direct naar inhoud van 2.2 Provinciaal beleid voor agrarische bedrijven
Plan: Bestemmingsplan Veldhuizen 10 en 24 Loenen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1064-onh1

2.2 Provinciaal beleid voor agrarische bedrijven

Voor het agrarische bedrijf in het plangebied geldt het specifiek, provinicaal beleid dat in de structuurvisie voor Loenen niet concreet aan de orde komt. Het gaat om het Reconstructieplan Veluwe en het Streekplan Gelderland 2005. Het agrarische bedrijf in het plangebied is een grondgebonden bedrijf, geen intensieve veehouderij.

Voor intensieve veehouderijen geldt het Reconstructieplan Veluwe. In het Reconstructieplan Veluwe is het plangebied gezoneerd als verwevingsgebied. Daar wordt de omschakeling van een grondgebonden bedrijf naar een intensieve veehouderij, binnen een bestaand bouwvlak, in principe mogelijk geacht. Uiteraard moet dat zich goed verhouden tot de ter zake doende omgevingsfactoren.

Voor de grondgebonden landbouw geldt het beleid uit het Streekplan Gelderland 2005. De grondgebonden landbouw speelt een belangrijke rol als beheerder van het landelijk gebied. De grondgebonden bedrijven dienen ruimte te krijgen om hun agrarische activiteiten uit te kunnen breiden. Bij de groei wordt op grond van wet- en regelgeving in het kader van milieu en dierenwelzijn winst geboekt. De groei wordt door het ruimelijke beleid gefaciliteerd.

Neveninkomsten uit andere bron dan voedselproductie kunnen voor een deel van de grondgebonden landbouwbedrijven belangrijk zijn voor vergroting van hun economische levensvatbaarheid. Bijkomend maatschappelijk voordeel is dat de, met de melkveehouderij en andere grondgebonden takken samenhangende landschappen kunnen worden onderhouden. De provincie wil daarom ruimte bieden aan niet-agrarische (neven)activiteiten.

Het Streekplan maakt het mogelijk om voor agrarische bedrijven in bestemmingsplannen te regelen dat bij recht maximaal 25% van het bebouwd oppervlak tot een maximum van 350 m² van de bedrijfsgebouwen te gebruiken is voor niet-agrarische nevenfuncties. Randvoorwaarde is dat de nevenfunctie qua oppervlak en inkomensvorming ondergeschikt moet blijven aan de hoofdfunctie.