Plan: | Kern De Heurne, herziening 2021 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0197.BP00109-VG01 |
Op 19 oktober 2010 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan “Kern De Heurne 2010” vastgesteld. Genoemd bestemmingsplan voorzag in één overzichtelijke juridisch/planologische regeling voor de kern De Heurne. Tevens werd aan de noordoostzijde van de kern, in aansluiting op de laatste uitbreiding De Riete, een nieuw gebied in ontwikkeling genomen voor woningbouw om aan de behoefte aan nieuwe woningen te voldoen. Het plan hiervoor was in 2010 in het onderhavig bestemmingsplan meegenomen. Vanwege de economische crisis kreeg de gemeente Aalten te maken met krimp.
Er was tijdens de economische crisis geen directe behoefte aan zo'n grootschalige woningbouw zoals voorzien in het bestemmingsplan “Kern De Heurne 2010”. Om die reden is dit gebied in het 'Parapluplan gemeente Aalten', vastgesteld bij raadsbesluit van 18 september 2018 gewijzigd in de bestemming “Agrarisch Dorpsgebied-1”. Daarmee is aan de grond een bestemming toegekend die aansluit op de feitelijke situatie.
Op dit moment is neemt de behoefte aan woningbouw, ook in de kern De Heurne, toe. Dit rechtvaardigt om de eerder geplande woningbouw toch weer nieuw leven in te blazen.
Uitgangspunt van het nieuwe bestemmingsplan is dat de oorspronkelijke stedenbouwkundige opzet gehandhaafd blijft. Reden hiervan is dat de stedenbouwkundige opzet met de betrokken inwoners besproken is en hierover bestaat consensus. Om wat meer flexibiliteit in het plan te verkrijgen, wordt in de herziening van het bestemmingsplan gewerkt met globale woonbestemmingen. Hierdoor kan er flexibel meegewerkt worden middels verlening van een omgevingsvergunning als er verschillende woningtypen worden aangevraagd. Een belangrijk uitgangspunt is dat wordt ingezet op betaalbare woningen voor jongeren en levensloopbestendige huisvesting van (jonge) senioren.
De kern De Heurne bevindt zich op zo'n twee kilometer ten noorden van Dinxperlo, één van de twee hoofdkernen van de gemeente Aalten in de Achterhoek. De grens met Duitsland bevindt zich op slechts enkele kilometers ten zuiden van het plangebied. Het plangebied wordt aan de noordzijde globaal begrensd door de woningen, gelegen aan De Riete en De Keizer. Plangebied ligt tussen het bestaande kerngebied van de Heurne en de Keizerweg. Het gebied is in de loop der jaren altijd in beeld geweest als uitbreidingslocatie.
Bovenstaande verbeelding geeft aan binnen welke grenzen nieuwbouw mogelijk wordt gemaakt. Op dit moment vigeert hoofdzakelijk het bestemmingsplan “Parapluplan gemeente Aalten”, vastgesteld op 18 september 2018. Binnen dit bestemmingsplan heeft het betrokken gebied de bestemming “Agrarisch-Dorpsgebied -1". Het resterende deel van het betrokken gebied vigeert het bestemmingsplan Kern De Heurne 2010.
Het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:
· In hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie in het plangebied beschreven;
· In hoofdstuk 3 volgt vervolgens een beschrijving van het beleidskader dat van toepassing is op het bestemmingsplan;
· In hoofdstuk 4 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan bod.
· In hoofdstuk 5 komt de economische uitvoerbaarheid aan bod.
· In hoofdstuk 6 komt de plansystematiek aan bod.
· In hoofdstuk 7 tenslotte worden de resultaten uit overleg en inspraak besproken en behandeld.
Ontstaansgeschiedenis
De gemeente Aalten omvat afgerond een totale oppervlakte van 9.705 hectare, waarvan 9.654 land en 52 water (100 hectare is 1 km2). De gemiddelde dichtheid van adressen is 776 adressen per km2.
De gemeente telt 27.120 inwoners op 1 januari 2021. Naast de hoofdkernen Aalten en Dinxperlo en het historische vestingstadje Bredevoort komt verspreid een aantal buurtschappen voor, waaronder De Heurne.
De kern De Heurne telt 345 inwoners (1 januari 2021). In het begin van de 20e eeuw had De Heurne nog een eigen treinstation aan de spoorlijn Varsseveld-Dinxperlo. Het gebouw is nog aanwezig als woonhuis, tegenover het cafetaria, waar tevens een spoormonument is geplaatst. Slechts een bomenrij achter een nieuwbouwwijkje en een oude opslagloods herinneren nog aan de spoorlijn, die in 1935 werd opgebroken. Tot 1 januari 2005 maakte De Heurne deel uit van de gemeente Dinxperlo. In deze kern is nog een basisschool aanwezig. Om verwarring met het ook tot de gemeente Aalten behorende buurtschap Heurne ("Aaltense Heurne") te voorkomen, is De Heurne vooral bekend als "Dinxperlose Heurne". In De Heurne spreekt men het Nedersaksisch dialect.
Ruimtelijke- en functionele structuur Groen- & landschapsstructuur
De Heurne ligt op ca. 2 km ten noorden van de kern Dinxperlo. Hoewel een groot deel van het buitengebied ook tot de buurtschap De Heurne wordt gerekend, ligt de “kern” van De Heurne ten oosten van de Lage Heurnseweg. De kern wordt gevormd door de bebouwing langs de Lage Heurnseweg en een aantal zijstraten: de Spekkendijk, D.H. Keuperweg en De Riete. Koopsbroeck is een kleine “inbreiding” uit de jaren '80. Kenmerkend voor De Heurne is de gegroeide dorpsstructuur. De bebouwingsdichtheid is laag, de woningen staan op ruime kavels. De kern is heel transparant; in oost-west richting kijk je als het ware dwars door de kern heen. Er is een sterke verwevenheid met het landelijke gebied eromheen. Overal in de kern ervaar je het buitengebied. De kern wordt gemarkeerd door de voormalige Protestantse kerk. Daarachter ligt een weiland op het terrein van de voormalige
kleine camping. Aan de andere kant van dit weiland ligt de jongste uitbreiding De Riete.
Functionele structuur
De Heurne kent maar weinig voorzieningen. Er is een basisschool, die - opvallend - aan de buitenkant van de kern ligt, verscholen achter het bosje. Verder is er aan de noordkant een horecagelegenheid. Op enige afstand ligt het Heurns Veld.
Verkeersstructuur
De Lage Heurnseweg vormt de belangrijkste wegverbinding in het dorp, met verbindingen naar Dinxperlo, Aalten en Varsseveld. Deze wegverbinding is voor dit plangebied bereikbaar via de D.H. Keuperweg en Keizerweg.
Het vertrekpunt bij de totstandkoming van het stedenbouwkundig plan was dat de uitbreiding enerzijds een goede aanhechting krijgt op De Heurne en anderzijds een zorgvuldige overgang naar het landschap creëert. De min of meer bestaande informele inbedding in het buitengebied is een te koesteren eigenschap. Om het bovenstaande te bereiken is door de klankbordgroep een aantal uitgangspunten geformuleerd die ten grondslag liggen aan het plan en eveneens gelden bij de verdere uitwerking. Deze betreffen:
-De vormgeving van de rand: uitgangspunt is een losse opzet met doorzichten naar het landschap.
-Groen: gevarieerd aanbod binnen het plangebied met gebruikmaking van bestaande elementen. Dit betreft het zoveel mogelijk inpassen van waardevolle houtwallen bij de voormalige camping. Daarnaast biedt de omgeving aanknopingspunten met een wadi in de buurt van de bestaande watergang en een speelveld nabij de omliggende weilanden.
-De ontsluiting: voor snelverkeer enkel toegang vanaf de Keizerweg en geen doorsteken naar de Lage Heurnseweg via De Riete. Voor langzaam verkeer wel deze doorsteken maken.
-Hoofdopzet en fasering: geen grote uitbreidingswijk, maar een opdeling in kleine woonclusters. Hierbij is een koppeling mogelijk met de gedachte fasering, dus afzonderlijke delen maken.
Bovengenoemde thema's zijn nadrukkelijk gebaseerd op de aanwezige ruimtelijke opbouw rondom het plangebied, zoals omschreven in de uitgangspunten. Hierdoor ontstaat een min of meer vanzelfsprekende, enigszins organische groei van het dorp. Alhoewel de hoofdontsluiting voor alle deelgebieden plaatsvindt vanaf de Keizerweg, leggen enkele langzaam verkeersverbindingen de koppeling met het bestaande dorp. Een zorgvuldige afstemming op de bestaande bebouwing is een belangrijk aandachtspunt geweest bij de planontwikkeling. Waar mogelijk is ruimte gecreëerd (ter hoogte van de wadi) en zijn groenstroken opgenomen. De voorkeur gaat hier uit naar een houtwal of een stevige haag als grens tussen bestaand en nieuw. Ook de maatvoering van bouwhoogtes en –massa's is zorgvuldig afgestemd op de bestaande aangrenzende situatie.
Het stedenbouwkundig plan sluit aan op het model dat in 2010 in het bestemmingsplan is uitgewerkt en tot stand is gekomen in nauw overleg met de plaatselijke bevolking.
Er kunnen maximaal 18 woningen in het aangegeven plangebied worden gerealiseerd, verdeeld over de bestemmingsvlakken voor wonen. In het plangebied zijn al twee uuthuuskes gebouwd. Hiervoor zijn tijdelijke omgevingsvergunningen verleend.
Qua type woningen maakt het plan een gevarieerde invulling mogelijk: vrijstaande woning(en), twee-onder-een-kap woning(en) en rijwoningen. Er wordt met name gebouwd voor de behoefte. Betaalbare en levensloopbestendige woningen voor starters en senioren.
In het plangebied zal de openbare weg 'De Keizer' worden doorgetrokken. Hierdoor ontstaan er twee uit- en ingangen om het nieuwbouwwijkje vanaf de Keizerweg te kunnen ontsluiten. Parkeren zal zoveel mogelijk op eigen terrein plaatsvinden. Het plangebied kent enkele openbare parkeerplaatsen.
Alle wegen binnen het plangebied krijgen een inrichting als 30-kmgebied. De ontsluiting van alle deelgebieden vindt plaats via de Keizerweg. Alle deelgebieden zijn met elkaar verbonden voor langzaam verkeer. Het basisprofiel van de wegen bestaat uit een in klinkers gestrate rijloper van 4,50 m breed. Aan weerszijden daarvan ligt een strook van 0,50 m uitgevoerd in grasbeton. Wanneer sprake is van parkeervakken(langs/haaks) worden deze eveneens uitgevoerd in klinkers. Het aantal parkeerplaatsen is berekend aan de hand van de door het CROW geadviseerde normen volgens de ASVV. Hierbij wordt er van uitgegaan dat De Heurne behoort tot het niet stedelijke gebied en dat het gelegen is in de zone 'rest bebouwde kom'. De beleidsregel parkeernormen gemeente Aalten is opgenomen in Bijlage 1 van de regels.
Uit de eerder genoemde woningverdeling en de hierboven opgenomen parkeernormen volgt een parkeerbehoefte van minimaal 36 parkeerplaatsen. Iedere bewoner kan op eigen terrein parkeren. Daarnaast zijn nog eens 20 extra parkeerplaatsen in het plangebied opgenomen. Deze staan nog los van het feit dat de bestemming "Groen" de planologische mogelijkheid biedt om daar extra parkeerplaatsen aan te leggen. De verwachting is dat dat laatste niet nodig zal zijn.
De bestemming “Groen” is als buffer opgenomen tussen blokken woongebied-bestemmingen onderling en tussen de bestemmingen “Woongebied” en “Verkeer”. Hierdoor ontstaat een ruimtelijk geheel waarin het prettig wonen is. De invulling van het gehele plangebied past bij de ruimtelijke opzet van Heurne. Een open structuur en verbinding behouden met het nabij gelegen buitengebied. Binnen het plangebied zelf wordt deze ruimte nog eens benadrukt door er de bestemmingen “Groen” op te nemen.
Ongeveer 20% van het plangebied bestaat uit groen. Het groen is zodanig over het plangebied verdeeld dat elke kavel zo veel mogelijk van deze kwaliteit kan profiteren. Er komt een verplichting voor de eigenaren van de woningen zelf zorg te dragen voor infiltratie van 35 mm op eigen terrein. Voor het overige worden de aanbevelingen uit het in hoofdstuk 5 opgenomen onderzoek naar de waterhuishouding in acht genomen
Algemeen uitgangspunt is een rijke variatie in woningen, terwijl de vormgeving van de openbare ruimte juist rust uitstraalt. Alhoewel geen specifieke bouwstijl wordt nagestreefd, is de Heurnse typologie leidend. Een eigentijdse interpretatie daarvan is ook mogelijk. Deze typologie is uitgewerkt in de hieronder opgenomen beelkwaliteitseisen.
De spelregels voor het kleur- en materiaalgebruik zijn:
·Baksteen in rood en bruintinten.
·Matte dakpannen, antraciet/zwart of oranje. Riet of leien enkel bij verbijzonderingen in bebouwing.
·Vrij kleurgebruik voor kozijnen/deurposten/draaiende delen.
·Geen witte en gele bakstenen, keimwerk in wit- en grijstinten is toegestaan.
·Bij voorkeur toepassing topgeveldecoratie (beschot).
In basis straalt de openbare ruimte rust uit. Dit is vertaald in het volgende basisprofiel voor alle wegen:
·Weg: rijloper van rood-geelbont gebakken klinker met grasbetonstroken aan weerszijden, indien mogelijk.
·Parkeren en trottoir: rood gebakken klinker afwijkend in maat en straatverband van rijweg.
Daarnaast dient in de openbare ruimte de gewenste woonsfeer per deelgebied duidelijk verankerd te zijn.
De voorgaande beeldkwaliteitsparagraaf is in aanvulling op de welstandsnota van toepassing voor de nieuwbouwontwikkeling in De Heurne.
Doordat in 2018 het welstandsbeleid is gewijzigd, zijn de uitgangspunten voor de beeldkwaliteit zijn nog steeds van toepassing alleen nu niet meer als toetsingskader maar als inspiratiekader.
Vanaf het moment van inwerkingtreding van het plan vindt een fasegewijze invulling van woningbouw plaats. Vanaf dat moment wordt naar behoefte gebouwd, naar verwachting 3 tot 5 woningen per jaar.
Nota Ruimte
In de meer landelijke gebieden van Nederland vraagt een aantal ontwikkelingen om een adequaat, deels ruimtelijk, antwoord. Zo neemt het aantal agrarische bedrijven af door onder meer de vermindering van de productieondersteuning die past bij het streven naar een verdergaande liberalisering van de wereldmarkt. Een aanzienlijk aantal bedrijfsgebouwen komt naar verwachting leeg te staan en de leefbaarheid en vitaliteit van verschillende gebieden neemt af. De 'blijvende' bedrijven zullen doorgroeien, zich naar verwachting organiseren in robuuste agrarische en agrofoodcomplexen of hun economische activiteiten verbreden. Het kabinet creëert in de nota Ruimte de ruimtelijke voorwaarden voor een vitaal platteland. Het gaat er daarbij om de middelen en de inzet enerzijds te richten op een vernieuwd sociaal-economisch draagvlak met behoud van de sociaal-culturele identiteit en anderzijds gericht bij te dragen aan kwaliteitsborging en -verbetering van de groene ruimte (water, natuur, toerisme, recreatie en landschapsontwikkeling). Belangrijk is dat iedereen kan meedoen om een goede toekomst van het platteland te garanderen. Voor verstedelijking en economische activiteiten gaat het rijk uit van de bundelingsstrategie. Daarbij wordt voldoende aanbod van ruimte gereserveerd voor stedelijke functies en bij de vraag aangesloten. Er wordt optimaal gebruikt gemaakt van de ruimte die in het bestaande bebouwde gebied aanwezig is en er wordt ruimte geboden aan gemeenten om te kunnen bouwen voor de eigen bevolkingsgroei.
Nationaal landschap
De kern De Heurne valt binnen de begrenzing van het nationaal landschap. De omgeving is een coulissenlandschap. Houtwallen en wegbegroeiingen delen het landschap op in kleine, onregelmatige vlakken, die vaak als essen in gebruik zijn.
Woon- en leefomgeving: dynamisch, divers, duurzaam
Wat we zien in Gelderland…
Om Gelderland voor mensen en bedrijven aantrekkelijk te houden, is de kwaliteit van de leefomgeving van groot belang. Bovendien draagt een goede kwaliteit van de leefomgeving bij aan gezondheid. Goed bereikbare voorzieningen, aansprekende evenementen, unieke cultuurhistorie, inspirerende culturele voorzieningen, een mooie natuur; het is allemaal van belang. Ook goed wonen hoort daarbij. Gelderland heeft op woongebied een bijzondere positie met uiteenlopende woonkwaliteiten, zowel stedelijke als landelijke. De Gelderse streken hebben ieder hun eigen aard, waar mensen zich thuis en verbonden met elkaar voelen. In onze groeiende Gelderse steden komen veel activiteiten samen. Tegelijkertijd investeren we in een vitaal platteland, juist als daar krimp plaatsvindt. Om het landschap open, groen en het voorzieningenniveau op peil te houden en leegstand te voorkomen, is bouwen binnen bestaand verstedelijkt gebied ons vertrekpunt. Wij geven de voorkeur aan het benutten van bestaande gebouwen. Wij gaan voor concentraties van bebouwing. Pas als er geen andere goede mogelijkheden zijn, breiden we uit aan de randen van onze steden of dorpen.
Woonwensen veranderen door de tijd en met de leeftijd. Mensen worden ouder, wonen steeds langer alleen en zelfstandig, worden steeds meer energiebewust en zijn mobieler dan vroeger, waardoor ze ook meer en makkelijker verhuizen. De dynamiek op de woningmarkt is groot, ook als gevolg van ontwikkelingen in de Randstad. Het grootste deel van de woningen die we in 2050 in Gelderland nodig hebben, staat er al. Maar deze woningen zijn niet klaar voor de toekomst en moeten aangepast of vervangen worden. Soms zijn zelfs tijdelijke woonvormen nodig willen we snel in kunnen spelen op de vraag. Voor ons staat een goede balans tussen de vraag en aanbod van woningen in verschillende prijscategorieën voorop, ook voor specifieke doelgroepen. We hebben zorg en aandacht voor de woonbehoeften van alle Gelderlanders en maken hier met onze partners afspraken over. Ook zijn de meeste woningen verre van energieneutraal en klimaatbestendig. Wij stimuleren innovaties op dit terrein, zoals het aardgasloos maken van bestaande woningen en het verduurzamen van woonwijken. Ook zijn wij met onze partners in gesprek over hoe we het vraagstuk van klimaatadaptatie en wonen slimmer kunnen aanpakken. Voldoende groene ruimte, koele plekken, opvang van water in het licht van de klimaatverandering is immers van belang, zeker met het oog op de gezondheid van onze inwoners.
Waar de provincie Gelderland naar streeft…
Een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen; dat is wat wij willen. Zo versterken wij de economische kracht en kwaliteit van leven in Gelderland: nu en in de toekomst.
De provinciale ambitie:
Provinciale aanpak
We gaan in gesprek met de Gelderse regio's en maken regionale afspraken over een goede balans tussen de vraag en het aanbod van woningen. We hebben specifieke aandacht voor de gemeentegrens overstijgende woonvraagstukken.
We stimuleren innovaties in woonwijken op het vlak van duurzaamheid en het omvormen van bestaande gebouwen tot woonruimte.
De vastgestelde ontwerp-omgevingsverordening treedt pas in werking als de Omgevingswet geldt. Naar verwachting is dat per 1 januari 2023. De Omgevingsverordening bepaalt in artikel 2.1 dat per regio de gemeentebesturen een regionale woonagenda opstellen. Gedeputeerde Staten stellen de regionale woonagenda vast, als de agenda in overeenstemming is met de regionale opgave en het meest recente provinciale beleid. Als nog geen regionale woonagenda is vastgesteld of een noodzakelijke actualisatie van de vigerende regionale woonagenda nog niet heeft plaatsgevonden, beoordelen Gedeputeerde Staten, totdat die regionale woonagenda is vastgesteld of na actualisering opnieuw is vastgesteld een bestemmingsplan dat nieuwe woningen mogelijk maakt aan de volgende criteria:
a. er wordt voldaan aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking;
b. de ontwikkeling past binnen het meest recente provinciale beleid;
c. er heeft aantoonbaar regionale afstemming plaatsgevonden over deze ontwikkeling.
Artikel 2.2 van de Omgevingsverordening (instructieregel bestemmingsplan doorwerking regionale woonagenda) bepaalt het volgende:
1. Een bestemmingsplan maakt nieuwe woningen alleen mogelijk als die ontwikkeling past binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale woonagenda.
2. Als een ontwikkeling niet past binnen de vigerende regionale woonagenda, kan een bestemmingsplan vooruitlopend op de eerstvolgende actualisatie van de regionale woonagenda nieuwe woningen toch mogelijk maken onder de volgende voorwaarden:
a. er wordt voldaan aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking;
b. de ontwikkeling past binnen het meest recente provinciale beleid;
c. er heeft aantoonbaar regionale afstemming plaatsgevonden over deze ontwikkeling en
d. Gedeputeerde Staten stemmen in met deze ontwikkeling.
Regionale Woonagenda Achterhoek 2015-2025 “Werken aan vitale kernen in en krachtige regio”
In de Regionale Woonagenda Achterhoek 2015-2025 is ten aanzien van kleine kernen en het buitengebied aangegeven dat - gelet op de toegenomen leegstand en de lastiger verhuur- en verkoopbaarheid - het toevoegen van extra woningen in de kleine kernen en het buitengebied niet meer wenselijk is. In incidentele gevallen is hier en daar nog wel een maatwerkoplossing mogelijk, maar die dient stevig onderbouwd te zijn vanuit ruimtelijke (beeld)kwaliteit, lange termijn (woon)wens en/of bijdrage aan de leefbaarheid. In genoemde Regionale Woonagenda is ook aangegeven dat in de gemeente Aalten een verwacht vertrekoverschot grotendeels gecompenseerd door een relatief hoge natuurlijke groei.
De Toekomstvisie is tot stand gekomen in overleg met de inwoners. Hiervoor zijn diverse inloopavonden georganiseerd en zijn de inwoners uitgenodigd om het DNA van de gemeente te gaan bepalen. Ook van ambtelijke zijde is gevraagd waar verbeteringen in de toekomst mogelijk zijn. Van deze Toekomstvisie is een afzonderlijk rapport samengesteld. Samenvattend laat het toekomstbeeld van de gemeente Aalten zich vertalen in de volgende statements:
Wij kijken naar elkaar om, uitgewerkt in:
- In stand houden van naoberschap (naoberschap = 'werkwoord')
- Geschikte duurzame woonvormen voor jong en oud
- Optimale (ouderen)zorg
- Verenigingen die een actieve rol innemen in het verbinden van groepen in de samenleving
Veerkrachtige economie, uitgewerkt in:
- Gevarieerd aanbod van winkels en horeca in compacte centra (Aalten en Dinxperlo)
- Goede digitale en fysieke bereikbaarheid (met nieuwe vormen van (openbaar) vervoer)
- Moderne en duurzame industrieterreinen (herstructureren huidige industrieterreinen
- Voldoende werkgelegenheid (behoud en terugkeer jeugd)
- Modern en actief ondernemerschap
- Duurzame circulaire lokale economie
Uniek landschap, uitgewerkt in:
- Behouden van onze groene kwaliteiten
- Bewaken van het coulisselandschap
- Natuur, landschap en landbouw zijn op elkaar afgestemd, met een accent op duurzaamheid
De woonvisie voor de periode 2021-2026
De woonvisie van de gemeente Aalten voor de periode 2021-2026 is op 23 februari 2021 door de gemeenteraad vastgesteld.
De woonvisie kent de volgende thema's:
• Flexibel inspelen op de woonvraag
• Op weg naar een duurzame woon- en leefomgeving
• Voldoende betaalbare woningen
• Aandacht voor wonen met zorg
Op basis van de woningbouwstrategie van de gemeente Aalten worden in de kleine kernen van de gemeente Aalten 61 woningen worden voorzien.
In dit plangebied zijn inmiddels 2 zgn. uuthuuskes gerealiseerd.
De in dit plangebied voorziene woningen passen binnen de Aaltense woningbouwstrategied. De Heurne is qua omvang de vierde woonkern binnen de gemeente. Het wordt als passend gezien dat aan deze kern een evenredig aantal woningen wordt toegekend.
Er vinden, behoudens de voorgenomen uitbreiding, geen nieuwe ontwikkelingen plaats zodat geen nader onderzoek naar de bodemkwaliteit binnen het plangebied hoeft te worden uitgevoerd.
Uitbreiding De Heurne
Milieutechniek Rouwmaat Groenlo bv heeft twee verkennende bodemonderzoeken (nr. MT28106, d.d. 11 maart 2008 Bijlage 1 en nr. MT28289, d.d. 11 augustus 2008 Bijlage 2) verricht ter plaatse van een aantal percelen aan de Keizerweg in het buurtschap De Heurne (gemeente Aalten). Doel van deze onderzoeken is om de algemene bodemkwaliteit te bepalen ter plaatse van de onderzoekslocatie, waarmee bekeken kan worden in hoeverre deze bodemkwaliteit een belemmering kan vormen voor het beoogde gebruik en/of de voorgenomen ontwikkelingen. De gehele locatie kan op basis van het vooronderzoek als niet-verdacht worden beschouwd. Bij het vooronderzoek zijn geen gegevens naar voren gekomen die kunnen duiden op de aanwezigheid van asbest op of in de bodem van de onderzoekslocatie.
Resultaten onderzoek MT28106
De bovengrond bestaat overwegend uit donkerbruin, matig fijn zand. Daaronder bestaat de ondergrond overwegend uit lichtbruin, matig fijnzand. Tijdens de monstername bedroeg de grondwaterstand 113 cm –mv voor peilbuis B06, 118 cm -mv voor peilbuis B13 en 85 cm -mv voorpeilbuis B25. Tijdens de veldwerkzaamheden is gelet op het voorkomen van asbest. Visueel is op de bodem en in het opgeboorde materiaal geen asbestverdacht materiaal waargenomen. Op zintuiglijke wijze is ter plaatse van zijn de navolgende afwijkingen aangetroffen:
(a) boring B12 (van 0-50 cm-mv) licht kooldeeltjes houdend;
(b) boring B25 (van 0-50 cm-mv) licht puinhoudend. Op basis van de analyseresultaten kan geconcludeerd worden dat:(a) de bovengrond plaatselijk licht verontreinigd is met PAK en arseen;
(b) in het grondwater geen van de onderzochte componenten is aangetoond in een concentratie boven de streefwaarde en/of detectiegrens. De verhoogde gehalten PAK in de grond worden (deels) waarschijnlijk veroorzaakt door de waargenomen antropogene bestandsdelen (puin-/kooldeeltjes) en/of door microscopisch kleine deeltjes (bijv. roet). Het betreffen dan diffuus verspreide verontreinigingen. Het is bekend dat als gevolg van de aanwezigheid van ijzeroer arseen van nature in verhoogde mate in de bodem kan voorkomen. Het arseen wordt namelijk gebonden aan het ijzeroercomplex.
Slotconclusie en aanbevelingen onderzoek MT 28106
De hypothese "De gehele locatie is onverdacht" dient grotendeels aangenomen te worden. Op basis van de onderzoeksresultaten bestaat er op grond van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen bezwaar voor het toekomstige gebruik van het terrein.
Resultaten onderzoek MT28289
De bovengrond bestaat overwegend uit donkerbruin, matig fijn zand. Daaronder bestaat de ondergrond overwegend uit lichtbruin, matig fijnzand. Tijdens de monstername bedroeg de grondwaterstand 160 cm-mv voor peilbuis B05. Tijdens de veldwerkzaamheden is gelet op het voorkomen van asbest. Visueel is op de bodem en in het opgeboorde materiaal geen asbestverdacht materiaal waargenomen. Op zintuiglijke wijze zijn de navolgende afwijkingen waargenomen:
-Boring B02 (van 0-90 cm-mv) ijzeroersporen;
-Boring B05 (van 20-70 cm-mv) ijzeroersporen.
Op basis van de analyseresultaten kan geconcludeerd worden dat:
-In de vaste bodem geen van de onderzochte componenten was aangetoond in een concentratie boven de streefwaarde en/of detectiegrens.
-Het grondwater licht verontreinigd is met barium. Barium is een zilverachtig wit metaal dat in het milieu gevonden kan worden, waar het van nature voorkomt. Vanwege het intensieve gebruik van barium in de industrie, wordt er door menselijke activiteiten veel barium aan het milieu toegevoegd. Hierdoor kan de concentratie barium in de lucht, het water en de bodem hoger zijn dan de concentraties die van nature in het milieu voorkomen.
Slotconclusie en aanbevelingen onderzoek MT28289
De hypothese "De gehele locatie is onverdacht” dient grotendeels aangenomen te worden. Op basis van de onderzoeksresultaten bestaat er op grond van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen bezwaar voor het voorgenomen toekomstige gebruik van het terrein.
Het gebied zal worden ingericht als een 30 km-zone waardoor de Wet geluidhinder niet van toepassing is. In gebied zullen zo'n 18-tal woningen worden gerealiseerd. Woningen zijn geluidsgevoelige objecten. De woningen komen binnen de geluidszones van de Keizerweg, Lage Heurnseweg en de Nijmansdijk te liggen. De wegen zijn voornamelijk binnenstedelijk gelegen en hebben maximaal twee rijstroken; de zone bedraagt 200 m (buitenstedelijk bedraagt de zone 250 m). De verkeersgegevens van deze wegen zijn verstrekt door de gemeente Aalten. De wettelijke voorkeursgrenswaarde voor een nieuw te bouwenwoningen ten gevolge van een weg bedraagt 48 dB, de maximaal te ontheffen geluidsbelasting bedraagt in een binnenstedelijke situatie 63 dB.
De gemeente Aalten heeft een eigen Gebiedgericht geluidsbeleid vastgesteld voor besluiten op verzoek (jan. 2007).Het dorp de Heurne en de beoogde uitbreiding is getypeerd als een woongebied. De streefwaarde in een dergelijk gebied is maximaal 43 dB. De plafondwaarde bedraagt 48 dB. Met behulp van standaard rekenmethode 1 (conform reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006) zijn de 48 dB-contouren van de Keizerweg, Lage Heurnseweg en de Nijmansdijk berekend. De berekeningen zijn in onderstaande tabel gepresenteerd. In de tabel is tevens de afstand van de wegas tot aan het bouwplan weergegeven.
Tabel: afstand 48 dB contour tot aan wegas
Wegvak | Afstand weg tot bouwplan | Begane grond | 1e verdieping | 2e verdieping |
Keizerweg | 10 m | nihil | 10 m | nihil |
Lage Heurnseweg | 45 m | 33 m | 42 m | 44 m |
Nijmansweg | 115 m | 10 m | 11 m | 10 m |
Uit de tabel blijkt dat door de omliggende wegen geen overschrijding van de wettelijke voorkeursgrenswaarde zal plaatsvinden (uitgaande van de gehanteerde verkeersgegevens). Voor de eerste rijbebouwing geldt dat de streefwaarde niet gehaald wordt. Dit vormt echter geen belemmering voor de realisering van het plan.
Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kantoren met beperkte omvang, winkels, horeca en parkeerterreinen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaarden/of bewerkt, transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd en buisleidingen. De risiconormen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in het “Besluit externe veiligheid inrichtingen” (Bevi). In dit besluit zijn milieukwaliteitseisen op het gebied van externe veiligheid geformuleerd. De bij het besluit behorende ministeriële regeling “Regeling externe veiligheid inrichtingen” (Revi) werkt de afstanden, de referentiepunten ende wijze van berekenen van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico verder uit ter uitvoering van het Bevi. Op 3 april 2007 is de Regeling tot wijziging van de Revi gepubliceerd. De wijziging is op 1 juli 2007 in werking getreden en heeft onder andere betrekking op de gewijzigde afstanden voor bestaande LPG tankstations. Daarnaast zijnde Handreiking Verantwoording Groepsrisico van VROM en de Handleiding externe veiligheid inrichtingen hulpmiddelen voor de wijze waarop volgens het Bevi met externe veiligheidsrisico's moet worden omgegaan relevant. Evenzo geldt dat voor de door de gemeente Aalten vastgestelde beleidsvisie Externe Veiligheid. Het Bevi verplicht het bevoegd gezag op basis van de Wet milieubeheer om veiligheidsafstanden aan te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. In het besluit zijn gevoelige objecten gedefinieerd als kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.
Voor de beoordeling van risico's van transport van gevaarlijke stoffen is de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' van 4 augustus 2004 richtinggevend. In deze circulaire wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het beleid zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. De circulaire Rnvgs regelt hoe een gemeente of provincie moet omgaan met risico's voor mensen als gevolg van transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water. De circulaire definieert grenswaarden en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico. Daarnaast bevat de circulaire een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico.
Plaatsgebonden risico (PR) Het plaatsgebonden risico is de kans dat één persoon buiten het inrichtingsterrein overlijdt als gevolg van een calamiteit bij het bedrijf(plaatsgebonden risico). In het algemeen zijn kwetsbare objecten niet toegestaan binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jr. Beperkt kwetsbare objecten kunnen in bepaalde gevallen wel worden toegestaan. Groepsrisico (GR) Het groepsrisico is de kans dat meerdere personen buiten het inrichtingsterrein overlijden als gevolg van een calamiteit bij het bedrijf(groepsrisico). Het groepsrisico is relevant binnen het invloedsgebied van een risicobron. Het invloedsgebied wordt gedefinieerd door de 1% letaliteitsgrens: de afstand vanaf een risicobron waarop nog slechts 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving overlijdt bij een ongeval bij de risicobron. Voor het groepsrisico wordt een oriëntatiewaarde gegeven en geldt voor nieuwe situaties een verantwoordingsplicht voor het bevoegd gezag. |
Beoordeling van risico's samenhangend met het transport via hogedrukaardgas transportleidingen, dient te geschieden aan de hand van de circulaire “Zonering langs hogedruk aardgastransport leidingen” uit 1984.In deze circulaire staan zoneringscriteria voor nieuwe ruimtelijke plannen in de nabijheid van bestaande aardgastransportleidingen. Voor de zonering rond hogedruk aardgastransportleidingen geldt een minimale afstand tot woonbebouwing en bijzondere objecten.
In 2011 is de AMvB Buisleidingen van kracht worden. In deze AMvB is aangesloten bij de risicobegrippen uit het Bevi. Dit betekent dat het realiseren van kwetsbare objecten niet is
toegestaan binnen de 10-6/jr contour en het groepsrisico dient te worden verantwoord bij nieuwe ontwikkelingen. Om de risico's ter plaatse van het plangebied te achterhalen is er een analyse gemaakt van de externe veiligheidssituatie rondom het plangebied, met behulp van de provinciale risicokaart (zie voorgaande uitsnede van de risicokaart). Er zijn in het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Ook buiten het plangebied zijn geen inrichtingen aanwezig waarvan de risicocontouren over het plangebied liggen. Tevens bevinden zich in of nabij het plangebied geen transportroutes voor gevaarlijke stoffen. Ook bevinden zich geen buisleidingen in of nabij het gebied waarvan het invloedsgebied over het plangebied ligt. Het aspect externe veiligheid vormt derhalve geen belemmering voor onderhavige ontwikkeling.
Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) ingegaan. De Wgv vervangt de Wet stankemissie veehouderijen die van toepassing was voor landbouwontwikkelings-, verwevings- en extensiveringsgebieden met het primaat natuur en de drie 'stankrichtlijnen': de Richtlijn Veehouderij en Stankhinder 1996, de Brochure Veehouderij en Hinderwet 1985.
Gemeenten hebben de beleidsvrijheid om maatwerk te leveren door middel van het vaststellen van een geurverordening die is afgestemd op de ruimtelijke en milieuhygiënische feiten en omstandigheden in een concreet gebied en de gewenste (toekomstige) ruimtelijke inrichting. De gemeente Aalten heeft daarom op 7 juli 2009 een geurverordening vastgesteld. De Wgv maakt gebruik van nieuwe, meer wetenschappelijk onderbouwde milieuhygiënische inzichten. Hierbij worden, net als voorgeur en geluid van industriële bronnen, de bronemissie en de emissie opleefniveau gekwantificeerd. De verordening voor de gemeente Aalten stelt een waarde van 6 ouE/m3 als norm voor de maximale geurbelasting voor de zoekgebieden voor woningbouw.
Woonkern De Heurne en zoekgebied
In alle doorgerekende scenario's en situaties is de gemiddelde geurbelasting op de woonkern De Heurne met 4 - 5 ouE/m3vrij laag. Deze waarde blijft ruim onder de gestelde streefwaarde van 10 ouE/m3. Uit vergelijking van de resultaten blijkt dat de toekomstscenario's weinig effect hebben op de achtergrondbelasting. De toekomstscenario's resulteren namelijk in een maximale toename van de achtergrondbelasting van 1 ouE/m3. De achtergrondbelasting van 4 –5 ouE/m3 wordt gewaardeerd als goed leefklimaat.
In het zoekgebied voor woningbouw nabij de Heurne Oost bedraagt de gemiddelde achtergrondbelasting in de huidige situatie 7 ouE/m3. Er wordt ruimschoots voldaan aan de streefwaarde van 10 ouE/m3.Uit vergelijking van de resultaten blijkt dat de toekomstscenario's weinig effect hebben op de achtergrondbelasting. De gemiddelde achtergrondbelasting in dit gebied blijft 7 ouE/m3. Genoemde achtergrondbelasting wordt beoordeeld als goed tot redelijk goed en is aanvaardbaar en vormt daarmee geen belemmering voor woningbouw. In het zoekgebied voor woningbouw nabij De Heurne Zuid neemt de gemiddelde achtergrondbelasting toe van 3 ouE/m3 in de huidige situatie naar 4 ouE/m3 in de toekomst. Er wordt ruimschoots voldaan aan de streefwaarde van 10 ouE/m3. Genoemde achtergrondbelasting van 3 -4 ouE/m3wordt beoordeeld als goed en vormt daarmee geen belemmering voor woningbouw.
De berekende depositie op de Natura 2000-gebieden ten gevolge van de gebruiksfase is kleiner dan of gelijk aan 0,00 mol/ha/jaar. Bij een dergelijke depositie zal het plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie zorgen en geldt er geen vergunningplicht in de zin van de Wet natuurbescherming. Voor de berekeningen zie bijlage Bijlage 3 Stikstof berekening en Bijlage 4 bijlage bij stikstofberekening
Op 15 november 2007 is de wijziging van de 'Wet milieubeheer' inwerking getreden. Deze wet vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005' en is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:
· negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken;
· mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit. De paragraaf luchtkwaliteit in de 'Wet milieubeheer' voorziet onder meer in een gebied gerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
· er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
· een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt, wat wil zeggen dat een project 'niet in betekenende mate' van bijdraagt aan de luchtverontreiniging (meer dan 3% ten opzichte van de grenswaarde);
· een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat op 1 augustus 2009 in werking is getreden nadat de EU op 7 april 2009 derogatie heeft verleend.
In de AMvB 'niet in betekenende mate' en de bijbehorende regeling zijn bestemmingen met bijbehorende grenzen opgenomen die per definitie niet bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit 'in betekenende mate'. De NIBM-grens voor een woningbouwlocatie (3%criterium) bedraagt:
· < 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg, met een gelijkmatige verkeersverdeling;
· < 3.000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling. Voor de uitbreiding van De Heurne met ca. 18 woningen in dit plan kan gesteld worden dat het aantal woningen dat toegevoegd wordt zo klein is dat gesproken kan worden van een niet-in-betekenende-mate bijdrage aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Het uitbreidingsgebied kenmerkt zich door een rustige omgeving met weinig bedrijvigheid. In bijgaande afbeelding (bedrijven) zijn de omliggende bedrijven weergegeven.
Aan de hand van de Vng-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009) zijn de hindercategorieën en hinderafstanden van de weergegeven bedrijven weergegeven. In onderstaande tabel zijn voor de bedrijven de sbi-code (2008), hindercategorie en hinderafstand weergegeven
Tabel: Bedrijven en milieuzonering
Nr. | Naam | Adres | Type Bedrijf | SBI | Cat | Afstand |
1 | Fa Westendorp | Nijmansdijk 6 | Timmerbedrijf | 41,42,43.3 | 2 | 10m geluid |
2 | JJ Adventure | Keizerweg 2 | Organisator sport | 9609 | 1 | 10m geluid |
Over het algemeen geldt dat er tussen de bestaande bedrijven en het plangebied al een andere woning aanwezig is. In en om het plangebied zijn derhalve geen bedrijven gelegen die van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling. Derhalve vormt het aspect milieuzonering geen belemmering voor de realisatie van onderhavig initiatief.
Er vinden, behoudens de voorgenomen uitbreiding, geen nieuwe ontwikkelingen plaats zodat geen nader onderzoek naar de flora- en fauna binnen het overige deel van het plangebied hoeft te worden uitgevoerd.
Uitbreiding De Heurne
CSO heeft een quick-scan natuurwetgeving (nr. 08J064, d.d. 22 september 2008) uitgevoerd voor de uitbreidingslocatie van de kern De Heurne.
Conclusie Flora:
Binnen het plangebied zijn geen ontheffingsplichtige plantensoorten geregistreerd, aangetroffen of te verwachten.
Fauna:
Geconcludeerd wordt dat in het terrein mogelijk beschermde soorten aanwezig zijn. Het gaat dan om algemeen voorkomende soorten (tabel 1 soorten). Voor de tabel 1 soorten (tabel 1 bijlage 1 AMvB 501) geldt een vrijstelling op de ontheffingsplicht in het geval van ruimtelijk ontwikkeling wanneer zorgvuldig te werk wordt gegaan ten aanzien van flora en fauna (conform algemene zorgplicht). De volgens het literatuuronderzoek in de omgeving voorkomende zwaarder beschermde soorten (tabel 2 + 3 soorten) zijn de volgende soorten:
1. Grondgebonden zoogdieren: Steenmarter;
2. Vleermuizen: Gewone dwergvleermuis, Gewone grootoor vleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis en de Watervleermuis;
3. Amfibieën en reptielen: Hazelworm, Kamsalamander, Levendbarende hagedis, Ringslang en de Zandhagedis
Ad. 1 Grondgebonden zoogdieren:
Voor de Steenmarter heeft het plangebied mogelijk een waarde als foerageergebied. Doordat aangrenzend en in de direct omgeving vergelijkbare terreinen gesitueerd zijn, kan de Steenmarter echter voor het foerageren uitwijken. Daarnaast is het oppervlak van het plangebied erg klein in vergelijking met het foerageergebied van een Steenmarter. Er worden dan ook geen negatieve effecten verwacht van de planontwikkeling op een eventueel in de omgeving aanwezige Steenmarter populatie. Nader onderzoek naar het voorkomen van beschermde grondgebonden zoogdieren wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.
Ad. 2 Vleermuizen:
Het is mogelijk dat het plangebied gebruikt wordt door vleermuizen als verblijfplaats, vliegroute en foerageergebied. De aanwezige opstallen zijn in potentie geschikt als verblijfplaats (zomer -, kraam-, en paarverblijf). Indien de aanwezige lijnvormige elementen (laanbeplanting, houtwallen,e.d.) en de aanwezige opstallen behouden blijven in de planontwikkeling dan is een nader onderzoek naar het voorkomen van vleermuizen niet nodig. Indien deze elementen aangetast worden dan is dit nader onderzoek noodzakelijk. Mogelijk zijn de weiden onderdeel van het foerageergebied van vleermuizen. Het is op voorhand niet uit te sluiten dat deze foerageerplaatsen van belang zijn voor een lokale populatie. Aantasting of vernietiging van dergelijke belangrijke foerageerplaatsen kunnen een significant effect hebben op locale populaties. Belangrijke foerageerplaatsen voor vleermuizen zijn beschermd volgens de Flora- en faunawet, aantasting is derhalve ontheffingsplichtig. Een nader onderzoek naar het gebruik van vleermuizen van de planlocatie wordt dan ook noodzakelijk geacht. Dit onderzoek is reeds uitgevoerd. De voorgenomen bouw vormt geen belemmering voor de vleermuizen. In het plangebied wordt en forse bestemming “Groen” opgenomen die een belangrijke verblijfplaats voor vleermuizen is.
Ad. 3 Amfibieën en reptielen:
Het plangebied wordt als niet geschikt geacht voor het voorkomen van de betreffende amfibieën en reptielensoorten. Het uitvoeren van een nader onderzoek naar het voorkomen van deze soorten op het plangebied wordt derhalve niet noodzakelijk geacht.
Vogels:
Ongetwijfeld zullen binnen de terreingrenzen vogels broeden (in bomen, struiken en in het veld). De te verwijderen bomen en opstallen vergen controle op in gebruik zijnde schuil- en broedplaatsen.Overigens zal het aantal bomen dat verwijderd zal worden tot een minimum beperkt zijn. Daarvoor zal opnieuw aangeplant worden.
Nader onderzoek
Samenvattend wordt geconcludeerd dat het nader onderzoek naar het voorkomen en gebruik van het plangebied door de vleermuizen al uitgevoerd is. De te verwijderen bomen en opstallen zijn gecontroleerd op in gebruik zijnde schuil- en broedplaatsen. Er komt een forse Groenbestemming in de laatste uitbreiding van dit plangebied.
In verband met de wijziging van de Monumentenwet 1988 per 1 september 2007 en de implementatie van het Europese verdrag van Malta is de gemeente verplicht in de bestemmingsplannen voor het buitengebied en de bebouwde kommen de archeologische en cultuurhistorische waarden structureel te gaan meewegen in het ruimtelijke planvormingsproces. Vestigia bv Archeologie & Cultuurhistorieheeft hiertoe een archeologische en cultuurhistorische inventarisatie voor het gehele grondgebied van Aalten uitgevoerd en deze aansluitend vertaald naar een archeologische waarden- en verwachtingenkaart en een daarop gebaseerde archeologische maatregelenkaart. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zal aan dit beleid getoetst moeten worden.
Uitbreiding De Heurne
ADC ArcheoProjecten heeft een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (nr. 1594, d.d. september 2008) uitgevoerd voor het plangebied in De Heurne (gemeente Aalten). In het plangebied zal het bestemmingsplan gewijzigd worden ten behoeve van uitbreiding van de bestaande woonkern van De Heurne. Het onderzoek is noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast. Op basis van het bureauonderzoek werd in het plangebied een dekzandrug met plaggendek verwacht. Onder dit plaggendek kunnen resten uit alle archeologische perioden verwacht worden. Door de veronderstelde ligging op een dekzandrug en de beschermende werking van een plaggendek tegen verstorende bodemingrepen werd de kans op het voorkomen van archeologische resten hoog geacht. Bij het booronderzoek is de verwachte dekzandrug met plaggendek niet aangetroffen. Naar aanleiding van het booronderzoek is het plangebied in te delen in twee bodemtypen. Het grootste deel van het plangebied bestaat uit fijn zand met leemlaagjes met een AC-profiel. In het oosten van het plangebied bevinden zich ten zuiden van de boerderij drie boringen met een ABC-profiel. Deze boringen hebben een zandiger textuur, en een hogere ligging. Bovendien liggen deze boringen dicht inde buurt van de boerderij, die op deze locatie ook is aangegeven op alle geraadpleegde historische kaarten. In dit deel van het plangebied, dat ongeveer 2000 m2 groot is, kunnen archeologische resten verwacht worden uit alle perioden. In het overige deel van het plangebied worden op basis van het veldonderzoek geen archeologische resten verwacht. Tijdens het booronderzoek zijn geen indicatoren aangetroffen die wijzen op archeologische sporen in de bodem.
ADC Archeo Projecten adviseert om in het gebied rond de boringen 20,21 en 28 een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van het uitvoeren van karterende boringen (IVO-P), teneinde gaafheid, omvang, datering en conservering van archeologische resten te onderzoeken. De oppervlakte van het nader te onderzoeken gebied beslaat circa 0,2 ha. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE). Dit onderzoek is uitgevoerd en levert geen belemmering op voor de nieuwbouw.
Het is niet uit te sluiten dat buiten de vindplaats toch nog archeologische resten voorkomen. Daarom merkt ADC Archeo Projecten op dat het aanbeveling verdient om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in de Monumentenwet 1988 en de Wet op de Archeologische Monumentenzorg.
In het plangebied bevindt zich geen oppervlaktewater.
Uitbreiding De Heurne
CSO Adviesbureau heeft een toets uitgevoerd naar de toekomstige waterhuishouding (nr. 08.RJ053, d.d. 22 september 2008) voor de nieuwe woningbouwlocatie aan de Keizerweg te Aalten. Door het waterschap zijn in een document een aantal belangrijke thema's aangegeven welke meegenomen dienen te worden in de planvorming. Alleen de thema's die van toepassing zijn op het plangebied worden hieronder weergegeven.
Thema: Wateroverlast
Waterdoelstelling: Reduceren van wateroverlast; vergroten veerkracht van het watersysteem
In het plangebied bevinden zich geen natte en laag gelegen gebieden, beekdalen en/of overstromingsvlakten. Situaties van wateroverlast zijn niet bekend bij het waterschap en/of de gemeente.
Ten opzichte van de huidige situatie, is er bij de planvorming sprake van een toename van het verhard oppervlak. Het plan dient derhalve te voorzien in mogelijkheden om water te bergen en om toename van verhard oppervlak te compenseren.
Toename van verhard oppervlak dient te worden gecompenseerd volgens de norm T=100 + 10% klimaatseffect.
Dimensionering van deze maatregelen is opgenomen onder het thema “inrichting en beheer”.
Thema: Riolering Afvalwaterketen Waterdoelstelling: vasthouden – bergen – afvoeren; vergroten zuiveringsrendement RWZI via aanpak van “dunwater”
In de huidige situatie is circa 3,5% van het plangebied verhard. In de toekomstige situatie zal het verhard oppervlak sterk toenemen en mogelijk 35% bedragen. Sprake is van een nieuwe situatie, zodat afkoppeling van hemelwater noodzakelijk is en de afkoppelbeslisboom inwerking treedt. Voor de milieuverantwoorde omgang met regenwater wordt in overeenstemming met het bestaande beleid, de watertrap van ambities gebruikt die in de Stimuleringsregeling Afkoppelen 2004 is beschreven.
Volgorde van voorkeur daarin is:
1. Voorkomen van afvoer (bronmaatregelen);
2. Opvangen en benutten of infiltreren;
3. Afvoeren naar berging in oppervlaktewater;
4. Inzamelen, transporteren en zuiveren, via riool.
Deze voorkeur is gebaseerd op het beleid dat erop gericht is om vervuiling van het oppervlaktewater te verminderen, verdroging te verminderen, voldoende berging in het stedelijke gebied te creëren, de kosten van zuivering te verlagen en het zuiveringsrendement te verbeteren. In het plan dient hemelwater te worden verzameld en afgevoerd naar bergingsvoorzieningen van waaruit het hemelwater in de bodem kan infiltreren of vertraagd wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater.
Berekeningen om de omvang van de diverse voorzieningen te bepalen zijn opgenomen onder thema “inrichting en beheer”.
Het huishoudelijk en bedrijfsmatig afvalwater zal worden geloosd op de gemeente riolering en afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie, welke het effluent uiteindelijk loost op een waterlichaam van waterschap Rijn en IJssel. De openbare rioleringswerken in het plangebied zijn in beheer bij de gemeente Aalten. Voorwaarden voor aansluiting op het openbare riool zijn vastgelegd in de gemeentelijke aansluitverordening.
Thema: Grondwateroverlast
Waterdoelstelling: Het voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast
Er zijn geen problemen als gevolg van grondwateroverlast bekend. Er is geen sprake van kwel, ligging achter dijken of slecht doorlatende lagen in de ondergrond.
In het kader van grondwater-neutraal bouwen, zal de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse en in de directe omgeving niet mogen wijzigen. Het plan dient te voorzien in mogelijkheden om hemelwater te bergen in de bodem. Op de locatie is een geohydrologisch onderzoek naar de infiltratiemogelijkheden van hemelwater verricht (CSO Adviesbureau, 22september 2008, kenmerk 08.RJ051). Verdeeld over het plangebied zijn zes boringen tot het grondwater uitgevoerd. In de boorgaten zijn infiltratieproeven uitgevoerd, waarvan twee in duplo. Het grondwater isaangetroffen op een diepte van 1,1 tot 1,5 m -mv.
Globaal kan de bodemopbouw als volgt worden weergegeven:
·de bovengrond bestaat uit matig tot zeer fijn, sterk humeus zand;
·de ondergrond bestaat voornamelijk uit matig tot zeer grof zand;
·plaatselijk is de ondergrond zwak leemhoudend.
In het veld is op basis van oxidatieverschijnselen in het bodemprofiel het gemiddeld hoogste grondwater-niveau (GHG) geschat op 0,5 tot 0,8 m -mv.
De dikte van de onverzadigde zone is mogelijk onvoldoende voor de realisatie van infiltratievoorzieningen. De gemeten doorlatendheid van de bodem is gemiddeld 2,3 m/dag. Op basis van de meetresultaten (K-waarde en GHG) wordt geconcludeerd dat de hydrologische situatie in het plangebied na ophoging van het maaiveld geschikt is voor infiltratie van hemelwater middels wadi's, infiltratiekratten, infiltratiegreppels of infiltratieriool.
Thema: Oppervlaktewaterkwaliteit
Waterdoelstelling: Behoud/realisatie van goede waterkwaliteit voor mens en natuur
Bij het waterschap en/of de gemeente zijn geen problemen ten aanzien van de oppervlaktewaterkwaliteit bekend. Binnen het plangebied zijn geen watergangen of oppervlaktewateren aanwezig. Ten noorden van het plangebied is een A-watergang gesitueerd. Het plan maakt echter geen functies mogelijk die tot extra belasting van de waterkwaliteit leiden.
Thema: Grondwaterkwaliteit
Waterdoelstelling: Behoud/realisatie van goede waterkwaliteit voor mensen natuur
In gebieden waar drinkwater wordt gewonnen kunnen eisen worden gesteld aan de toegestane functies en het terugdringen van eventuele vervuiling. Het plangebied ligt niet binnen een 25/100 jaars-zone rond drinkwaterwinningen of infiltratiegebieden voor natuurgebieden.
Hemelwater afkomstig van bebouwing zal zoveel mogelijk geïnfiltreerd worden in de bodem en bereikt het grondwater. Bij de keuze van bouwmaterialen dient derhalve rekening te worden gehouden met het gebruik van niet uitloogbare bouwmaterialen.
Indien gebruik gemaakt zal worden van zinken dakgoten, ontstaat kans op uitloging naar het hemelwater en daarmee verontreiniging van de ontvangende bodem. Aanbevolen wordt eventuele zinken dakgoten te behandelen met een coating waardoor uitloging wordt tegengegaan.
Hemelwater afkomstig van verharding zal eveneens zoveel mogelijk geïnfiltreerd worden in de bodem en bereikt het grondwater. Bij de keuze van bouwmaterialen dient derhalve rekening te worden gehouden met het gebruik van niet uitloogbare bouwmaterialen. Tevens dient het afstromende hemelwater via een zuiverende voorziening te worden geleid. Een zuiverende voorziening kan bijvoorbeeld een bodempassage of wadi met humuslaag zijn.
Huishoudelijk afvalwater zal worden geloosd op de gemeentelijke riolering. Voor zover bekend is geen sprake van teelt of overig gebruik van bestrijdingsmiddelen op de locatie.
Thema: Inrichting en beheer
Waterdoelstelling: Doelmatig beheer en onderhoud (kosteneffectief,milieu- en natuurvriendelijk)
Langs de noordgrens van het plangebied bevindt zich een A-watergang van het waterschap. Deze watergang zal niet gewijzigd worden, evenals de benodigde onderhoudsberm van 4 m. Het verharde oppervlak mag niet worden aangesloten op de riolering, afkoppeling dient plaats te vinden conform de afkoppelbeslisboom.
Aangezien hoogstwaarschijnlijk geen sprake is van hergebruik van hemelwater of het toepassen van vegetatiedaken, dient een bergings-c.q. infiltratievoorziening te worden gerealiseerd.
Het hemelwater afkomstig van daken (bebouwing) en de openbare weg dient bovengronds te worden afgevoerd naar de bergingsvoorziening.
Vanuit de bergingsvoorziening kan het hemelwater in de bodem infiltreren.
Uit het thema “grondwateroverlast” blijkt dat de hydrologische situatie in het plangebied na ophoging van het maaiveld geschikt is voor infiltratie
van hemelwater middels wadi's, infiltratiekratten, infiltratiegreppels of infiltratieriool.
Een infiltratievoorziening dient boven de GHG te worden aangelegd, om te voorkomen dat grondwater in de voorziening stroomt. Voor onderhavige situatie betekent dat dat de onderkant van een voorziening niet dieper mag zijn dan 0,7 m -mv, na ophoging van het maaiveld.
Mits de locatie met meer dan een meter wordt opgehoogd, is toepassing van infiltratieriolering derhalve niet mogelijk. De voorziening dient te worden voorzien van een noodoverloop om wateroverlast in extreme situaties te voorkomen. Het overtollige water moet stromen naar een plek waar het geen overlast kan veroorzaken. Voor het plangebied is de noordelijk gelegen watergang een mogelijkheid om de noodoverloop op af te voeren. Er dient een geknepen constructie te worden toegepast, waardoor de uitstroom beperkt blijft tot 0,7 l/sec/ha.
Voor de verwerking van het hemelwater zijn diverse varianten denkbaar:
· de openbare weg wordt voorzien van een aquaflow-verharding. Hierdoor wordt een bergingsvoorziening gecreëerd van waaruit het hemelwater vertraagd in de bodem kan infiltreren. Deze voorziening dient te worden beheerd door de gemeente Aalten. De hemelwaterafvoer van de aangrenzende particuliere percelen wordt bovengronds naar de openbare weg afgevoerd, alwaar het via de doorlatende verharding in de bergingsvoorziening stroomt. De aquaflow verharding is tevens een zuiverende voorziening, daarnaast hoeven geen straatkolken of hemelwaterriool te worden aangelegd;
· de bovengenoemde opties kan ook worden uitgevoerd zonder dat de particuliere percelen afwateren op de openbare weg. In dat geval dienen de particuliere percelen een eigen bergingsvoorziening te hebben, al dan niet gezamenlijk. Hiervoor kunnen wadi's of infiltratiekratten worden gebruikt;
· tevens kan een grootschalige wadi worden gerealiseerd, waarop zowel hemelwater van particuliere percelen als dat van de openbare weg worden geloosd. Om een negatief effect op de grondwaterkwaliteit te voorkomen, dient een zuiverende voorziening te worden toegepast. De open infiltratievoorziening kan eenvoudig worden voorzien van een bodempassage.
Deze bodempassage bestaat uit een 0,5 m dik zandpakket met hieraan toegevoegd 3-5 % lutum en 2 - 4 % organische stof. Deze bodempassage zorgt ervoor dat eventuele vervuilingen worden vastgehouden. De bodempassage kan gemonitord worden, zodat vastgesteld kan worden wanneer eventuele vervuilingen kunnen doorslaan naar het grondwater. Voordeel van de open infiltratiesystemen is dat op dat moment gemakkelijk de bodempassage verwijderd en vervangen kan worden.
Dimensionering
Aangezien het plangebied een nieuwe situatie betreft, dient met betrekking tot de benodigde buffercapaciteit worden uitgegaan van het opvangen van een regenbui met een herhalingstijd van gem. één keer in de 100 jaar en 10% klimaatseffect (T=100+10%, een neerslaghoeveelheid van 101 mm in 48 uur bij Q = 0,7 l/s/ha).
De afvoer via het oppervlaktewater bedraagt 24 mm (Q = 0,7 l/s/ha).
Hieronder is als voorbeeld een zeer indicatieve dimensionering van de hoeveelheid te realiseren waterberging weergegeven, uitgaande van een toekomstige verharding van 35%. De exacte berekening van de hoeveelheid waterberging dient in een later stadium plaats te vinden.
Uitgaande van een verhard oppervlak van circa 16.500 m2 is de benodigde berging:
·0,101 * 16.500 =1.666,5 m3 hemelwaterinvoer
·0,024 * 16.500 =396 m3 maximale landelijke afvoer –1.270,5 m3 benodigde buffer
Voorbeeld
Uitgaande van een maximale diepte van een wadi van 0,5 m, bedraagt de benodigde oppervlakte wadi circa 2.541 m2 (benodigde waterberging1.270,50 m3: 0,5 m diepte). Er is nog geen informatie bekend over de toekomstige inrichting van het plangebied. Hieronder zijn de voorwaarden met betrekking tot dimensionering en inrichting van toekomstige voorziening weergegeven:
·het water zichtbaar afvoeren naar de infiltratievoorziening verdient altijd de voorkeur boven afvoer via buizen zodat burgers zich bewustzijn c.q. worden van het water in de wijk;
·ondergrondse afvoeren van afgekoppeld hemelwater moeten op de(toekomstige) perceelscheiding worden voorzien van een controleputje met deksel aan het maaiveld;
·indien (straat)kolken worden toegepast daarin een schermaanbrengen om grove vervuiling tegen te houden zodat deze niet in de infiltratievoorziening kan komen;
·het is gewenst om aandacht te hebben voor communicatie over het watersysteem naar zowel de eerste als toekomstige bewoners;
·bij afkoppeling van hemelwater dient kenbaar te worden gemaakt dat er anders omgegaan wordt met hemelwater, bijvoorbeeld middels borden;
·bij onderhoud van de verharding en de groenvoorziening dient minimaal, zo mogelijk geen gebruik gemaakt te worden van milieubelastende stoffen;
·de retentievoorziening dient ten alle tijden bereikbaar en beheersbaar blijven.
Tevens dient het beheer gewaarborgd zijn;
·peilregulerende kunstwerken (zoals knijpvoorzieningen) horen bij de waterhuishoudkundige voorzieningen en worden door het waterschap overgenomen. Het onderzoek is als externe bijlage bij deze toelichting gevoegd.
Conclusie
Op basis van de locatie, het vooronderzoek naar de infiltratiemogelijkheden, de uitgangspunten en de reservering van 20% van het planoppervlak voor groen en water kan voor de toekomstige uitbreiding van de kern De Heurne een duurzaam en robuust watersysteem ontwikkeld worden. Voor de gefaseerde uitbreiding van de woningen dient een waterhuishoudkundig plan opgesteld te worden waarin de waterhuishouding en detailontwatering in overleg met het waterschap wordt uitgewerkt en door het waterschap wordt goedgekeurd.
De gemeente is verantwoordelijk voor de uitgifte van de bouwkavels. Uit de (voorlopige) grondexploitatie blijkt dat de baten de kosten overstijgen. De economische uitvoerbaarheid wordt daarmee voldoende gewaarborgd geacht.
De voorgestelde uitbreiding is met Heurns Belang besproken. Er bestaat consensus over deze uitbreiding van de kern De Heurne.
Men heeft enige tijd op de uitbreiding moeten wachten, maar nu kan in planologische zin vorm gegeven worden aan de gewenste uitbreiding van De Heurne. De wijze van invulling van de geboden planologische mogelijkheden ligt in de lijn van de opbouw van de gehele kern De Heurne.
Gezien de voorgeschiedenis van dit plan zal nu geen afzonderlijke inspraakronde voor de bewoners van De Heurne worden ingelast. Men is met deze uitbreiding voldoende bekend. Het bestemmingsplan zal gelijk als ontwerpbestemmingsplan ter visie worden gelegd.
Gelijktijdig met de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan wordt het plan in het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in ieder geval toegezonden aan de volgende instanties:
·Provincie Gelderland;
·Waterschap Rijn en IJssel.
Beide instanties hebben aangegeven in te stemmen met het ontwerpbestemmingsplan.
Het ontwerpbestemmingsplan zal op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedurende een termijn van zes weken ter inzage worden gelegd om een ieder in de gelegenheid te stellen een zienswijze in te dienen bij de gemeenteraad.
Er zijn gedurende deze termijn geen formele zienswijze ingediend en heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan op 31 mei 2022 vastgesteld.
De beleidsdoelstellingen zijn juridisch vertaald in de regels en de bijbehorende verbeelding. De basis voor de verbeelding, de tekening, is een recente kadastrale ondergrond en topografische gegevens. Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven. Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren en letteraanduidingen weergegeven. Voorts zijn aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen. Uitgangspunt voor de regels zijn de planregels die in het bestemmingsplan Kern De Heurne 2010 zijn opgenomen, deels aangepast en uitgebreid op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008(SVBP 2012).
Het voorliggende bestemmingsplan is een ontwikkelingsplan (wat betekent dat nieuwe woningbouw planologisch mogelijk wordt gemaakt). De ontwikkelingen zijn gedeeltelijk direct bestemd en gedeeltelijk met een ruimere bestemming Woongebied zodat binnen deze bestemming woningbouw kan plaatsvinden zonder dat een aanvullende planologische procedure nog moet worden gevoerd. Er zijn bouwvlakken bepaald waarbinnen de woningbouw gerealiseerd moet worden.
Doordat het bestemmingsplan flexibel van opbouw is,geeft het meer mogelijkheden om in te spelen op nieuwe (kleinschalige) ontwikkelingen zonder het plan te hoeven herzien.
Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend. Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De meest relevante standaard van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 wordt hieronder kort toegelicht.
De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. Dit om de gewenste vergelijkbaarheid zeker te stellen. De standaarden hebben geen betrekking op de toelichting van het bestemmingsplan. De toelichting maakt immers geen deel uit van het bestemmingsplan. Wel dient het bestemmingsplan van een toelichting vergezeld te gaan. Het bestemmingsplan zelf bestaat uit een verzameling geografisch bepaalde objecten, die zijn opgeslagen in een digitaal ruimtelijk informatiesysteem en die te raadplegen zijn via een interface, zoals een website. De objecten zijn voorzien van bestemmingen met bijbehorende doeleinden en regels.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
1. Inleidende regels;
2. Bestemmingsregels;
3. Algemene regels;
4. Overgangs- en slotregels.
In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.
Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.
In artikel 2 wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden bij het beoordelen of de maatvoering in overeenstemming is met de regels. Ook hier is aansluiting gezocht bij de standaard (meet)regels uit de SVBP 2012. Onderstaand is een voorbeeld opgenomen m.b.t. de interpretatie van de goot- en bouwhoogte van een gebouw.
Voor de bepaling van de goothoogte van een gebouw wordt, indien er sprake is van een lage en hoge druiplijn, uitgegaan van de onderste druiplijn voor het bepalen van de ‘goothoogte’. De bovenste druiplijn wordt aangemerkt als de ‘bouwhoogte’ (zie voorbeelden D en G). Met deze interpretatie wordt aangesloten bij jurisprudentie hieromtrent van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State.
In het plan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:
Groen
De bestemming betreft gronden waarop uitsluitend groenvoorzieningen, paden, sport- en spelvoorzieningen, parkeervoorzieningen zijn toegestaan. De groenvoorzieningen binnen de bestemming Groen hebben een daadwerkelijk structureel groen karakter.
Verkeer
Deze bestemming is opgesteld voor de openbare verkeersruimte binnen de woonwijk. De woonstraten, aanliggende trottoirs, parkeerplaatsen, bermen en beplantingen zijn in deze bestemming opgenomen. Een algemene bestemming voor zowel de verharding als het aanliggende groen maakt een eventuele herinrichting van het openbare gebied eenvoudiger te regelen.
Woongebied
Deze bestemming geldt voor de grondgebonden woningen en de bijbehorende achtertuinen. Met deze bestemming is de nodige flexibiliteit in het plan aangebracht zodat de woningen binnen deze bestemming kan worden gesitueerd. De bouwblokken zijn ruim bemeten.
De hoofdfunctie in deze gebieden is wonen, maar een aan huis gebonden (dienstverlenend) beroep is ook toegestaan. Hierbij geldt dat de woning in overwegende mate de woonfunctie moet behouden en het beroep moet passen in de woonomgeving. De goot- en bouwhoogte is via de verbeelding geregeld.
Buiten het bouwvlak zijn aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan.
Waarde- Archeologie
Deze bestemming is opgenomen om aandacht te houden voor de archeologische aspecten tijdens het bouwproces of latere verbouwingen door toekomstige bewoners.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.
Met de anti-dubbeltelbepaling wordt geregeld dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning is meegenomen niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning mag worden meegenomen. Deze regel is rechtstreeks overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening.
In dit artikel is een regeling opgenomen welke toestaat dat ondergeschikte bouwdelen de bouw- of bestemmingsgrenzen, danwel de bouwhoogte mogen overschrijden. Deze overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 1,0 m. Tevens is een regeling opgenomen voor het ondergronds bouwen.
Ondergrondse gebouwen zijn toegestaan onder bovengrondse gebouwen, danwel maximaal 3,0 m daarbuiten, tot een diepte van maximaal 4,0 m onder de begane grondvloerlaag.
Voor gebouwen en bouwwerken welke legaal zijn (of kunnen worden) gebouwd maar afwijken van de bouwregels van het bestemmingsplan is een algemene afwijkingsregel opgenomen dat deze in de bestaande maatvoering zijn toegestaan.
Voor het bouwen van dakkapellen is in dit artikel een algemene regeling opgenomen.
In de algemene regels zijn enkele algemene gebruiksregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden, zoals het verbod om gronden en gebouwen te gebruiken voor prostitutiedoeleinden en stort/opslagplaats voor grond en afval.
In dit artikel is een algemene afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 %, een afwijkingsmogelijkheid voor het bouwen van nutsvoorzieningen, alsmede een afwijkingsmogelijkheid voor het verhogen van de goothoogte van een gebouw. Deze bevoegdheid vergroot de flexibiliteit van het plan.
In de regels is een algemene wijzigingsbepaling voor een grote nutsvoorziening opgenomen. Alvorens de gronden te wijzigen zal wel onderzocht dienen te worden of er vanuit milieuoogpunt geen bezwaren bestaan tegen de vestiging van de bedrijven en of de belangen van derden niet onevenredig worden aangetast.
In dit artikel is een regeling opgenomen voor bestaande zaken en rechten die niet in overeenstemming zijn met de overige regelingen in dit bestemmingsplan. De regels voor het overgangsrecht zijn overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening, waarin standaard overgangsrecht voor bestemmingsplannen is opgenomen.
In dit artikel staat de naam van het bestemmingsplan.