direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Landelijk gebied, tweede herziening 2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0197.BP00087-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot een nieuw bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan is een herziening op perceelsniveau van het op 19 april 2016/21 maart 2017 vastgestelde bestemmingsplan 'Landelijk Gebied 2015'.

In de onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de projecten (met korte omschrijving) die zijn opgenomen in deze herziening.

Nr.   Adres   Plaats   Globale omschrijving  
1.   Boterdijk 3   Aalten   Aanpassing recreatieve bestemming aan de feitelijke situatie, inclusief landschappelijke inpassing.  
2.   De Heurnseweg 1   Aalten   Agrarisch bouwperceel voor een grondgebonden veehouderij: verwijzen naar onherroepelijke vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet.  
3.   Dinxperlose-
straatweg 131  
Aalten   Wijziging van de agrarische naar een woonbestemming in de categorie Wonen-1, inclusief de vestiging van een bedrijf aan huis/stratenmakers- bedrijf met een oppervlakte van 750 m².  
4.   Heuvelweg 10   Aalten   Aanpassing bestemmingsvlak Wonen-1 in verband met bouw van hooiberg buiten het bestemmingsvlak  
5.   Kriegerdijk 4   Aalten   Omzetting van een agrarische naar een woonbestemming in de categorie Wonen-1  
6.   Rengelinkweg 7   Aalten   Omzetting van een agrarische naar een woonbestemming in de categorie Wonen-1  
7.   Schulenkampweg 19   Aalten   Het toestaan van kleinschalige horeca-activiteiten binnen een woonbestemming in de categorie Wonen-1.  
8.   Tolhuisweg 6a   Aalten   Omzetting van een agrarische naar een woonbestemming in de categorie Wonen-1, de toevoeging van een RvR-bouwkavel en het positief bestemmen van de bestaande statische opslag.  
9.   Welinkweg 2   Aalten   Het toekennen van de aanduiding 'intensief' aan het agrarisch bouwvlak (bestaande situatie)  
10.   Wolterinkweg 1-3   Aalten   Het toekennen van de aanduiding 'intensief' aan het agrarisch bouwvlak (bestaande situatie)
 
11.   Wolterinkweg 7-9   Aalten   Het schrappen van de aanduiding 'intensief' van het agrarisch bouwvlak (bestaande situatie voor deze grondgebonden veehouderij)  

In de navolgende hoofdstukken wordt een en ander verder uitgewerkt.

Hoofdstuk 2 Boterdijk 3

2.1 Bestaande situatie en vigerend bestemmingsplan

Voor het perceel Boterdijk 3 geldt een een recreatieve bestemming ten behoeve van het ter plaatse gevestigde recreatieterrein. Op het terrein zijn voornamelijk stacaravans aanwezig, alsmede een drietal blokhutten. Op het resterende deel van het recreatieterrein is recreatie mogelijk in andere kampeermiddelen, zoals tenten, vouwwagens, tourcaravans en campers.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00087-VG01_0001.png"

2.2 Planbeschrijving

In het plan wordt met namelijk de feitelijke situatie vastgelegd, die voor een deel afwijkt van de regeling zoals opgenomen in het plan 'Landelijk gebied 2015'.

De nu in het bestemmingsplan opgenomen regeling heeft de instemming van de belanghebbende partijen bij het project.

Daarbij is de afspraak gemaakt dat de reeds gerealiseerde en nog te realiseren landschappelijke inpassing nadrukkelijk als zodanig wordt bestemd in dit plan, hetzij binnen de bestemming 'Bos', hetzij binnen de aanduiding 'houtsingel'.

2.3 Nadere onderbouwing

In het plan is een toegesneden bestemmingsregeling opgenomen van de feitelijke situatie. De omvang van het bosgebied is afgestemd op de aanwezige boombeplanting en met name toegekend aan de buitengrenzen van het recreatieterrein.

Op die wijze is er in bestemmingsplantechnische zin een betere aansluiting op reeds bestaande bosgebieden en/of houtsingels met de bestemming 'Bos'. De meest wezenlijke in stand te houden houtsopstanden op het recreatieterrein zijn aangeduid als 'houtsingels'.

Op de hoek Boterdijk/Romienendiek is via een omgevingsvergunning medewerking verleend aan een mast met een schotelvoorziening. Deze is als zodanig op de kaart aangeduid.

 

Hoofdstuk 3 De Heurnseweg 1

3.1 Bestaande situatie en in werking getreden bestemmingsplan

Op het perceel De Heurnseweg 1 te Aalten wordt een grondgebonden veehouderij geexploiteerd. Aan de melkveehouderij is binnen de enkelbestemming 'Agrarisch' een agrarisch bouwvlak toegekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00087-VG01_0002.png"

3.2 Planbeschrijving

In het bestemmingsplan is de referentiesituatie van elk agrarisch bedrijf vastgelegd. In het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2015', vastgesteld bij raadsbesluit van 21 maart 2017 is voor dit bedrijf verwezen naar de beschikking op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 van 29 januari 2013, nr. 2012-021273.

Gebleken is dat dit 'slechts' de ontwerp-beschikking is. In deze herziening van het bestemmingsplan wordt de onherroepelijke vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (thans Wet natuurbescherming) opgenomen, zijnde het besluit van 2 april 2013, nr. 2012-021273.

Deze 'definitieve' vergunning wijkt qua aantallen dieren en wijze van huisvesting overigens niet af van het ontwerp-besluit.

3.3 Nadere onderbouwing

In dit geval is een nadere onderbouwing in het kader van een goede ruimtelijke ordening niet noodzakelijk. Het gaat in dit geval slechts om een technisch/formele aanpassing, waarbij de onherroepelijke referentiesituatie van dit agrarisch bedrijf wordt vastgelegd.

 

Hoofdstuk 4 Dinxperlosestraatweg 131

4.1 Bestaande situatie en in werking getreden bestemmingsplan

Op het perceel Dinxperlosestraatweg 131 te Aalten wordt een grondgebonden veehouderij geëxploiteerd. Aan de melkveehouderij is binnen de enkelbestemming 'Agrarisch' een agrarisch bouwvlak toegekend. Het agrarisch bedrijf is onlang verkocht en de agrarische bedrijfsvoering is gestaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00087-VG01_0003.png"

4.2 Planbeschrijving

Het plan voorziet in wijziging van de agrarische bestemming naar 'Wonen-1', inclusief een specifieke aanduiding met het oog op een bedrijfsmatige bedrijfsuitoefening (stratenmakersbedrijf) aan huis. Het is de bedoeling de sleuf- en voedersilo's te verwijderen en de ligboxenstal voor een belangrijk deel te slopen totdat 750 m² bedrijfsvloeroppervlakte resteert.

Het hoofdgebouw, waarin de woning is opgenomen, met aanbouw wordt aangemerkt als bestaande inhoud voor de woning. Bij de woning staat een vrijstaande schuur met een oppervlakte van ruim 200 m². Die schuur wordt als een bijbehorend bouwwerk bij de woning gezien.

De bestaande ligboxenstal wordt een stratenmakersbedrijf geëxploiteerd, waaronder de opslag van materiaal en materieel.

Het perceel wordt landschappelikjk ingepast. Het inpassingsplan is als bijlage in dit plan opgenomen.

4.3 Nadere onderbouwing

Het bestemmingsplan Landelijk gebied 2015 kent mogelijkheden voor de wijziging van een agrarische bestemming naar wonen en/of bedrijf. In dit geval wordt het een mix van beide bestemmingen, waarbij de hoofdbestemming Wonen-1 is, inclusief een specifieke aanduiding voor de uitoefening van een bedrijf aan huis.

Hieronder zijn de relevante wijzigingscriteria van beide bestemmingen opgenomen.

  • 1. Het aantal woningen dient beperkt te blijven tot het huidige aantal.
  • 2. In de nabijheid gelegen functies en waarden mogen niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad.
  • 3. De belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad.
  • 4. Er zijn slechts bedrijven toegestaan, zoals opgenomen in de bijlage van het bestemmingsplan dan wel bedrijven die voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kunnen worden gesteld aan bedrijven genoemd in de bijlage.
  • 5. Voor nevenactiviteiten mag bij wijze van recht/afwijking ten hoogste 750 m² worden benut.
  • 6. Er dient een inrichtingsplan te worden opgesteld waarmee de ruimtelijke inpasbaarheid van de bedrijvigheid in de omgeving wordt aangetoond.
  • 7. Er mag geen sprake zijn van een onevenredige toename van de verkeersaantrekkende werking.
  • 8. Parkeren dient volledig op eigen terrein plaats te vinden.
  • 9. Er mag geen buitenopslag aanwezig zijn.

Deze criteria geven de volgende beoordeling:

  • 1. Het aantal woningen wordt niet vermeerderd. Er is/wordt slechts één woning toegestaan, zijnde de bestaande voormalige agrarische bedrijfswoning.
  • 2. De nabij gelegen functies en waarden worden -ten opzichte van de geldende agrarische bestemming en mogelijke uitbreidingsmogelijkheden- niet onevenredig geschaad. De omvang van het bestemmingsvlak wordt verkleind. Er worden slechts 'lichte' bedrijfsmatige activiteiten toegestaan. Het dichtstbijzijnde agrarisch bedrijf is gelegen op een afstand van ca. 200 m. Dat bedrijf wordt reeds beperkt door burgerwoningen die op kortere afstand zijn gelegen ten opzichte van dat bedrijf.
  • 3. Voor zover kan worden beoordeeld worden deze belangen niet geschaad door deze planwijziging.
  • 4. Er wordt een stratenmakersbedrijf toegestaan dan wel een ander bedrijf zoals opgenomen in de categorieën 1 en 2 van de bedrijvenlijst.
  • 5. Deze oppervlaktemaat wordt in het bestemmingsplan opgenomen.
  • 6. Het toekomstige inrichtingsplan is al bijlage bij dit plan opgenomen.
  • 7. Het aantal verkeersbewegingen is beperkt ten opzichte van de geldende agrarische bestemming.
  • 8. Het parkeren kan volledig op eigen terrein plaats vinden. Het terrein heeft daarvoor voldoende omvang.
  • 9. Buitenopslag vindt in zeer beperkte mate plaats en wel zodanig dat dit niet hinderlijk is voor de omgeving. Dit is inherent aan dit bedrijf.

In de te realiseren burgerwoning kan een goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd.

Hoofdstuk 5 Heuvelweg 10

5.1 Bestaande situatie en in werking getreden bestemmingsplan

De gronden bij de woning Heuvelweg 10 kennen in het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2015' de bestemmingen 'Wonen-1' en 'Agrarisch' zonder agrarisch bouwvlak).

Via een omgevingsvergunning (uitgebreide procedure) is toestemming verleend voor de bouw van een hooiberg buiten het bouwvlak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00087-VG01_0004.png"

5.2 Planbeschrijving

Het plan beoogt de feitelijke situatie te bestemmen. Het bestemmingsvlak 'Wonen-1' wordt aangepast zodat de hooiberg binnen dat vlak valt. Het meest noordelijk deel van het bestemmingsvlak krijgt wederom de bestemming 'Agrarisch'.

De maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken op deze locatie is bepaald op 200 m².

5.3 Nadere onderbouwing

Het gaat in dit geval om het bestemmen van een reeds gerealiseerde/geformaliseerde situatie: een burgerwoning met bijbehorende bouwwerken. Een nadere ruimtelijke onderbouwing is niet noodzakelijk.

 

Hoofdstuk 6 Kriegerdijk 4

6.1 Bestaande situatie en in werking getreden bestemmingsplan

Het perceel Kriegerdijk 4 te Aalten kent een agrarisch bouwvlak binnen de enkel- bestemming 'agrarisch net waarden'. Aan het dit bouwperceel is een functieaanduiding toegevoegd, te weten 'specifieke vorm van agrarisch - akker- en tuinbouw en groenteteelt'. Op deze locatie wordt derhalve geen bedrijfsmatig landbouwvee gehuisvest.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00087-VG01_0005.png"

6.2 Planbeschrijving

De agrarische bedrijfsvoering is in de loop van de tijd gestaakt en de rechthebbende heeft verzocht een reguliere woonbestemming aan deze locatie toe te kennen. Er zijn op zich geen redenen aan te voeren, die zich hiertegen verzetten.

Het dichtstbijzijnde agrarisch bedrijf is gelegen op een afstand van ca. 200 m. Dit bedrijf wordt reeds beperkt door de aanwezigheid van burgerwoningen van derden, die op een kortere afstand zijn gelegen.

6.3 Nadere onderbouwing

Het gaat in dit geval om een compact erf, dat al op een goede wijze landschappelijk is ingepast. Aan het perceel wordt de bestemming Wonen-1 toegekend. In de te realiseren burgerwoning kan een goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd.

Hoofdstuk 7 Rengelinkweg 7

7.1 Bestaande situatie en in werking getreden bestemmingsplan

Het perceel Rengelinkweg 7 te Aalten kent een agrarisch bouwvlak binnen de enkelbestemming 'agrarisch'. Aan het dit bouwperceel is een functieaanduiding toegevoegd, te weten specifieke vorm van agrarisch - akker- en tuinbouw en groenteteelt. Op deze locatie wordt derhalve niet bedrijfsmatig vee gehuisvest.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00087-VG01_0006.png"

7.2 Planbeschrijving

De agrarische bedrijfsvoering is in de loop van de tijd gestaakt en de rechthebbende heeft verzocht een reguliere woonbestemming aan deze locatie toe te kennen. Er zijn op zich geen redenen aan te voeren, die zich hiertegen verzetten.

Het dichtstbijzijnde agrarisch bedrijf is gelegen op een afstand van ca. 245 m. Dit bedrijf wordt echter reeds beperkt door de aanwezigheid van burgerwoningen van derden, die op een kortere afstand zijn gelegen.

7.3 Nadere onderbouwing

Het gaat in dit geval om een compact erf, dat al op een goede wijze landschappelijk is ingepast. Aan het perceel wordt de bestemming Wonen-1 toegekend, voor zover het gaat om de omvang van het voormalig agrarisch bouwvlak. In de te realiseren burgerwoning kan een goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd.

Hoofdstuk 8 Schulenkampweg 19

8.1 Bestaande situatie en in werking getreden bestemmingsplan

Voor het perceel aan de Schulenkampweg 19 geldt thans een woonbestemming binnen de bestemmingscategorie 'Wonen - 1'. In het kader van nevenactiviteiten vinden in het hoofdgebouw kookworkshops plaats.

De belangrijkste opstallen op deze locatie zijn aangeduid als karakteristiek. In de Bijlagen is dit uitgewerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00087-VG01_0007.png"

8.2 Planbeschrijving

In de karakteristieke schoppe, gelegen aan de zuidzijde van het plangebied, is in de loop van de tijd een horecavoorziening gerealiseerd. Het gaat om een kleinschalige voorziening, zowel in omvang als in gebruik.

Deze beperkingen zijn nader uitgewerkt in het bestemmingsplan, met name in artikel 8.5.2 Nadere detaillering toegestaan gebruik.


Het gemeentebestuur is van mening dat een kleinschalige horecavoorziening voor besloten (kleinere) gezelschappen in het kader van een goede ruimtelijke ordening kan worden toegestaan.

8.3 Nadere onderbouwing

Op basis van de VNG handreiking 'bedrijven en milieuzonering' zijn voor de verschillende horecabedrijven richtafstanden aangegeven. De grootste afstand ten opzichte van een woning dan derden is bepaald op 30 m. Daarbij is wel aangegeven dat er sprake is van een differentiatie van bedrijven en dat van geval tot geval een afweging moet worden gemaakt.

Het gaat in dit geval om een kleinschalige horecavoorziening met een beperkt (gereguleerd) gebruik. De dichtstbijzijnde burgerwoning is gelegen op een afstand van ca. 80 m. De voorziening is gelegen in de nabijheid van een druk bereden provinciale weg, Hamelandroute.

De tuin ten westen van de woning, thans nog bestemd als 'Agrarisch met waarden' krijgt eveneens de bestemming Wonen-1. Het is geen agrarisch gebied, maar tuin/erf behorende bij de woning. Ook kan aldaar worden geparkeerd voor de nevenactiviteiten, die ter plaatse worden toegestaan.

Op het perceel is fraaie/hoogopgaande beplanting aanwezig. De instandhouding daarvan is gewenst en geven juist cachet aan deze locatie. Om die reden zijn de belangrijkste boomgroepen als zodanig aangeduid.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het gebruik voor de in dit plan uitgewerkte horecadoeleinden acceptabel.

Hoofdstuk 9 Tolhuisweg 6a

9.1 Bestaande situatie en in werking getreden bestemmingsplan

Op de locatie Tolhuisweg 6 is een agrarisch bouwvlak geprojecteerd binnen de enkelbestemming 'agrarisch met waarden' ten behoeve van de uitoefening van een agrarisch bedrijf.

De agrarisch bedrijfsvoering is in de loop van de tijd gestaakt en de drie grootste voormalige pluimveestallen worden nu gebruikt voor de opslag van allerhande zaken. Een tweetal kleinere schuren doen dienst als bijbehorend bouwwerk bij de woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00087-VG01_0008.png"

9.2 Planbeschrijving

Het plan voorziet in de omzetting van de agrarische naar een woonbestemming. Er wordt één nieuwe burgerwoning toegevoegd. Het gaat hier om een zgn. rood-voor-rood-recht, dat zijn oorsprong vindt in de sloop van de bedrijfsbebouwing aan de Halteweg 1-3 te Aalten.

De bestaande bedrijfswoning krijgt een woonbestemming op maat met een reguliere bestemming Wonen-1. Als compensatie voor de sloop van de twee kleinere schuren wordt ook bij de bestaande woning de mogelijkheid geboden voor de bouw van een nieuw bijbehorende bouwwerk binnen het bestemmingsplan.

Aan de nieuwe woning worden de drie bestaande stallen toegewezen. Twee van de stallen mogen worden gebruikt voor de statische opslag van goederen. In de planregels is dit begrip verder uitgewerkt.

De meest noordelijke stal wordt gezien als bijgebouw bij deze nieuwe woning. Dit betekent dat voor het overige bij deze nieuwe woning geen bijbehorende bouwwerken kunnen worden gebouwd.

Het perceel wordt verder landschappelijke ingericht. Het Landschappelijk inpassingsplan Tolhuisweg 6a is als bijlage bij dit plan gevoegd.

9.3 Nadere onderbouwing

In de omgeving van deze locatie zijn voornamelijk burgerwoningen van derden en enkele kleinschalige agrarische bedrijven gelegen. Deze functies worden niet gehinderd door deze bestemmingswijziging. In de te realiseren burgerwoningen kan een goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd.

Hoofdstuk 10 Welinkweg 2

10.1 Bestaande situatie en in werking getreden bestemmingsplan

Op de locatie Welinkweg 2 is een agrarisch bouwvlak neergelegd binnen de enkelbestemming 'agrarisch met waarden' ten behoeve van de uitoefening van een agrarisch bedrijf. Het gaat in dit geval om een intensieve veehouderij.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00087-VG01_0009.png"

10.2 Planbeschrijving

Hoewel het gaat om een intensieve veehouderij is in het bestemmingsplan verzuimd deze locatie als zodanig aan te duiden. Dit wordt in deze herziening van het bestemmingsplan hersteld.

Voor wat de referentiesituatie van dit bedrijf wordt verwezen naar de onherroepelijke vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet van 9 juni 2015, nr. 2014-01553.

10.3 Nadere onderbouwing

Het plan legt slechts de feitelijke situatie vast en herstelt de omissie met betrekking tot de aanduiding 'intensieve veehouderij'.

Hoofdstuk 11 Wolterinkweg 1-3

11.1 Bestaande situatie en in werking getreden bestemmingsplan

Op de locatie Wolterinkweg 1-3 is een agrarisch bouwvlak neergelegd binnen de enkelbestemming 'agrarisch' ten behoeve van een agrarisch bedrijf. Het gaat in dit geval om een intensieve veehouderij.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00087-VG01_0010.png"

11.2 Planbeschrijving

Hoewel het gaat om een intensieve veehouderij is deze in het bestemmingsplan niet als zodanig aangeduid. Dat wordt in deze herziening van het bestemmingsplan hersteld.

Voor wat de referentiesituatie van dit bedrijf wordt verwezen naar de onherroepelijke vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet van 4 maart 2013, nr. 2012-009068.

11.3 Nadere onderbouwing

Het plan legt slechts de feitelijke situatie vast en herstelt de omissie met betrekking tot de aanduiding 'intensieve veehouderij'.

Hoofdstuk 12 Wolterinkweg 7-9

12.1 Bestaande situatie en gedeeltelijk in werking getreden bestemmingsplan

Op de locatie Wolterinkweg 7-9 te Aalten is een grondgebonden veehouderij gevestigd. Aan deze melkveehouderij is binnen de enkelbestemming 'Agrarisch' een agrarisch bouwvlak toegekend. Het perceel is tevens aangeduid als 'intensieve veehouderij'. De vleesvarkens- houderij is op deze locatie in de loop van de tijd beëindigd met het oog op de verdere ontwikkeling van de melkveehouderij.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00087-VG01_0011.png"

12.2 Planbeschrijving

Het gaat in dit geval om een grondgebonden veehouderij. De functieaanduiding 'intensieve veehouderij' is, gelet op de huidige wijze van bedrijfsvoering, voor dit agrarisch bouwvlak ten onrechte opgenomen.

Voor wat de referentiesituatie van dit bedrijf wordt verwezen naar de onherroepelijke vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet van 4 maart 2013, nr. 2012-007276.

12.3 Nadere onderbouwing

Het plan legt slechts de feitelijke situatie vast ten behoeve van een grondgebonden veehouderij. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt voor deze locatie geschrapt.

Hoofdstuk 13 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft -voor zover relevant- de rijks-, provinciale-, regionale- en/of gemeentelijke beleidsnota's.

13.1 Rijksbeleid

13.1.1 Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig" is in werking getreden op 17 december 2011. Hierna wordt kort de doelstelling van dit nieuwe beleid samengevat:


Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid.

Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is nodig om die nieuwe aanpak vorm te geven. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen die onder andere ontstaan omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. De forse bezuinigingsopgave maakt dat er scherp geprioriteerd moet worden. De financiële middelen zijn de komende jaren beperkt en private investeerders zijn terughoudender. Hierdoor vertragen projecten, worden deze heroverwogen of zelfs gestopt. Daarnaast werkt de huidige wijze van financiering van gebiedsontwikkeling niet meer. Nieuwe verdienmodellen en andere kostendragers zijn nodig om gebiedsontwikkeling weer van de grond te krijgen. Tegelijkertijd vragen grote opgaven op het gebied van concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid & veiligheid om rijksbetrokkenheid.

De AmvB ruimte (Barro) bevat algemene regels voor bestemmingsplannen. Zo bepaalt het Barro onder meer dat bestemmingsplannen de doorvaart voor schepen niet mogen belemmeren als in het plan zich een vrijwaringszone van een rijksvaarweg bevindt. Verder staat eveneens in dit besluit dat bestemmingsplannen binnen reserveringsgebieden geen plannen mogen bevatten die uitbreidingen van het spoor belemmeren. Een bestemmingsplanwijziging mag ook geen belemmering bevatten voor het gebruik en geschikt maken van elektriciteitsproductieinstallaties, kernenergiecentrales, hoogspanningsverbindingen, buisleidingen, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), primaire waterkeringen (buiten het kustgebied) en het IJsselmeergebied.

Toetsing

Deze rijksstructuurvisie en AmvB ruimte hebben geen directe betrekking op met

dit bestemmingsplan beoogde ontwikkeling.

13.1.2 Nationale omgevingsvisie

Het kabinet heeft, op voorstel van de minister Infrastructuur en Milieu -zie Kamerbrief 17 februari 2017, nr. IENM/BSK-2017/29846, ingestemd met 'De opgaven voor de Nationale Omgevingsvisie'.

Deze startnota vormt een eerste stap naar een gedeelde visie op de omgeving en de te maken politieke keuzes voor de inrichting van Nederland.

Met deze startnota zet het kabinet de eerste stap om te komen tot een nationale visie op de inrichting van ons land.

Centraal staan vier strategische opgaven, die vragen om een integrale aanpak.


Dit zijn:

  • Naar een duurzame en concurrerende economie; Innovatie, kennis, verhoging productiviteit en verduurzaming zijn steeds belangrijker voor de economische ontwikkeling en de levensstandaard.
  • Naar een klimaatbestendige en klimaatneutrale samenleving; Inzet is minder energieverbruik en duurzamere bronnen. Tegelijkertijd bereiden we Nederland voor op de gevolgen van klimaatverandering, zoals hittestress en wateroverlast.
  • Naar een toekomstbestendige en bereikbare woon- en werkomgeving: Hoe houden we ons land bereikbaar en daarmee het vestigingsklimaat aantrekkelijk? Waar bouwen we onze woningen?
  • Naar een waardevolle leefomgeving: Hoe gaan we verantwoord om met onze natuurlijke omgeving waaronder de landbouw, natuur en ons landschap?

Toetsing

Deze in voorbereiding zijnde visie verzet zich niet tegen de in dit bestemmingsplan geboden mogelijkheden.

13.2 Provinciaal beleid

13.2.1 Omgevingsvisie en -verordening Gelderland

Het provinciale beleid is opgenomen in de nieuwe omgevingsvise 'Gelderland Anders'. Provinciale Staten hebben de omgevingsvisie op 9 juli 2014 vastgesteld. De bijbehorende omgevingsverordening is op 1 oktober 2014 vastgesteld.

De omgevingsvise heeft vijf plannen geïntegreerd en vervangen: de Structuurvisie, het Waterplan, Milieubeleidsplan, de Reconstructieplannen en het Verkeer- en vervoersplan. Er zijn drie hoofdthema's:

'Dynamisch' duidt op economische structuurversterking, duurzaamheid, innovatie en bereikbaarheid.

'Mooi' verwijst onder meer naar de opgaven op terrein van natuur, landschap, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit.

'Divers' duidt op de regionale diversiteit en de andere wijze van werken.

De visie beschrijft hoe de provincie de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. Het is een 'plan' dat richting geeft en ruimte biedt; geen plan met exacte antwoorden. De provincie kiest er in deze visie voor om vooral opgaven en rollen te benoemen. Omstandigheden veranderen; nieuwe ontwikkelingen en kansen kunnen zich voordoen. De provincie wil hierop inspelen.

De visie benoemt twee hoofddoelen:

1. een duurzame economische structuur en

2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving.

Buiten de steden en dorpen streeft de provincie naar een vitaal buitengebied met behoud van levendigheid en een verbetering van de kwaliteit van wonen, werken en vrijetijdsbesteding. Daarbij houdt de provincie rekening met veranderingen in het buitengebied door schaalvergroting in de landbouw, de energietransitie en urbanisatie in de komende jaren. Een verdere ontwikkeling van een economisch gezonde en duurzame land- en tuinbouw is onderdeel van de provinciale visie.

Omgevingsverordening

Op 1 oktober 2014 is de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. In de Omgevingsverordening zijn de beleidsuitgangspunten uit de Omgevingsvisie vertaald in concrete regels die van toepassing zijn op gemeentelijke bestemmingsplannen. De omgevingsverordening heeft de status van ruimtelijke verordening, verkeersverordening, milieuverordening en waterverordening. In hoofdstuk 2 van de verordening zijn regels opgenomen om de provinciale belangen met betrekking tot het aspect ruimte te beschermen.

13.3 Regionaal beleid

13.3.1 Regionale structuurvisie Achterhoek 2012

De regionale structuurvisie is een actualisatie van de regionale structuurvisie uit 2004. Er is gekozen voor een actualisatie, omdat er zich een aantal relevante en ingrijpende economische en maatschappelijke ontwikkelingen voordoen, zoals:

1. energietransitie en het inspelen op de gevolgen van de klimaatveranderingen;

2. bevolkingsverandering, krimp, vergrijzing en ontgroening en

3. de veranderingen in de landbouw en het landelijk gebied.

De visie gaat ervan uit dat deze ontwikkelingen gevolgen kunnen hebben voor de manier waarop er nu gewoond, geleefd en gewerkt wordt in de regio Achterhoek. Ze hebben invloed op de wijze waarop geld verdiend wordt in de regio. Wijzigingen hierin kunnen ruimtelijke consequenties hebben. De geactualiseerde visie wil richting geven aan het regionaal ruimtelijk beleid om de transitieopgaven op juiste wijze te kunnen faciliteren. Dit door belangrijke ruimtelijke thema's te agenderen en hierop afstemming tussen gemeenten te zoeken. Het doel hiervan is om ook in de toekomst te kunnen spreken van een vitale, regionale economie en een zeer prettige omgeving om in te wonen en te recreëren.

De visie gaat uit van waardeontwikkeling door het toevoegen van kwaliteit als motor achter ruimtelijke ontwikkelingen. Flexibiliteit is nodig om het kwalitatieve aanbod en vraag goed op elkaar af te kunnen stemmen.

Deze ruimtelijke visie richt zich niet op een ruimtelijk eindbeeld, maar streeft juist flexibiliteit na. Het leidende principe is een omslag 'van sturen naar begeleiden'. Dit om kansen te pakken en tegelijkertijd te werken aan behoud en versterking van ruimtelijke kwaliteit. Met de visie wordt juist regionale afstemming beoogd in de keuzes in de ruimtelijke ontwikkeling op lokaal niveau. Dit door het benoemen van ruimtelijke speerpunten.

Als regionale speerpunten worden genoemd:

1. bevolkingsdaling

2. transitie van het platteland

3. duurzaamheid/energietransitie

13.4 Gemeentelijk beleid

13.4.1 Woonvisie

Op 16 februari 2016 heeft de gemeenteraad de lokale Uitwerking van de Regionale Woonagenda 2016-2025 vastgesteld. Deze woonagenda is onder andere opgesteld op basis van de regionale woningmarktmonitoring, de resultaten van het Achterhoeks woonwensen en leefbaarheidsonderzoek (AWLO) en de uitkomsten uit het lokale project Kernenfoto's. In deze Woonagenda is aangegeven dat de woningbouwplanning in overeenstemming gebracht moet worden met de behoefte aan woningen tot 2025. In onze gemeente gaat het dan nog om een toevoeging van zo'n 300 extra woningen tot 2025 .

De notitie Woningbouwplanning 2016 is bedoeld om sturing te geven aan de noodzakelijke aanpassing van de gemeentelijke woningbouwplanning. Aan de hand van een stoplichtmodel wordt nagegaan welke nieuwbouwplannen doorgezet kunnen worden (groen), welke voor herprogrammering in aanmerking komen (oranje), welke uitgesteld moeten worden (oranje) en welke gestopt (rood) moeten worden.

13.4.2 Woningbouwplanning 2017

Vervolgens heeft de gemeenteraad op 23 mei 2017 de woningbouwplanning Aalten 2017 vastgesteld. Dit beleid is gericht op het terugdringen van het aantal mogelijkheden voor de bouw van nieuwe woningen.

Toetsing

In dit plan wordt de bouw van één nieuw woning mogelijk gemaakt, te weten op de locatie Tolhuisweg 6a.

Hoofdstuk 14 Onderzoeksresultaten

Daar waar relevant is per ontwikkeling in de betreffende hoofddstukken ingegaan op relevante milieuthema's. Algemene milieuthema's zijn in dit hoofdstuk opgenomen.

14.1 Watertoets

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het Waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een drietal hoofdthema's. Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema Watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'Vasthouden - Bergen - Afvoeren'. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt 'stand still - step forward'. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft Waterschap Rijn en IJssel naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.

Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is meer ruimte nodig voor het waterbeheer van de toekomst. Ook op andere terreinen, zoals recreatie, wonen en landbouw speelt water een centrale rol. Het waterschap wil in het watertoetsproces vroegtijdig meedenken over de rol van het water in de ruimtelijke ontwikkeling en wil samen met de gemeente op zoek naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.

Thema   Toetsvraag   Relevant  
HOOFDTHEMA'S  
Veiligheid
 
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?  
Nee

Nee  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?  
Nee
Nee
Nee  
Wateroverlast (oppervlaktewater)
 
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500 m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Nee

Nee

Nee
Nee  
Oppervlakte-
waterkwaliteit  
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?   Nee
 
Grondwater-
overlast  
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Is in het plangebied sprake van kwel?
3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?  
Nee

Nee
Nee  
Grondwater-
kwaliteit  
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   Nee  
Inrichting en beheer
 
1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
Nee

Nee  
Volksgezondheid   1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Nee

Nee  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?  
Nee
Nee
Nee

Nee  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied?   Nee  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?   Nee  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Nee  

Vanuit de verschillende plangebieden wordt hemelwater als regel geïnfiltreerd in de bodem en in het uiterste geval indirect geloosd op het oppervlaktewater.

Het plan maakt geen functies mogelijk die tot verslechtering van de waterkwaliteit leiden.

14.2 Flora en fauna

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden in en om het plangebied.

Het gaat in dit geval om herzieningen op perceelsniveau en de te plegen ingrepen zijn van beperkte betekenis.

Redelijkerwijs mag worden aangenomen, gelet op de geldende bestemmingen met de daarbij behorende gebruiksmogelijkheden, dat door de ontwikkelingen geen schade ontstaat aan beschermde flora en populaties van fauna.

14.3 Archeologie

Op 16 februari 2010 heeft de gemeenteraad de Cultuurhistorische inventarisatie, waarden-, verwachtingen- en maatregelenkaart als basis voor het archeologiebeleid van de gemeente Aalten vastgesteld. Vestigia BV Archeologie & Cultuurhistorie heeft een archeologische en cultuurhistorische inventarisatie voor het gehele grondgebied van Aalten uitgevoerd en deze aansluitend vertaald naar een archeologische waarden- en verwachtingenkaart en een daarop gebaseerde archeologische maatregelenkaart.

Op de maatregelenkaart is de gemeente Aalten verdeeld in 8 categorieën waaraan maatregelen zijn gekoppeld.

Voor de verschillende deelgebieden is de archeologische verwachtingswaarde overeenkomstig het geldende bestemmingsplan/de archeologische maatregelenkaart opgenomen.

14.4 Milieu

14.4.1 Bodem

De gemeenteraad van Aalten heeft op 15 december 2015 de bodemkwaliteitskaart vastgesteld. Geen van de in dit plan opgenomen locaties is aangeduid als een saneringslocatie of een van bodemverontreiniging verdachte locatie. Doelstelling van de bodemkwaliteitskaart is voor deze gronden om de bodemkwaliteit te behouden.

Er mag vanuit worden gegaan dat de gronden geschikt zijn voor de toegekende bestemmingen.

In het kader van deze planvorming is een nader onderzoek naar de kwaliteit van de bodem niet nodig.

Bij het verlenen van een om gevingsvergunning vindt indien nodig een nadere toetsing plaats.

14.4.2 Externe veiligheid

Het aspect Externe veiligheid is in dit plan niet van toepassing.

14.4.3 Luchtkwaliteit

Vanaf 15 november 2007 is de wetgeving op het gebied van luchtkwaliteit gewijzigd en is sindsdien opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). Deze wijziging wordt ook wel kortweg de Wet Luchtkwaliteit 2007 genoemd. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voorliggend plan betreft de ontwikkeling van een enkele woning.

Een woningbouwontwikkeling valt onder de Regeling NIBM (niet in betekende mate) indien er sprake is van max. 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg. Als een beoogd plan in de categorie NIBM valt, hoeft geen nader onderzoek plaats te vinden en mag er zonder meer vanuit gegaan worden dat het project NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In voorliggend plan wordt aan de voorwaarden voldaan. Daarom draagt het plan 'niet in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit en hoeft geen nader onderzoek naar luchtkwaliteit niet te worden uitgevoerd.

14.4.4 MER

Het plan voorziet niet in de realisatie van MER-plichtige activiteiten.

Hoofdstuk 15 Uitvoerbaarheid

15.1 Economische uitvoerbaarheid

Het gaat hier om particuliere initiatieven, waarbij verschillende partijen zijn betrokken. Veelal zijn met de initiatiefnemers realisatieovereenkomsten gesloten voor de tegemoetkoming in de schade, zoals bedoeld in de artikelen 6.1 tot 6.3 van de Wet ruimtelijke ordening.

De kosten voor de planprocedure en de uitvoering van het bestemmingsplan komen voor rekening van de initiatiefnemers.

Voor het gemeentebestuur staat vast dat dit plan ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd.

15.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

15.2.1 Vooraankondiging / inspraak

Op dinsdag 7 november 2017 heeft de formele aankondiging van deze planherziening plaats gevonden via de Staatscourant en de rubriek Aalten-Actueel in het Aaltens Nieuws.

15.2.2 Vooroverleg

Er zijn geen belangen van de andere overheden in het geding. Om die reden is vooroverleg niet noodzakelijk.

15.3 Procedure

15.3.1 Ontwerpfase

Het bestemmingsplan is als ontwerp met ingang van woensdag 22 november 2017 gedurende zes weken ter visie gelegd (dus tot en met dinsdag 2 januari 2018) in het gemeentekantoor, Hofstraat 8 te Aalten en is te raadplegen via www.ruimtelijkeplannen.nl en via de gemeentelijke website.

Gedurende deze periode kan een ieder gedurende de terinzagetermijn op het bestemmingsplan reageren en een zienswijze inbrengen.

Er zijn gedurende deze termijn geen zienswijzen ingebracht.

Hoofdstuk 16 Plansystematiek

16.1 Het digitale bestemmingsplan

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend. Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De meest relevante standaard van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 wordt hieronder kort toegelicht.
De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. Dit om de gewenste vergelijkbaarheid zeker te stellen. De standaarden hebben geen betrekking op de toelichting van het bestemmingsplan. De toelichting maakt immers geen deel uit van het bestemmingsplan. Wel dient het bestemmingsplan van een toelichting vergezeld te gaan. Het bestemmingsplan zelf bestaat uit een verzameling geografisch bepaalde objecten, die zijn opgeslagen in een digitaal ruimtelijk informatiesysteem en die te raadplegen zijn via een interface, zoals een website. De objecten zijn voorzien van bestemmingen met bijbehorende doeleinden en regels.

16.2 Planopzet

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels;

2. Bestemmingsregels;

3. Algemene regels;

4. Overgangs- en slotregels.

In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.

16.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.

16.2.1.1 Begrippen

Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.

16.2.1.2 Wijze van meten

In artikel 2 wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden bij het beoordelen of de maatvoering in overeenstemming is met de regels. Ook hier is aansluiting gezocht bij de standaard (meet)regels uit de SVBP 2012.

Onderstaand is een voorbeeld opgenomen m.b.t. de interpretatie van de goot- en bouwhoogte van een gebouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00087-VG01_0012.jpg"

Voor de bepaling van de goothoogte van een gebouw wordt, indien er sprake is van een lage en hoge druiplijn, uitgegaan van de onderste druiplijn voor het bepalen van de ‘goothoogte’. De bovenste druiplijn wordt aangemerkt als de ‘bouwhoogte’ (zie voorbeelden D en G). Met deze interpretatie wordt aangesloten bij jurisprudentie hieromtrent van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State.

16.2.2 Bestemmingsregels

De bestemmingen Agrarisch en Agrarisch met waarden is opgenomen voor een viertal agrarische bouwpercelen.

De bestemming Bedrijf - Nutsvoorziening is van toepassing op een bestaand transformatorstation op de hoek Boterdijk - Romienendiek.

De bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie is van toepassing op het recreatieterrein 'Goorzicht'. Het plan beoogt de feitelijke situatie als zodanig te bestemmen.

De bestemming Wonen - 1 regelt de enkele woonbestemmingen van dit bestemmingsplan ten behoeve van burgerbewoning. Het gaat daarbij om voormalige agrarische bedrijfs- woningen. De agrarische functie is vervallen. De omzetting naar burgerbewoning ligt het meest voor de hand.

De reguliere bestemmingsregels, inclusief verschillende flexibiliteitsinstrumenten zijn overgenomen in dit plan.

De bestemmingen Waarde - Archeologie, Waarde - Archeologie gematigde verwachting,

Waarde - Archeologie hoge verwachting, Waarde - Archeologie lage verwachting zijn toegekend op basis van de archeologische verwachtingenkaart van de gemeente Aalten.

16.2.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.

16.2.3.1 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel is opgenomen om ervoor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten.

16.2.3.2 Algemene bouwregels

De algemene bouwregels zijn van toepassing op het als 'karakteristiek' aangewezen gebouw. Het is de bedoeling de verschijningsvorm van dit gebouw zoveel mogelijk veilig te stellen.

Ook wordt in dt artikel het ondergronds bouwen geregeld.

16.2.3.3 Algemene gebruiksregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot het gebruik van gronden.

16.2.3.4 Algemene aanduidingsregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot de gebruikte aanduidingen.

16.2.3.5 Algemene afwijkingsregels

Door middel van de algemene afwijkingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanregels voor onder andere geringe overschrijding van bepaalde bouwregels, alsmede voor kunstobjecten, bouwwerken van openbaar nut, telecommunicatievoorzieningen enzovoort. Deze bevoegdheid vergroot de flexibiliteit van het plan.

16.2.3.6 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is opgenomen aan welke voorwaarden moet worden voldaan ingeval gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsmogelijkheden.

16.2.3.7 Algemene procedureregels

In dit artikel is de procedure beschreven die gevolgd moet worden bij een uitwerking of wijziging van het plan, dan wel het stellen van nadere eisen.

16.2.4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.

16.2.4.1 Overgangsrecht

Dit artikel regelt ten aanzien van gebouwen en van gebruik dat bestaande gebouwen of bestaand gebruik dat afwijkt van het plan, onder voorwaarden mag worden voortgezet.

16.2.4.2 Slotregel

In dit artikel staat de naam van het bestemmingsplan.

16.3 Handhaving van het plan

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmings- plan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:

    • 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan
      Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.
    • 2. Realistische en inzichtelijke regeling
      Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.
    • 3. Actief handhavingsbeleid
      Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.

16.4 Retrospectieve toets

16.4.1 Algemeen

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging en/of veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van onder andere ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

16.4.2 Retrospectieve toets ten behoeve van dit plan

Er worden in dit geval geen met het geldende bestemmingsplan strijdige situaties gelegaliseerd en evenmin worden er zaken onder het overgangsrecht gebracht.

Voor al de gevallen geldt dat voor de betreffende locaties een toegesneden bestemming wordt toegekend met het oog op de reeds bestaande dan wel gewenste toekomstig situatie, die uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar wordt geacht.