Plan: | Lobith Graaf Reinaldstraat 2016 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0196.BP6915Reinalds2016-0002 |
De seniorenwoningen op deze locatie aan de Graaf Reinaldstraat voldeden niet meer aan de eisen van deze tijd en zijn circa 6 jaar geleden gesloopt. De Woonstichting Vryleve heeft voor de (voormalige) bewoners vervangende woonruimte geboden. De buurtsupermarkt (Meermarkt) heeft in 2007 zijn activiteiten beëindigd en is in 2012 gesloopt. Het gebouw was gedateerd en vormde een dissonant op de hoek Reinaldstraat - Ottoweg.
Voorliggend bestemmingplan biedt de basis voor de bouw van maximaal 21 woningen op de locatie hoek Graaf Reinaldstraat en Graaf Ottoweg te Lobith. Er zijn geen gebouwen meer aanwezig op deze locatie. De Woonstichting Vryleve wil op deze locatie kleine, eenvoudige, goedkope grondgebonden woningen bouwen waarmee kan worden voorzien in de lokale behoefte aan betaalbare huurwoningen in het goedkopere segment.
Het plangebied ligt ten noordoosten van de hoek Graaf Reinaldstraat en Graaf Ottoweg in het dorp Lobith. De globale ligging van het plangebied is op onderstaande afbeelding weergegeven.
Afb. globale ligging plangebied
Voor de gronden van de geplande nieuwbouw geldt het bestemmingsplan Lobith. De Raad van de gemeente Rijnwaarden heeft op 5 november 2013 dit bestemmingsplan vastgesteld. De bouw van 21 woningen past niet binnen de bouwregels van de bestemmingen:
Om de bouw van maximaal 21 woningen te kunnen realiseren is dit bestemmingsplan opgesteld.
In het noordelijk gelegen bouwvlak van de bestemming 'Wonen' zijn maximaal 6 woningen toegestaan in het bouwtype twee-aaneen en/of aaneengebouwd met een bouw- en goothoogte van 3,5 meter toegestaan. In het meer zuidelijk gelegen bouwvlak zijn maximaal 5 woningen (twee-aaneen en aaneengebouwd) met een bouw- en goothoogte van 3,5 meter toegestaan. In totaal mogen binnen deze bestemmingen 11 woningen worden gerealiseerd.
Een deel van de gronden bij deze woningen is bestemd voor 'Tuin' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Binnen deze bestemmingen zijn kleinere bouwwerken toegestaan.
Het hoekperceel is bestemd voor gemengde functies waaronder detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en wonen. De bouw- en goothoogte mogen maximaal 7 en 5 meter bedragen. Het gehele plangebied ligt in archeologisch waardevol gebied met de bestemming (Waarde - Archeologie 3).
Afb. uitsnede verbeelding met in rood aangegeven ligging plangebied
Om het initiatief te kunnen realiseren zullen de gronden bestemd worden voor 'wonen', 'tuin' en 'verkeer- en verblijf'. De bestemming 'gemengd' vervalt in zijn geheel.
In hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie en het plan beschreven, in hoofdstuk 3 gevolgd door een beschrijving van het ruimtelijke beleidskaders, de milieu- en omgevingsaspecten en de uitvoerbaarheid. Ten slotte komen in de hoofdstukken 4 en 5 respectievelijk de planregels en procedurele aspecten aan de orde.
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van het plangebied gegeven.
Lobith was van oorsprong een tolplaats aan de Rijn. Doordat de Rijn in de loop der jaren haar loop verlegde, verloor Lobith deze functie aan Tolkamer. Momenteel bestaat er geen directe relatie meer tussen Lobith en de Rijn. Tot halverwege de 20e eeuw waren de factoren voor de groei van het dorp ongunstig. Er waren te weinig hoogwatervrije gronden en de kern was verstoken van goede verkeersverbindingen. Met de aanleg van de Batavenweg wordt de kern inmiddels beter ontsloten en vanaf de jaren '60 hebben de eerste grootschalige uitbreidingen plaatsgevonden ten noorden van de Transeedijk.
Afb. Topografische kaart Lobith ± 1900 (bron: Robas, 1989)
De wegenstructuur
De belangrijkste ontsluitingsweg is de Batavenweg. Deze weg ontsluit de kern van twee kanten: via de Halve Maan of via de Graaf Ottoweg. Deze laatste aansluiting vormt ook een verbindende schakel tussen de kernen Lobith en Tolkamer. Binnen de kern zelf is een poort naar het centrum bij het passeren van de Transeedijk. Vanuit Tolkamer komt men via de Boterdijk meer geleidelijk het dorp in.
Bebouwingsstructuur
Binnen Lobith zijn diverse bebouwingsstructuren te onderscheiden, die zijn weergegeven in de afbeelding op de volgende pagina. Het betreft de volgende structuren:
Afb. Bebouwingsstructuren in het plangebied Bron: welstandsnota
Het plangebied is gelegen in de naoorlogse woonuitbreidingen (geel). Vanaf de jaren '60 is Lobith uitgebreid met nieuwe woonwijken, zoals het Onland en 's Gravenwaard. Deze woonwijken bestaan uit hoofdzakelijk rechte wegen waaraan eenvoudige en betaalbare rijenwoningen en twee-onder-één-kapwoningen gesitueerd staan. De samenhang in het straatbeeld ontstaat onder meer door een ingetogen materiaal- en kleurgebruik. Kenmerkend zijn het blokvormig stratenpatroon en straatgericht wonen. De straathoeken zijn veelal open, waarbij de woningen een duidelijk onderscheid hebben tussen voorgevel en zijgevel.
Groenstructuur
Binnen de naoorlogse woonuitbreidingen liggen meerdere (kleinere) groengebiedjes. De woningen hebben veelal een groene tuin.
Het plangebied is gelegen in een woonwijk van Lobith. De hoofdfunctie binnen het plangebied was wonen en detailhandel. Aan de westzijde van het plangebied liggen groenvoorzieningen met speeltoestellen.
De omgeving bestaat overwegend uit rijenwoningen en dubbele woningen.
Het plan
Het plan voorziet in de bouw van maximaal 21 woningen op de hoek Graaf Reinaldstraat en Graaf Ottoweg. De woningen worden gebouwd in vier rijtjes van aaneengesloten woningen en een blokje van twee woningen. De rijenwoningen - waarvan de achtererven aan elkaar grenzen - bestaan elk uit 4 aaneengesloten woningen. Eén rijenwoning bestaat uit 8 aaneengesloten woningen.
Op de voormalige locatie van de Meermarkt worden aan de zijde van Graaf Ottoweg een rijtje van 3 aaneengesloten woningen gebouwd en aan de zijde van de Graaf Reinaldstraat een blokje van twee woningen.
Met de 3 aaneengebouwde woningen wordt qua vorm, massa en maatvoering aansluiting gezocht met de woningen aan de Graaf Ottoweg. Deze woningen worden uitgevoerd in twee bouwlagen met een kap. De andere woningen worden ook uitgevoerd in twee bouwlagen, maar zonder kap.
De 8 rijenwoningen zijn georiënteerd op het parkje/speelweide. Twee rijtjes van vieraaneengesloten woningen lopen evenwijdig aan de Graaf Reinaldstraat. Op het achtererf van de woningen is ruimte voor het plaatsen van bergingen. De bewoners kunnen hun woning ook bereiken via een achterpad.
De begane grond is opgedeeld in een woonkamer en een keuken. Op de verdieping zijn één of twee slaapkamers en badkamer/toilet gelegen. De oppervlakte van de woningen varieert globaal tussen minimaal 40 m2 en maximaal 85 m2.
In de gevelwand aan de zijde van de Graaf Ottoweg is door de sloop van de buurtwinkel een gat ontstaan. Het ontstane ruimtelijke beeld van de onthechte twee-onder-een-kapwoning aan de Graaf Ottoweg verdient verbetering. Met het voorliggende bouwplan wordt op passende wijze deze leemte opgevuld en aangesloten bij het beeld van de reeds aanwezige bebouwing aan deze weg. De invulling van het voormalige perceel van de Meermarkt op deze hoek bestaat uit een rij van 3 aaneengesloten woningen en blokje van 2 geschakelde woningen. De gekozen maatvoering van de woningen past bij het bebouwingsbeeld in de omgeving. Volgende situatieschets is ook opgenomen in de bijlagen van de toelichting.
Afb. Situatieschets
Met de aanleg van de interne fiets- en voetpaden binnen het plangebied wordt aangesloten op de bestaande infrastructuur voor het langzaam verkeer.
Met de bouw van de aaneengesloten woningen wordt qua bebouwingstype aangesloten op de woningtypen, die ook in de Graaf Ottoweg en Graaf Reinaldstraat staan.
Onderstaande impressietekeningen geven een beeld van de nieuwe gevelwand aan de Graaf Reinaldstraat en de Graaf Ottoweg.
Afb. Gevelaanzichten Graaf Reinaldstraat
Afb. Gevelaanzicht Graaf Ottoweg
Stedenbouwkundige randvoorwaarden
De gemeente heeft voor het plangebied met het oog op de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit een aantal stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld.
Deze randvoorwaarden hebben betrekking op de vormgeving en massa van de nieuwbouw, de aanleg en inpassing van de parkeer- en groenvoorzieningen, de aansluiting van paden en in- en uitritten op de bestaande infrastructuur en zijn vertaald in gevisualiseerd in voorgaande situatieschets.
Nieuwe ontwikkelingen mogen niet leiden tot problemen met de verkeers- en parkeersituatie in en rondom het plangebied.
Ten noorden van het plangebied ligt een parkeerterrein met 16 parkeerplaatsen. Aan de Graaf Reinaldstraat liggen 9 parkeerplaatsen en hier worden 4 extra parkeerplaatsen aangelegd. Zie voorgaande situatieschets. Dit aantal parkeerplaatsen is voldoende om in de parkeerbehoefte te voorzien (zie ook de cijfermatige onderbouwing onder paragraaf 3.7 Verkeer en parkeren ).
Deze beperkte uitbreiding van het aantal woningen binnen het plangebied levert geen problemen op voor het parkeren in de omgeving omdat er voldoende capaciteit bestaat bij het plangebied.
De beperkte toename van het aantal woningen en het vervallen van de gemengde functie binnen het plangebied heeft naar verwachting een neutraal effect op het aantal verkeersbewegingen in de omgeving. Voor een nadere cijfermatige onderbouwing wordt verwezen naar par.3.7 Verkeer en parkeren.
Binnen het plangebied zijn geen wegen aanwezig, maar uitsluitend voet- en fietspaden die het gebied ontsluiten.
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit projectgebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in deze ruimtelijke onderbouwing afgewogen.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. Daarmee is de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Wel zijn er 13 nationale belangen opgenomen in de SVIR, die nader zijn uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.
De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken kunnen bij of krachtens provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de 'oude' ontwerp AMvB Ruimte die in 2009 al aan inspraak is onderworpen, en deels uit nieuwe onderwerpen.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd en ook in het Barro opgenomen. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 2). De 'ladder voor duurzame verstedelijking' heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en overprogrammering op regionaal niveau te voorkomen. De ladder bestaat uit drie treden (de 3 B's):
In het kader van de duurzame ladder wordt ten aanzien van de definitie van bestaand stedelijk gebied de definitie uit de Bro gehanteerd: “bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.”
Volgens dit Besluit wordt onder een stedelijke ontwikkeling verstaan: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. In de Handreiking staat dat er geen ondergrens is bepaald voor een stedelijke ontwikkeling.
De bouw van de woningen vindt plaats in het 'binnenstedelijk gebied' waarvoor het vigerende bestemmingsplan deels al de wettelijke basis bood. De nieuwe situering en de gekozen woningtypen vinden nagenoeg plaats binnen hetzelfde plangebied. Uitsluitend de hoogtematen wijken af van de bouwregels van het geldende bestemmingsplan. De functiewijziging van 'gemengd' naar woningbouw na sloop van de bebouwing is niet ingrijpend en er vindt geen nieuw ruimtebeslag plaats. Op basis hiervan is de conclusie dat de ontwikkeling geen nieuwe stedelijke ontwikkeling betreft en dus niet getoetst wordt aan de ladder.
Behoefte
In Lobith zijn 14 nieuwe bouwlocaties geïnventariseerd. De ontwikkeling van de voorliggende locatie Meermarkt met de aangrenzende gronden van de gesloopte seniorenwoningen op de hoek Graaf Reinaldstraat en Graaf Ottoweg vindt zijn grondslag in deze Woonvisie (zie verder onder paragraaf 3.2.5.2 Woonvisie).De netto toevoeging wordt vooralsnog geschat op maximaal 21 woningen. Er worden uitsluitend aaneengesloten woningen en een blokje van twee geschakelde woningen gerealiseerd.
In het voorliggende bestemmingsplan worden 11 woningen gesloopt en de bouwtitel voor de gronden op locatie Meermarkt op de hoek Graaf Reinaldstraat en Graaf Ottoweg voor een gemengde functie - waaronder wonen - komt te vervallen.
Daarvoor in de plaats worden in het voorliggende bestemmingsplan maximaal 21 woningen teruggebouwd.
Bereikbaarheid
Toekomstige bewoners kunnen gebruik maken van het openbaar vervoersysteem. Aan de Graaf Reinaldstraat ligt een bushalte.
De ladder voor duurzame verstedelijking is op provinciaal niveau verder uitgewerkt in de ladder voor duurzaam ruimtegebruik. Voor de beschrijving hiervan wordt verwezen naar paragraaf 3.2.2.1 Omgevingsvisie.
In het voorliggende bestemmingsplan zijn geen relevante andere nationale belangen uit het Barro in het geding.
De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen.
Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van ronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
Ecologische Hoofdstructuur (EHS) / Nationaal Natuurnetwerk (NNN)
Volgens artikel 2.10 van het Barro worden bij provinciale verordening de gebieden aangewezen die de ecologische hoofdstructuur vormen alsmede de wezenlijke kenmerken hiervan. Bij provinciale verordening worden regels gesteld die bewerkstelligen dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een gebied behorende tot de ecologische hoofdstructuur en een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan wordt afgeweken geen activiteiten mogelijk maken ten opzichte van het ten tijde van inwerkingtreding van de verordening geldende bestemmingsplan, die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van die gebieden, of van de samenhang tussen die gebieden, tenzij:
Daarnaast biedt het Barro de mogelijkheid de begrenzing te wijzigen:
De uitwerking in de provinciale Omgevingsvisie van Gelderland wordt toegelicht in paragraaf Omgevingsvisie
De Nota Wonen 'Mensen, wensen, wonen', 'Wonen in de 21e eeuw', gaat over het woonbeleid voor de komende tien jaar met een doorkijk naar de decennia die daarop volgen.
Het woonbeleid voor de komende tien jaar richt zich op vijf kernopgaven:
De huidige rijksopstelling ten aanzien van statushouders en asielzoekers betekent overigens dat er meer woningen nodig zijn over de gehele woningvoorraad.
De kern van het Waterbeleid 21e eeuw is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. Het water de ruimte geven betekent dat in het landschap en in de stad ruimte gemaakt wordt om water op te slaan. Daarmee worden problemen in andere, lager gelegen gebieden voorkomen.
Het Waterbeleid 21e eeuw breekt met de traditie van zoveel mogelijk pompen en zo snel mogelijk lozen. De waterbeheerders hebben samen gekozen voor een drietrapsstrategie, die uitgaat van het principe dat een overvloed aan water wordt opgevangen waar deze ontstaat. Dat betekent dat het water niet meer zo snel mogelijk afgevoerd wordt, maar dat het water zolang mogelijk wordt vastgehouden onder andere in de bodem. Is vasthouden niet meer mogelijk, dan bergen de waterbeheerders het in gebieden die daarvoor zijn uitgekozen. Door het water zo lang mogelijk vast te houden wordt tevens verdroging voorkomen. De strategie vasthouden, bergen, afvoeren betekent ook dat het water meer dan nu de kans krijgt om langzaam in de grond te zakken. Zo bestrijden we het watertekort. Pas als het niet anders kan, wordt het water afgevoerd.
In het kader van het actualiseren van bestemmingsplannen betekent dit dat het aanbeveling verdient om ook in het bestaand stedelijk gebied ruimte te reserveren voor waterberging; bijvoorbeeld door deze mogelijkheid toe te voegen aan een bestemming 'Groen'.
Op 9 juli 2014 en 24 september 2014 stelden Provinciale Staten respectievelijk de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening vast. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen van het beleid en in de Omgevingsverordening de regels. Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en samengebracht in de nieuwe Omgevingsvisie. De Omgevingsvisie en -verordening zijn beiden op 18 oktober 2014 in werking getreden.
De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
Ruimte in kleinere kernen en vrijgekomen bebouwing in het landelijk gebied kan worden benut voor wonen en nieuwe economische dragers en als versterking van de vitaliteit van het landelijk gebied. Bij de nadere invulling van de uitgangspunten wordt ruimte gelaten voor lokale of regionale initiatieven door gemeenten of regionale samenwerkingsverbanden. Bouwprogramma's voor nieuwe woningen zijn daarbij in regionaal verband afgestemd. Waar mogelijk kan lokaal maatwerk worden geleverd. De strategie van de provincie om de doelen van 'duurzame economische structuurversterking' en 'een gezonde en veilige leefomgeving' te bereiken wordt gevoed door het besef dat stad en land elkaar nodig hebben. De provincie gaat voor:
Ook de provincie kent, evenals het rijk, een ladder voor duurzame verstedelijking. Voor nieuwe stedelijke functies in het buitengebied geldt dat deze afgewogen dienen te worden in het licht van de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. De Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik vervangt het beleid van de woningbouwcontour en de zoekzones. Het accent van stedelijke ontwikkelingen verschuift van nieuwbouw naar het vitaliseren van bestaande gebieden en gebouwen. Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Het gaat om het tijdig afwegen van kansen en mogelijkheden om bestaande gebouwen te benutten bij overwegingen van nieuwe bebouwing. Een goede afweging volgens de ladder vraagt om kennis van de bestaande voorraad. Gekoppeld daaraan zijn er vragen over de opgaven en kwaliteiten in een gebied:
Als juridische basis gebruikt de provincie de ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In elk bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling dienen gemeenten volgens de rijksladder aan de hand van drie stappen de locatiekeuze te motiveren. Deze rijksladder is van provinciaal belang. Aangezien de juridische borging van de ladder al geregeld is in het Bro, heeft de provincie de ladder niet nogmaals opgenomen in de provinciale omgevingsverordening.
De rijksladder heeft betrekking op stedelijke ontwikkelingen. De provincie wil onderzoeken of de ladder ook voor landelijke functies kan worden uitgewerkt. Vooruitlopend daarop spreekt de provincie nu al van de ladder voor duurzaam ruimtegebruik.
Zie voor de toetsing de Ladder voor duurzame verstedelijking in 3.2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
De gemeente Rijnwaarden valt ook binnen het regionaal netwerk Stadsregio Arnhem Nijmegen, zoals deze bepaald is in het Streekplan. De stadsregio Arnhem Nijmegen heeft in samenspraak met de provincie Gelderland een Regionale Structuurvisie voor dit gebied opgesteld. Op deze structuurvisie wordt in de volgende paragraaf verder ingegaan.
De omgevingsverordening vormt de juridische doorwerking van het beleid uit de Omgevingsvisie in regels. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. Eén en ander volgens door de gemeenten/regio's nader uit te werken beleidskaders.
Wonen
Met betrekking tot Wonen wordt in artikel 2.2.1.1 Nieuwe woonlocaties vermeld dat in een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.
De afspraken over de groei van de woningvoorraad worden vastgelegd in de 'kwantitatieve opgave t/m 2024'. Nieuwe woningen in bestemmingsplannen moeten passen in de door Gedeputeerde Staten goedgekeurde programmering. Zolang er in een regio geen afspraken over de 'kwantitatieve opgave t/m 2024' zijn, blijft het Kwalitatief Woonprogramma 2010 t/m 2019 (KWP3) van kracht.
Zie verder onder de paragraaf Stadsregio Arnhem Nijmegen
Monumenten, archeologische vindplaatsen en waardevolle landschappen worden steeds meer bedreigd door oprukkende bebouwing en economische activiteiten. De nota Belvoir 3 (2009-2012) wil daar wat aan doen.
De provincie heeft met Belvoir 3 als centrale doelstelling; het realiseren van betekenisvolle plekken en daarmee een duurzame leefomgeving. Met betekenisvolle plekken bedoelen we wenselijke, zich onderscheidende-, sociaal- en economisch succesvolle plaatsen. Daarbij is er niet alleen aandacht voor cultuurhistorie, maar ook een duidelijke missie op dit gebied. De nota is een vervolg op de eerdere nota's Belvoir 1 en 2. In deze nota's is vastgelegd hoe de provincie haar cultuurhistorisch erfgoed wil bewaren en versterken. De twee vorige nota's hebben voorkomen dat veel typisch Gelderse cultuurhistorische waarden versnipperden of zelfs verdwenen.
Ook in de derde beleidsperiode gaat de provincie hier onverminderd mee door. Niet afwachtend, maar pro-actief. De Gelderse identiteit blijft hierbij de rode draad. De provincie zet nadrukkelijk in op gebiedsgericht beleid, op basis van de cultuurhistorische kenmerken (DNA's) die voor de tien gebieden in Gelderland zijn bepaald. Daarnaast werkt de nota Belvoir 3 aan:
Het Waterplan bevat het waterbeleid van de provincie en is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. Het Waterplan Gelderland 2010 - 2015 is op 1 januari 2010 in werking getreden. In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.
Op de functiekaart van het Waterplan van de provincie Gelderland zijn de waterfuncties van het plangebied weergegeven. Hieronder staan alle aanwezige functies in het plangebied benoemd.
Stedelijk gebied
Elke kern heeft op grond van het Waterplan de basisfunctie 'stedelijk gebied'. Zowel in nieuw als in bestaand stedelijk gebied streeft de provincie naar een duurzaam watersysteem. Nadelige effecten op de waterhuishouding moeten in beginsel voorkomen worden. Hierbij wordt het water in de stad met het omringende watersysteem als één geheel beschouwd. De inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundige systeem zijn in stedelijk gebied gericht op:
Met het Regionaal Plan 2005-2020 Stadsregio Arnhem Nijmegen, 'Werken aan een aantrekkelijke en concurrerende stadsregio in Noordwest Europa' legt de Stadsregio beleidsambities vast voor de ontwikkeling van de regio. Het Regionaal Plan betreft een regiospecifieke uitwerking van voornoemd provinciale structuurvisie.
De verstedelijkingsvisie 'Van Koers naar Keuze' (vastgesteld op 30 juni 2011) is een nadere uitwerking van de uitgangspunten van het Regionaal Plan 2005-2020. Het is tevens een herijking van dit plan, omdat er ingespeeld is op nieuwe ontwikkelingen. In deze visie is een nadere uitwerking van de regionale verstedelijkingsopgave voor de periode 2010-2020.
Algemene visie
De nota geeft aan dat de Stadsregio Arnhem Nijmegen zich wil ontwikkelen tot één stadsregio, een volwaardig samenhangend netwerk, met een sterke (inter)nationale concurrentiepositie. De regio wil de economische kracht van de grote steden benutten, het landschap inzetten als kwaliteit van de leefomgeving en inspelen op de vraag van de consument op het gebied van wonen, werken en mobiliteit.
Wonen
De bevolkingsprognoses voor de periode 2010-2020 en 2020-2040 wijzen nog steeds op een groei voor de stadsregio, al vlakt deze steeds meer af. Binnen de regio komen er echter grote verschillen voor in tempo van bevolkingsontwikkeling: een aantal gebieden krijgt te maken met een afname van het inwonertal, terwijl er ook duidelijk groeiende delen zijn. Met het rijk heeft de stadsregio afgesproken om in de periode 2010-2020 circa 26.000 woningen te bouwen. Dit was tevens het uitgangspunt in de afspraken met de provincie Gelderland in het kader van het Kwalitatief Woonprogramma 3.
Woonagenda 2020
Wonen is geen afgebakend beleidsveld, maar hangt nauw samen met de ontwikkeling van kennisinstellingen, bedrijven, voorzieningen en de bereikbaarheid daarvan. Die samenhang vormt de basis voor deze agenda.
De gemeenten hebben afgesproken een woningbouwprogramma vast te leggen tot 1 januari 2020. Met de woonagenda verleggen we de focus naar een kwalitatief programma en nemen de bestaande voorraad als uitgangspunt. Uiteindelijk moet het aantal plannen dat we maken om nieuwbouw toe te voegen wel in een gezonde verhouding staan tot de behoefte.
De regionale woonagenda geeft het kader voor de afgesproken vervolgstappen. De concrete richting voor het vaststellen en waar nodig bijstellen van het woningbouwprogramma (kwantitatief èn kwalitatief) is uitgewerkt in de subregionale woonagenda’s.
De regionale agenda creëert de goede randvoorwaarden en een vruchtbare bodem voor de subregionale agenda’s. Er zijn 6 hoofdpunten geformuleerd:
1 Steden krachtiger, ommeland prachtiger
De 20 gemeenten in de Stadsregio Arnhem Nijmegen constateren dat we elkaar nodig hebben om onze regio aantrekkelijk en krachtig te houden. Stad en ommeland versterken elkaar. Samen willen we een breed palet aan woonmilieus bieden dat aansluit bij de behoefte.
2 Sterke subregio’s
De feitelijke afspraken, ook over het nieuwbouwprogramma, organiseren we in drie subregio’s. Daarnaast stemmen 20 gemeenten gezamenlijk af op hoofdlijnen.
3 Voorraad staat centraal
We stellen de bestaande voorraad centraal in ons woonbeleid en we ondernemen elk hiervoor de nodige lokale actie. Daarnaast coördineren we onze acties regionaal of subregionaal. Beschikbaarheid en analyse van data pakken we op regionaal niveau op, samen met de corporaties.
4 Kansen grijpen
Voor de geliberaliseerde huur zien we goede kansen. De stadsregio stelt samen met gemeenten een strategie op voor het aantrekken van beleggers met betrekking tot het realiseren van vrije sector huurwoningen
5 Provincie als belangrijke partner
We vragen de provincie om op een andere wijze te sturen, met een passende set afspraken en inzet van haar financiële en andere instrumenten bij het pakken van kansen en oplossen van knelpunten bij het maken van de juiste kwalitatieve keuzes in de stadsregio.
6 Stoplichtmodel
Voor het prioriteren van woningbouwplannen voeren de gemeenten in de stadsregio een stoplichtmodel in. Voor 1 juli 2014 zullen gemeenten hun programma prioriteren en 4.000 woningen in harde plannen herprogrammeren of faseren (code oranje) of uit de markt nemen (code rood).
Deze afspraken zijn gemaakt in goed overleg tussen 20 gemeenten en de provincie Gelderland. Gemeenten binnen de stadsregio kunnen en moeten elkaar aanspreken op het nakomen van de afspraken. Voor de Liemers is tevens afgesproken dat nieuwe plannen alleen vastgesteld worden als daarvoor even veel bestaande harde capaciteit ingeleverd wordt.
Voor de locatie Meermarkt (inclusief de plek van de gesloopte woningen) is vastgesteld dat er ruimte is voor 8 woningen. Maar er worden 13 extra woningen toegevoegd. De gemeente Rijnwaarden en Vryleve zoeken samen naar ruimte voor deze woningen binnen de randvoorwaarden die het stoplichtmodel biedt.
Om ruimte te creëren voor deze extra woningen levert Woonstichting Vryleve bouwplannen in, die ook op 'groen' staan. Woonstichting Vryleve zal de gemeente verzoeken de (bouw)vergunningen voor de Markt te Lobith en de Polweg te Tolkamer in te trekken. De gemeente zal de capaciteit voor de Hoofdstraat Oost terugbrengen van 8 naar 6 woningen. Hiermee ontstaat de benodigde ruimte van 13 extra woningen. Deze afspraken zijn in deze toelichting vastgelegd en worden ook opgenomen in de realisatieovereenkomst tussen gemeente en Woonstichting Vryleve.
De huidige rijksopstelling ten aanzien de noodzaak voor de huisvesting van statushouders en asielzoekers betekent overigens ook dat er op korte termijn meer woningen nodig zullen zijn over de gehele woningvoorraad. Er bestaat een landelijke urgentie om de opvangcapaciteit snel uit te breiden.
In de kernennota van de gemeente Rijnwaarden wordt een ruimtelijke visie gegeven op de ontwikkelingen in en rond de kernen Lobith, Tolkamer, Pannerden, Herwen, Aerdt en Spijk. De kernennota is een vervolg van de gemeentelijke structuurvisie 'Veelzijdig in mogelijkheden'. In deze structuurvisie wordt vrijwel niet ingegaan op ontwikkelingsmogelijkheden binnen de kernen. Deze kernennota gaat hier wel op in.
Belangrijke kenmerken van het dorp die richtinggevend zijn voor de verdere ontwikkeling, zijn de groene zone langs de dijk, het zicht “naar buiten” en het “lege“ centrum. Bij nieuwbouw in het “centrum” van Spijk moet de open ruimte een belangrijk thema blijven. Het is ongewenst dat dit gebied dicht wordt bebouwd. In de Structuurvisie is verder aangegeven dat op enkele plaatsen langs de Spijksedijk woningen aan de dijk gebouwd kunnen worden. Hierbij sluit de Kernennota aan.
Op 28 april 2010 is de woonvisie van de gemeente Rijnwaarden door de raad vastgesteld. De
woonvisie is een actualisatie van de Kernennota uit 2003.
Algemeen
De laatste jaren is er steeds meer sprake geweest van krimp van de Nederlandse bevolking in de komende 15 tot 25 jaar. Krimp speelt ook in de gemeente Rijnwaarden. In de woonvisie wordt daarom ingegaan welke effecten deze krimp hebben voor de kwantitatieve woningbehoefte. Wanneer deze woningbehoefte wordt afgezet tegen de te realiseren woningvoorraad, dus het totaal aantal woningen als gevolg van woningbouwprogramma's tot 2020, dan blijkt dat in 2012 de piek wordt bereikt. Dit geldt voor zowel het aantal woningen als het aantal inwoners. Na 2012 daalt het “overaanbod” van woningen en de piek qua inwonersaantal door de verder dalende gemiddelde woningbezetting. De piek in 2012 wordt veroorzaakt door de reeds in gang gezette bouwplannen. Gelet op de actuele stand van zaken van deze bouwplannen is een bijsturing zonder vergaande (financiële en juridische) consequenties nagenoeg onmogelijk. Voor nieuwe grootschalige projecten geldt dat deze voorlopig getemporiseerd moeten worden. De woningen die wel gebouwd zullen worden, moeten goed aansluiten bij de behoefte uit de markt, zowel kwantitatief als kwalitatief. Plannen die een gewenste kwaliteitsverbetering tot gevolg hebben kunnen eventueel toch bewerkstelligd worden, ondanks dat nieuwe bouwplannen getemporiseerd worden. Onder een kwaliteitsverbetering vallen in ieder geval een verbetering van de leefomgeving en voorzieningen of een stedenbouwkundige afronding.
Lobith
In Lobith is een zeer herkenbare, en dus karakteristieke, scheiding aanwezig tussen het oude dorp en de nieuwbouwwijken uit met name de jaren 70 (met strokenbouw). De Transeedijk vormt de scheiding tussen beide delen. Aan dezelfde dijk ligt ook een omvangrijke groenzone die van oost naar west door het dorp loopt. Tenslotte beschikt Lobith over de Markt waarin diverse voorzieningen zijn gelegen.
De woonwijken zijn door de aanwezige woningtypen en het stratenpatroon vrij eenvormig. Bij (vervangende) nieuwbouw kan er meer variatie in de wijk worden gebracht en kunnen nieuwe oriëntatiepunten ontstaan. De hoeveelheid speel- en kijkgroen in de woonwijken dient minimaal behouden te blijven.
In Lobith zijn 14 nieuwe en mogelijke bouwlocaties geïnventariseerd. De ontwikkeling van de voorliggende locatie aan Meermarkt vindt zijn grondslag in deze Woonvisie. De netto toevoeging wordt vooralsnog geschat op maximaal 21 woningen. Er worden uitsluitend grondgebonden woningen gebouwd in het type 'aaneengesloten'.
In de welstandsnota is vastgelegd hoe het welstandstoezicht in de gemeente Rijnwaarden is geregeld. Tevens geeft deze nota uitgangspunten en criteria voor het welstandsoordeel. Het doel van het welstandstoezicht is om een bijdrage te leveren aan de schoonheid en de aantrekkelijkheid van de (bebouwde) omgeving. Het projectgebied valt binnen het welstandsgebied 'naoorlogse woonuitbreidingen'. De omschrijving van dit gebied is gegeven in hoofdstuk 2 'beschrijving van de bestaande situatie'. Het welstandsbeleid voor dit gebied wordt hieronder toegelicht. Voor de puntsgewijze beoordelingscriteria wordt verwezen naar de welstandsnota zelf.
Het welstandbeleid richt zich op het handhaven en, waar nodig, gericht verbeteren van de (basis)kwaliteit. Het gaat in dit gebied met traditionele blokverkaveling om de handhaving van de heldere stedenbouwkundige opzet en de vanzelfsprekende rust die uitgaat van het straatbeeld. Daarbij wordt gelet op de situering en repetitie van bouwmassa's, op de eenvoud van straatprofielen en op de weliswaar bescheiden maar toch zorgvuldige detaillering van de bebouwing. Bij renovatie of nieuwbouw zijn moderne interpretaties van het architectonisch karakter, mits goed gemotiveerd, mogelijk en soms zijn bij nieuwbouw meer expressieve interpretaties van het architectonische karakter wenselijk.
Het voorliggende bestemmingsplan is in overeenstemming met de geldende beleidskaders van de Rijksoverheid, regio provincie en gemeente.
De Wet milieubeheer (Wm) is de belangrijkste milieuwet. In deze wet staat beschreven hoe overheden zoals gemeenten en provincies het milieu moeten beschermen. De belangrijkste hulpmiddelen om te zorgen voor een schoon milieu zijn onder andere milieuplannen, milieukwaliteitseisen, milieueffectrapportages en milieuvergunningen. Het rijk en de provincie Gelderland hebben milieubeleidsplannen opgesteld. Deze worden hieronder verwoord. De gemeente Rijnwaarden heeft geen integraal milieubeleidsplan, maar wel beleid ten aanzien van het aspect geluid.
De bodemkwaliteit is in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling van belang indien er sprake is van een functieverandering of ander gebruik. De bodem moet geschikt zijn voor de nieuwe functie(s). Het uitvoeren van een bodemonderzoek bij bouwactiviteiten is een verplichting uit het Besluit Indieningsvereisten. Voor de realisatie van functies waarbij sprake is van een langdurig verblijf (langer dan drie uur) van mensen is bodemonderzoek noodzakelijk.
In november 2015 wordt een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd in het plangebied. Naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek wordt het volgende opgemerkt:
Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing.
Conclusie
De resultaten geven geen aanleiding tot het verrichten van een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de bouw op de onderzoekslocatie evenals de bestemmingsplanwijziging.
Het onderzoek is als bijlage bij de toelichting van het bestemmingsplan gevoegd.
De Wet geluidhinder heeft tot doel de mens te beschermen tegen geluidhinder. Dit is in de wet uitgewerkt in een normenstelsel voor de toelaatbare geluidbelasting in de woonomgeving. Alleen planologisch nieuwe situaties worden getoetst aan de wet. Naast woningen zijn er nog een aantal geluidgevoelige objecten aangewezen zoals scholen en zorginstellingen.
In de Wet geluidhinder staan regels voor weg- en railverkeerslawaai en voor gezoneerde industrieterreinen. De wet werkt verder met zones: dit zijn aandachtsgebieden rond geluidbronnen waarbinnen regels en normen gelden om de negatieve gevolgen van geluidhinder te beperken. Bij (planologische) wijzigingen moet er akoestisch onderzoek plaatsvinden naar de gevolgen.
De Wet geluidhinder kent een normenstelsel met een voorkeurswaarde en grenswaarden. Als de geluidbelasting beneden de voorkeurswaarde blijft dan zijn er vanuit de wet geen belemmeringen voor nieuwe geluidgevoelige situaties. Bij een geluidbelasting tussen de voorkeurswaarde en de grenswaarde moet er een gemotiveerd besluit genomen worden om nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen mogelijk te maken (hogere grenswaarde).
De gemeente Rijnwaarden heeft in 2006 een geluidbeleidsplan opgesteld. Met deze nota geeft de gemeente een samenhangende visie die ingaat op de wijze waarop de gemeen- te met geluid omgaat. De belangrijkste doelstelling is het realiseren van een per gebied passende geluidskwaliteit. Het geluidbeleidsplan bestaat uit verschillende onderdelen:
Nieuwe geluidgevoelige objecten worden getoetst aan het gemeentelijke geluidbeleid, waarbij de geluidbelasting ten gevolge van wegen, bedrijven en gezoneerde industrieterreinen moeten worden beschouwd.
Het plangebied
In het geluidbeleidsplan is een ambitietabel opgenomen waarin staat weergegeven welke geluidskwaliteiten bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen gewenst zijn. Onderstaande tabel bevat de ambitietabel.
Afb. Ambitietabel geluidskwaliteit Bron: Geluidbeleidsplan
Het plangebied gelegen in het dorp Lobith is aangeduid voor 'buiten centrum (wonen)', aangegeven in de kleur grijs.
Voor het 'buiten centrum'-gebied staat in de tabel aangegeven dat het geluid van wegverkeer en bedrijven 'redelijk rustig' moet zijn. Dit betekent een gemiddelde geluidsbelasting van 50 dB (maximaal 55 dB).
Voor het verlenen van een hogere grenswaarde is de nota “geluidbeleidsplan” van de gemeente Rijnwaarden van toepassing.
Afb. Geluidstypen in Lobith Bron: geluidbeleidsplan
Ten behoeve van het voorliggende plan is akoestisch onderzoek uitgevoerd op basis van kengetallen. Hieronder zijn de resultaten van dat onderzoek weergegeven.
Voor wegen met een snelheid van 30 km/u, geldt dat deze wegen geen wettelijke geluidzone hebben. Formeel is een akoestisch onderzoek dus niet noodzakelijk. Echter in het kader van goede ruimtelijke ordening dient aangetoond te worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
De ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting voor nieuwe woningen ten gevolge van een bestaande weg bedraagt 48 dB. De maximaal te ontheffen geluidsbelasting bedraagt 63 dB. Er zijn bij de gemeente geen verkeersintensiteiten bekend van deze plaatselijke wegen. In de berekening is uitgegaan van het maximaal aantal verkeerbewegingen dat mogelijk is zonder dat dit leidt tot overschrijding van de voorkeursgrenswaarden van 48 dB op één van de rekenpunten die op de volgende tekening zijn aangegeven.
afb. met rekenpunten voor geluidsberekening
Naast de verkeersintensiteiten zijn ook ander factoren (die wel bekend zijn, of te onderbouwen zijn) van belang. Deze factoren zijn eveneens in de berekeningen meegenomen. Voor de berekeningen zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd.
In onderstaande tabel is de geluidsbelasting in dB's op de rekenpunten weergegeven op basis van 1.300 motorvoertuigen/etmaal op de Graaf Reinaldstraat en op de Graaf Ottoweg motorvoertuigen/etmaal.
Naam | Omschrijving | Hoogte (m) | Graaf Reinaldweg | Graaf Ottoweg |
1_A | Graaf Ottoweg voorgevel | 1,50 | 44 | 47 |
1_B | Graaf Ottoweg voorgevel | 4,50 | 45 | 48 |
1_C | Graaf Ottoweg voorgevel | 7,50 | 45 | 47 |
2_A | Graaf Ottoweg voorgevel nabij kruising | 1,50 | 47 | 48 |
2_B | Graaf Ottoweg voorgevel nabij kruising | 4,50 | 47 | 48 |
2_C | Graaf Ottoweg voorgevel nabij kruising | 7,50 | 47 | 48 |
3_A | Graaf Reinaldweg voorgevel nabij kruising | 1,50 | 48 | 43 |
3_B | Graaf Reinaldweg voorgevel nabij kruising | 4,50 | 48 | 44 |
3_C | Graaf Reinaldweg voorgevel nabij kruising | 7,50 | 48 | 44 |
4_A | Graaf Reinaldweg voorgevel | 1,50 | 46 | 33 |
4_B | Graaf Reinaldweg voorgevel | 4,50 | 46 | 35 |
4_C | Graaf Reinaldweg voorgevel | 7,50 | 46 | 35 |
De gehanteerde verkeersintensiteit op de Graaf Reinaldstraat bedraagt in deze berekening 1.300 mvt/etm en op de Graaf Ottoweg 1.000 mvt/etm. Dergelijke verkeersintensiteiten zijn dusdanig hoog dat deze niet op deze wegen voorkomen. Gesteld kan daarom worden dat de geluidsbelasting in alle situaties lager is dan de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting. Zo kan geconstateerd worden dat voor de bestaande woningen aan de Graaf Reinaldstraat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Het realiseren van nieuwe woningen zal niet leiden to overschrijding van de voorkeursgrenswaarden waardoor een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd zal zijn.
Conclusie
Het milieuaspect 'geluid' belemmert de uitvoering van het bestemmingsplan niet.
De Europese richtlijnen zijn geïmplementeerd in titel 5.2 van de Wet Milieubeheer. Het doel van deze wetgeving is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen van negatieve effecten op de gezondheid van de mens. Daarnaast zijn er voor de stoffen zwaveldioxide en stikstofoxiden ook normen opgenomen ter bescherming van ecosystemen.
Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende grenswaarden het meest relevant:
Voor de overige stoffen worden in Nederland geen overschrijdingen gerapporteerd.
In de wet zijn de grenswaarden ten opzichte van eerdere regelgeving zijn ongewijzigd gebleven, maar de wet geeft net als het voorgaande BLK2005 (Besluit Luchtkwaliteit) meer armslag om ruimtelijke plannen die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit uit te voeren. Hierbij wordt tevens de term “in betekenende mate (IBM)” geïntroduceerd. Dit wil zeggen dat projecten met een bepaalde mate van verslechtering toch doorgang kunnen vinden. De grens ligt bij een toename van maximaal 3%. Deze 3% is gekoppeld aan de IBM projecten opgenomen in het Nationale Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit (NSL). De NSL is in 2009 van kracht geworden.
Op de gronden van het plangebied zijn volgens het geldende bestemmingsplan woonfuncties toegestaan hebben en hebben in het verleden 11 woningen gestaan en een Meermarkt met parkeervoorzieningen.
Conclusie
De uitvoering van bouwplan, waarbij voorzien is in de bouw van maximaal 21 nieuwe woningen, levert gelet op de beperkte toename van het aantal woningen en van bewoners geen substantiële verslechtering van de luchtkwaliteit op.
De sluiting (en sloop) van de Meermarkt levert een positieve bijdrage aan de verbetering van de luchtkwaliteit door de afname van verkeersbewegingen van auto's en bevoorradingsverkeer.
In het kader van bedrijven en milieuzonering dienen de effecten van inrichtingen op hun omgeving (gevoelige bestemmingen, waaronder eventueel nieuw te ontwikkelen woningen) in beeld gebracht te worden. Voorbeelden van hinder zijn geluid, geur, stof of gevaar. In de
VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009' is een lijst van inrichtingen opgenomen waarbij de inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn opgedeeld in 6 categorieën. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een inrichting uit categorie 1 relatief weinig hinder veroorzaakt en een inrichting uit categorie 6 bijzonder veel hinder veroorzaakt.
De gronden waren reeds bestemd voor wonen en deze bestemming blijft gehandhaafd. In de directe omgeving zijn woningen de enige en belangrijkste functie.
Conclusie
De uitvoering van het nieuwe bestemmingsplan levert geen milieubeperkingen voor andere gevoelige functies. Er zijn ook geen functies in de omgeving die hinderlijk kunnen zijn voor de (nieuwe) woonfunctie.
De sluiting (en sloop) van de Meermarkt levert minder hinder (geluid, stof, geur) op voor de omgeving door de afname van verkeersbewegingen van auto's van klanten en bevoorradingsverkeer.
De huidige situatie
Oppervlaktewater
In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
Grondwater
De gemiddelde stand van het freatisch grondwater bedraagt ± 10 m +NAP. Het grondwater stroomt in zuidwestelijke richting. Het grondwater in het plangebied bevindt zich op een diepte van ca. 4 m -mv.
Afvalwatersysteem
De reeds gesloopte woningen en Meermarkt waren aangesloten op het gemengd rioolstelsel.
Watersystemen in de toekomstige situatie
Oppervlaktewater
Ook in de nieuwe situatie is geen oppervlaktewater aanwezig.
Grondwater
Ontwikkelingen mogen geen negatieve gevolgen op de grondwaterstroming hebben. Het bestemmingsplan voorziet primair in de bouw van woningen ter vervanging van 11 gesloopte woningen en een verkoopruimte. Daardoor hebben er slechts enkele beperkte bodemingrepen plaats door de sloop en de geplande nieuwbouw.
Afvalwatersysteem
Ten behoeve van de afvoer van het afvalwater van de nieuwe woningen zal aangesloten worden op het bestaande rioleringssysteem.
Hemelwaterafvoer
Voor de hemelwaterafvoer van de dakvlakken en van de andere verharde oppervlakten worden afgevoerd naar het gescheiden rioolstelsel. Met de gemeente worden hiervoor nadere afspraken gemaakt.
Watertoetstabel
Waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel ontwikkeld waarmee met een aantal vragen in beeld gebracht kan worden welke wateraspecten relevant zijn en met welke intensiteit het watertoetsproces doorlopen dient te worden. De vragen zijn gericht op de locatie van de ruimtelijke ontwikkeling en welke veranderingen er mogelijk worden gemaakt.
Het hemelwater van de dakvlakken zal onder de fiets- en wandelpaden worden geïnfiltreerd in grindkoffers. Het afvalwater wordt afgevoerd naar de bestaande riolering zoals ook in de oude situatie..
Overleg gemeente en waterbeheerder
Overleg met Waterschap Rijn en IJssel heeft plaatsgevonden. De relevante waterthema's zijn voldoende uitgewerkt. Het Waterschap heeft bij mail van 10 mei 2016 geen inhoudelijke opmerkingen gemaakt over de waterparagraaf.
Algemeen
Bij ruimtelijke plannen moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. In de natuurwetgeving kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming. Soortbescherming vindt plaats via de Flora- en faunawet. De gebiedsbescherming gebeurt via de Natuurbeschermingswet 1998.
Soortbescherming
Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende planten en dieren (beschermde flora- en faunasoorten). Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat beschermde soorten in het geding komen. Als dergelijke soorten aanwezig zijn en door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling bedreigd worden, moet een ontheffing aangevraagd worden. Voor het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het slopen of bouwen van een bouwwerk is het noodzakelijk om hiernaar onderzoek te doen.
Gebiedsbescherming
De gebiedsbescherming gebeurt in Nederland via de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. De Natuurbeschermingswet kent de volgende beschermde gebieden:
Andere vormen van natuurbescherming komen voort uit de aanwijzing van een gebied als Natura 2000-gebied, als Nationaal Natuurnetwerk/Ecologische Hoofdstructuur of als Nationaal Landschap. Daarbij hebben de Natura 2000-gebieden 'externe werking', wat wil zeggen dat niet alleen activiteiten in een Natura 2000-gebied invloed hebben op de staat van instandhouding van het gebied, maar ook activiteiten buiten het gebied kunnen de natuurwaarden in een gebied beïnvloeden.
Natura 2000-gebieden
Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er voor projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen mag optreden. Binnen de Natura 2000- gebieden zijn de Vogelrichtlijn- gebieden en Habitatrichtlijngebieden te onderscheiden. De Vogel richtlijn heeft tot doel alle in het wild levende vogelsoorten op het grondgebied van de EU te beschermen. De Habitatrichtlijn is zowel gericht op de bescherming van soorten als natuurlijke habitats.
Nationaal Natuurnetwerk (NNN) / Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
In Gelderland is het NNN/EHS in aanleg, zoals aangewezen in de streekplanherziening van 2009: een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen. Door de vergroting van natuur en de aanleg van ecologische verbindingszones ontstaat het beoogde samenhangende netwerk. Vergroting en verbinding zullen bijdragen aan het oplossen van problemen op het vlak van verdroging, vermesting en versnippering. Het doel is om te komen tot duurzame populaties van kwetsbare planten- en diersoorten. Binnen de ecologische hoofdstructuur geldt de “nee, tenzij”- benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang.
Onderhavig bestemmingsplan voorziet in de realisatie van nieuwe woningen op 2 bestaande (woning)bouwlocaties. De sloop van de woningen en de Meermarkt heeft plaatsgevonden in 2013. Binnen de bestaande (woning)bouwlocaties wordt op een andere wijze invulling gegeven aan de bouw van nieuwe woningen. Sinds die tijd ligt het perceel braak. In verband met het verstrijken van de tijd tussen de sloop van de bebouwing en de uitvoering van het bouwplan is besloten tot het verrichten van een ecologisch onderzoek.
Het plangebied is niet gelegen binnen een Natura 2000-gebied of NNN/EHS. Op een afstand van circa 1,6 kilometer vanaf de onderzoekslocatie bevinden zich binnen het Natura 2000-gebied de stikstofgevoelige habitattypen: glanshaver en vossenstaarthooilanden. Op de hoek van de Graaf Reinaldstraat /Graaf Ottostraat was een buurtsupermarkt gevestigd en op de aangrenzende gronden stonden 2 rijen van 6 respectievelijk 5 seniorenwoningen. Recent is de bebouwing gesloopt. Er worden maximaal 21 woningen teruggebouwd. Gelet op de hoeveelheid en de intensiteit van het gebruik van de oorspronkelijke bebouwing ten opzichte van de toekomstige bebouwing en mede gelet op de afstand wordt geen toename van stikstof verwacht op de in de omgeving gelegen gevoelige habitattypen. Ook ten aanzien van het Natuurnetwerk geldt dat er door de aard en de schaal van de ingreep geen negatieve externe effecten te verwachten zijn.
Conclusie
Uit de resultaten van het onderzoek (nov. 2015) blijkt dat er geen streng beschermde soorten aanwezig zijn in het plangebied. De nesten van algemene vogelsoorten mogen worden verstoord buiten het broedseizoen. In de Flora- en faunawet wordt geen vaste periode gehanteerd voor het broedseizoen. Globaal kan voor het broedseizoen de periode maart tot half augustus worden aangehouden. Het treffen van maatregelen in het kader van zorgplicht niet noodzakelijk is.
Het onderzoek is als bijlage bij de toelichting van het bestemmingsplan gevoegd.
Met de ondertekening van het verdrag van Malta (1992) en de parlementaire goedkeuring daarvan (1998) heeft de Nederlandse overheid zich verplicht erop toe te zien dat bij ruimtelijke plannen rekening gehouden wordt met het bekende en het nog niet bekende archeologische 'bodemarchief'.
De gemeenteraad heeft in 2012 gemeentelijk archeologiebeleid vastgesteld. Dit is gebeurd aan de hand van de archeologische verwachtings- en beleidskaart d.d. november 2011 (BAAC Rapport V-11.0202).
Afb. Uitsnede archeologische verwachtingswaarde kaart
Dit beleid is onder andere vastgelegd op een archeologische verwachtingskaart. Voor het plangebied geldt een hoge archeologische verwachtingswaarde. Bij bodemingrepen van >100 m2 en dieper dan 0,3 meter moet een onderzoek worden uitgevoerd.
Conclusie
De gronden van het plangebied zijn in het verleden geroerd bij de bouw van de woningen en de buurtwinkel. Bij de sloop zijn ook bodemingrepen uitgevoerd. De ondergrond is tot circa 1,5 m niet meer intact. De geplande werkzaamheden gaan niet dieper dan 1,5 m, behoudens de te plaatsen palen ten behoeve van de fundering.
De verwachting bestaat dat er geen archeologische resten/sporen meer zullen worden aangetroffen. Daarom is besloten geen archeologisch bureauonderzoek uit te voeren in combinatie met een verkennend en karterend booronderzoek.
Verkeer
Door het vertrek van de supermarkt is er geen sprake meer van bevoorradingsverkeer en van verkeerbewegingen ter hoogte van de parkeervoorziening door klanten. De functieverandering van de gronden van de voormalige locatie van de Meermarkt naar wonen en de herbouw van woningen ter plaatse van de gesloopte woningen zal redelijkerwijs geen grote wijzigingen in de verkeersstromen veroorzaken.
Toetsing parkeerdruk directe omgeving
Om de werkelijke parkeerdruk in de directe omgeving te bepalen is op een drietal dagen en op drie verschillende tijdstippen de parkeerdruk bepaald (aantal geparkeerde auto's). De resultaten van deze metingen zijn in het mailbericht van 19 januari opgenomen.
In de directe omgeving van het project zijn in totaal 63 woningen geïnventariseerd en 130 parkeerplaatsen (inclusief parkeren op eigen terrein). Dit levert een parkeernorm van ruim 2,0.
De maximale gemeten parkeerdruk trad op de drie dagen dat gemeten is steeds rond 18.00 uur op. Op dat moment stonden er ter plaatse van het beschouwde gebied maximaal 44 auto's geparkeerd.
Overweging
De volgende aspecten zijn overwogen om tot een gemotiveerde inrichting te komen voor wat betreft het aantal te realiseren nieuwe parkeerplaatsen voor het plangebied:
Op basis van bovenstaande overwegingen wijkt de gemeente af van de parkeernorm van 1,5 parkeerplaats per woning en kan worden volstaan met de parkeernorm van 1,25 plaats per woning.
Huidige plan
Bij een parkeernorm van 1,25 x 21 woningen zijn afgerond 27 parkeerplaatsen nodig.
16 bestaande plaatsen bevinden zich ten noorden van het plangebied.
9 bestaande plaatsen bevinden zich ten zuiden van het plangebied.
Het tekort aan parkeerplaatsen bedraagt 2.
Aan zuidzijde worden 4 nieuwe parkeerplaatsen aangelegd.
Conclusie
Uitgaande van maximaal 21 nieuwe woningen wordt aan de parkeernorm voldaan en er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
Wat betreft verkeer en parkeren doen zich geen problemen voor die het voorliggend plan onuitvoerbaar maken.
De gemeente Rijnwaarden wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. Eén van de veiligheidsthema's waarvoor de gemeente verantwoordelijkheid draagt is 'externe veiligheid'. Bij externe veiligheid gaat het om de risico's op de omgeving die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico's doen zich zowel voor bij risicovolle inrichtingen als rondom transportassen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en hogedruk aardgasbuisleidingen.
In Nederland worden twee maten gehanteerd voor externe veiligheidsrisico's, namelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. De Rijksoverheid heeft aan externe veiligheidsrisico's grenswaarden, richtwaarden en een oriëntatiewaarde gesteld. Voor risicovolle inrichtingen is een en ander wettelijk geregeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi)1, sinds 2004.
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking getreden. Het Bevt stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd. Daarmee wordt de opdracht aan het bevoegd gezag voor ruimtelijke besluiten nadrukkelijk vastgelegd om rekening te houden met de risico's van transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor.
Bij het plaatsgebonden risico (PR) gaat het om de kans per jaar dat een denkbeeldig persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle inrichting of transportas bevindt. Plaatsen met een gelijk risico kunnen door zogenaamde risicocontouren op een kaart worden weergegeven. De normering voor het plaatsgebonden risico is afhankelijk van de aard van het te beschermen object. Hierbij wordt in wet- en regelgeving onderscheid gemaakt tussen kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. De kwetsbare objecten (zoals woningen, grote kantoren, ziekenhuizen e.d.) worden beter beschermd dan beperkt kwetsbare objecten (zoals kleinere kantoorgebouwen of bedrijfsgebouwen). De norm voor kwetsbare objecten is een grenswaarde (hieraan moet worden voldaan). De norm voor beperkt kwetsbare objecten is een richtwaarde (hieraan moet zoveel mogelijk worden voldaan; afwijking van deze waarde dient goed gemotiveerd te worden). De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten is 10-6 per jaar. De richtwaarde voor het plaatsgebonden risico voor beperkt kwetsbare objecten is 10-6 per jaar. Dus: de kans dat een (denkbeeldig) persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend) dodelijk verongelukt door een bedrijfs- of transportongeval, mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar (dat is 10-6 per jaar).
Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans dat een (werkelijk) aanwezige groep van 10, 100 of 1.000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen in de nabijheid van een risicovolle inrichting of transportas. Het groepsrisico, dat wordt bepaald door het aantal personen binnen het invloedsgebied rondom een risicovolle inrichting of transportas, wordt gezien als een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een calamiteit. Het gebied waarin het aantal aanwezige personen wordt meegeteld voor de berekening van het groepsrisico wordt het 'invloedsgebied' genoemd. Het invloedsgebied voor het groepsrisico is het gebied vanaf de risico- bron tot aan de 1% letaliteitscontour. De 1%-letaliteitscontour geeft de afstand aan van de risicovolle inrichting of transportroute tot een punt waarbij een daar aanwezige persoon nog een kans van 1% heeft om te overlijden ten gevolge van een ongeval binnen die inrichting. Voor het groepsrisico geldt geen norm, maar een verantwoordingsplicht. Binnen deze verantwoordingsplicht moeten zowel kwalitatieve als kwantitatieve elementen worden beschouwd. Voor toetsing van de kwantitatieve elementen zijn de volgende oriëntatiewaarden vastgelegd:
Deze oriëntatiewaarden kunnen door het bevoegd gezag als handvat worden gebruikt, maar is geen harde norm. Uit de waarden blijkt dat hoe groter de potentiële omvang van de ramp is, des te strenger de oriëntatiewaarde is. Immers, een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met tien dodelijke slachtoffers.
Ten aanzien van risicovolle inrichtingen is elke verandering van het groepsrisico, ook al bevindt het risico zich boven of onder de oriëntatiewaarde, gebonden aan een verantwoordingsplicht. Ten aanzien van transportassen en buisleidingen is elke toename van het groepsrisico, ook al is het risico lager dan de oriëntatiewaarde, gebonden aan een verantwoordingsplicht.
De uitgangspunten voor het gemeentelijke beleid zijn opgenomen in de nota Externe veiligheid die in 2012 door de gemeenteraad is vastgesteld. Uitgangspunt van het beleid is het voldoen aan de wettelijke eisen en het toetsen van externe veiligheid bij wijzigingen van de situatie.
In en nabij het plangebied zijn geen leidingen en inrichtingen aanwezig en vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats die een mogelijk risico vormen voor de gezondheid van personen.
Over de Rijn worden wel weliswaar gevaarlijke stoffen vervoerd. De afstand van circa 1,5 km tot het plangebied is dusdanig dat het vervoer over de Rijn niet voor belemmeringen zorgt voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat, na toetsing aan de relevante wetgeving, het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van voorliggend plan.
Bij de voorbereiding van een ontwerp voor een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, d.d. 21 april 2008) onderzoek plaats te vinden naar de uitvoerbaarheid van het plan.
De gemeente Rijnwaarden heeft met de Woonstichting Vryleve een anterieure overeenkomst afgesloten waarin onder andere het kostenverhaal en de afwikkeling van de financiële gevolgen voor eventueel optredende (plan)schade zijn geregeld.
De realisering van het voorliggende project leidt derhalve niet tot extra kosten voor rekening van de gemeente Rijnwaarden. Het kostenverhaal voor de gemeente is hiermee voldoende gewaarborgd. Er kan daarom worden afgezien van het opstellen van een exploitatieplan.
Conclusie
De economische uitvoerbaarheid wordt hiermee geacht voldoende te zijn aangetoond.
In hoofdstuk 2 is de nieuwe ontwikkeling beschreven waarin dit bestemmingsplan voorziet. In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe deze ontwikkeling in de planregels en op de verbeelding is vertaald. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridische deel van het bestemmingsplan dat bindend is voor de burger en de overheid.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied. Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Het voorliggende bestemmingsplan wordt volgens de eisen die hieruit voortvloeien opgesteld. Het bestemmingsplan is dan ook opgesteld volgens de methode 'Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012' (SVBP 2012. Daarnaast heeft de gemeente een handboek voor het opstellen van bestemmingsplannen. Hierin is de systematiek en woordkeuze voor de bestemmingsplannen vastgelegd. In dit bestemmingsplan is aangesloten bij het gemeentelijke handboek.
Het gebruik van de gronden is vastgelegd in de bestemmingsregels van het bestemmingsplan. Dit gebruik is nader gemotiveerd in de toelichting. Op de analoge verbeelding zijn de bestemmingen in beeld gebracht, op de digitale verbeelding zijn de bestemmingsregels direct gekoppeld aan de betreffende gronden.
Binnen een aantal bestemmingen zijn mogelijkheden tot afwijking van de bestemmingsregels opgenomen. De afwijkingen moeten aan een aantal criteria voldoen: de toetsingscriteria. Deze zijn bij de geformuleerde ontheffingen opgenomen. Hiermee is de nodige flexibiliteit ingebracht in het bestemmingsplan, waardoor niet voor elke kleine aanpassing binnen het plangebied een nieuwe procedure hoeft te worden gevolgd. Daarnaast zijn er een aantal algemeen geldende ontheffingsregels opgenomen.
Bij dit plan hoort een digitale verbeelding. De digitale verbeelding is eenvoudig van opzet. Dit bevordert de inzichtelijkheid, handhaafbaarheid en de rechtszekerheid bij de beoordeling van bouwplannen. Het plangebied wordt gevormd door dat deel van de grond dat voor de toekomstige bestemming in gebruik is. Zoals boven aangegeven is voor het woongebouw een bouwvlak opgenomen. Dit biedt beperkte ruimte voor uitbreiding van het bestaande gebouw omdat het gewenst is om het in zijn huidige vorm en omvang te handhaven.
De regels bestaan uit de volgende onderdelen:
Inleidende regels
De inleidende regels omvatten de gebruikte begripsomschrijvingen (art. 1) en de wijze van meten (art. 2).
Bestemmingsregels
Een bestemmingsartikel is, overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (uitgave 2012), in beginsel opgebouwd uit:
In dit bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen: 'Tuin', Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Wonen'.
De bestemming 'Tuin'
De gronden van deze bestemming zijn bestemd voor erven en tuinen. Aanbouwen in vorm van serres en carports ten behoeve van de woning zijn toegestaan.
Voorts is voor een regeling opgenomen voor de hoogte van andere bouwwerken zoals hekwerken.
De bestemmingen 'Verkeer - Verblijfsgebied'
De gronden zijn bestemd wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op verblijf alsmede de afwikkeling van het doorgaande verkeer alsmede voor parkeer-, groen- en speelvoorzieningen.
Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.
De bestemming 'Wonen'
De woonfunctie vindt een regeling in deze bestemming. De toegelaten woningtypen betreffen twee-aan-een en aaneengesloten woningen.
De toegestane hoogtematen zijn op de verbeelding aangegeven en in de regels beschreven. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak. De maatvoering van deze bebouwing is nader geregeld in de regels van dit artikel.
Algemene regels
De algemene regels bestaan uit een anti-dubbeltelregel, een procedureregel voor afwijkingen en wijzigingen en ten slotte uit een algemene gebruiksregel.
De algemene regel uit de gebruiksregel luidt dat het verboden is om opstallen en gronden te gebruiken in strijd met de bestemming. Gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken wordt toegelaten.
Overgangsrecht en slotregel
In de loop van de tijd kan het gebruik van grond of een gebouw gaan afwijken van datgene wat mogelijk is op basis van het bestemmingsplan. In het overgangsrecht wordt geregeld tot hoeverre deze afwijkingen zijn toegestaan. In de strafregel zijn overtredingen van de regels strafbaar gesteld. De naam van het plan wordt in de slotregel aangehaald.
Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan heeft geen inspraak plaatsgevonden. Er vindt een informatie-avond plaats op donderdag 26 januari 2017. Via de gebruikelijke gemeentelijke kanalen zijn omwonenden hiervoor uitgenodigd en hierover geïnformeerd.
Het Waterschap Rijn en IJssel heeft bij mail 10 mei 2016 geen inhoudelijke opmerkingen gemaakt over de waterparagraaf. Zie ook onder paragraaf 3.4. De belangen van andere overheidsinstanties zijn niet in dit plan betrokken.
Het ontwerpbestemmingsplan met bijbehorende stukken heeft vanaf 10 november 2016 tot en met 21 december 2016 gedurende een termijn van zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld zienswijzen kenbaar te maken aan de gemeenteraad. Er zijn geen zienswijzen ingediend.