Plan: | Uuleveld, Nieuwstraat 1 t/m 7 te Pannerden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0196.WP6911Nieuwstr2017-VG01 |
Initiatiefnemer is voornemens om binnen het plangebied van voorliggend wijzigingsplan een viertal grondgebonden multifunctionele woningen te realiseren. Het plangebied maakt onderdeel uit van een grotere woningbouwontwikkeling binnen de kern Pannerden, te weten de woningbouwlocatie Uuleveld.
Ten behoeve van de ontwikkeling van de woningbouwlocatie Uuleveld is in 2012 het bestemmingsplan "Pannerden, Uuleveld 2011" vastgesteld. De gronden ter plaatse van het plangebied van voorliggend wijzigingsplan zijn in dit bestemmingsplan bestemd als 'Woongebied' en eveneens is een bouwvlak voor de bouw van woningen opgenomen. Echter gezien de bouwaanduiding 'gestapeld' ter plaatse, mogen de woningen uitsluitend gestapeld worden uitgevoerd in de vorm van appartementen.
De beoogde ontwikkeling is daarmee niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. Voor de gronden is een wijzigingsbevoegdheid voor het college van burgemeester en wethouders opgenomen om de bestemming ter plaatse te wijzigingen naar 'Woongebied' met de aanduiding 'aaneengebouwd', dan wel 'twee-aaneen'. Het college is voornemens om met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan haar medewerking te verlenen aan de beoogde ontwikkeling.
Het voorliggende wijzigingsplan maakt de wijziging van de bestemming 'Woongebied' met aanduiding 'gestapeld' naar de bestemming 'Woongebied' met aanduiding 'aaneengebouwd' mogelijk.
Het plangebied van voorliggend wijzigingsplan betreft een perceel agrarisch grasland aan de rand van de woningbouwlocatie Uuleveld ten oosten van de kern Pannerden. Meer concreet betreft het een perceel grasland in de oksel van de wegen Renbaan en Nieuwstraat. Het plangebied heeft een oppervlak van circa 1.000 m2.
In de figuren zijn de globale ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding behorende bij voorliggend wijzigingsplan.
Figuur 1.1 - Globale ligging plangebied
Figuur 1.2 - Globale begrenzing plangebied
Zoals reeds aangegeven vallen de gronden behorende bij voorliggend wijzigingsplan onder de werking van het bestemmingsplan "Pannerden, Uuleveld 2011", vastgesteld op 7 februari 2011 door de gemeenteraad van de gemeente Rijnwaarden. De gronden hebben binnen het bestemmingsplan de bestemming 'Woongebied' met daarbinnen de bouwaanduiding 'gestapeld'. Volgens artikel 5 van de planregels zijn de gronden bestemd voor woningen en ter plaatse voor gestapelde woning in de vorm van appartementen. In de navolgende afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan "Pannerden, Uuleveld 2011" opgenomen.
Figuur 1.3 - Uitsnede verbeelding bestemmingsplan "Pannerden, Uuleveld 2011"
Gezien de bouwaanduiding 'gestapeld' is de bouw van 4 grondgebonden multifunctionele woningen binnen het bestemmingsplan niet mogelijk.
Ter plaatse van het plangebied is de gebiedsaanduiding 'Wro-zone- wijzigingsgebied' van toepassing. Volgens artikel 5.6 van de planregels kan het college van burgemeester en wethouders het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone- wijzigingsgebied' wijzigen naar de bestemming 'Woongebied met de bouwaanduiding 'aaneengebouwd' of 'Woongebied met de bouwaanduiding 'twee-aaneen', met inachtneming van een aantal voorwaarden.
Dit wijzigingsplan maakt de wijziging van de bestemming 'Woongebied' met aanduiding 'gestapeld' naar de bestemming 'Woongebied' met aanduiding 'aaneengebouwd' mogelijk. In hoofdstuk 3 van deze plantoelichting wordt nader ingegaan op de voorwaarden die aan de wijzigingsbevoegdheid zijn gesteld.
In dit hoofdstuk is een eerste algemene indruk van het plangebied geschetst en is de aanleiding voor het opstellen van het wijzigingsplan beschreven. In hoofdstuk 2 van deze toelichting wordt de huidige en toekomstige situatie van het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 de haalbaarheid voor wat betreft beleid alsmede de relevante omgevingsaspecten nader toegelicht. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de juridische planregeling van het wijzigingsplan.
In dit hoofdstuk wordt de beoogde ontwikkeling omschreven. Hierbij wordt als eerste ingegaan op de bestaande situatie in het plangebied, waarna de beoogde ontwikkeling nader toegelicht wordt.
Het plangebied betreft fysiek een onbebouwd perceel grasland aan de rand van de woningbouwlocatie Uuleveld ten oosten van de kern Pannerden. Meer concreet betreft het een perceel grasland in de oksel van de wegen Renbaan en Nieuwstraat. Het plangebied heeft in het vigerende bestemmingsplan "Pannerden, Uuleveld 2011" reeds een woonbestemming voor de bouw van 12 gestapelde woningen in de vorm van appartementen. Deze zijn nog niet gerealiseerd. Het plangebied heeft een oppervlak van circa 1.000 m2.
In navolgende figuur is een impressie van de fysieke situatie in het plangebied weergegeven. In de figuur zijn de beide wegen Renbaan en Nieuwstraat aan weerszijde van het plangebied duidelijk zichtbaar.
Figuur 2.1 - Impressie huidige situatie plangebied
De beoogde ontwikkeling voorziet in de bouw van 4 grondgebonden multifunctionele woningen binnen het bouwvlak van het vigerende bestemmingsplan. De woningen worden gerealiseerd in een rij van 4 woningen gericht op de oksel Renbaan en Nieuwstraat en daarmee aan het einde van de woonstraat Aerdtsestraat. Aan de voorzijde van de woningen wordt een centrale groenvoorziening gerealiseerd, waarop de woningen zich oriënteren. Door sprongen in de gevel van de vier woningen wordt het individuele karakter van de afzonderlijke woningen benadrukt. In de figuur is een situatietekening van de beoogde nieuwe woningen opgenomen. Eveneens is het beoogde nieuwe bouwplan geprojecteerd op het geldende bouwvlak ter plaatse.
Figuur 2.2 - Situatietekening beoogde nieuwe woningen plangebied
Figuur 2.3 - Beoogde ontwikkeling en geldend bouwvlak
De woningen worden gerealiseerd in een tweetal bouwlagen met een platte afdekking. De hoogte van de nieuwe woningen bedraagt circa 6 meter. De woningen worden in twee verschillende typologieën gerealiseerd, waarbij de twee hoekwoningen afwijken van de woningen die in het midden van de rij worden gerealiseerd. Iedere woning heeft een eigen buitenruimte in de vorm van voor- en achtertuinen. De beide hoekwoningen hebben ook een buitenruimte aan de zijkant van het perceel. De woningen zijn op verschillende manieren in te delen, naar gelang de specifieke behoefte. In ieder geval wordt voor iedere woning voorzien in een slaapkamer en een badkamer op de begane grond.
Per woning wordt een berging gerealiseerd aan de achterzijde van de woonpercelen. Hier wordt ook ruimte gecreëerd voor een parkeerplaats behorende bij ieder woning. Het hier gelegen toegangspad maakt geen onderdeel uit van het plangebied van voorliggend wijzigingsplan. Immers de wijzigingsbevoegdheid beperkt zich tot de grenzen van de bestemming 'Woongebied'. Echter het toegangspad zal wel in mandeligheid uitgegeven worden aan de toekomstige bewoners van de woningen. Het toegangspad maakt daarmee geen onderdeel uit van de openbare ruimte. In de figuur zijn de plattegronden van de 4 woningen, alsmede de inrichting van de woonpercelen opgenomen.
Figuur 2.4 - Plattegronden nieuwe woningen en inrichting woonpercelen
Zoals gesteld bestaan de woningen uit een tweetal bouwlagen met een platte afdekking. De woningen worden uitgevoerd met een lichte baksteen en relatief grote raampartijen aan de voorzijde van de woningen. De formele entree van de woningen is aan de voorzijde, echter de functionele entree zal aan de achterzijde gelegen zijn, in verband met de parkeerruimte die aan de achterzijde gecreëerd wordt. Het voorliggend plan is reeds goedgekeurd door de welstandscommisie, waarbij is opgemerkt dat het plan een hoogwaardige indruk maakt. Met name de voorgevels gericht op de openbare ruimte en het verspringen van deze voorgevels wordt als zeer positief ervaren. Navolgende figuren geven een impressie van de beoogde nieuwe woningen in het plangebied.
Figuur 2.5 - Impressie nieuwe woningen vanaf de Aerdtsestraat
Figuur 2.6 - Impressie gevel nieuwe multifunctionele grondgebonden woningen
Ten behoeve van de planologische procedure moet de uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond. Het al dan niet voldoen aan verschillende randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuwe ontwikkeling ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. Hierbij moet worden gedacht aan onder meer het ruimtelijke beleid van de hogere overheden en de gemeente zelf, milieuaspecten als geluid, bodem en hinder van bedrijven, water, externe veiligheid, archeologie en economische haalbaarheid. De beoogde ontwikkeling is op deze aspecten getoetst. In dit hoofdstuk is aangegeven wat hiervan de resultaten zijn.
In deze paragraaf wordt een analyse gegeven van het relevante beleidskader. De beleidsnota's die direct of indirect doorwerken in voorliggend wijzigingsplan, worden in deze paragraaf behandeld. Gezien de aard en de schaal van de ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied is het relevante beleid op Europees niveau buiten beschouwing gelaten en op Rijks- en provinciaal niveau beperkt gehouden.
Voor wat betreft het gemeentelijk beleid is getoetst aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid zoals deze opgenomen zijn in het bestemmingsplan "Pannerden, Uuleveld 2011" en daarmee verband houdend de Woonvisie.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bepaalt welke kaderstellende uitspraken van het kabinet bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Het gaat onder meer om nationale belangen als Rijksvaarwegen, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en Primaire waterkeringen.
Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro 3.1.6 tweede lid)
Op 1 oktober is het 'Besluit van 28 augustus 2012, houdende wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in verband met de toevoeging van enkele onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang' (Stb. 2012, nr. 388) in werking getreden. Door dit wijzigingsbesluit is ook het Bro aangepast. In artikel 3.1.6 is het tweede lid toegevoegd. Dit lid heeft betrekking op de ladder voor duurzame verstedelijking. Deze ladder stelt eisen aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De wettelijke regeling gaat vergezeld van een handreiking die andere overheden ondersteunt bij de praktische toepassing van de juridische verplichting. Artikel 3.1.6 tweede lid:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
Toetsing rijksbeleid
De beoogde ontwikkeling voorziet in 4 grondgebonden multifunctionele woningen. De bouwwijze alsmede de typologie van deze woningen is op basis van het vigerend bestemmingsplan niet toegestaan. Oorspronkelijk waren binnen het plangebied 12 appartementen voorzien.
Op basis van het vigerend bestemmingsplan zijn binnen het plangebied 12 woningen in de vorm van appartementen mogelijk. Voorliggend initiatief maakt maximaal 4 grondgebonden woningen mogelijk. Ten opzichte van de vigerende planologische situatie neemt het aantal woningen in het plangebied af. Het initiatief wordt dus niet aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Om die reden is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing. Met het initiatief zijn geen overige nationale belangen gemoeid.
Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie (actualisatie vastgesteld op 11 november 2015) richt zich formeel op de komende tien jaar, maar wil ook een doorkijk bieden aan Gelderland op een langere termijn. Veel maatschappelijke vraagstukken zijn zo complex dat alleen een gezamenlijke inzet succesvol kan zijn. In de omgevingsvisie zijn de opgaven voor Gelderland daarom in nauwe samenwerking met partners uitgedacht. Daarbij kijken de provincie en partners vanuit een integraal en internationaal perspectief naar Gelderland. Met deze bestuurlijke strategie kunnen voor Gelderland toekomstbestendige keuzes gemaakt worden.
De provincie heeft in de Omgevingsvisie twee doelen gedefinieerd. Het zijn doelen die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken.
Om deze doelen in beleid te vertalen, hanteert de provincie drie aandachtsgebieden: Dynamisch, Mooi en Divers Gelderland. Ontwikkelingen in Gelderland wil de provincie benaderen vanuit elk van deze drie perspectieven, die elkaar aanvullen:
Omgevingsverordening
De provincie beschikt over verschillende instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.
Ten aanzien van voorliggend initiatief zijn de regels ten aanzien van het onderwerp 'wonen' relevant. In de verordening wordt aangegeven dat nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts zijn toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma, successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.
Toetsing provinciaal beleid
De beoogde ontwikkeling voorziet in 4 grondgebonden multifunctionele woningen. De bouwwijze alsmede de typologie van deze woningen is op basis van het vigerend bestemmingsplan niet toegestaan. Oorspronkelijk waren binnen het plangebied 12 appartementen voorzien.
Het plangebied is gelegen binnen het bestaand bebouwd gebied van de kern Pannerden. Op basis van het vigerend bestemmingsplan is woningbouw binnen het plangebied reeds mogelijk. Er is daarmee geen sprake van een nieuwe woonlocatie. Het plan maakt deel uit van de harde woningbouwcapaciteit (planologisch gerealiseerd) van de gemeente Rijnwaarden, die regionaal is afgestemd. Met de ontwikkeling neemt het aantal woningen verder af.
Met de bouw van de woningen wordt invulling gegeven aan de bouwmogelijkheid op een onbebouwd terrein. Hiermee draagt het initiatief bij aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse van het plangebied. Het initiatief is in overeenstemming met het provinciaal beleid.
De beoogde ontwikkeling is getoetst aan de gemeentelijk Woonvisie en de voorwaarden zoals deze zijn opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan "Pannerden, Uuleveld 2011".
Woonvisie
Op 28 april 2010 is de woonvisie van de gemeente Rijnwaarden door de raad vastgesteld. De woonvisie is een actualisatie van de Kernennota uit 2003.
De laatste jaren is er steeds meer sprake geweest van krimp van de Nederlandse bevolking in de komende 15 tot 25 jaar. Krimp speelt ook in de gemeente Rijnwaarden. In de woonvisie wordt daarom ingegaan welke effecten deze krimp hebben voor de kwantitatieve woningbehoefte. Geconcludeerd wordt dat grote projecten getemporiseerd moeten worden.
Voor de kern Pannerden geeft de Woonvisie aan dat het bouwplan Uuleveld I reeds in voorbereiding/ontwikkeling is. In Pannerden worden verder 12 nieuwe en mogelijke bouwlocaties geïnventariseerd, waaronder Uuleveld II. De Woonvisie is er op gericht het huidige karakter van Pannerden te behouden. Vanuit de woonvisie is invulling gegeven aan het project Uuleveld te Pannerden. De ontwikkelingsvisie van de Gemeente Rijnwaarden is dat er in Pannerden behoefte is aan woningbouw
Bestemmingsplan Pannerden, Uuleveld 2011
In artikel 5.6 van de planregels van het bestemmingsplan "Pannerden, Uuleveld 2011" is een wijzigingsbevoegdheid op genomen voor het college van burgemeester en wethouders. Het college kan de bestemming 'Woongebied' met de bouwaanduiding 'gestapeld, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone- wijzigingsgebied', wijzigen naar de bestemming 'Woongebied' met de bouwaanduiding 'aaneengebouwd' of 'Woongebied met de bouwaanduiding 'twee-aaneen', met inachtneming de volgende voorwaarden:
Artikel 5.6 sub a
De beoogde nieuwe woningen worden gerealiseerd als aaneengebouwde woningen met een maximale bouwhoogte van 6 meter. Hiermee wordt voldaan aan de voorwaarde.
Zoals aangegeven verspringt de voorgevel van de vier woningen. De voorgevel van de meest westelijke woning ligt op een afstand 5,49 meter ten opzichte van de voorste perceelsgrens. De voorgevel verspringt vervolgens in oostelijke richting, waarbij de voorgevel van de meest oostelijke woning op 4,5 meter ten opzichte van de voorste perceelsgrens ligt. In artikel 9 van de planregels is opgenomen dat burgemeester en wethouders met maximaal 10% mogen afwijken van voorgeschreven afstandseisen. Hiermee kan de minimale afstand met 50 centimeter worden verkleind tot 4,5 meter, waarmee het plan voldoet aan de voorgeschreven afstandseis en daarmee de voorwaarde.
Het bouwvlak van de beoogde nieuwe woningen heeft een diepte van maximaal 11,6 meter. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de gestelde voorwaarde.
Artikel 5.6 sub b
Voorliggende ontwikkeling is getoetst aan de gemeentelijke woonvisie en voldoet hieraan.
Met de beoogde ontwikkeling wordt voorzien in parkeergelegenheid op eigen erf.
Voor wat betreft de eventuele milieutechnische beperkingen wordt verwezen naar paragraaf 3.3 van voorliggend wijzigingsplan.
Artikel 5.6 sub c
Nadat het wijzigingsplan door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld zijn de regels van het moederplan "Pannerden, Uuleveld 2011" onverminderd van toepassing. Voorliggend wijzigingsplan geeft geen aanvullende regels en verwijst hiervoor naar het moederplan.
Toetsing gemeentelijk beleid
De beoogde ontwikkeling ziet toe op het wijzigen van het bestemmingsplan voor wat betreft de bouwwijze van de woningen. In plaats van gestapelde woningen, worden grondgebonden woningen gebouwd.
Op basis van het vigerend bestemmingsplan zijn binnen het plangebied 12 woningen in de vorm van appartementen mogelijk. Voorliggend initiatief maakt maximaal 4 grondgebonden woningen mogelijk. Ten opzichte van de vigerende planologische situatie neemt het aantal woningen in het plangebied af. De ontwikkeling is in overeenstemming met de woonvisie. Verder wordt voldaan aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan "Pannerden, Uuleveld 2011".
Algemeen
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet aangetoond worden dat de bodem- en grondwaterkwaliteit ter plaatse van het besluitgebied geschikt zijn voor het beoogde gebruik.
Toetsing
In het kader van het bestemmingsplan "Pannerden, Uuleveld 2011" is reeds aangetoond dat de kwaliteit van de bodem geschikt is voor woningbouw. De beoogde ontwikkeling ziet toe op het wijzigen van het bestemmingsplan voor wat betreft de bouwwijze en typologie van de woningen. In plaats van gestapelde woningen, worden grondgebonden woningen gebouwd. In de afgelopen periode hebben er geen activiteiten in het plangebied plaatsgevonden die een effect kunnen hebben op de kwaliteit van de bodem.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van het initiatief.
Algemeen
De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door industrie, onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen.
Toetsing
De beoogde ontwikkeling ziet toe op het wijzigen van het bestemmingsplan voor wat betreft de bouwwijze van de woningen. In plaats van gestapelde woningen, worden grondgebonden woningen gebouwd. Op basis van het vigerend bestemmingsplan is woningbouw binnen het plangebied reeds mogelijk.
In het kader van het bestemmingsplan "Pannerden, Uuleveld 2011" heeft reeds akoestisch onderzoek plaatsgevonden. Uit de resultaten van de onderzoeken blijkt dat, vanuit akoestisch oogpunt, geen bezwaren bestaan tegen het voornemen om woningen te realiseren op de locatie. De bouw van woningen is daarmee reeds akoestisch aangetoond en de bouwvlakken voor deze woningen zijn reeds vastgelegd in het vigerende bestemmingsplan. De beoogde nieuwe woningen worden, ten opzichte van de geldende bouwmogelijkheid van de woningen, over het algemeen verder van de onderzochte wegen gesitueerd.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het initiatief.
Algemeen
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Vanaf 1 januari 2015 dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit ook te toetsen aan de grenswaarde voor PM2,5. Op basis van onderzoek door het Planbureau voor de Leefomgeving kan worden gesteld dat als aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan, ook aan de grenswaarde voor PM2,5 wordt voldaan.
Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd, kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht, waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in een gebiedsgericht programma van het NSL. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moet worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 øg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.
Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is een aanzienlijk deel van de dag betreft. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.
Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.
Toetsing
De beoogde ontwikkeling ziet toe op het wijzigen van het bestemmingsplan voor wat betreft de bouwwijze en typologie van de woningen. In plaats van gestapelde woningen, worden grondgebonden woningen gebouwd. Op basis van het vigerend bestemmingsplan is woningbouw binnen het plangebied reeds mogelijk.
Ten opzichte van de vigerende planologische situatie neemt het aantal woningen in het plangebied af. Het initiatief draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de lokale luchtkwaliteit onderzocht, zodat onacceptabele gezondheidsrisico's kunnen worden uitgesloten. Hiertoe is de monitoringstool1uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van de rijksoverheid geraadpleegd. De monitoringstool geeft inzicht in de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in het besluitgebied tussen 2015, 2020 en 2030. De monitoringstool kent scenario's zonder en met lokale maatregelen die er voor moeten zorgen dat op termijn overal aan de grenswaarden wordt voldaan. Beide typen scenario's laten in de toekomst een afname van de concentraties zien. Dit komt doordat bedrijven en het verkeer steeds schoner worden door technologische verbeteringen. De monitoringstool maakt duidelijk dat de concentraties luchtvervuilende stoffen in de peiljaren 2015, 2020 en 2030 in het besluitgebied onder de grenswaarden liggen die op Europees niveau zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.
In het plangebied worden geen gevoelige functies beoogd zoals bedoeld in het 'Besluit gevoelige bestemmingen'. Toetsing aan de grenswaarden is daarom niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Bepaalde maatschappelijke en bedrijfsmatige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van de risico's bij de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het nieuw vestigen van dergelijke activiteiten kunnen beperkingen opleggen aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Aan de andere kant is het rijksbeleid er op gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten.
De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het Bevi). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, bejaardentehuizen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.
Groepsrisico
Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.
Toetsing
De navolgende afbeelding bevat een fragment van de risicokaart Nederland. De globale ligging van het plangebied is aangeduid met een blauw kader.
Figuur 3.1 - Uitsnede risicokaart Nederland
Volgens de Risicokaart is er in de directe omgeving van het plangebied sprake van één risicovolle inrichting namelijk Pallet fabriek R. Derksen B.V.. In verband met brandgevaar moet een veiligheidsafstand van 50 meter in acht worden genomen.
Het plangebied ligt op een afstand van circa 200 meter, waarmee ruimschoots wordt voldaan aan de aanbevolen afstand. Verder ziet de beoogde ontwikkeling toe op het wijzigen van het bestemmingsplan voor wat betreft de bouwwijze en typologie van de woningen. In plaats van gestapelde woningen, worden grondgebonden woningen gebouwd. Het aantal woningen in het plangebied neemt daarmee af.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Indien door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het besluitgebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met een plan mogelijk worden gemaakt.
Wat betreft de aanbevolen afstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies, zoals wonen, is de brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten geraadpleegd. Hierin worden richtafstanden voor het omgevingstype 'gemengd gebied' als 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied' aanbevolen.
Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een rustige woonwijk en het buitengebied komen vrijwel geen andere functies voor. De richtafstanden gelden voor een gemiddeld nieuw bedrijf en gaan uit van het gebiedstype 'rustig woongebied'. Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden worden verminderd. De afstand wordt gemeten vanaf het op de verbeelding aangeduide deel voor de bedrijfsmatige activiteit tot aan de gevel van de woningen gelegen buiten het betreffende perceel.
Toetsing
De beoogde ontwikkeling ziet toe op het wijzigen van het bestemmingsplan voor wat betreft de bouwwijze alsmede de typologie van de nieuw op te richten woningen. In plaats van gestapelde woningen, worden grondgebonden woningen gebouwd. Op basis van het vigerend bestemmingsplan is woningbouw binnen het plangebied reeds mogelijk.
De directe omgeving van het plangebied kan getypeerd worden als een overwegende woonomgeving. In de directe nabijheid komt geen bedrijvigheid voor die van invloed is op de nieuwe woningen. Om die reden is verdere toetsing aan het aspect bedrijven en milieuzonering niet noodzakelijk.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen aanwezig zijn voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Beleid
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel. In het Waterbeheerplan 2016-2021 van Waterschap Rijn en IJssel laat het waterschap zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten zij in de samenwerking met haar partners willen leggen. Vanuit die omgevingsverkenning is vervolgens het beleid voor de planperiode 2016-2021 beschreven voor primaire taakgebieden van het waterschap:
Watertoets
Het besluitgebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel. Waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel ontwikkeld waarmee met een aantal vragen in beeld te brengen is welke wateraspecten relevant zijn en met welke intensiteit het watertoetsproces doorlopen dient te worden. De vragen zijn gericht op de locatie van de ruimtelijke ontwikkeling en welke veranderingen er mogelijk worden gemaakt.
De intensiteit van het watertoetsproces is afhankelijk van de antwoorden op de vragen. Als erop een categorie 2 vraag een 'ja' is geantwoord, is een uitgebreide watertoets noodzakelijk. Is er op geen van de categorie 2 vragen een 'ja' geantwoord, dan kan een verkorte watertoets doorlopen worden. Als er alleen met 'nee' is geantwoord, dan is het RO-plan waterhuishoudkundig niet van belang en hoeft er geen wateradvies bij het waterschap gevraagd te worden.
Navolgend is de watertoetstabel opgenomen. De relevante waterthema's voor de ontwikkeling worden door middel van de watertoetstabel geselecteerd en vervolgens beschreven (wanneer de toetsvraag met 'ja' is beantwoord).
Thema | Toetsvraag | Relevant | Intensiteit |
Veiligheid | 1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade) 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? |
Nee Nee |
2 2 |
Riolering en Afvalwater- keten |
1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
2 1 1 |
Wateroverlast (oppervlakte- water) |
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2.500 m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? |
Nee Nee ja Nee |
2 1 1 1 |
Oppervlakte- waterkwaliteit |
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? |
Nee |
1 |
Grondwater- overlast |
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? 4. Beoogt het plan aanleg van drainage? |
Nee Nee Nee Nee |
1 1 1 1 |
Grondwater- kwaliteit |
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? |
Nee |
1 |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Nee Nee |
1 2 |
Volksgezond- heid |
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
1 1 |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? |
Nee Nee Nee Nee |
2 2 1 1 |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee | 1 |
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? |
Nee |
2 |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? |
Nee |
1 |
Algemeen
Voorliggend initiatief ziet toe op het wijzigen van het bestemmingsplan voor wat betreft de bouwwijze en typologie van de woningen. In plaats van gestapelde woningen, worden grondgebonden woningen gebouwd. Op basis van het vigerend bestemmingsplan is woningbouw binnen het besluitgebied reeds mogelijk. Het initiatief heeft geen negatief effect op de waterhuishouding ter plaatse.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Op basis van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a van het Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst, hoe er wordt omgegaan met de aspecten archeologie en cultuurhistorie. De bescherming van archeologische waarden is verankerd in de 'Wet op de archeologische monumentenzorg' (Wamz), die op 1 september 2007 in werking is getreden. Deze wet maakt formeel gezien deel uit van de Monumentenwet 1988 (Mw). Het belangrijkste doel van de Wamz is de bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door het reguleren van bodemverstorende activiteiten.
Toetsing
Archeologie
In het kader van het bestemmingsplan "Pannerden, Uuleveld 2011" heeft reeds archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Uit de resultaten van de onderzoeken blijkt dat, vanuit archeologisch oogpunt, geen bezwaren bestaan tegen het voornemen om op de locatie bodemverstorende activiteiten uit te voeren. Wel heeft de provincie Gelderland naar aanleiding van een vooroverlegreactie aangegeven dat wanneer de verstoring dieper gaat dan 10 m + NAP er een aanvullend onderzoek uitgevoerd moet worden, bijvoorbeeld door archeologische begeleiding van de werkzaamheden.
De bouw van woningen is daarmee reeds archeologisch aangetoond en de bouwvlakken voor deze woningen zijn reeds vastgelegd in het vigerende bestemmingsplan. De beoogde ontwikkeling ziet toe op het wijzigen van het bestemmingsplan voor wat betreft de bouwwijze en typologie van de woningen. In plaats van gestapelde woningen, worden grondgebonden woningen gebouwd. Op basis van het vigerend bestemmingsplan is woningbouw binnen het plangebied reeds mogelijk. Verder worden de gronden niet dieper geroerd dan 10 m + NAP.
Cultuurhistorie
In het plangebied zijn geen monumenten of andere cultuurhistorische waarden aanwezig.
Conclusie
De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Voordat ruimtelijke ingrepen mogen plaatsvinden, dienen de gevolgen voor beschermde natuurwaarden en de consequenties in het kader van de Wet natuurbescherming in beeld te zijn gebracht.
Toetsing
In het kader van het bestemmingsplan "Pannerden, Uuleveld 2012" is de haalbaarheid voor wat betreft het aspect flora en fauna reeds aangetoond. In de huidige situatie bestaat het plangebied uit grasland, hetgeen intensief wordt beheerd. De afgelopen jaren zijn de gronden ook intensief gebruikt voor opslag en activiteiten. Door de afwezigheid van opgaande begroeiing en sloten, is de kans op beschermde planten of diersoorten erg klein. Negatieve effecten op flora en fauna, als gevolg van de bouw van de woningen, zijn daarom niet te verwachten.
Conclusie
Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Bij ruimtelijke plannen moet worden aangetoond dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor de verkeer- en parkeersituatie ter plaatse.
Toetsing
De beoogde ontwikkeling ziet toe op het afwijken van het bestemmingsplan voor wat betreft de bouwwijze van de woningen. In plaats van gestapelde woningen, worden grondgebonden woningen gebouwd. Op basis van het vigerend bestemmingsplan is woningbouw binnen het plangebied reeds mogelijk. Het aantal woningen neemt af van 12 woningen in de vorm van appartementen naar 4 grondgebonden woningen.
Verkeer
Op basis van het vigerend bestemmingsplan zijn in het plangebied 12 woningen in de vorm van appartementen mogelijk. Voorliggend bestemmingsplan maakt 4 grondgebonden woningen mogelijk. Ten opzichte van de vigerende planologische situatie neemt het aantal woningen in het plangebied af, evenals daarmee het aantal verkeersbewegingen.
Parkeren
Het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt bepaald door de aard en omvang van de activiteit waarin het plan voorziet. De gemeentelijke parkeernorm voor woningbouwinitiatieven bedraagt 1,5 parkeerplaats per woning. Met de bouw van 4 woningen bedraagt de totale parkeerbehoefte 6 parkeerplaatsen. Met de ontwikkeling wordt per woning voorzien in één parkeerplaats op eigen terrein. De overige twee parkeerplaatsen worden voorzien in de openbare ruimte en meer concreet in de parkeerhavens langs de Nieuwstraat.
Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Conform artikel 3.1.6 van het Bro dient bij het opstellen van een bestemmingsplan dan wel ruimtelijke onderbouwing onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een project kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Bij het eerste gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is. Bij het tweede gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen.
Economische uitvoerbaarheid
Het voorliggende project wordt gerealiseerd door initiatiefnemer. De kosten die gepaard gaan met de bestemmingsplanherziening en de kosten voor ontwikkeling en inrichting van het plangebied zijn voor rekening van initiatiefnemer.
Door middel van een anterieure overeenkomst tussen de gemeente en initiatiefnemer is vastgelegd dat de gemeentelijke kosten, die verband houden met de ruimtelijke procedure en mogelijke planschade, op initiatiefnemer worden verhaald. Het vaststellen van een exploitatieplan is daarmee niet noodzakelijk.
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Het wijzigingsplan (bestaande uit een toelichting, regels en verbeelding) tot het wijzigen van het bestemmingsplan heeft met ingang van 20 juli 2017 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn kon iedereen zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk over de voorgenomen vrijstelling naar voren brengen. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt en tegen het wijzigingsplan zijn geen zienswijzen ingediend.
Het college van burgemeester en wethouders heeft dan ook op 5 september 2017 besloten het wijzigingsplan vast te stellen.
De grondslag voor dit wijzigingsplan wordt gevormd door het bestemmingsplan "Pannerden, Uuleveld 2011"' van de gemeente Rijnwaarden. In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om, onder voorwaarden de woningtypologie ter plaatse van het bouwvlak te wijzigen.
De regels van dit wijzigingsplan maken in juridische zin deel uit van het geldende bestemmingsplan. Artikel 3.6 lid 1 onder a Wro bepaalt immers, dat wijzigingen worden geacht deel uit te maken van het (bestemmings)plan, met dien verstande, dat zij, zolang en voor zover de bestemming nog niet is verwerkelijkt, kunnen worden herzien op dezelfde wijze als waarop zij tot stand zijn gekomen. Het wijzigingsplan is dus onderdeel van en vormt een aanvulling op het bestemmingsplan. Een en ander betekent, onder meer, dat de regels van het 'moederplan' (Pannerden, Uuleveld 2011) van toepassing zijn op de gronden binnen onderhavig plangebied.
Het plangebied bestaat uit de gronden met de bestemming 'Woongebied' inclusief bouwvlak en gewijzigde woning typologie. Voor het hele plangebied geldt de bestemming 'Woongebied'. Daarnaast geldt een bouwvlak ter plaatse, inclusief de aanduiding 'aaneengebouwd'. De regels van de bestemming 'Woongebied' zijn opgenomen in artikel 5 van het moederplan. Deze zijn onverminderd van toepassing op voorliggend wijzigingsplan.