direct naar inhoud van Regels
Plan: Kern Aalten, uitbreiding bedrijventerrein 't Broek 2022
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0197.BP00107-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan Kern Aalten, uitbreiding bedrijventerrein 't Broek 2022 met identificatienummer NL.IMRO.0197.BP00107-ON01 van de gemeente Aalten.

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.6 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.9 bedrijfswoning:

een woning, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de aard van de bedrijfsvoering noodzakelijk is;

1.10 Besluit externe veiligheid inrichtingen:

Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer.

1.11 Bevi-inrichting:

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.12 bijgebouw:

een vrijstaand of aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat door zijn situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.15 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.17 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.18 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.19 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is; horeca-activiteiten zijn hieronder niet begrepen;

1.20 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.21 geluidzoneringsplichtige inrichting:

inrichtingen die genoemd worden in artikel 2.4 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer.

1.22 onzelfstandig kantoor:

een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft;

1.23 peil:
  • Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse.
1.24 stikstofdepositie:

Neerslag van stikstofverbindingen uit de atmosfeer op een habitat c.q. leefgebied van soorten, waarbij de belasting, op een punt binnen het habitat, wordt uitgedrukt in mol N/ha/jr en de belasting op het habitat in geheel in mol N/jr;

1.25 toename stikstofdepositie:

Van een toename is sprake indien de stikstofdepositie als gevolg van de stikstofemissie op voor stikstofgevoelige habitats in een Natura 2000-gebied meer bedraagt dan:

  • a. De stikstofdepositie ten gevolge van het tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan aanwezige planologisch legaal gebruik, dan wel
  • b. de stikstofdepositie in overeenstemming met een verleende [en onherroepelijke] vergunning op grond van de Wet natuurbescherming of een omgevingsvergunning waarbij door het bevoegde gezag een verklaring van geen bedenkingen is verleend.
1.26 voorgevelrooilijn:

de lijn die gelijk loopt aan voorgevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan. (Van een hoofdgebouw gelegen op de hoek van twee straten moeten beide gevels van het hoofdgebouw, gelegen aan de straatkant, gezien worden als voorgevel);

1.27 Wet geluidhinder:

Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage:

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

2.2 de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens:

de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de perceelsgrens;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven;
  • b. ondergeschikte detailhandel in ter plaatse vervaardigde goederen;
  • c. onzelfstandige kantoren;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. paden en toegangswegen ten behoeve van het ontsluiten van bedrijven

één en ander conform de in 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

3.1.2 Nadere detailering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:

  • a. Toegestane bedrijven
    Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bedrijven toegestaan voorzover deze voorkomen in categorie 1 en 2 van de als bijlage opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, alsmede
    • 1. een opslag- en expeditiehal, inclusief bijbehorende logistieke activiteiten, voor goederen betrekking hebbend op woon-, tuin-, feest- en zomerartikelen, inclusief aanverwante artikelen en speelgoed, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - opslag - expeditiehal'
    • 2. een machinefabriek, gespecialiseerd in aandrijftechniek, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - machinefabriek'.
  • b. Parkeren
    Op eigen terrein dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid. Voor de parkeernormen wordt verwezen naar het 'Parapluplan gemeente Aalten' waarbij de regels van dat bestemmingsplan onverkort van toepassing zijn op onderhavig bestemmingsplan.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, met dien verstande dat de bouw van een bedrijfswoning niet is toegestaan.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen een 'bouwvlak';
  • b. voor zover een aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is opgenomen, mag het bebouwingspercentage van het bouwvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van die aanduiding is aangegeven;
  • c. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 4,0 m;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 4,0 m, met dien verstande dat geen lichtmasten zijn toegestaan.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Nadere detaillering verboden gebruik: geluidzoneringsplichtige inrichtingen

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 3.1, worden in ieder geval begrepen: geluidzoneringsplichtige inrichtingen, zijnde inrichtingen waarbij in een bestemmingsplan, op basis van de Wet geluidhinder en krachtens deze wet vastgestelde voorschriften, rondom het terrein van vestiging een geluidzone moet worden vastgesteld.

3.3.2 Nadere detaillering verboden gebruik: bevi-inrichtingen

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 3.1, worden in ieder geval begrepen: bevi-inrichtingen, zijnde inrichtingen die vallen binnen het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

3.3.3 Nadere detaillering verboden gebruik: opslag in open lucht

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 3.1, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik van de gronden, gelegen vóór de voorgevel van het bedrijfsgebouw en/of buiten het bouwvlak, voor opslag van materialen en goederen in de open lucht.
3.3.4 Nadere detaillering verboden gebruik: zelfstandige kantoren

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 3.1, wordt in ieder geval begrepen een gebruik van de gronden ten behoeve van een zelfstandig kantoor.

3.3.5 Nadere detailering verboden gebruik: inrit en uitrit

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - inrit en uitrit verboden' is het verboden om de gronden voor een in-/uitrit te gebruiken.

3.3.6 Nadere detailering strijdig gebruik: toename stikstofdepositie

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 3.1, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken, zodanig dat er sprake is van toename van stikstofdepositie (mol/ha/jr).
3.3.7 Nadere detailering ten aanzien van de hemelwaterinfiltratie

Het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van het in artikel 3.1 toegelaten gebruik is -met het oog op de waterhuishouding en het voorkomen van wateroverlast- slechts toegestaan indien op dit terrein zodanige maatregelen zijn genomen dat aan de normen en uitgangspunten uit de notitie 'Duurzaam en Veilig water in de stad' van het waterschap Rijn en IJssel (versie april 2012) wordt voldaan, te weten:

  • bij een bui van T=10+10%, moet 40 millimeter water worden geborgen, om dit vertraagd af te voeren;
  • bij een bui van T=100+10%, moet 74 millimeter water worden geborgen, zodat er geen wateroverlast ontstaat.
3.3.8 Voorwaardelijke verplichting 1

Het gebruik van gronden en gebouwen overeenkomstig de in artikel 3.1 bedoelde functies ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - landschappelijke inpassing' is in strijd met het bestemmingplan indien:

  • a. de landschappelijke inpassing niet is gerealiseerd en in stand wordt gehouden overeenkomstig het opgestelde beplantingsplan als bedoeld in Bijlage 2;
  • b. de burgerwoningen en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken op het perceel Dinxperlosestraatweg 72/72a te Aalten niet (volledig) zijn gesloopt/geamoveerd;
  • c. door het wegverkeer van en naar het bedrijf Kaemingk gebruik wordt gemaakt van de uitweg aan de zijde van de Dinxperlosestraatweg (behoudens calamiteiten).
3.3.9 Voorwaardelijke verplichting 2

Het gebruik van gronden en gebouwen overeenkomstig de in artikel 3.1 bedoelde functies ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - machinefabriek' is in strijd met het bestemmingsplan indien de opslaghal/het bedrijfsgebouw een onvoldoende fysieke/akoestische afscherming biedt waardoor de geluidsbelasting op de vastgestelde geluidszone rond het industrieterrein 't Broek de waarde van 50 dB(A) te boven gaat als gevolg van de bedrijfsvoering op deze bedrijfslocatie.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Omgevingsvergunning Staat van bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder a voor het toestaan van bedrijven die niet zijn opgenomen in de als bijlage toegevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten en deze bedrijven naar aard en milieubelasting en ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. wegen;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. in-/uitritten;
  • f. bermen en beplantingen;
  • g. beeldende kunstwerken;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;

één en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en conform de in 4.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

4.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 4.1.1:

  • a. Parkeren in het groen
    Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn de gronden aangewezen voor een parkeerterrein.
  • b. Hemelwaterretentie
    Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - hemelwaterretentie' zijn de gronden aangewezen voor hemelwaterretentie.
  • c. Fietspad
    Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietspad' zijn de gronden aangewezen voor een fietspad.
  • d. In-/uitrit
    Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - inrit en uitrit' zijn de gronden aangewezen voor een in-/uitrit.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4,0 m.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. in-/uitritten
  • d. parkeer- en groenvoorzieningen;
  • e. verblijfsvoorzieningen;
  • f. beeldende kunstwerken;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;

één en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.

5.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
  • a. Fietspad
    Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietspad' zijn de gronden aangewezen voor een fietspad.
  • b. In-/uitrit
    Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - inrit en uitrit' zijn de gronden aangewezen voor een in-/uitrit.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8,0 m;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4,0 m.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat deze regeling niet van toepassing is op de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen;
  • b. de regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwen, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5,0 m;
    • 2. de bebouwde oppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m².
  • d. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    • 1. ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 40,0 m;
    • 2. ten behoeve van de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot 6,0 m.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
8.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
8.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 8.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 8.1.1 met maximaal 10 %.

8.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 8.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik
8.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

8.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 8.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

8.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 8.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

8.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 8.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Kern Aalten, uitbreiding bedrijventerrein 't Broek 2022'.