direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Buitengebied, Meenteweg 30,30a en 32
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP22001-0004

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voor de adressen Meenteweg 30, 30A en 32 is de planologische situatie niet in overeenstemming met de werkelijke- en de gewenste situatie. Het bedrijf Wildeman Motoren is gevestigd aan de Meenteweg 30 (bedrijfsbestemming). Dit zal ook zo bestemd blijven. Op het adres 30A is de bedrijfswoning gelegen, waarvoor de wens bestaat om die als burgerwoning te bestemmen. Op het adres Meenteweg 32 is een burgerwoning gesitueerd en als zodanig al meer dan 40 jaar in gebruik, maar is niet als zodanig bestemd (planologisch vormt het onderdeel van de bedrijfsbestemming). Met deze planherziening wordt die omissie gerepareerd en de gewenste omzetting van nummer 30A naar een burgerwoning mogelijk gemaakt door middel van een toekomstbestendige regeling in dit bestemmingsplan.

1.2 Plangebied

Meenteweg 30, 30A en 32 zijn gelegen in het buurtschap Spoolde. Spoolde ligt direct ten zuidwesten van Zwolle. Op de afbeelding is aan de noordzijde de Westenholterallee (N331) te zien en aan de westzijde het Zwolle-IJsselkanaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP22001-0004_0001.png"

Locatie plangebied

 

1.3 Geldende bestemmingsplannen

De locatie maakt deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied-IJsselzone, Windesheim (vastgesteld op 24 juni 2013). Tevens geldt het bestemmingsplan Zwolle, parapluplan parkeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP22001-0004_0002.png"Ter plaatse geldt de bestemming "Bedrijf" en "Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg" (ter plaatse van het kruis) en de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie". Voor een klein deel van het perceel geldt de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - dijk".

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Aard en omvang van deze planherziening is dusdanig dat de op 11 september 2020 vastgestelde Nationale Omgevingsvisie geen betekenis heeft. Ook is de ladder voor duurzame verstedelijking, zoals opgenomen in artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening, niet aan de orde. De ladder is van toepassing bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De planherziening maakt zo'n stedelijke ontwikkeling, zoals gedefinieerd in artikel 1.1.1 van het Bro, niet mogelijk.

2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening provincie Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer.

De ambitie van de provincie Overijssel is dat elk project bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving en dat nieuwe initiatieven worden verbonden met bestaande kwaliteiten. De Catalogus Gebiedskenmerken, die per gebiedstype beschrijft welke kwaliteiten behouden, versterkt en ontwikkeld moeten worden, is daarbij een instrument om te sturen op ruimtelijke kwaliteit.

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn.

Ontwikkelingsperspectieven

Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving.

Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.

Toetsing van het initiatief aan de omgevingsvisie en omgevingsverordening

De planherziening ziet niet op een stedelijke, nieuwe ontwikkeling. Er is geen sprake van nieuwvestiging of een (grootschalige) uitbreiding van een bestaande functie. Er is slechts sprake van een planologische functiewijziging van een tweetal woningen van bedrijfswoning naar burgerwoning. Daarnaast wordt de planologische mogelijkheid van een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg wegbestemd. Er is sprake van een dusdanige beperkte wijziging van het ter plaatse geldende planologische regime dat het provinciaal beleid en regelgeving zich hierover niet uitspreekt.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten planologische wijziging niet in strijd is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Omgevingsvisie "Ons Zwolle van morgen 2030"

Op 13 september 2021 is de omgevingsvisie “Ons Zwolle van morgen 2030” vastgesteld. De omgevingsvisie is een integrale visie waarin een beeld wordt geschetst van een kwalitatief hoogwaardige, inclusieve en toekomstbestendige ontwikkeling van de gemeente Zwolle.

De omgevingsvisie geeft gebiedsprofielen. De gebiedsprofielen geven een samenhangend toekomstbeeld voor de diverse gebieden binnen en buiten de stad. Het plangebied maakt deel uit van het gebiedsprofiel 'Gemengd landelijk gebied en buurtschappen'. In het gemengd landelijk gebied is er ruimte voor een mix aan functies, biologische- en stadslandbouw, verbreding van landbouwbedrijven, recreatie, hoogwaardige verblijfsaccommodaties, landschap, natuur, cultuurhistorie, wonen, klimaatadaptatie en kleinschalige niet agrarische bedrijvigheid en detailhandel passend bij het karakter van het buitengebied (kleinschalig, bijvoorbeeld in de vorm van ter plaatse geproduceerde producten en streekproducten).

In het buitengebied van Zwolle liggen een aantal kleine buurtschappen zoals Spoolde. Het betreft hier veelal een kleinschalige clustering van woningen in het Zwolse buitengebied. Elk buurtschap kent zijn eigen identiteit. We zetten in op behoud van het kleinschalige karakter van de Zwolse buurtschappen. Het toevoegen van mogelijk een enkele woning of andere bebouwing moet passen binnen het karakter en de kwaliteiten van een buurtschap.

De visie zet in op het behouden, beschermen en ontwikkelen van de Zwolse omgevingskwaliteiten. De belangrijkste fysieke structuren van Zwolle zijn in de visie benoemd als raamwerk. De ontwikkeling van Zwolle gaat hand in hand met het behouden en versterken van die raamwerken en dus de fysieke hoofdstructuur van Zwolle. Het plangebied ligt binnen het raamwerk zeer waardevol landschap.

Inzet is dat deze structuur in essentie behouden blijft of, waar nodig, aangeheeld wordt. Er wordt in principe een terughoudend beleid gevoerd met het toevoegen van nieuwe bebouwing.

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten planologische wijziging in overeenstemming is met het in de omgevingsvisie verwoorde gemeentelijke ruimtelijk beleid.

2.3.2 Thematisch beleid
2.3.2.1 Milieubeleid
2.3.2.1.1 Algemeen beleid

Zwolle beschouwt milieu in de omgevingsvisie als een integraal onderdeel van de fysieke leefomgeving. Milieuruimte is niet fysiek zichtbaar maar van groot belang om de bewoners, werkers en bezoekers van Zwolle te beschermen tegen de nadelige effecten van een groeiende en verdere verstedelijking van de stad van bijvoorbeeld de nadelige effecten op de gezondheid van werklocaties, infrastructuur en energiewinning. Aan de andere kant hebben bijvoorbeeld werklocaties maar ook energiewinning voldoende milieuruimte nodig om optimaal te kunnen functioneren en zich te kunnen ontwikkelen. Het betekent overigens niet dat ontwikkelingen of gebruik door kwetsbare functies binnen de zones uitgesloten worden, er dient wel rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van de milieuruimte (en de bijbehorende belangen).

De volgende milieuaspecten kennen milieuzones: geluid, trillingen, externe veiligheid, luchtkwaliteit, bodem, ondergrond en tenslotte geur. Op diverse thema's is separaat beleid geformuleerd in Zwolle. Het beleid voor de aspecten die relevant zijn voor het plangebied wordt hierna beschreven.

2.3.2.1.2 Bedrijvigheid

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we enerzijds het aanbrengen van voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen en gevoelige bestemmingen zoals woningen. Anderzijds worden milieugevoelige functies zoals wonen en recreëren beoordeeld. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. De onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • Het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • Het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteit duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren.

Zwolle hanteert bij de uitwerking van het bovenstaande principe de veel gebruikte VNG-handreiking “Bedrijven en Milieuzonering” (2009). Hierin zijn richtafstanden aangegeven die aangehouden kunnen worden tussen bedrijven c.q. voorzieningen en woningen.

2.3.2.1.3 Conclusie milieubeleid

Het plan is in de basis in overeenstemming met het milieubeleid, de nadere toetsing vindt plaats in de milieuparagraaf (hoofdstuk 3).

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied omschreven. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.

3.1 Bestaande situatie

Op het adres Meenteweg 30 is het bedrijf Wildeman Motoren gevestigd. Op het adres Meenteweg 30A woont de eigenaar van het bedrijf. Deze woning fungeert als bedrijfswoning. Op het adres Meenteweg 32 woont een andere familie. De bebouwing is aaneengesloten en de bewoners zijn familie van elkaar. De woning met nummer 30A bevindt zich aan de voorzijde van de straat. De woning met nummer 32 bevindt zich aan de achterzijde. De motorzaak op nummer 30 is bouwkundig verbonden met de woning op nummer 30A.

De huidige juridisch-planologische situatie is weergegeven in de onderstaande figuur, alsmede hoe het gebruik op de locatie zich verhoudt. Op basis van het geldende bestemmingsplan is ter plaatse de bestemming 'Bedrijf' aanwezig. Op deze bestemming zijn ambachtelijke en verzorgende bedrijven toegestaan in categorie 1 en 2 van de VNG-publicatie 'bedrijven en milieuzonering' en bedrijfswoningen. Per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan. Op de locatie (aan de zuidoostzijde) is volgens het bestemmingsplan een verkooppunt motorbandstoffen zonder LPG toegestaan, deze is niet meer aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP22001-0004_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP22001-0004_0004.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP22001-0004_0005.jpg"  
afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP22001-0004_0006.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP22001-0004_0007.jpg"  

Foto's van het plangebied (augustus 2021): linksboven, Wildeman Moteren (nummer 30); rechtsboven, de bedrijfswoning op nummer 30a, linksonder, de woning op nummer 32; rechtsonder, de tuin van nummer 32.

3.2 Uitgangspunten bestemmingsplan

Aanleiding voor de planherziening is het reparen van een aantal omissies in de geldende bestemmingsregeling. Uitgangspunt hierbij is het vanuit de bestaande bestemmingsregeling vastleggen van duidelijke planregels. Hierbij rekening houdend met de feitelijk bestaande situatie, de planologische rechten en met een duurzame toekomstige bedrijfsvoering van het motorbedrijf en de woningen op het perceel.

Concrete uitgangspunten bij deze planherziening zijn:

  • het toestaan van twee woningen (op nummer 30a en 32) met een reguliere bestemming 'Wonen'.
  • de motorzaak op nummer 30 houdt de bestemming de bestemming 'Bedrijf'.
  • de bestemming 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG' verdwijnt.

3.3 Milieu

Inleiding

Het omzetten van de bedrijfsbestemming naar woonbestemming kan belemmerend werken op de bedrijfsvoering van de motorzaak. Een burgerwoning is immers gevoelig voor milieuhinder, waar een bedrijfswoning behorend tot de inrichting niet gevoelig is voor milieuhinder van die inrichting. Bij de burgerwoning dient dus ook sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat. Een goede ruimtelijke ordening houdt in dit geval dus onder andere in dat:

  • ter plaatse van de te realiseren burgerwoning sprake is van een goed/aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • omliggende bedrijven door de realisatie van de burgerwoning niet gehinderd worden in hun bedrijfsvoering.

Om te bepalen of sprake is/kan zijn van een goede ruimtelijke ordening wordt gebruikt gemaakt van de VNG richtlijn 'bedrijven en milieuzonering' (zie ook paragraaf 2.3.2.1.2).

Bedrijven en milieuzonering

De VNG heeft in samenwerking met de Ministeries van VROM en Economische Zaken in 2009 de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" opgesteld. In deze handreiking zijn richtafstanden voor verschillende bedrijfstypen opgesteld welke aanvaardbaar worden geacht ten opzichte van milieuhinder gevoelige bestemmingen (zoals woningen), waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van milieubelastende (bedrijfs)activiteiten betreffende geluid, geur, stof en gevaar redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

In de handreiking zijn bedrijven ingedeeld in verschillende milieucategorieën, waarbij geldt: hoe hoger de milieucategorie, hoe zwaarder de milieubelasting. De richtafstanden tussen bedrijven en milieuhinder gevoelige bestemmingen nemen dus toe naarmate een bedrijf in een hogere milieucategorie wordt ingedeeld.

De richtafstanden uit de VNG-handreiking zijn indicatief voor een goede ruimtelijke ordening. Dat wil zeggen dat er van kan worden afgeweken mits zorgvuldig voorbereid en onderbouwd.

In onderstaande tabel zijn de richtafstanden per milieucategorie weergegeven, waarbij opvalt dat onderscheid wordt gemaakt in twee gebiedstypes: de rustige woonwijk/buitengebied en gemengd gebied. Verondersteld wordt dat in een gemengd gebied al een hogere milieubelasting aanwezig is waardoor een kleinere richtafstand gerechtvaardigd wordt.

Milieu categorie   Richtafstand tot 'rustige woonwijk' of 'rustig buitengebied' in meters   Richtafstand tot 'gemengd gebied' in meters  
1   10   0  
2   30   10  

Op basis van de kenmerken van het gebied valt het gebied als een 'gemengd gebied' te typeren. De functie wonen is in de directe omgeving weliswaar het meest vertegenwoordigd, plaatselijk zijn direct grenzend aan woningen ook kleine bedrijven aanwezig. Verder komen er agrarische activiteiten voor in de directe omgeving en ligt het gebied nabij hoofdinfrastructuur zoals de A28 en de N331. Op iets grotere afstand zijn grotere bedrijven gesitueerd.

Verder moet onderscheid worden gemaakt tussen wat toegestaan is op basis van planologische rechten (het bestemmingsplan) en het daadwerkelijke gebruik (zoals nu aanwezig). Het daadwerkelijk gebruik kan afwijken van het wat maximaal toegestaan is, en dus lichter of zwaarder zijn, met een kleinere of grotere richtafstand tot gevolg.

Richtafstand op basis van geldend bestemmingsplan

Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied – IJsselzone, Windesheim' zijn binnen de bestemming 'Bedrijf' ambachtelijke en verzorgende bedrijven toegestaan in categorie 1 en 2 van de VNG-publicatie 'bedrijven en milieuzonering' en bedrijfswoningen. Uitgaande van een gemengd gebied en categorie 2 bedrijven is dan een richtafstand van maximaal 10 meter van toepassing. Uitgaande van de bestemmingsgrens overlapt deze richtafstand met de woningen op nummer 30A en 32.

Richtafstand op basis van daadwerkelijk gebruik

Het daadwerkelijk gebruik op de locatie betreft een showroom/winkel, kantoor en werkplaats. Het testen van motoren in de werkplaats vindt incidenteel plaats en betreft alleen het starten van de motor. Vanuit de motorzaak kunnen klanten proefritjes maken in de omgeving. De motorzaak zou op basis van de VNG richtlijn als milieucategorie 2 bedrijf worden beschouwd, waarbij de richtafstanden uit de meest rechter kolom in de onderstaande tabel gelden.

Bedrijf   Milieu-categorie   Aspect   Richtafstand voor 'rustig gebied'   Richtafstand voor 'gemengd gebied'  
Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven   2   Geur
Stof
Geluid
Gevaar  
10 meter
0 meter
30 meter
10 meter  
0 meter
0 meter
10 meter
10 meter  

De aspecten geluid en gevaar vormen dus het grootste aandachtspunt voor de beoordeling van de situatie vanuit het daadwerkelijke gebruik. Voor geur en stof zijn in beginsel geen belemmeringen te verwachten. Hinder door geluid en gevaar zal vooral gerelateerd zijn aan de werkplaats en eventuele opslag van gevaarlijke stoffen. Een kantoor/winkel/showroom is normaal gesproken namelijk als categorie 1 bedrijfsactiviteit te beschouwen, met een richtafstand van 0 meter in gemengd gebied. Wanneer om de werkplaats een richtafstand van 10 meter wordt getrokken dan is geen sprake van overlap met de woningen op nummer 30A en 32. Dit is weergegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP22001-0004_0008.png"

Mogelijk aandachtspunt vormt nog het parkeren van bezoekers en uitstallen van motoren op het voorterrein en de eventuele geluidhinder die hierbij ontstaat.

Beoordeling woning nummer 32

De wens is de woning op nummer 32 een reguliere bestemming 'Wonen' te voorzien. Aspecten die meespelen in de beoordeling:

  • De woning op nummer 32 bevind zich achter de woning op nummer 30a en is daardoor niet direct bouwkundig verbonden aan de motorzaak.
  • De buitenruimte grenst deels aan de motorzaak, maar ligt grotendeels buiten de richtafstand.
  • Geluidhinder vanuit het voorterrein en de werkplaatst wordt afgeschermd door de bebouwing (motorzaak en woning op nummer 30A).
  • Op basis van de richtafstanden is voldoende afstand tussen de werkplaats (waar de meeste hinder vandaan komt) en de woning.

Op basis van bovenstaande is de verwachting dat geen sprake is van hinder door geluid en gevaar bij de woning op nummer 32 als gevolg van de motorzaak. Er is sprake van een goede ruimtelijke ordening.

Beoordeling woning nummer 30A

De wens is ook de woning op nummer 30A een reguliere bestemming 'Wonen' te voorzien. Aspecten die meespelen in de beoordeling:

  • Deze woning is direct bouwkundig verbonden aan de motorzaak (aan de showroom/kantoorruimte) en grenst deels aan het voorterrein waar de ingang van de motorzaak zit, klanten kunnen parkeren en uitstalling van motoren plaatsvindt.
  • De buitenruimte/tuin grenst grotendeels aan de motorzaak en ligt dan ook deels binnen de richtafstand.
  • Op basis van de richtafstanden is voldoende afstand tussen de werkplaats (waar de meeste hinder vandaan komt) en de woning.
  • Geluidhinder vanuit het voorterrein wordt niet afgeschermd.

Op basis van bovenstaande is het aannemelijk dat hinder door geluid kan ontstaan bij de woning op nummer 30A als gevolg van de motorzaak. Een kwantitatieve beoordeling (=akoestisch onderzoek op basis van representatieve bedrijfssituatie) moet hier meer inzicht in bieden.

Akoestisch onderzoek

Omwille het voorgaande is onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting als gevolg van de bestaande inrichting van Wildeman Motoren welke aanpandig is gelegen met de woning Meenteweg 30A. Dit onderzoek is door het Noordelijk Akoestisch Adviesburo BV uitgevoerd: Onderzoek geluidsuitstraling Wildeman Motoren naar woning Meenteweg 30a in Zwolle - Onderzoek industrielawaai; wijziging naar woonbestemming, d.d. 28 januari 2022 en is als Bijlage 1 van de toelichting opgenomen.

De conclusie van het akoestisch onderzoek is dat op grond van de aangehouden maximaal representatieve bedrijfssituatie van Wildeman Motoren, de door de inrichting veroorzaakte geluidbelasting, en bij toetsing aan de gehanteerde richt- en grenswaarden, kan worden gesteld dat er bij de woning Meenteweg 30A sprake is van een acceptabele geluidssituatie. Er is sprake van een acceptabele geluidskwaliteit en er is geen sprake van hinder die ‘onevenredig belastend’ zou zijn.

Hierbij is het wel van belang dat ten aanzien van de maximale geluidsniveaus een afscherming wordt geplaatst tussen de woning en het bedrijf. Ook dient in het bestemmingsplan te worden opgenomen dat het dak aan de oostzijde van de uitbouw van de woning als dove gevel uitgevoerd dient te worden of te blijven. Beide zijn als voorwaardelijke verplichting in de regels opgenomen (zie artikel 5.5.2).

Aangezien na maatregelen voldaan kan worden aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit zal het bedrijf niet verder beperkt worden in zijn geluidsruimte. Wel is het zo, dat in noordelijke richting door het bestemmen van de woning Meenteweg 30A naar wonen, er een woning dichter bij de inrichting komt te liggen. Hierdoor zal eventuele uitbreiding van het bedrijf in deze richting moeilijker inpasbaar zijn.

Bedrijvenlijst

De bovengenoemd maatregelen en de beoogde nieuwe situatie zijn gebaseerd op de huidige bedrijfsactiviteiten. Voor het behouden van een aanvaardbaar leefklimaat is het daarom vereist om de huidige milieuplanologische situatie te handhaven door bedrijven te selecteren op basis van milieuhinder en de regels in het bestemmingsplan 'Buitengebied – IJsselzone, Windesheim'. Door het handhaven van de huidige situatie worden de mogelijkheden voor de bestemming 'Bedrijf' beperkter voor het perceel Meenteweg 30.

Op basis van deze redenering zijn voor het perceel Meentweg 30 bedrijven van eenzelfde milieuplanologische aard en omvang geselecteerd welke vallen onder de omschrijving 'ambachtelijke en verzorgende bedrijven' met milieucategorieën van 1 of 2 en met een verkeersgeneratie die kleiner of gelijk is aan de huidige bedrijfsactiviteit. Voor het selecteren van de bedrijven is gebruik gemaakt van de VNG-lijst 'gebied met functiemenging' omdat de (bedrijfs)woning 30A tegen het bedrijf aangebouwd is en daardoor feitelijk één pand delen. Met het toepassen van de staat van bedrijven voor functiemenging wordt het beter mogelijk om functiemenging toe te staan.

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten

4.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Buitengebied, Meenteweg 30,30a en 32 zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied, Meenteweg 30,30a en 32.

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels:

De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:

Artikel 1 Begrippen;

Artikel 2 Wijze van meten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:

Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:

Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.

Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.

Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.

De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:

  • 1. Bestemmingsomschrijving;
  • 2. Bouwregels;
  • 3. Nadere eisen;
  • 4. Afwijken van de bouwregels;
  • 5. Specifieke gebruiksregels;
  • 6. Afwijken van de gebruiksregels;
  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • 8. Wijzigingsbevoegdheid.

Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.

  • 1. Bestemmingsomschrijving:

In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.

  • 2. Bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.

Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'overige bouwwerken'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'overige bouwwerken'.

De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.

De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximum goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximum bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.

  • 3. Nadere eisen:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.

De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 12 Algemene procedureregels.

  • 4. Afwijken van de bouwregels:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.

De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

  • 5. Specifieke gebruiksregels:

In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.

  • 6. Afwijken van de gebruiksregels:

Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro

De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.

  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingsregel opgenomen.

Dit betekent dat in die gevallen dat er gebouwd wordt, er niet ook nog een vergunning nodig is voor het uitvoeren van een werk, tenzij de (bouw)aanvraag ook ziet op het uitvoeren van werken (bijvoorbeeld het inrichten van een terrein met parkeerplaatsen).

  • 8. Wijzigingsbevoegdheid:

Het gaat hier om een specifieke op een bepaalde bestemming gerichte wijzigingsbevoegdheid als bedoel in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen.

Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Uov) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Toelichting op de regels voor dubbelbestemmingen:

Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.

Het betreft in dit plan:

Artikel 6 Waarde - Archeologie;

Deze bestemmingen liggen als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.

De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels:

In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel;

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels geluidzone - industrie 1;

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels vrijwaringszone - dijk;

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels;

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels;

Artikel 12 Algemene procedureregels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:

In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.

4.2 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.

Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.

4.3 Bestemmingsregels

Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:

Artikel 3 Bedrijf

In de bestemmingsomschrijving wordt aangegeven welke bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan. Hierbij wordt verwezen naar Bijlage 1 bij de regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten. Daarin staat aangegeven welke bedrijfsactiviteiten wel en welke niet zijn toegestaan. In paragraaf 3.3 is een nadere omschrijving van de toegestane bedrijven

De Staat van bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de VNG publicatie “Bedrijven en milieuzonering” van maart 2009. De staat maakt onderdeel uit van de regels en daardoor heeft zij rechtstreekse werking. Een niet in de staat genoemd bedrijf kan dus niet worden gevestigd, evenmin als een wel genoemd bedrijf, dat als niet toelaatbaar staat aangegeven. Een zodanig bedrijf kan in een concreet geval qua aard en invloed op de omgeving toch wel aanvaardbaar zijn. Daarom is voorzien in een afwijking voor gelijkwaardige bedrijven. De formulering is afgestemd op de eisen die de jurisprudentie daaraan stelt.

Artikel 4 Tuin

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend overige bouwwerken als bedoeld in 1.71 worden gebouwd.

Artikel 5 Wonen

Deze bestemming is bedoeld voor de eengezinshuizen. Dit zijn gebouwen, welke één woning omvatten.

Uitgangspunten:

  • Alle bestaande eengezinshuizen in het plangebied worden als zodanig bestemd.
  • De bestaande bebouwing wordt conform het huidige legale gebruik en volume bestemd. Indien het geldende plan ruimere mogelijkheden geeft dan er gerealiseerd zijn, wordt volgens die ruimere mogelijkheden bestemd, indien realisatie nog aanvaardbaar is qua licht- en luchttoetreding.
  • Binnen het bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken worden gebouwd.
  • Op het erf binnen deze bestemming, dat buiten het bouwvlak is gelegen, mogen bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken worden gebouwd, maar geen zelfstandige hoofdgebouwen, waarvan situering niet ondenkbaar wordt bij het toestaan van grotere oppervlakten.
  • Halve meters bij hoogtebepalingen worden in het kader van de deregulering afgerond naar boven.
  • In het kader van de deregulering mag het erf binnen deze bestemming aan de zijkant en de achterkant van het bouwvlak zonder afwijking worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken tot maximaal 50% en 100 m².
  • Ter wille van de openheid in het stedenbouwkundig beeld blijft het uitgangspunt waar mogelijk van toepassing om bijbehorende bouwwerken in de zijtuin achter de voorgevel van het hoofdgebouw te plaatsen.
  • Bij de bepaling van de voorzijde wordt gekeken waar de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak en de naar de weg toegekeerde grens van de gevel van een hoofdgebouw is gelegen. Hierbij is de zijde van de hoofdtoegang van het hoofdgebouw bepalend.
  • Zo nodig kunnen nadere eisen worden gesteld aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodat bij het ontwikkelen van ongewenste situaties nog kan worden ingegrepen.

Beroep aan huis:

Volgens vaste jurisprudentie moet binnen een woonbestemming ook een aan huis verbonden beroep worden toegelaten. Uit de jurisprudentie kan als enige ruimtelijk relevant criterium worden afgeleid het hebben van 'een ruimtelijke uitwerking of uitstraling, die in overeenstemming is met de woonfunctie van het betrokken perceel'.

Er is in dit plan een regeling opgenomen voor het gebruik van een deel van een woning voor een aan huis verbonden beroep, zoals in de gemeente Zwolle bij deze bestemming gebruikelijk is. De beperking van het ruimtebeslag van de woning met inbegrip van de bijgebouwen tot 30% van het vloeroppervlak van de woning (met een absoluut maximum van 50 m²) dient om het verlies of de bovenmatige aantasting van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. Op deze wijze wordt tevens voorkomen dat de verkeersaantrekkende werking te groot zal worden.

Het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden voor de uitoefening van een beroep of bedrijf, hoe gering ook van omvang, is zonder meer als strijdig met de woonbestemming aan te merken.

In de begrippen is een definitie opgenomen over wat onder een aan huis verbonden beroep moet worden verstaan. Het gaat om een dienstverlenend beroep. De definitie van beroep aan huis is gelijk aan de landelijk gehanteerde standaarddefinitie. Indien er personeel in dienst wordt genomen kan er eerder sprake zijn van een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die niet met de woonfunctie in overeenstemming is.

Overige bouwwerken:

Bij de regeling van deze bouwwerken is geen verschil gemaakt tussen verschillende soorten bouwwerken. Elk bouwwerk dat functioneel past in de bestemming kan worden toegelaten. Volstaan is met algemene bepalingen omtrent de maximum hoogte. Daarbij is voor erf- of perceelafscheidingen aansluiting gezocht bij het criterium voor vergunningvrij bouwen van het Bor en voor de afwijking bij het criterium van de Bouwverordening.

Artikel 6 Waarde - Archeologie

Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:

  • De gebieden die volgens de gemeentelijke archeologische waarderingskaart een grote vondstkans hebben (50% of meer) zijn mede bestemd tot archeologisch waardevol gebied.
  • Bij de regeling voor de dubbelbestemming is nauwe aansluiting gezocht bij de Wet op de archeologische monumentenzorg.
  • Bij verstoringen in de bodem met een grotere diepte dan 0,5 meter en een grotere oppervlakte dan 100 m² zijn specifieke bouwregels en een omgevingsgunningenstelsel conform de regeling uit de Wet op de archeologische monumentenzorg van toepassing.

4.4 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van de “Regeling Parkeernormen 2016”.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.

Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

Deze regel maakt het mogelijk de bestemmingen 'Tuin' en 'Wonen' onder in deze regel omschreven voorwaarden zodanig te wijzigen dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden aangegeven.

Artikel 12 Algemene procedureregels

Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.

4.5 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voorgeschreven.

Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.

Artikel 15 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.

4.6 Handboek

Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Met deze planherziening wordt geen bouwplan mogelijk gemaakt waarvoor een exploitatieplanplicht bestaat.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Aard en omvang van deze planherziening beperkt zich in hoofdzaak tot het repareren van een aantal omissies in de geldende bestemmingsregels. De herziening voorziet niet in (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen. Er wordt gelegenheid geboden aan een ieder een zienswijze over het ontwerp van het bestemmingsplan in te dienen.

Met het plan worden geen nationale-, provinciale- of het omgevingsaspect 'water' belangen geschaad. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg conform artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening.