacht is op het voorkomen van asbest in de bodem, is het uitvoeren van een verkennend asbestonderzoek conform NEN 5707 noodzakelijk.

5.1.3 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden. Wanneer sprake is van omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende functies en richtafstanden met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Gezien de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen kent het gemengd gebied al een hogere milieubelasting. Dat rechtvaardigt het verlagen van de richtafstanden met één stap. De richtafstand van 30 meter voor een bedrijf in milieucategorie 2 kan dan bijvoorbeeld worden verkleind tot 10 meter en de richtafstand van 100 meter voor een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan verlaagd worden tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.

De onderstaande tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.

milieucategorie   richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk   richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  
4.2   300 m   200 m  
5.1   500 m   300 m  
5.2   700 m   500 m  
5.3   1.000 m   700 m  
6   1.500 m   1.000 m  

Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen gebieden met functiemenging zijn er milieubelastende en milieugevoelige functies die op korte afstand van elkaar zijn of worden gesitueerd. Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen.

De indices voor verkeer en visuele hinder

Niet alle milieuaspecten zijn uit te drukken in richtafstanden. Met name de milieuaspec-ten verkeersaantrekkende werking en visuele hinder worden kwalitatief beoordeeld en weergegeven met een index. De index loopt uiteen van 1 tot en met 3, met de volgende betekenis:

  • potentieel geen of geringe emissie of hinder;
  • index 2: potentieel aanzienlijke emissie of hinder;
  • index 3: potentieel zeer ernstige emissie of hinder.


Verkeersaantrekkende werking heeft betrekking op al het autoverkeer van en naar de in-richting. De index voor visuele hinder is een indicator voor de visuele inpassing van bedrijven.

Hiernaast gelden ten aanzien van bedrijven die onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen, deze Wet en haar uitvoeringsbesluiten als toetsingskader voor de toegestane bedrijfshinder.

Onderzoeksresultaten milieuzonering

Er is onderzoek gedaan naar de feitelijke invloed van de concrete gevestigde en te vestigen milieubelastende functies alsmede naar de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden. Het verzoek richt zich op aanpassing van de vigerende bestemming "Niet-agrarische bedrijven (maatbestemming: Bewerking, Groothandel, detailhandel rubbermatten, Detailhandel in ambulante goederen)". Deze in het noordelijk gedeeelte van het perceel gelegen bestemming wordt in dit bestemmingsplan omgezet in de bestemming Bedrijf. Deze bestemming vormt samen met de in het zuidelijk deel van het perceel gelegen agrarische bestemming op basis van de Wet milieubeheer één inrichting.

Op deze locatie bevindt zich thans derhalve een inrichting met de volgende (gewenste) activiteiten:

Binnen de nieuwe bestemming "Bedrijf" (noordelijk deel van het perceel).

  • rubberopslag en -bewerking
  • houtopslag en -bewerking
  • groothandel en detailhandel
  • en overige activeiten (zie hoofdstuk 3.3.)

De bedoeling is om met name de rubberopslag van buiten (ligt nu binnen de zuidelijke helft van het perceel met de agrarische bestemming) de naar binnen te brengen.

Binnen de te handehaven bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke waarde met nadere aanduiding klein agrarisch bedrijf" (zuidelijk deel van het perceel).

  • het fokken en ondergeschikt het houden en stallen van paarden.

Een uitvoerige beschrijving van de activiteiten is opgenomen in bijlage 1 bij de toelichting.

Onderzoeksmethodiek

Bij de ontwikkeling van gebieden wordt met behulp van de systematiek uit de VNG uitgave

'Bedrijven en milieuzonering' (uitgave 2009) bepaald binnen welke straal bedrijven invloed hebben op de omgeving en met welke milieuaspecten (zoals geluid, gevaar e.d.) rekening gehouden dient te worden. In de VNG uitgave zijn voor de diverse SBI-codes 2008 deze zogenoemde milieuzones bepaald ten opzichte van gevoelige functies zoals woningen, uitgaande van het referentie-omgevingstype 'rustige woonwijk'. Tevens is aangegeven voor welke milieuaspecten gecorrigeerd kan worden in geval van een ander omgevingstype.

Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwetgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving (Wgv) of de veiligheidsregelgeving (Bevi/Revi). Deze wetgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van de aangevraagde ontwikkeling.

Voor de inventarisatie van bestemmingen in de omgeving van de planlocatie is geen veldonderzoek verricht, aangezien er op dit moment nauwelijks activiteiten plaatsvinden op de locatie.

De planlocatie ligt in een gemengd gebied. De locatie ligt in de buurt van de snelweg A-1. Op basis van de gegevens van Rijkswaterstaat, heeft de planlocatie deels een gemiddelde geluidbelasting vanwege verkeer tussen de 55 en 59 dB en deels van 60 - 64 dB. Verder ligt in de directe omgeving een autosloopbedrijf. Hierdoor kan er worden gemotiveerd dat er hier sprake is van een gemengd gebied.

Voor de betreffende planlocatie kan derhalve een correctie ten opzichte van het referentie-omgevingstype 'rustige woonwijk/buitengebied' uitgevoerd worden voor het aspect geluid. De correcties zijn aangegeven in de factsheet (zie bijlage 1 bij de toelichting).

Inwaartse zonering:

Het plan heeft betrekking op het uitbreiden van een werkplaats/bedrijfshal binnen de bestemming "bedrijf". Een werkplaats/bedrijfshal is een geurgevoelig object op basis van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv).

Aangezien in naast gelegen het agrarisch bedrijfsgedeelte ook paarden worden gefokt en gehouden is hier sprake van een veehouderij. Deze werkplaats/bedrijfshal dient dan ook te worden aangemerkt als een geurgevoelig object bij een veehouderij. Aangezien er binnen 50 meter van de planlocatie geen veehouderijen zijn gelegen, zijn er hierdoor geen belemmeringen voor wat betreft inwaartse zonering.

Er is hiervoor bij dit advies uitgegaan dat de gehele locatie één inrichting ingevolge de Wet milieubeheer is. Afsplitsing van de afzonderlijke bedrijfsonderdelen is niet mogelijk zonder dat dit consequenties heeft voor de toepassing van de milieuwetgeving.

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven gelegen waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing is.

Voor de overige milieucompartimenten zijn er geen aspecten waar er sprake is van inwaartse zonering.

Uitwaartse zonering:

Voor de nieuwe bestemming van de planlocatie geldt een milieuzone van 50 meter (zie factsheet). De woningen Kruisweg 24 en Amerikaweg 12 bevinden zich derhalve gedeeltelijk binnen de geldende milieuzone. Er is hier uitgegaan van de feitelijke woningen en niet aan het bestemmingsvlak voor het wonen, aangezien het niet reëel is dat de woningen worden verplaatst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1068-onh1_0006.png"

fig. 5 50-meter milieuzones in de omgeving van de Kruisweg 28 te Beekbergen, rondom de feitelijk aanwezige woningen Kruisweg 24, Amerikaweg 10 en 12 en het bedrijfsgebouw aan de Arnhemseweg 449

5.1.4 Geluidhinder

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van een verkeersweg, de A-1, op ca. 160 tot 200 meter afstand. Daarom worden alleen de effecten van deze verkeersweg beschouwd. Er zijn geen wijzigingen of toevoegingen van geluidgevoelige bestemmingen aan de orde. Vigenerd is er binnen de niet agrarische bedrijfsbestemming al een bedrijfswoning toegestaan. Om die reden ontbreken belemmeringen op grond van de Wet Geluidhinder.

5.1.5 Luchtkwaliteit

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer (in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen). De Wet milieubeheer kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. Bij overschrijding van de plandrempel moet een plan worden opgesteld ter verbetering van de luchtkwaliteit. De plandrempel ligt boven het niveau van de grenswaarde en wordt jaarlijks aangescherpt tot de grenswaarde. In 2010 zijn de plandrempels gelijk aan de grenswaarden. De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer. Indien het uitoefenen van bevoegdheden, zoals het vaststellen van bestemmingsplannen, gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden eerst uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.

Bij ministeriële regeling (de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin (o.m.) het vaststellen van een bestemmingsplan in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:

  • woningbouwlocaties met niet meer dan 500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg;
  • woningbouwlocaties met niet meer dan 1.000 woningen en twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 33.333 m2 en één ontsluitingsweg;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 66.667 m2 en twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Wanneer een voorgenomen ontwikkeling niet onder de categorieën van gevallen valt, kan het bestuursorgaan op andere wijze aannemelijk maken dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van stoffen waarvoor grenswaarden gelden.

Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit

Het plan betreft niet de bouw van woningen/kantoren en heeft naar verwachting geen of slechts een beperkt effect op de aanwezige luchtkwaliteit. Geen belemmering derhalve.

5.1.6 Externe veiligheid - Geen Bevi-bedrijven in omgeving

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven. Ook kleinere bedrijven als LPG-tankstations, opslagen van bestrijdingsmiddelen, buisleidingen, transportactiviteiten en luchtverkeer zijn als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het Bevi heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken verplicht het Bevi gemeenten en provincies bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening afstand aan te houden tussen gevoelige objecten (zoals woningen) en risicovolle bedrijven. Het Bevi regelt hoe gemeenten moeten omgaan met risico's voor mensen buiten een bedrijf als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf. Daartoe legt het Bevi het plaatsgebonden risico vast en geeft het een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.

Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een Bevi-bedrijf geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente voor het toelaten van gevoelige functies.

Onderzoeksresultaten Besluit externe veiligheid inrichtingen

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven gelegen waarop het Bevi van toepassing is. Het Bevi vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Buisleidingen

Voor zover bekend liggen er in de directe omgeving van de planlocatie geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen.


Transport gevaarlijke stoffen

Op circa 160 meter van de planlocatie is de Rijksweg A-1 (autosnelweg) gelegen.

Een PR 10-6-contour op basis van de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is voor zover bekend niet aanwezig.

Het groepsrisico binnen 200 meter vanaf deze weg dient eerst te worden bepaald en mogelijk te worden verantwoord, wanneer de beoogde ontwikkeling leidt tot een toename van het aantal personen dat permanent, althans gedurende een groot deel van de dag aanwezig is binnen deze contour in woningen, bedrijven of kantoren.
Er is nieuw beleid op komst, namelijk het zogeheten Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) en het daaruit voortvloeiende basisnet. Het basisnet heeft alleen betrekking op de rijksinfrastructuur. In het basisnet worden, naast het reeds bestaande PR en GR, veiligheidszones en plasbrandaandachtsgebieden (PAG) geïntroduceerd.

De Rijksweg A-1 (autosnelweg) heeft op basis van het toekomstige beleid (Basisnet Btev) ter hoogte van de planlocatie geen veiligheidszone (bebouwingsvrije zone) maar wel een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter. De planlocatie is ruim buiten de veiligheidszone en het plasbrandaandachtsgebied gelegen.

Langs de A-1 liggen alleen zeer verspreid woningen en of locaties waar personen verblijven. Verder neemt als gevolg van dit plan het aantal personen niet toe. Derhalve zullen er geen belemmeringen zijn voor wat betreft het groepsrisico.

Elektromagnetische straling

In de directe nabijheid van de planlocatie bevinden zich geen hoogspanningsleidingen of mast(en) ten behoeve van het GSM/UMTS netwerken.

Conclusies

De bodemkwaliteit is geschikt voor het beoogde gebruik. Bij nieuwbouw van bouwwerken moet een bodemonderzoek worden uitgevoerd.

In verband met het feit dat er geen (wijziging of toevoeging van) geluidgevoelige bestemmingen aan de orde zijn bij deze planwijziging, zijn er geen belemmeringen op grond van de Wet Geluidhinder. Ook ten aanzien van luchtkwaliteit worden geen belemmeringen verwacht.

In verband met milieuzoneringen is de minimaal aan te houden afstand tot aan het perceel waar de planwijziging (met het gewenste gebruik) voor is aangevraagd 50 meter. Er is hier uitgegaan van de afstand tot de feitelijke woningen en niet tot aan het bestemmingsvlak voor het wonen, aangezien het niet reëel is dat de woningen worden verplaatst.

Wanneer de bestemming Bedrijf, die ook een bestaande bouwtitel voor één bedrijfswoning omvat, leidt tot een aanvraag om een vergunning voor een bedrijfswoning zullen de hiervoor genoemde milieuaspecten opnieuw beschouwd moeten worden en kan er aanleiding zijn om de beoogde plaats van die woning binnen de nieuwe bestemming in overleg met de initiatiefnemer dan nader te bepalen.

De vigerende agrarische bestemming aan de zuidkant van het perceel waarbinnen de paardenfokkerij is gelegen, maakt geen deel uit van dit bestemmingsplan.