direct naar inhoud van 5.1 Milieuaspecten
Plan: Bestemmingsplan Kanaaloevers Haven
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1038-onh1

5.1 Milieuaspecten

5.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

In het bestemmingsplan Kanaaloevers Haven worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het betreft hier een beheersplan voor bestaand 'stedelijk' gebied.

5.1.2 Bodem

Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.

Bij bouwactiviteiten is ook in het kader van de bouwvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd. Hierbij mogen bodemonderzoek niet ouder zijn dan 5 jaar.

In het verleden zijn er verschillende bodemonderzoeken verricht in het plangebied. In het plangebied historisch onderzoek uitgevoerd. De volgende locaties zijn potentieel verdacht voor bodemverontreiniging; Stationsstraat 132, 144 en 158, Griftstraat 27 en Griftstraat 22-24. Deze locaties vallen binnen het traject van het landsdekkend beeld en zullen in dat kader verder onderzocht en indien noodzakelijk gesaneerd worden. Ter plaatse van de Deventerstraat 46 (voormalige gasfabriek) is sprake van een geval van verontreiniging met PAK, aromaten en minerale olie in grond en grondwater. Deze verontreiniging is in opdracht van de provincie Gelderland functiegericht gesaneerd (besluit Gedeputeerde Staten van Gelderland d.d. 25 juni 2008, zaaknummer 2008-007859).

Dit bestemmingsplan maakt echter geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. De legaal aanwezige functies zijn positief bestemd. Daarom is het niet nodig onderzoek te doen naar de kwaliteit van de bodem en het grondwater.

5.1.3 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.


Als uitgangspunt voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke (indicatieve) richtafstand. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.


Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG brochure "Bedrijven en milieuzonering", kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwetgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving (Wgv) of de veiligheidsregelgeving (Bevi/Revi). Deze wetgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van de gewenste ontwikkelingen.


Rustige woonwijk

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. Om een goede milieu-zonering op te stellen is een analyse en beschrijving van de omgeving nodig. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden standaard ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.


Binnenstedelijk gebied

Naast het omgevingstype rustige woonwijk is er ook het omgevingstype binnenstedelijk gebied. De VNG-uitgave spreekt in dit verband over het omgevingstype gemengd gebied. Wanneer sprake is van omgevingstype binnenstedelijk gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies, voor met name het aspect geluid, met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Het aspect geluid is veelal het maatgevende aspect. Een binnenstedelijk gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype binnenstedelijk gebied. Gezien de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen kent het binnenstedelijk gebied al een hogere milieubelasting. Dat rechtvaardigt het verlagen van de richtafstanden met één stap. De richtafstand van 30 meter voor een bedrijf in milieucategorie 2 kan dan bijvoorbeeld worden verkleind tot 10 meter en de richtafstand van 100 meter voor een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan verlaagd worden tot 50 meter.

De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.

milieucategorie   richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk   richtafstand tot omgevingstype binnenstedelijk gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  
4.2   300 m   200 m  
5.1   500 m   300 m  
5.2   700 m   500 m  
5.3   1.000 m   700 m  
6   1.500 m   1.000 m  


Het systeem van richtafstanden gaat dus uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocaties en omgevingstype rustige woonwijk of binnenstedelijk gebied.


Functiemenging

Binnen binnenstedelijke gebieden kunnen milieubelastende en milieugevoelige functies op zeer korte afstand van elkaar gelegen zijn of worden gesitueerd. In deze gebieden is het niet goed mogelijk om het principe van functiescheiding toe te passen. Bij gebieden met een dergelijke functiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen.


De richtafstandenlijst uit de VNG-brochure is voor gebieden met functiemenging niet direct toepasbaar omdat er bij functiemenging geen sprake is van een scheiding tussen wonen en werken. Wel wordt deze lijst gebruikt als basis om te komen tot een lijst van gewenste bedrijvigheid in een bepaald gebied. De randvoorwaarden zoals deze zijn verwoord in de VNG-brochure worden daarbij gehanteerd:

  • 1. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • 2. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  • 3. activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  • 4. activiteiten met een hoge vervoersintensiteit moeten beschikken over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.


De gemeente Apeldoorn heeft daarnaast de volgende afspraken gemaakt:

  • 1. het gaat alleen om bedrijven in milieucategorie 2 (voor geluid) en maximaal milieucategorie 1 voor gevaar;
  • 2. het onderscheid tussen aanpandig of bouwkundig afgescheiden bouwen wordt losgelaten. Per geval zal gekeken moeten worden welke maatregelen nodig zijn om hinder van bedrijven ten opzichte van woningen zoveel mogelijk te voorkomen.


Gebiedstypering Kanaaloevers Haven
Het bestemmingsplangebied is gelegen tussen de doorgaande verkeersassen Stationsstraat aan de westkant, de Deventerstraat aan de noordkant en Kanaal Noord overgaand in de Kanaalstraat aan de oost- en zuidzijde. Het gebied heeft van oudsher een gemengd karakter en een rijk verleden als het gaat om wonen en werken. In het gebied zijn, naast wonen, kantoren, detailhandel, maatschappelijke doeleinden en gemengde bestemmingen gelegen. Door de ligging aan de rand van het centrum, de omsluiting door doorgaande verkeersassen en de aanwezigheid van kleinschalige bedrijvigheid kan het gehele gebied geclassificeerd worden als een binnenstedelijk gebied waar een hoger achtergrondniveau voor geluid te verwachten is. Dat betekent dat in het hele gebied een correctie voor het aspect geluid mogelijk is waardoor wonen en werken op kortere afstand van elkaar mogelijk is. Correcties voor de aspecten geur, stof en gevaar zijn echter niet mogelijk. Daarnaast zijn agrarische bedrijven verwijderd uit de lijst alsmede bedrijven met een grote verkeersaantrekkende werking omdat deze niet passend worden geacht voor dit gebied.


Langs de Stationsstraat wordt tevens functiemenging voorgestaan. Hier zijn milieubelastende en milieugevoelige objecten/functies naast elkaar of aanpandig mogelijk en wordt geen gebruik gemaakt van de richtafstanden. Hier te vestigen bedrijven moeten voldoen aan de randvoorwaarden zoals hierboven omschreven.


Onderzoeksresultaten milieuzonering

In dit bestemmingsplan ontstaan geen wijzigingen van milieuzoneringsgevoelige bestemmingen. De milieuzonering hoeft dan ook niet te worden herzien.

5.1.4 Geluidhinder

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai.

Onderzoeksresultaten geluidhinder

In dit bestemmingsplan ontstaan geen nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder. Er hoeft daarom niet getoetst te worden aan de normen.

5.1.5 Luchtkwaliteit

Voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn grenswaarden opgenomen in de Wet milieubeheer. De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer.


De wet kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. De plandrempel ligt boven het niveau van de grenswaarde en wordt jaarlijks aangescherpt tot de grenswaarde. In 2010 zijn de plandrempels gelijk aan de grenswaarden.
Bij overschrijding van de plandrempel moet een plan worden opgesteld ter verbetering van de luchtkwaliteit. Door de wetwijziging van 15 november 2007 is geen luchtonderzoek meer nodig voor plannen of activiteiten die slechts een beperkt effect hebben op de luchtkwaliteit. In de Ministeriële Regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' zijn deze situaties vastgelegd. Het betreft onder andere:

  • woningbouwprojecten met minder dan 1500 woningen en één ontsluitingsweg;
  • woningbouwprojecten met minder dan 3000 woningen en twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van maximaal 100.000 m2 en één ontsluitingsweg;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van maximaal 200.000 m2 en twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling;
  • een combinatie van wonen en werken volgens een bepaalde formule.


Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project niet in betekende mate bijdraagt, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven.

Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit

Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen en draagt dus niet in betekende mate bij aan de luchtverontreiniging. Nadere toetsing van het plan aan de Wet Luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het bestemmingsplan Kanaaloevers Haven.

5.1.6 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven. Ook kleinere bedrijven als LPG-tankstations, opslagen van bestrijdingsmiddelen, buisleidingen, transportactiviteiten en luchtverkeer zijn als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het Bevi heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken verplicht het Bevi gemeenten en provincies bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening afstand aan te houden tussen gevoelige objecten (zoals woningen) en risicovolle bedrijven. Het Bevi regelt hoe gemeenten moeten omgaan met risico's voor mensen buiten een bedrijf als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf.

Onderzoeksresultaten externe veiligheid

Besluit externe veiligheid inrichtingen

In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi. Het Bevi vormt geen belemmering voor de te ontwikkelen woningbouw.

Buisleidingen

In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen.

Elektromagnetische straling

In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen hoogspanningslijnen. Er zijn wel een aantal zendmasten in het plangebied aanwezig. Deze vormen echter geen belemmering omdat er sprake is van een bestaande situatie.

Transport gevaarlijke stoffen

In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen transportassen (weg en spoor) waarover significant transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.