direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kern Dinxperlo 2012, uitwerking vml. Ds.van Dijkschool
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0197.UP00002-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot een nieuw bestemmingsplan

In Dinxperlo zijn de afgelopen jaren de vier basisscholen samengevoegd in twee gebouwen. De Ds. van Dijkschool is samen met basisschool 't Welink opgegaan in de brede school "De Bosmark". Op de hoek Aaltenseweg/Welinkweg/ Europastraat is hiervoor een nieuw complex gebouwd. Op de vrijgekomen locatie aan de Maurits Prinsstraat is woningbouw voorzien. Met het oog op deze ontwikkeling is in het bestemmingsplan Kern Dinxperlo 2012 de locatie al bestemd tot "Wonen - uit te werken". De stedenbouwkundige uitwerking is gereed zodat het bestemmingsplan ook daadwerkelijk uitgewerkt worden. Het uitwerkingsplan voorziet daarin.

1.2 Begrenzing plangebied

Het terrein van de vml. Ds. van Dijkschool, de woningen Maurits Prinsstraat 10 en 12 en het perceel van de gesloopte woning Aaltenseweg 5A maken onderdeel uit van het plangebied dat globaal wordt begrensd door de Maurits Prinsstraat, Burg. Mr. Verbeekstraat, de Aaltensweg en Kulturhus Ons Huis.

Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.UP00002-VG01_0001.jpg"

Afbeelding 1 : situering plangebied

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

De gronden binnen dit plangebied zijn in het bestemmingsplan Kern Dinxperlo 2012 bestemd tot "Wonen - uit te werken 2". Dit bestemmingsplan is op 18 december 2012 door de gemeenteraad vastgesteld en op 26 februari 2013 onherroepelijk geworden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.UP00002-VG01_0002.jpg"

Afbeelding 2 : uitsnede vigerende bestemmingsplan Kern Dinxperlo 2012

De voor "Wonen - uit te werken 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor bewoning en daarbij behorende doeleinden, met de daartoe nodige grondgebonden en gestapelde woningen, ontsluitingswegen, parkeerplaatsen, groenvoorzieningen, infiltratievoorzieningen, water en bijbehorende bouwwerken en andere werken.

Met inachtneming van de volgende uitwerkingsregels kunnen burgemeester en wethouders deze bestemming uitwerken:

  • a. het aantal en type te realiseren woningen moet passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma
  • b. aan het uitwerkingsplan moet een stedenbouwkundig plan ten grondslag liggen waaruit de aanvaardbaarheid van de nieuwe bebouwing in relatie tot de omgeving blijkt
  • c. uit milieuoogpunt bestaan geen bezwaren tegen de ontwikkeling
  • d. binnen het plangebied dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid
  • e. in het uitwerkingsplan dient inzicht gegeven te worden in de uitkomsten van onderzoek naar hemelwaterinfiltratie en is gebleken dat de betreffende belangen in voldoende mate zijn verzekerd
  • f. in het uitwerkingsplan dient inzicht gegeven te worden in de financiële haalbaarheid van het plan en is gebleken dat deze is verzekerd

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie en analyse

2.1 Huidige situatie

Met ingang van het schooljaar 2012-2013 zijn de Ds. van Dijkschool en 't Welink gefuseerd en opgegaan in brede school De Bosmark. Kort daarna is het schoolgebouw, dat bijna 50 jaar dienst heeft gedaan, gesloopt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.UP00002-VG01_0003.jpg"

2.2 Ruimtelijke karakteristiek

Het gebied wordt omsloten door de Burg. Mr. Verbeekstraat, de Maurits Prinsstraat en de Terborgseweg. Straten met verschillende functies die elk een eigen invloed op het plangebied hebben. Het plangebied ligt dichtbij het centrum, met name aan de oostzijde zijn verschillende (centrum)voorzieningen. Aan de noord-, west en zuidzijde is overwegend sprake van woonbebouwing.
Dit alles maakt dat de locatie niet eenduidig te typeren is maar meer een overgang vormt tussen het centrum/aanloopgebied en de daaromheen liggende woonbuurten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.UP00002-VG01_0004.jpg"

Afbeelding - ruimtelijke karakteristiek

2.3 Verkeer en infrastructuur

2.3 Verkeer en infrastructuur

De Terborgseweg fungeert van oudsher als westelijke invalsweg van Dinxperlo en heeft daarom een functie als gebiedsontsluitingsweg. Dat betekent dat de weg een stroomfunctie heeft waar een maximumsnelheid van 50 km/u geldt. Vanwege de intensiteiten en verkeersbewegingen is een nieuwe aansluiting op deze weg niet gewenst. Niet alleen vanwege de stroomfunctie maar ook vanwege de bushalte en de nabijheid van de rotonde (Willem van Oranjeplein).


afbeelding "i_NL.IMRO.0197.UP00002-VG01_0005.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0197.UP00002-VG01_0006.jpg"

Terborgseweg Maurits Prinsstraat

Nadat de basisscholen St.Liborius en De Wegwijzer in een nieuw schoolgebouw zijn gehuisvest is de Maurits Prinsstraat ingericht als fietsstraat. Een fietsstraat is een straat waar zowel auto's als fietsen mogen rijden. Fietsers zijn daarbij vaak in de meerderheid en het autoverkeer wordt geacht zich aan te passen aan de fietsers. De auto is als het ware “te gast” op de fietsstraat dat in feite een gewone straat is met een speciale inrichting. Nieuwe ontsluitingen op een fietsstraat zijn niet uitgesloten maar dragen niet bij aan het karakter van een fietsstraat.
Aan de noordzijde van de MauritsPrinsstraat, grenzend aan het plangebied, liggen langsparkeerplaatsen die vooral ten behoeve van de school zijn benut.
De Burg.Mr. Verbeekstraat tenslotte is een woonstraat. Door het brede profiel wordt de weg ook gebruikt om te parkeren. Ter hoogte van het schoolterrein ligt een strook langsparkeerplaatsen. Deze strook deed ook dienst als standplaats voor taxibusjes.

2.4 Wonen

De woonbebouwing aan de Terborgseweg is divers. Vrijstaande woningen, enkele met een agrarisch karakter en een grillige positionering, worden afgewisseld met dubbele woningen evenwijdig en ook direct grenzend aan de weg. Allen hebben overwegend een lage goot en bestaan uit één bouwlaag met kap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.UP00002-VG01_0007.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0197.UP00002-VG01_0008.jpg"

Straatbeeld Terborgseweg

De Burg.Mr.Verbeekstraat is een rustige woonstraat met een wisselend bebouwingsbeeld. De oriëntatie en positonering is regelmatig. De bebouwing bestaat uit twee bouwlagen met kap (zadeldak). Aan de westzijde staan twee-onder-één-kapwoningen, de kap heeft een flauwe dakhelling waardoor de woning geen extra (zolder) verdieping heeft. Enkele woningen zijn wel 'opgetopt' met een volwaardige extra verdieping. Aan de oostzijde, direct grenzend aan het plangebied, staan twee rijtjes van vier woningen. Halverwege de straat in de bocht buigen de rooilijnen aan de westzijde van de straat af waarna deze in een haakse hoek bij elkaar komen. De hierdoor ontstane open ruimte bestaat uit voortuinen en parkeerplaatsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.UP00002-VG01_0009.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0197.UP00002-VG01_0010.jpg"

Straatbeeld Burg. Mr. Verbeekstraat

De bebouwing aan de Maurits Prinsstraat ter hoogte van het plangebied bestaat voornamelijk uit vrijstaande woningen. Het bebouwingsbeeld is divers: de meeste woningen hebben een lage goot met variatie in kaprichting en kapvorm (mansardekap, zadeldak, enkele met wolfseind). Op de kruising met de Burg. Mr. Verbeekstraat en de Molenstraat hebben enkele woningen een grotere bouwmassa (twee lagen met kap) en/of afwijkende bouwstijl (plat afgedekt).

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.UP00002-VG01_0011.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0197.UP00002-VG01_0012.jpg"

Straatbeeld Maurits Prinsstraat

2.5 Voorzieningen

Direct ten oosten grenst aan het plangebied Ons Huis met daarnaast een garagebedrijf. Er zijn plannen geweest om dit hele gebied (bestaande uit de Ds. van Dijkschool, Ons Huis en het garagebdrijf) te herontwikkelen. In dat kader zijn de woningen Terborgseweg 5A en Maurits Prinsstraat 10 en 12 aangekocht.
Inmiddels is gebleken dat deze totale herontwikkeling niet haalbaar is. Ons Huis wordt nu (gefaseerd) omgeturnd tot een Kulturhus. Op onderstaande impressie is de toekomstige situatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.UP00002-VG01_0013.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0197.UP00002-VG01_0014.jpg"

Ten westen van de kruising Molenstraat/Burg.Mr.Verbeekstraat liggen aan de Maurits Prinsstraat nog enkele panden met andere functies (café/zaalaccommodatie, kapsalon, kantoor, school).

2.6 Groen

Op enkele bomen na zijn in het plangebied zelf geen groenvoorzieningen aanwezig. Na de sloop van het gebouw en de voorzieningen is het terrein tijdelijk ingezaaid. In het bestaande plantsoentje aan de Burg. Mr. Verbeekstraat staat een waardevolle boom. Ook de rode beuk nabij Ons Huis is als waardevolle boom aangemerkt. Langs de Maurits Prinsstraat staan enkele bomen met heesters.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.UP00002-VG01_0015.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0197.UP00002-VG01_0016.jpg"

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft -voor zover relevant- de rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleidsnota's.

3.1 Rijksbeleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig" is in werking getreden op 17 december 2011. Hierna wordt kort de doelstelling van dit nieuwe beleid samengevat:

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid.

Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is nodig om die nieuwe aanpak vorm te geven. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen die onder andere ontstaan omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. De forse bezuinigingsopgave maakt dat er scherp geprioriteerd moet worden. De financiële middelen zijn de komende jaren beperkt en private investeerders zijn terughoudender. Hierdoor vertragen projecten, worden deze heroverwogen of zelfs gestopt. Daarnaast werkt de huidige wijze van financiering van gebiedsontwikkeling niet meer. Nieuwe verdienmodellen en andere kostendragers zijn nodig om gebiedsontwikkeling weer van de grond te krijgen. Tegelijkertijd vragen grote opgaven op het gebied van concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid & veiligheid om rijksbetrokkenheid.

De AmvB ruimte (Barro) bevat algemene regels voor bestemmingsplannen. Zo bepaalt het Barro onder meer dat bestemmingsplannen de doorvaart voor schepen niet mogen belemmeren als in het plan zich een vrijwaringszone van een rijksvaarweg bevindt. Verder staat eveneens in dit besluit dat bestemmingsplannen binnen reserveringsgebieden geen plannen mogen bevatten die uitbreidingen van het spoor belemmeren. Een bestemmingsplanwijziging mag ook geen belemmering bevatten voor het gebruik en geschikt maken van elektriciteitsproductieinstallaties, kernenergiecentrales, hoogspanningsverbindingen, buisleidingen, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), primaire waterkeringen (buiten het kustgebied) en het IJsselmeergebied.
In het plangebied is geen sprake van dit soort belemmeringen.

3.2 Provinciaal beleid

Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben op 29 juni 2005 het Streekplan Gelderland 2005 vastgesteld. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft dit de status van structuurvisie gekregen. Hierin is Gelderland onderverdeeld in een 'groenblauw' raamwerk, een 'rood' raamwerk en een multifunctioneel gebied. Het multifunctioneel gebied beslaat het grootste deel van de provincie. Dit gebied omvat de steden, dorpen, buurtschappen buiten de provinciaal ruimtelijke hoofdstructuur, waardevolle landschappen en het multifunctioneel platteland. In het provinciaal planologisch beleid wordt op deze gebieden geen expliciete provinciale sturing gericht.
De vitaliteit van de multifunctionele gebieden wordt bevorderd door planologische beleidsvrijheid voor samenwerkende gemeenten onder meer gericht op vitale steden en dorpen: elke regio heeft buiten een stedelijk netwerk of een regionaal centrum vele verspreid liggende steden, dorpen en buurtschappen die tezamen het voorzieningenniveau bepalen. In en bij deze bebouwde gebieden moet de regionale behoefte aan 'dorps' wonen geaccommodeerd kunnen worden.

Provinciale Staten hebben in december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. Door de verordening stelt de provincie algemene regels aan de inhoud, toelichting en/of onderbouwing van bestemmingsplannen. Deze regels kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, op delen daarvan of gebiedsgerichte thema's betreffen. In juni 2012 is een eerste herziening van de Ruimtelijke Verordening Gelderland door Gedputeerde Staten vastgesteld. Dit was nodig omdat de provinciale ruimtelijke verordening alleen nog ontheffingsbepalingen voor onverwachte situaties mag bevatten. Dit is een gevolg van de spoedwet ruimtelijke ordening (Wro). Op basis van de provinciale verordening is nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken toegestaan binnen bestaand bebouwd gebied.
Voor de periode tot 2020 bedraagt de verstedelijkingsopgave voor deze regio 5.900 woningen. Gemeenten en regio's krijgen een grote beleidsvrijheid om die verstedelijkingsopgave in te vullen. Het beleid voor woningbouw is in dat perspectief meer gericht op kwaliteit dan op kwantiteit, waarbij het accent van de provinciale beleidsambities overigens op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied ligt.

Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op een beperkt oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten "bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur" en het "organiseren in stedelijke netwerken". Bundelingsbeleid is een centraal uitgangspunt voor de wijze waarop in het Gelders ruimtelijk beleid wordt omgegaan met verstedelijking. Bundeling in Gelderland heeft tot doel:

a. handhaving/versterking van de economische en culturele functie van de steden;

b. behoud/versterking van het draagvlak voor stedelijke voorzieningen;

c. een gedifferentieerde bevolkingssamenstelling in steden bevorderen ter vermindering van probleemcumulatie;

d. kansen te bieden voor combinatie van arbeid/scholing, ontspanning en zorgtaken

e. optimale benutting van infrastructuur, kansen voor openbaar vervoer en fietsgebruik.

In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen 'bestaand bebouwd gebied' en 'stedelijke uitbreiding'. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn nodig:

a. een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte door fysieke aanpassingen.

b. het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en –knelpunten door een duurzame planontwikkeling.

c. door kwalitatief woonbeleid bevorderen dat woonmilieus en de kwaliteit van de woningen aansluiten op de vraag van de inwoners van Gelderland;

d. intensivering van het stedelijk grondgebruik, maar wel met behoud van karakteristieke elementen en zorgvuldig omgaan met open ruimten daarbinnen;

e. optimalisering van het gebruik van het bestaand bebouwd gebied: meer gebruik van de verticale dimensie (hoogte, diepte) en van de tijdsdimensie (meervoudig gebruik van dezelfde gebouwde ruimte).

Bij transformaties (functieverandering van plekken) in bestaand bebouwd gebied gelden de volgende aanknopingspunten:

a. bij gunstige openbaar vervoer locaties: passende publieksfuncties;

c. bij gunstige weglocaties: gemengde of specifieke (werk)functies (met goede wegontsluiting)

d. hinderlijke/verouderde werkfuncties in de woonomgeving transformeren naar woonfuncties.

3.3 Regionaal beleid

Regionale Woonvisie

De Regionale Woonvisie Achterhoek 2010-2020 is opgesteld om een regionaal antwoord te bieden op demografische en economische ontwikkeling: krimp, vergrijzing en de economische crisis. De nieuwbouwplannen in de regio overschreden de voorspelde behoefte fors. De woningbouwplannen moeten daarom naar beneden worden bijgesteld, waarbij het behoud van kwaliteit voorop staat. Het aantal te bouwen woningen in de komende periode is inmiddels regionaal teruggebracht tot 5.900 woningen.
In deze Regionale Woonvisie die door de gemeenteraad op 25 januari 2011 is vastgesteld wordt voor de gemeente Aalten uitgegaan van maximaal 835 woningen in die periode.

De zeer recente (evaluatie van de) Regionale Woonvisie - de Woonmonitor 2012- en het Achterhoeks Woonwensen en Leefbaarheidsonderzoek laten zien dat het accent de komende jaren (nog) meer komt te liggen op behoud van de vitale kernen (Aalten, Dinxperlo). Vanuit de woonagenda ligt het accent op het bouwen binnen de bebouwde kom van deze grotere kernen. Verder heeft verbouw de toekomst. Verder moet transformatie leiden tot een kwaliteitsimpuls, waarbij woningbouw niet altijd meer de belangrijkste oplossing is. Kwantitatief heeft ook een bijstelling plaatsgevonden. de 5.900 woningen worden in de periode tot 2025 voorzien.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Dinxperlo - De Heurne

De Structuurvisie die op 10 juli 2007 door de gemeenteraad is vastgesteld vormt de “rode draad” in het ruimtelijk beleid. Het geeft zowel de lopende ontwikkelingen weer, als een visie voor Dinxperlo en De Heurne op de langere termijn. Daarbij geeft het ook richting aan andere, sectorale plannen.

Er wordt grote waarde gehecht aan het benutten van vrijkomende locaties in de bestaande dorpskern van Dinxperlo. Enerzijds om de kwaliteit van het dorp op peil te houden, anderzijds omdat de uitbreidingsmogelijkheden van de kern beperkt zijn. Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik is daarom een belangrijk uitgangspunt in het beleid.

Het plangebied is op de structuurvisiekaart aangegeven als scholenlocatie en potentiële ontwikkelingslocatie. Inmiddels is duidelijk dat deze locatie niet meer in beeld is als scholenlocatie.

3.4.2 Woonvisie

Woonvisie Aalten 2010 tot 2020

De gemeenteraad heeft op 17 november 2009 de Woonvisie 2010 tot 2020 (“Goed wonen in een springlevende Gemeente Aalten“) vastgesteld. In de Woonvisie is uitgegaan van een toename aan de woningvoorraad met 1.000 woningen tot 2020. Vanuit de afspraken die in het kader van de Regionale Woonvisie zijn gemaakt is dit aantal teruggebracht tot maximaal 835 woningen in die periode.

Woningbouwplanning tot 2020
Als uitvloeisel heeft de gemeenteraad op 25 januari 2011 de woningbouwplanning tot 2020 bijgesteld. Grondslag is het maximale aantal tot 2020 toe te voegen woningen zoals afgesproken in de regionale woonvisie. In deze woningbouwplanning (die jaarlijks wordt gemonitord) is voor de locatie Ds. van Dijkschool rekening gehouden met 21 nieuwe woningen (6 nultreden, 11 rijwoningen en 4 vrijstaand/twee-onder-één-kap).

3.4.3 Denktank Dinxperlo

Als gevolg van de discussie over woningaantallen voor de kern Dinxperlo in de woningbouwplanning is in 2011 een Denktank Dinxperlo ingesteld die een toekomstvisie voor deze kern opstelt met als doel op termijn de leefbaarheid in het dorp te bewaren. De samenstelling van deze denktank was breed en vele geledingen van de lokale samenleving waren vertegenwoordigd. In een aantal sessies is gekomen tot een Toekomstvisie Dinxperlo waarbij het accent is komen liggen op het centrumgebied en op wat concrete locaties daarbinnen waar ontwikkelingen worden voorzien.

Voor de locatie Ds. van Dijkschool is de visie van deze Denktank als volgt:

  • Integrale herontwikkeling van autobedrijf Sloetjes tot en met Ds. van Dijkschool
  • Herontwikkeling moet mogelijk zijn in 3 fasen
  • Denkbare functies zijn: wonen, culturele of maatschappelijke functies (kulturhus) in diverse combinaties bespreekbaar
  • Stapelbouw is zeker denkbaar (ook in eerste fase)
  • Flexibel woningprogramma is vereist
  • Wellicht zou de locatie scoren voor provinciale subsidie
  • Minimaal 40 % locatie voor groen en parkeren (incl.achtertuinen)
  • Terrein eventueel tijdelijk voor parkeren gebruiken
  • Voorkeur voor centraal parkeren op binnenterrein
  • Ontsluiting vanaf Terborgseweg
  • Zo min mogelijk parkeren aan fietsstraat in elk geval geen gestoken parkeren
  • Geen ontsluiting van hof aan de Maurits Prinsstraat maar vanaf parkeerterrein, waarbij het wel mogelijk moet zijn om met de auto bij de voordeur te komen
  • Flexibel bestemmingsplan met doelgroep jongeren / starters en senioren

Stedenbouwkundige verkenning

Deze visie is verbeeld in een stedenbouwkundige verkenning die hieronder is opgenomen. Het betreft fase 1 (de vml. Ds. van Dijkschool) en een eindbeeld (integrale herontwikkeling, incl. Ons Huis en Sloetjes).

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.UP00002-VG01_0017.jpg"

Besluitvorming visie Denktank

Het college van B&W heeft op 17 april 2012 kennis genomen van de visie van de Denktank Dinxperlo en de hoofdlijnen van de visie onderschreven die bij de diverse uitwerkingen wordt betrokken.
Het college heeft wel enkele kanttekeningen geplaatst, onder meer dat de wensen t.a.v. de invulling van locaties erg concreet zijn en het visieniveau te boven gaan. De Denktank is meegegeven dat bij de concrete herontwikkeling van de locaties rekening wordt gehouden met de visie, maar dat beargumenteerd kan worden afgeweken wanneer de visie de herontwikkeling teveel beperkt.

In hoofdlijnen past de huidige planopzet in de visie van de Denktank. In de analyse (hfd. 2) en de planbeschrijving (hfd. 5) is verantwoord hoe tot deze huidige planopzet is gekomen waarbij ook wordt ingegaan op de onderdelen die afwijken van de visie (integrale ontwikkeling, ontsluiting).

3.4.4 Groenbeleidsplan

Het Groenbeleidsplan 2012 ("Ons Groen") is op 22 mei 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin is het beleid vastgelegd ten aanzien van o.a. groenstructuren, bomenbeleid, spelen en beeldkwaliteit.

In het groenbeleidsplan is een deel van het plantsoentje aan de Burg. Mr. Verbeekstraat aangewezen als Wijk groenstructuur. Wijkgroen is van betekenis voor de betrokken wijk of buurt waarin het ligt. Langs de Terborgseweg ligt een Hoofd bomenstructuur, langs de Maurits Prinsstraat een Wijk bomenstructuur. Langs de Burg. Mr. Verbeekstraat is een Verbinding Wijk bomenstructuur gewenst. Twee bomen in het plangebied zijn aangewezen als waardevolle boom.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.UP00002-VG01_0018.jpg"

Afbeelding : uitsnede Groenbeleidsplan

3.4.5 Welstandsnota

In de op 7 september 2010 door de gemeenteraad vastgestelde Welstandsnota is het plangebied gelegen in drie deelgebieden. Het vml. schoolterrein ligt in het gebied “Instituten/ groengebieden en sportcomplexen", de omliggende woonstraten in "historische bebouwingslinten en gemengde bebouwing" en de Terborgseweg in "historisch dorpsgebied".

Functie welstandsnota
Elk deelgebied heeft een concrete beschrijving van de locatie en de kenmerken van de bouwsteen waartoe het betreffende gebied behoort.Op basis van deze kenmerken is een helder toetsingskader voor welstand geformuleerd.
Voor het hele plangebied geldt een bijzonder toetsingsniveau. Dit betekent dat de gemeente de bijzondere kwaliteiten van het betreffende gebied wil behouden en/of verbeteren, ofwel een gebied met bijzondere kwaliteiten wil realiseren. Dat betekent voor nieuwe plannen, wijzigingen en toevoegingen dat deze een bijdrage dienen te leveren aan het gestelde doel. Het zijn de gebieden die van cruciale betekenis voor het totaalbeeld van de gemeente (bijvoorbeeld het centrumgebied en de toegangswegen tot de kern) zijn, of gebieden met een hoge cultuurhistorische waarde (bijvoorbeeld een beschermd stadsgezicht).

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.UP00002-VG01_0019.jpg"

Afbeelding : gebiedsindeling welstandsnota

Gebiedsbeschrijving
Omdat het gebied zijn functie als instituut (school) verliest is hieronder een beknopte weergave van het belangrijkste deelgebied ("historische bebouwingslinten en gemengde bebouwing") weergegeven.

"De historische linten van Dinxperlo zijn de oude doorgaande wegen die van oorsprong heel open waren, met af en toe en huis of boerderij erlangs. Door de uitbreiding van het dorp zijn deze wegen verdicht geraakt, waarbij het dichtst bij de kern ook de meeste bebouwing ontstaan is. De rooilijn van de panden is heel wisselend, terwijl de panden op zichzelf heel divers zijn. Behalve individuele panden bevinden zich er ook twee-onder-een-kap woningen, rijtjeswoningen en een enkel appartementencomplex. De linten verschillen in breedte en percentage nieuwere bebouwing. Naast de historische bebouwingslinten in Dinxperlo valt ook het gebied begrensd door het historische dorpsgebied en de verkeersroutes rond het centrum, de Nieuwstraat en Allee, binnen dit deelgebied. Het gebied kent een gevarieerde woonbebouwing uit verschillende stijlperioden, gecombineerd met openbare voorzieningen, scholen, enkele winkels en een groot woonzorgcentrum. Deze diversiteit in omvang, functies en voorkomen van de verschillende gebouwen is kenmerkend voor de schil rond het historisch centrum. De (semi-openbare) panden hebben alle een individueel karakter en een eigen uitstraling. In de straten met meer woonhuizen zijn meerdere typen per straat aanwezig, waarbij vele individueel zijn. Er komen echter ook wel twee-onder-een-kap of rijtjeswoningen voor.Deels zijn ze in dezelfde rooilijn gebouwd, maar over het algemeen varieert de rooilijn in de schil. Op bepaalde plekken staat de bebouwing ook scheef ten opzichte van de weg. Behalve bij de winkels en (semi-)openbare gebouwen zijn de meeste panden van de straat gescheiden door een voortuin van wisselende diepte. De panden zijn wel bijna allemaal straatgericht.

Het bebouwingsbeeld heeft een afwisselend karakter, mede als gevolg van de verschillende stijlperiodes waarin de panden zijn ontstaan. Traditionele kenmerken van de architectuur overheersen het wegbeeld. De oorspronkelijke bebouwing toont meestal duidelijke agrarische trekken.De hoofdmassa is eenvoudig van opzet. Kenmerkend zijn de dominante kap en de lage gootlijn. Tussen de agrarische bebouwing staan vrijstaande panden uit verschillende stijlperioden. De meeste panden zijn opgebouwd uit een of twee lagen met een stevige kap. Verschillende dakvormen komen naast elkaar voor en de nokrichting wisselt van richting. Karakteristieke details zijn plinten, kroonlijsten en soms speklagen, segmentbogen en luiken. Deze verschillen dragen in belangrijke mate bij aan de individualiteit van de panden en de afwisseling in het bebouwingsbeeld. Het gebruik van aardkleuren voor de hoofdmaterialen en een lichte kleur voor de kozijnen en lijsten overheerst. Deze overeenkomsten verzachten de verschillen tussen de verschillende panden. De meer planmatig aangelegde bebouwingslinten, die in een kortere periode zijn ontstaan, tonen een grotere samenhang in massa, stijl, dakvorm en kaprichting.

Waarden, niveaus en criteria historische bebouwingslinten en gemengde bebouwing
Criteria worden altijd gehanteerd in combinatie met de beschreven kenmerken. Die kenmerken worden beschreven die van waarde worden geacht. Deze vormen het toetsingskader voor de historische bebouwingslinten. Bij nieuwbouw gelden de eigen stijlkenmerken als criterium. Deze dienen wel overeen te stemmen met de historische kenmerken van de omgeving. Voor wijzigingen en toevoegingen geldt het hoofdgebouw als criterium en in tweede instantie de bebouwing in de directe omgeving. Dit houdt geenszins in dat nieuwe ingrepen van enige omvang geen eigen gezicht mogen hebben. Een goed ontwerp is meer dan kijken naar het hoofdgebouw en de omgeving. De bestaande omgeving is immers ook gegroeid en gevarieerd. Voor dit gebied geldt een bijzonder toetsingsniveau, omdat deze gebieden primair het beeld van de kern bepalen. De historische kenmerken vragen om speciale aandacht. Vooral bij wijzigingen aan bestaande gebouwen met historische kenmerken wordt daarop gelet. Daarbij gaat het om de in het zicht komende zijden (voorerfgebied). Aan de achterzijde (achtererfgebied) vindt reguliere toetsing plaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.UP00002-VG01_0020.jpg"

Hoofdstuk 4 Onderzoeksresultaten

4.1 Water

Het waterbeleid is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het Waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een drietal hoofdthema's.
Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema Watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'Vasthouden - Bergen - Afvoeren'. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt 'stand still - step forward'. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft Waterschap Rijn en IJssel naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.
Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is meer ruimte nodig voor het waterbeheer van de toekomst. Ook op andere terreinen, zoals recreatie, wonen en landbouw speelt water een centrale rol. Het waterschap wil in het watertoetsproces vroegtijdig meedenken over de rol van het water in de ruimtelijke ontwikkeling en wil samen met de gemeente op zoek naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.

Watertoetstabel

Thema   Toetsvraag   Rele-
vant  
Inten-
siteit  
Veiligheid
 
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire
waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?  
Nee


Nee  
2


2  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap?  
Nee

Nee

Nee  
2

1

1  
Wateroverlast (oppervlakte-water)
 
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Nee

Ja

Ja

Nee  
2

1

1

1  
Oppervlakte-
waterkwaliteit  
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?   Nee
 
1  
Grondwater-
overlast  
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Is in het plangebied sprake van kwel?
3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?
4. Beoogt het plan aanleg van drainage?  
Nee

Nee
Nee

Nee  
1

1
1

1  
Grondwater-
kwaliteit  
Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   Nee   1  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
Nee


Nee  
1


2  
Volksgezondheid
 
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Nee

Nee  
1

1  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?  
Nee

Nee

Nee

Nee  
2

2

1

1  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied?   Nee   1  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?  
Nee  

2  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Nee   1  

De gemeente houdt rekening met de wateropgaven en volgt daarbij zoveel mogelijk het beleid van het Waterschap Rijn en IJssel. Bij de waterafvoer wordt gekeken naar de "afkoppelbeslisboom" uit de nota "Omgaan met regenwater in (nieuw) stedelijk gebied" van het Waterschap Rijn en IJssel. Deze nota geeft ook een handreiking voor het ontwerp van infiltratie- en retentievoorzieningen.

Riolering en afvalwaterketen 

Het afvalwater neemt -ten opzichte van de voormalige situatie van school met schoolplein- toe door de ontwikkelingen in dit plan. Het afvalwater wordt afgevoerd naar het gemengde stelsel van de gemeente Aalten. Het rioolsysteem is van voldoende omvang om hierin te voorzien.

Wateroverlast en infiltratie/berging van het hemelwater. 

Om wateroverlast, kwantitatief en kwalitatief, nu en in de toekomst te voorkomen wordt het regenwater zo veel mogelijk in de bodem geïnfiltreerd, volgens de trits vasthouden-bergen- afvoeren. Het plangebied biedt mogelijkheden voor infiltratie op eigen terrein. Op de kavels wordt uitgegaan van een bergingscapaciteit van minimaal 36 mm per vierkante meter verhard oppervlak. In de openbare ruimte worden infiltratievoorzieningen aangelegd (infiltratiekratten onder de verharding/parkeerplaatsen).

4.2 Bodem

Voordat een bestemmingsplan wordt vastgesteld, moet aangetoond zijn dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik.

Voor de locatie is daarom een nader bodemonderzoek uitgevoerd (verkennend bodemonderzoek, Duolocaties basisscholen Nieuwstraat en Maurits Prinsstraat te Dinxperlo, BOOT organiserend ingenieursburo, ME08164, d.d. 16 juli 2008). Bij dit onderzoek is in de vaste bodem een sterke verontreiniging met PAK aangetroffen:

Deellocatie B, Maurits Prinsstraat 12 en 18 (boring 45, 46 en 47)
Ter plaatse is PAK in een sterk verhoogd gehalte aangetroffen (> interventiewaarde). Op basis van de zintuiglijke waarnemingen is het de verwachting dat ter plaatse van boring 46 mogelijk eveneens een interventiewaarde overschrijding aanwezig is. In het horizontale vlak is de sterke verontreiniging (> interventiewaarde) op het perceel nagenoeg volledig afgeperkt en beslaat een oppervlakte van ca. 70 m2. In het verticale vlak is de verontreiniging afgeperkt en beslaat de bodemlaag van 0,40 – 1,0 meter minus maaiveld. In totaal is minimaal 325 m³ grond matig verontreinigd (concentratie groter dan tussenwaarde en kleiner dan interventiewaarde) aanwezig, waarvan 42 m³ sterk verontreinigd is.

Deellocatie B, Maurits Prinsstraat 10 (boring 18)
Ter plaatse is PAK in een matig verhoogd gehalte aangetroffen (>tussenwaarde). In het horizontale en verticale vlak is de matige verontreiniging afgeperkt en beslaat een oppervlak van ca. 50 m². In het verticale vlak is de verontreiniging afgeperkt en beslaat de bodemlaag van 0 – 0,50 meter minus maaiveld. In totaal is ca. 25 m³ matig verontreinigde grond aanwezig.

Deellocatie B, Maurits Prinsstraat 10 (boring 05)
Ter plaatse is PAK in een matig verhoogd gehalte aangetroffen (>tussenwaarde). In het horizontale en verticale vlak is de matige verontreiniging afgeperkt en beslaat een oppervlak van ca. 35 m². In het verticale vlak is de verontreiniging afgeperkt en beslaat de bodemlaag van 0,40 – 0,90 meter minus maaiveld. In totaal is ca. 18 m³ matig verontreinigde grond aanwezig.

Algemeen
De verontreiniging met PAK is naar alle waarschijnlijkheid te relateren aan de bijmenging van puin en kolengruis in de bodem en is naar alle waarschijnlijkheid veroorzaakt door de activiteiten van het aannemersbedrijf. In het horizontale vlak is de sterke verontreiniging (> interventiewaarde) op het perceel volledig afgeperkt en beslaat een oppervlakte van ca. 70 m2. In het verticale vlak is de sterke verontreiniging aanwezig in het traject van 0,4 - 1,0 meter minus maaiveld en is volledig afgeperkt. In totaal is minimaal 42 m³ sterk verontreinigd en minimaal 335 m³ matig verontreinigde grond (concentratie groter dan tussenwaarde en kleiner dan interventiewaarde) aanwezig.
De verontreiniging is al afgebakend tot tussenwaardeniveau. Waarschijnlijk is de gehele locatie tenminste licht verontreinigd. Dit blijkt uit de analyseresultaten van het verkennend bodemonderzoek en onderhavig bodemonderzoek.
Op basis van de uitgevoerde risicobeoordeling is vastgesteld dat er een onaanvaardbaar risico voor de ecologie op de locatie aanwezig is. Als gevolg van dit risico dient de ernstige verontreiniging met spoed gesaneerd te worden. Aangenomen wordt dat tijdens de voorgenomen werkzaamheden de verontreiniging wordt verwijderd of afgedekt. Aanbevolen wordt om in overleg met het bevoegd gezag de te nemen maatregelen af te stemmen.

De conclusie van het onderzoek wordt wat betreft de risicobeoordeling niet gedeeld. Inmiddels is duidelijk dat de vervuiling wordt afgegraven en afgevoerd. De saneringskosten zijn in beeld gebracht en in de exploitatie opgenomen.

In de bijlage is het complete bodemonderzoek opgenomen.

4.3 Archeologie

Op 16 februari 2010 heeft de gemeenteraad de Cultuurhistorische inventarisatie, waarden-, verwachtingen- en maatregelenkaart als basis voor het archeologiebeleid van de gemeente Aalten vastgesteld. Vestigia BV Archeologie & Cultuurhistorie heeft een archeologische en cultuurhistorische inventarisatie voor het gehele grondgebied van Aalten uitgevoerd en deze aansluitend vertaald naar een archeologische waarden- en verwachtingenkaart en een daarop gebaseerde archeologische maatregelenkaart. Op de maatregelenkaart is de gemeente Aalten verdeeld in 8 categorieën waaraan maatregelen zijn gekoppeld.
Het plangebied is op de archeologische maatregelenkaart aangeduid als een gebied met een lage archeologische verwachting. Deze gebieden kenmerken zich vaak door een relatief hoge grondwaterstand, of een toplaag met hoog organisch stofgehalte die pas relatief kort geleden ontstaan is. Mogelijke behoudenswaardige resten uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd zijn schaars. Er is een verplichting tot archeologisch vooronderzoek bij ingrepen groter dan 5.000 vierkante meter en dieper dan 50 centimeter. Het terrein is voor een groot deel al geroerd (geweest) door de inmiddels gesloopte bebouwing. Voor het resterende deel geldt dat de ingreep niet groter is dan 5.000 m² en niet dieper dan 50 cm waardoor geen archeologisch vooronderzoek nodig is.

4.4 Geluid

Wegverkeerslawaai
Op de Terborgseweg geldt een maximale snelheid van 50 km/h geldt. Dat betekent dat de weg een geluidzone heeft. De nieuwe woningen komen binnen deze zone te liggen. De andere wegen in de omgeving zijn '30 km wegen' en hebben geen zone.
Uit een akoestische toets is gebleken dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB (op 4,5 m +mv) op circa 50 meter uit het hart van de Terborgseweg ligt. Dat betekent dat uitsluitend voor de kavel direct aan de Terborgseweg de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Eventuele nieuwbouw op dit perceel is een vervanging van een gesloopte woning en tevens het opvullen van een open plek tussen bestaande woningen. Om die reden kan een hogere waarde worden vastgesteld overeenkomstig het beleid van de gemeente Aalten. Dit besluit wordt tegelijkertijd met dit bestemmingsplan voorbereid. De akoestische berekening is als bijlage bij dit plan gevoegd.

Bedrijven en milieuzonering

Wanneer een plan nieuwe functies mogelijk maakt die de omgeving nadelig kunnen beïnvloeden, moet worden aangetoond dat dit niet tot onaanvaardbare situaties lijdt. Anderzijds mogen bestaande activiteiten in de omgeving niet worden belemmerd door de ontwikkelingen die met het plan mogelijk worden gemaakt


Het plan voorziet in een gevoelige functie (wonen). Wat betreft de aanbevolen afstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies (zoals wonen) is de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' geraadpleegd. Hierin worden richtafstanden voor zowel het omgevingstype 'gemengd gebied' als 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied' aanbevolen. Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een rustige woonwijk en buitengebied komen vrijwel geen andere functies voor. De richtafstanden gelden voor een gemiddeld nieuw bedrijf en gaan uit van het gebiedstype 'rustig woongebied'. Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden worden verminderd. De afstand wordt gemeten vanaf het op de verbeelding aangeduide deel voor de bedrijfsmatige activiteit tot aan de gevel van nieuwe of bestaande woningen gelegen buiten betreffend perceel.

Het plangebied ligt in een omgeving die als gemengd gebied kan worden getypeerd. Het ligt aan de Terborgseweg (historische invalsweg), aangrenzend aan centrumvoorzieningen (o.a. Kulturhus) en ook in nabijheid van het centrum. Het Kulturhus heeft de grootste invloed op het plangebied. De overige functies liggen op grotere afstand.

  Categorie   Richtafstand rustige woonwijk   Richtafstand
gemengd gebied  
Werkelijke
Afstand  
theaters, schouwburgen, concertgebouwen / buurt- en clubhuizen   2   30 m   10 m   ca. 20 m  

Hieruit blijkt dat kan worden voldaan aan de richtafstanden voor gemengd gebied en er in beginsel sprake kan zijn van een goed woon- en leefklimaat.

De activiteiten in het Kulturhus moeten voldoen aan de geluidsnormen uit het Aktiviteiteitenbesluit. Als het buitenterrein ook deel uit maakt van de inrichting (het Kulturhus in dit geval) dan gelden die normen daar ook voor, tenzij dat buitenterrein grenst aan de openbare weg en niet als een binnenterrein kan worden beschouwd.
Om een indicatie te krijgen van de geluidsbelasting is daarom een globale berekening gemaakt, met name gericht op geluid afkomstig van de buitenruimte.
Uit de berekening (zie bijlage) komt naar voren dat wanneer er een afschermende voorziening met een hoogte van ten minste 2,5 m wordt gerealiseerd, er sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat. Dit uitwerkingsplan voorziet erin dat eerst een afschermende voorziening moet worden gerealiseerd voordat de nieuwe woning in gebruik mag worden genomen.

4.5 Luchtkwaliteit

Vanaf 15 november 2007 is de wetgeving op het gebied van luchtkwaliteit gewijzigd en is sindsdien opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). Deze wijziging wordt ook wel kortweg de Wet Luchtkwaliteit 2007 genoemd. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Voorliggend plan betreft de ontwikkeling van ca. twintig woningen op een voormalige schoollocatie. Een woningbouwontwikkeling valt onder de Regeling NIBM (niet in betekende mate) indien er sprake is van max. 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg.
Als een beoogd plan in de categorie NIBM valt, hoeft geen nader onderzoek plaats te vinden en mag er zonder meer vanuit gegaan worden dat het project NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In voorliggend plan wordt aan de voorwaarden voldaan. Daarom draagt het plan 'niet in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit en hoeft geen nader onderzoek naar luchtkwaliteit niet te worden uitgevoerd.

4.6 (Externe) veiligheid

In of in de directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven of functies gelegen die een risico vormen in het kader van externe veiligheid. Ook zijn er geen wegen die zijn aangewezen als route voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook is geen sprake van hoogspanningsleidingen, hoge druk aardgasleiding of buisleidingen of andersoortige leidingen die een risico vormen.

4.7 Flora en fauna

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden in en om het plangebied. Voordat ontwikkelingen mogen plaatsvinden moet eerst onderzoek plaats te vinden in het kader van de Natuurbeschermingswet (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en eventuele andere betrokken natuurregelgeving.

Gebiedsbescherming
Het plangebied bevindt zich niet in de buurt van de Ecologische Hoofdstructuur en ligt niet in / of in de buurt van een speciale beschermingszone als bedoeld in de Vogel- en/of Habitatrichtlijn en ook niet in de nabijheid van een gebied dat is aangewezen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998.

Soortenbescherming
Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.
Het plangebied was in gebruik t.b.v. een school met bijbehorende voorzieningen. Na sloop van het pand en het verwijderen van alle verhardingen en opstallen is het terrein ingezaaid. Bebouwing van het terrein zal geen negatieve effecten opleveren. De bestaande waardevolle bomen blijven gehandhaafd.

Conclusie
Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor het plan.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Algemeen

In de huidige tijd is het bij gebiedsontwikkeling niet gewenst om met een zogenaamd stedenbouwkundig eindplan en gedetaileerd bestemmingsplan te werken. Flexibiliteit is een voorwaarde om in te kunnen spelen op gewijzigde marktomstandigheden. Aan de andere kant is het met name voor omwonenden van belang dat een plan voldoende rechtszekerheid biedt. Bij dit plan is daarom gekozen om stedenbouwkundige randvoorwaarden te stellen, aangevuld met enkele beeldkwaliteitseisen. Dit biedt houvast maar geeft ook ruimte om in te spelen op de marktvraag.

Uit de inventarisatie en analyse die in hoofdstuk 2 is beschreven volgen ruimtelijke uitgangspunten die leiden tot stedenbouwkundige randvoorwaarden die nodig zijn voor een goede stedenbouwkundige inpassing. Deze meest essentiële onderdelen hieruit worden ook vertaald in de juridische onderdelen van dit uitwerkingsplan (regels en verbeelding).

Daarnaast gelden enkele ruimtelijke ambities die meer richtinggevend zijn. Het geeft aan welke ambitie wordt nagestreefd maar biedt voldoende ruimte voor een eigen invulling . Deze ambities krijgen met name vorm via een beeldkwaliteitsparagraaf.

5.2 Ruimtelijke uitgangspunten

Uit de analyse volgen de volgende ruimtelijke uitgangspunten: 

  • een flexibel woonprogramma waarbij in de huidige markt met name behoefte lijkt te zijn aan senioren- en starterswoningen
  • ontsluiting via de Burg. Mr. Verbeekstraat; niet via de Terborgseweg en bij voorkeur ook niet via de Maurits Prinsstraat;
  • zorgvuldige aansluiting op omringende (woon)buurten
  • rekening houden mét en inspelen óp de ontwikkelingen rondom het Kulturhus:
    - rekening houden met woon- en leefklimaat (voldoende afstand i.v.m. zonering)
    - geen 'rug-aan-rug-situatie' zoals op dit moment maar integratie
  • behoud en inpassing van waardevolle bomen

5.3 Stedenbouwkundige randvoorwaarden

Deze uitgangspunten zijn hieronder verbeeld. In dit model is een proefverkaveling opgenomen. Deze verkaveling vormt dus niet het eindplaatje maar geeft inzicht in de mogelijkheden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.UP00002-VG01_0021.jpg"

Stedenbouwkundig model met proefverkaveling

Structuur
De bebouwing is georiënteerd op de bestaande wegen. Door de diepte van het plangebied resteert een binnenterrein dat bebouwd kan worden. Dit binnengebied wordt vanaf de Burg. Mr. Verbeekstraat ontsloten waarbij de aansluiting wordt gemarkeerd door een plantsoentje waarin de bestaande bomen gehandhaafd blijven en er ruimte is voor enkele parkeerplaatsen. Het woonstraatje wordt begeleid door bebouwing en loopt over in het entreegebied voor het Kulturhus. Deze overgang wordt gemarkeerd door de bestaande boom die gehandhaafd wordt. Het entreegebied zorgt voor optimale aanhechting op het nieuwe woonbuurtje en neemt een centrale positie in met (langzaam verkeer) verbindingen richting de Terborgseweg en de Maurits Prinsstraat.


Bebouwing
In de Maurits Prinsstraat wordt aangesloten bij de bestaande bebouwing in dit historisch lint. Dat betekent een lage goothoogte en een beperkte bouwmassa en korrelgrootte (maximaal 3 woningen aanéén). De kavel(s) op de kruising Maurits Prinsstraat / Burg. Mr. Verbeekstraat vraagt om een verbijzondering. Dit kan door een afwijkend bouwtype of een bebouwingsaccent, een dubbele oriëntatie is in ieder geval vereist.
Het nieuwe bouwblok in de Burg. Mr. Verbeekstraat vormt 'de kop' van het 'bebouwingslint' dat het nieuwe woonstraatje begeleidt. Om de gevelwand te breken zijn rijtjes van max. vier aaneengesloten woningen toegestaan.
Aan de Terborgseweg is -zoals voorheen- bebouwing in het bebouwingslint mogelijk.


Entreegebied Kulturhus
Het entreegebied heeft directe (fiets-/voet) verbindingen met de Terborgseweg en de Maurits Prinsstraat. Op deze wijze is zowel het plangebied als het Kulturhus optimaal verbonden met de omgeving. Het entreegebied wordt begrensd door de nieuwe entreepartij van het Kulturhus. Op de erfgrenzen met de aangrenzende woningen wordt een tuinmuur geplaatst en is ruimte voor een bijgebouw (berging) voor het kulturhus. Dit zorgt ervoor dat het entreegebied een meer besloten karakter krijgt en fungeert tegelijk als geluidwerende voorziening richting de nieuwe woningen.

5.4 Beeldkwaliteit

Bebouwing
De uitstraling van het woonbuurtje sluit aan op het dorps karakter van Dinxperlo. De woningen voegen zich als vanzelfsprekend binnen de bestaande woonstraten. De architectuur wordt op straatniveau op de omgeving afgestemd. Dat voorkomt dat de invulling van het nieuwe woonbuurtje 'projectmatig' wordt benaderd en een seriematige uitstraling krijgt waardoor het als zelfstandige woonbuurt binnen het gevarieerde, bestaande bebouwingsbeeld in de omgeving zou functioneren. De samenhang wordt verkregen door toepassing van bij elkaar passende en op elkaar afgestemde materialen en kleuren te gebruiken.

Aan de Maurits Prinsstraat hebben de woningen een eenvoudige hoofdmassa, dominante kap en lage gootlijn. Een onderbreking c.q. accent is gewenst om het afwisselende bebouwingsbeeld in de straat te versterken. Bijvoorbeeld via langskap met dwarskap. De bebouwing op de hoekkavel is tweezijdig georiënteerd (overhoeks ontwerpen) en wordt verbijzonderd, bijvoorbeeld door bebouwingsaccenten en/of hogere goot- en of noklijn. Bijgebouwen en erfafscheidingen worden hier achter de voorgevel(s) geplaatst.

De woningen aan de Burg. Mr. Verbeekstraat voegen zich zowel in het bestaande straatbeeld maar vormen ook de overgang naar de woningen in het nieuwe woonstraatje dat centraal in het gebied ligt. Dit straatje zorgt nadrukkelijk voor de relatie met het naastgelegen Kulturhus waarbij informele (voetgangers)doorsteken zorgen voor een goede aanhechting op de omgeving. Het levendig karakter van dit straatje komt tot uiting in de bebouwing dat een speels karakter krijgt. Bijvoorbeeld door verspringende voorgevelrooilijn(en), afwijkend kleurgebruik en/of een wisselende gevelindeling.

Zijgevels georienteerd op de openbare ruimte hebben aandacht, 'dode gevels' richting de openbare ruimte worden voorkomen.

Erfafscheidingen

Erfafscheidingen die aan de openbare ruimte grenzen worden 'meeontworpen' met de bebouwing of krijgen een groene uitstraling (groeischermen met beplanting of hagen).

Openbare ruimte

Het nieuwe woonstraatje kent een standaardprofiel (ca.4,5 meter), dat bij de parkeerplaatsen breder uitloopt en uiteindelijk overgaat in de entreezone van het Kulturhus. Het plantsoentje markeert de entree. De parkeerplaatsen zijn geclusterd met enkele groene tussenruimtes zodat een te overheersend beeld van geparkeerde auto's wordt doorbroken. Onderzocht wordt of de mozaïeken van de gesloopte Ds. Van Dijkschool geïntegreerd kunnen worden in het gebied. Mogelijk kunnen deze een plek krijgen in een erfafscheiding, het plantsoentje of nabij het Kulturhus. Om een rustig straatbeeld te creëren worden (privé)voortuinen in het nieuwe woonstraatje zo beperkt mogelijk gehouden en hebben deze een groene uitstraling. Één uniforme (groene) afscheiding heeft de voorkeur.
In de entreezone van het Kulturhus is ruimte voor een groene invulling, bijvoorbeeld middels één of enkele solitaire bomen. Tussen de nieuwe woningen en het Kulturhus is een geluidwerende voorziening nodig. Deze voorziening moet tegelijk zorgen voor meer beslotenheid in het entreegebied. Vorm en architectuur van deze voorziening sluiten aan bij de nieuwe entree van het Kulturhus en de nieuw te bouwen woningen.

5.5 Verkeer en parkeren

Een ontsluiting op de Terborgseweg (gebiedsontsluitingsweg) en de Maurits Prinsstraat (fietsstraat) is vanuit verkeerskundig oogpunt niet of minder gewenst. Daarom wordt het binnenterrein via een woonstraatje ontsloten op de Burg. Mr. Verbeekstraat. Het aantal verkeersbewegingen op dit woonstraatje zijn, gezien het aantal woningen, beperkt.

Bij de planontwikkeling moet rekening worden gehouden met de volgende parkeernormen (gemiddelde norm in niet-stedelijk gebied):

woningtype   aantal parkeerplaatsen per woning  
vrijstaand   2.1  
halfvrijstaand   2.0  
hoekwoning   2.0  
tussenwoning   1.8  
seniorenwoning   1.0  

Bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen is voldoende ruimte om op eigen terrein te parkeren. Het nieuwe woonstraatje biedt voldoende ruimte voor zo'n 20 parkeerplaatsen. Voor het overige kunnen een aantal bestaande langsparkeerplaatsen aan de Maurits Prinsstraat aan het plan worden toegerekend omdat deze voorheen met name voor de school waren bestemd.

Het profiel van de Burg. Mr. Verbeekstraat wordt aan de oostzijde aangepast. De langsparkeerplaatsen en de taxistandplaats vervallen en worden als trottoir ingericht. Zo ontstaat een meer eenduidiger en rustiger straatbeeld. In het plangebied kunnen voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Bovendien is het profiel breed genoeg om incidenteel op de rijbaan te parkeren zoals elders in de straat ook gebeurt.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplan maakt de bouw van ca. twintig woningen mogelijk. De kosten die de gemeente heeft gemaakt en nog zal maken, worden deels goedgemaakt door de opbrengst van de verkoop van bouwrijpe grond. Hiervoor worden voor een aantal woonclusters uitgifte-realisatieovereenkomsten gesloten met ontwikkelaars.

Het plangebied heeft een exploitatietekort dat met name vooroorzaakt wordt door de aankoop van een drietal woningen (Maurits Prinsstraat 10 en 12 en Terborgseweg 5A). Deze panden zijn jaren geleden -op basis van de Wet voorkeursrecht gemeenten die op deze panden was gevestigd- aangekocht met het oog op een een 'duo-schoollocatie' danwel een grootschalige gebiedsontwikkeling (incl. Ons Huis, garagebedrijf Sloetjes). Nu deze ontwikkeling niet haalbaar is gebleken, is het plangebied beperkter van omvang waardoor de aankoopkosten op een beperkter plangebied drukken.
De bestaande woningen Maurits Prinsstraat 10 en 12 blijven behouden en zijn verkocht. Op de plek van de gesloopte woning Terborgseweg 5A ontstaat een nieuwe bouwkavel.


Het project is aangemeld voor de provinciale subsidieregeling "Impulsplan Wonen - Impuls voor de Gelderse woningmarkt". De gemeenteraad heeft op 18 februari 2014 de bouwgrondexploitatie vastgesteld en besloten het exploitatietekort van maximaal € 783.506,-- te dekken uit de algemene reserve. De economische uitvoerbaarheid is hiermee aangetoond.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Inspraak

Bestemmingsplan Kern Dinxperlo 2012
De basis voor de herontwikkeling van de locatie naar woningbouw ligt in het bestemmingsplan Kern Dinxperlo 2012 waarin deze locatie tot ontwikkellocatie is bestempeld. Dit bestemmingsplan heeft een uitgebreid inspraaktraject doorlopen (inspraak van 17 februari t/m 29 maart 2012 met een informatieavond op 28 februari 2012). Er zijn geen inspraakreacties ingediend t.a.v. deze ontwikkelingslocatie. Ook in de vervolgprocedure is niet geageerd tegen deze ontwikkeling.

Denktank Dinxperlo
Als gevolg van de discussie over woningaantallen voor de kern Dinxperlo in de woningbouwplanning is 2011 een Denktank Dinxperlo ingesteld die een toekomstvisie voor deze kern opstelt met als doel op termijn de leefbaarheid in het dorp te bewaren. Deze Denktank heeft ook een visie op onderhavig plangebied gemaakt, zie paragraaf 3.4.3. De totstandkoming van deze visie liep nagenoeg parallel aan de voorbereiding voor dit bestemmingsplan Kern Dinxperlo 2012. De visie is door de Denktank ook gepresenteerd tijdens de informatieavond op 28 februari 2012. Ook heeft de visie ter inzage gelegen en kon hierop gereageerd worden. Er zijn 2 reacties ingediend welke zijn beoordeeld in de Commentaarnota. Ook een ambtelijke reactie op de visie is hierin opgenomen. De eindvisie met commentaarnota is via een raadsmededeling d.d. 23 april 2012 aan de gemeenteraad voorgelegd.

Ontwerpfase
Het ontwerpuitwerkingsplan ligt met ingang van 24 januari 2014 gedurende zes weken ter inzage. Op 30 januari 2014 is een informatiebijeenkomst gehouden. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

6.2.2 Vooroverleg

Tegelijkertijd met de terinzagelegging van het ontwerpuitwerkingsplan wordt het plan aan het wettelijk vooroverleg onderworpen. Er is één reactie ingekomen: het Waterschap heeft laten weten in te kunnen stemmen met het plan.

Hoofdstuk 7 Plansystematiek

7.1 Het digitale bestemmingsplan

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De meest relevante standaard van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 wordt hieronder kort toegelicht.

De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. Dit om de gewenste vergelijkbaarheid zeker te stellen. De standaarden hebben geen betrekking op de toelichting van het bestemmingsplan. De toelichting maakt immers geen deel uit van het bestemmingsplan. Wel dient het bestemmingsplan van een toelichting vergezeld te gaan. Het bestemmingsplan zelf bestaat uit een verzameling geografisch bepaalde objecten, die zijn opgeslagen in een digitaal ruimtelijk informatiesysteem en die te raadplegen zijn via een interface, zoals een website. De objecten zijn voorzien van bestemmingen met bijbehorende doeleinden en regels.