direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Voorsterpoort, Russenweg (infrastructuur)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP20001-0004

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In oktober 2019 is de Ontwikkelagenda Voorsterpoort vastgesteld. In deze agenda is de visie en programmering vastgesteld en het ambitieniveau voor de openbare ruimte. Deze agenda gaat uit van een gefaseerde ontwikkeling van Voorsterpoort. In oktober 2019 is ook ingestemd met het investeringsplan voor de eerste fase van de openbare ruimte. Deze eerste fase betreft de reconstructie van de Russenweg en de omgeving van de Thorbecke Scholengemeenschap. Hiervoor is een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk. De bestemmingsplanwijziging faciliteert het beoogde ambitieniveau voor de openbare ruimte met als vertrekpunt de ambities uit de Ontwikkelagenda is een ontwerp opgesteld voor de Russenweg en omgeving Thorbecke Scholengemeenschap. Hiermee kan het openbare gebied fasegewijs toekomstbestendig herontwikkeld. Binnen het bestemmingsplan wordt het mogelijk om de Russenweg verkeersveiliger in te richten en de doorstroming van alle soorten verkeer te waarborgen. Daarnaast wordt de inrichting rondom de Thorbecke Scholengemeenschap verkeersveilig en toegankelijk (voor leerlingen en bezoekers) ingericht.

1.2 Plangebied

Het plangebied betreft een gedeelte van de Russenweg en een strook ten zuidoosten en ten zuidenwesten van de Thorbecke school en is te zien op de onderstaande kaart:

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP20001-0004_0001.png"

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Voor hett plangebied geldt het bestemmingsplan Voorsterpoort, dat is vastgesteld op 18 juni 2013.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid

2.1.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur (hierna: SVIR) vastgesteld. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. De SVIR geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Die ambitie is vertaald in doelen voor de middellange termijn tot 2028.

Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn slechts 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt, of;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan, of;
  • het een onderwerp betreft dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.

Conclusie

Er is bij het plan geen sprake van rijksbelangen, waardoor de conclusie is dat het plan niet in strijd is met het rijksbeleid.

2.1.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), zoals die geldt vanaf 1 juli 2017, bevat de verplichting om in de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving te geven van de behoefte aan die ontwikkeling. Daarnaast, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient een motivering te worden gegeven waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

In artikel 1.1.1 van het Bro is omschreven wat verstaan moet worden onder een stedelijke ontwikkeling. Namelijk een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Volgens de Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) vallen onder het begrip 'andere stedelijke voorzieningen' onder meer accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure. Bovendien zijn er inmiddels meerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State, waarin het begrip stedelijke ontwikkeling verder is verduidelijkt.

In dit plan worden de gebruiksmogelijkheden beperkt ten opzichte van het geldende bestemmingsplan. Er ontstaan geen nieuwe bouwmogelijkheden. Dit betekent dat er geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Derhalve is de ladder van duurzame verstedelijking niet van toepassing.

2.1.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening provincie Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel van 1 mei 2017 geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer. Hierin worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving. De Omgevingsvisie is onder andere een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening. De Omgevingsvisie is op 12 april 2017 vastgesteld en op 1 mei 2017 in werking getreden.

Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.

De ambities in het kader van duurzaamheid zijn: klimaatbestendigheid, het realiseren van een duurzame energiehuishouding, het sluiten van kringlopen (circulaire economie) en het beter benutten van ruimte, bestaande bebouwing en infrastructuur.

Ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit wordt ingezet op het vergroten van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is daarbij van belang, waarbij een vitaal en samenhangend stelsel van gebieden met een hoge natuur- en waterkwaliteit wordt ontwikkeld. Ook de ontwikkeling van een continu en beleefbaar watersysteem, het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen en het contrast tussen dynamische en luwe gebieden versterken, zijn ambities op het gebied van ruimtelijke kwaliteit. Het zorgvuldig inpassen van nieuwe initiatieven heeft als doel om de samenhang in en de identiteit van een gebied te versterken en nieuwe kwaliteiten te laten ontstaan. Een zichtbaar en beleefbaar landschap en het behouden en waar mogelijk verbreden van het bestaande aanbod aan woon-, werk- en mixmilieu's betreffen ruimtelijke kwaliteitsambities.

De ambitie van de provincie Overijssel is dat elk project bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving en dat nieuwe initiatieven worden verbonden met bestaande kwaliteiten. De Catalogus Gebiedskenmerken, die per gebiedstype beschrijft welke kwaliteiten behouden, versterkt en ontwikkeld moeten worden, is daarbij een instrument om te sturen op ruimtelijke kwaliteit. Ten aanzien van sociale kwaliteit is het koesteren en het gebruik maken van 'noaberschap' de ambitie, evenals het stimuleren van culturele identiteit van de provincie Overijssel, zowel lokaal als regionaal. Duurzame ontwikkeling van cultureel erfgoed (bijv. herbestemmen/hergebruik monumenten en karakteristieke bebouwing) hoort hier bij. Het realiseren van sociale kwaliteit wordt gedaan door het actief betrekken van bewoners bij projecten en het bieden van ruimte aan initiatieven van onderop.

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel 2017. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2017 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  • generieke beleidskeuzes;
  • ontwikkelingsperspectieven;
  • gebiedskenmerken.

Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zgn. 'SER-ladder' gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.

Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

Ontwikkelingsperspectieven

Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.

De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven.

Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP20001-0004_0002.png" Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 2017 (Bron: Provincie Overijssel)

Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten Omgevingsvisie Overijssel 2017

In dit plan worden de gebruiksmogelijkheden beperkt ten opzichte van het geldende bestemmingsplan en er ontstaan geen nieuwe bebouwingsmogelijkheden. Er is daarmee geen sprake van provinciaal belang.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten planologische wijziging overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

2.1.3 Gemeentelijk beleid

In dit plan worden de gebruiksmogelijkheden beperkt uitgebreid ten opzichte van het geldende bestemmingsplan en er ontstaan geen nieuwe bebouwingsmogelijkheden. Dit is niet in strijd met het gemeentelijk beleid.

2.2 Archeologisch en cultuurhistorisch beleid

Archeologisch beleid

Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.

Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit. Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).

Cultuurhistorisch beleid

In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief modernisering monumentenzorg (MoMo). Het behoud en de bescherming van monumenten is hiervan een belangrijk doel én er vindt een verbreding plaats naar de omgeving. Overal in steden, dorpen en landschappen zijn plaatsen van herinnering, plaatsen met een bijzondere cultuurhistorische betekenis. Goede ruimtelijke ordening betekent dat alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte in de besluitvorming worden betrokken. Daarom is de eerste pijler van MoMo gericht op cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Om meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening zullen gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.

Op grond van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Ook is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het archeologisch en cultuurhistorisch beleid.

2.3 Verkeersbeleid

Provinciaal verkeersbeleid

Het verkeer en vervoerbeleid van de provincie staat weergegeven in de Omgevingsvisie Overijssel (laatste actualisatie 2017/2018). In deze omgevingsvisie heeft de provincie onder andere als ambities geformuleerd:

  • Een vlotte en veilige reis over weg, water, spoor en per fiets van en naar stedelijke netwerken binnen en buiten Overijssel.
  • Goede bereikbaarheid voor het autoverkeer van en naar de stedelijke netwerken en streekcentra.
  • Een duurzaam en betaalbaar openbaar vervoer systeem.
  • Vergroten van de rol, positie en gebruik van de fiets.

De Provincie hanteert in de afweging ten aanzien van (nieuwe) infrastructuur de systematiek van de mobiliteitsladder.

  • 1. Ruimtelijke ordening (denk aan compact bouwen zodat reisafstanden kort zijn, dicht bij openbaar vervoer (ov)-knooppunten bouwen zodat autogebruik niet nodig is, bij voorkeur daar ontwikkelen waar de multimodale bereikbaarheid op orde is).
  • 2. Prijsbeleid (betaald parkeren, tolheffing of directer betalen voor gebruik in plaats van bezit bei?nvloedt mede de keuze van de automobilist).
  • 3. Optimalisatie van het openbaar vervoer (faciliteren van overstappen en vergroten van het comfort, reistijden (doorstroming, frequenties etcetera).
  • 4. Mobiliteitsmanagement (anders, niet of later verplaatsen door gebruik te maken van bijvoorbeeld de fiets, telewerken, carpoolen, telefonisch vergaderen).
  • 5. Beter benutten van bestaande infrastructuur (informeren en sturen van verkeer over alternatieve routes met voldoende restcapaciteit).
  • 6. Aanpassing van bestaande infrastructuur (onder meer verruimen van opstelstroken bij kruispunten of verlengen van in- en uitvoegstroken.
  • 7. Nieuwe infrastructuur (bijvoorbeeld realisatie van ontbrekende schakels, ongelijkvloerse kruispunten of extra rijstroken).

De herontwikkeling van het plangebied sluit aan bij de gehanteerde filosofie van de Provincie. Een publiek aantrekkende functie wordt gerealiseerd op een locatie die goed ontsloten is voor het openbaar vervoer en de fiets. En voor de ontsluiting wordt (overwegend) gebruik gemaakt van bestaande weginfrastructuur.

Gemeentelijk verkeersbeleid

Mobiliteitsvisie

Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijks – en provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie. De Mobiliteitsvisie is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 december 2019.

In de mobiliteitsvisie komt naar voren dat de verdere groei van de mobiliteit niet zondermeer opgevangen wordt door de mobiliteitsvraag te faciliteren met nieuwe infrastructuur. En dat de ambitie is voornamelijk te investeren in een bereikbaar en toegankelijk Zwolle, waarbij mobiliteit gaat bijdragen aan andere Zwolse doelstellingen. Van economische groei tot de woningbouwopgave; van klimaat neutrale gemeente tot gezonde en vitale wijken.

De ambitie is dat we ervoor zorgen dat Zwolle ook in de toekomst goed bereikbaar is door fietsen, lopen en reizen met het openbaar vervoer te stimuleren én door het autogebruik beter te spreiden. Alleen met al deze maatregelen kunnen we de knelpunten in het Zwolse verkeer voldoende wegnemen om de verwachte groei van verkeersdeelnemers op te vangen en Zwolle bereikbaar, veilig en leefbaar te houden.

Zwolle heeft een gunstige positie qua ontwikkeling. In de na te streven doelen op het gebied van duurzaamheid, milieu, bereikbaarheid, economische groei, leefbaarheid en dergelijke is het daarom noodzakelijk om prioriteiten te stellen. Zwolle wil de kwaliteiten als bereikbare en gezonde stad vasthouden door, naast de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur, de samenleving te mobiliseren om de groeiende vraag naar mobiliteit om te buigen in een duurzame richting.

Regeling Parkeernormen 2016

In 2016 zijn de Parkeerverordening 2016 en de Regeling Parkeernormen 2016 vastgesteld. De Regeling Parkeernormen 2016 geldt als toetsingskader voor vastgoed ontwikkelingen, bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen in Zwolle. In deze Regeling is onder andere vastgelegd dat de parkeeropgave bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden opgelost met een parkeervoorziening op eigen terrein. In de Regeling staat verder omschreven hoe de parkeeropgave moet worden bepaald. Ook wordt omschreven onder welke voorwaarden het bevoegd gezag een omgevingsvergunning kan verlenen die afwijkt van de eerder omschreven parkeeropgave.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het verkeersbeleid.

2.4 Waterbeleid

In dit plan worden de gebruiksmogelijkheden beperkt uitgebreid ten opzichte van het geldende bestemmingsplan. Dit is niet in strijd met het waterbeleid. In het plangebied bevinden zich geen watergangen.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het waterbeleid.

2.5 Milieubeleid

Milieu algemeen

De gemeenteraad van Zwolle heeft in 2005 de milieuvisie "Milieu op scherp" vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd. Per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enz.) wordt beleid geformuleerd. Op dit moment is voor de sectoren energie, duurzaam, bouwen, bodem, grondwater, geluid, afval en externe veiligheid beleid vastgesteld.

Zwolle heeft daarnaast gebiedsgericht milieubeleid ontwikkeld. Door middel van een gebiedsgerichte aanpak wordt het sectorale milieubeleid per gebied geïntegreerd. Het principe is dat binnen het grondgebied van Zwolle diverse gebiedstypen worden onderscheiden op basis van ruimtelijke kenmerken en functies. Vervolgens wordt vastgesteld welke milieukwaliteit nagestreefd wordt bij een dergelijk gebiedstype. Uiteindelijk zal dit referentie milieu kwaliteitsprofiel de basis vormen voor de uitwerking van het milieubeleid in een specifiek gebied.

Het beleid voor de aspecten geluid en luchtkwaliteit zijn relevant voor onderhavig plan. Dit beleid wordt in de volgende paragrafen kort beschreven.

Geluid

In de milieuvisie “Milieu op scherp” wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven. Zwolle is een dynamische stad met geluidniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.

In de door de gemeenteraad vastgestelde “Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle (juli 2007) en in de beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder (9 februari 2007) worden de ambities en de grenswaarden (dit is maximale waarde waarvoor nog hogere grenswaarden worden vastgesteld) per gebiedstype genoemd. Het bestemmingsplan Voorsterpoort (waar het plan in gelegen is) behoort tot het gebiedstype “Bedrijfsterrein zwaar”. Voor dit gebiedstype zijn geen geluidambities vastgesteld. Wel geldt voor het bedrijventerrein Voorsterpoort een wettelijke vastgesteld geluidzone.

Ten aanzien van de AMvB-bedrijven, zogenaamde Activiteitenbesluit of BARIM (Besluit Algemene Regels Inrichtingen Milieubeheer) bedrijven, op gezoneerde industrieterreinen is het uitgangspunt dat deze bedrijven niet worden beperkt in de door hun gewenste geluidsruimte, maar dat de representatieve geluidsruimte in beeld wordt gebracht en juridisch wordt vastgelegd. Bij het doen van de melding zal het bedrijf ook toekomstige ontwikkelingen in beeld moeten brengen, zodat hier in het zonemodel rekening mee kan worden gehouden. In de Nota Industriegeluid Zwolle (2007) worden afstandcriteria genoemd voor AMvB-bedrijven. Indien een bedrijf zich vestigt binnen de gestelde afstand van de zone, dan wordt door de gemeente een akoestisch onderzoek vereist en op basis hiervan eventueel maatwerkvoorschriften opgelegd.

Luchtkwaliteit

Het luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de situatie van de luchtkwaliteit in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken. Zwolle wil, binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Om dat te bereiken zijn de volgende doelen geformuleerd:

  • voldoen aan wet- en regelgeving;
  • anticiperen op de toekomst;
  • knelpunten in de toekomst moeten voorkomen worden.

Dit betekent dat de luchtkwaliteit in het planvormingsproces van ruimtelijke plannen en verkeersplannen wordt meegenomen: beleid ten aanzien van luchtkwaliteit inbedden in bestaand gemeentelijk beleid. De gemeente streeft ernaar dat het aspect door gaat werken in het verkeers- en vervoersbeleid, het ruimtelijke ordeningsbeleid en het beleid van vergunningen en handhaving.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het milieubeleid.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Verkeer

De Russenweg is gesitueerd in de wijk Voorsterpoort die ontsloten wordt vanaf de Blaloweg. De Blaloweg vormt samen met de Zwartewaterallee de noordwestelijke zijde van de buitenring van Zwolle. De Russenweg ten zuiden van de Blaloweg vormt de gebiedsontsluiting van het oostelijk deel van Voorsterpoort en is ŽŽn van de twee entrees tot het gebied. De Grote Voort is de andere entree en vormt een hoek om de bestaande meubelboulevard en sluit dan rechtstreeks aan op de Blaloweg.

In het ontwikkelprogramma voor Voorsterpoort is aangegeven dat beide entrees van Voorsterpoort (Russenweg en korte poot van de Grote Voort) als GebiedsOntsluitingsWegen (GOW) worden gecategoriseerd en de Grote Voort tussen Spooldereiland en het Kamperpad als ErfToegangsWeg (ETW).

De Russenweg is toegankelijk voor zowel gemotoriseerd verkeer als fietsverkeer. Het fietsverkeer wordt op de Russenweg afgewikkeld op een vrijliggend, in twee richtingen bereden fietspad aan de westzijde. Hierdoor wordt de school op de meest veilige manier bereikbaar voor fietsverkeer en wordt het gescheiden van het overige verkeer dat een relatief hoog percentage vrachtverkeer kent.

Vanaf de Russenweg wordt het parkeerterrein voor de school bereikbaar gemaakt door middel van een toegangsstraatje (ETW) waar ook het halen en brengen voor de school plaatsvindt.

Het openbaar vervoer van en naar Voorsterpoort wordt verzorgd door streekbuslijnen richting de Veluwe. De dichtstbijzijnde bushaltes liggen langs de Blaloweg, nabij het kruispunt met de Grote Voort.

Het parkeren in Voorsterpoort is op verschillende manieren ingericht. Een groot aantal parkeerplaatsen bevindt zich achter slagbomen op de eigen terreinen van de verschillende functies in het gebied. Daarnaast hebben verschillende ondernemingen semiopenbare parkeerplaatsen, dat wil zeggen dat zij parkeerplaatsen op eigen terrein hebben die openbaar toegankelijk zijn en ontsloten worden vanaf de openbare weg. En dan zijn er nog een openbare parkeerplaatsen langs de Grote Voort en de Russenweg.

3.2 Water

Naast de wegaanpassingen en de aanleg van een toegangsweg met draaikom voor de Thorbecke Scholengemeenschap komt een wadi te liggen. De extra verharding zal afstromen en infiltreren in de wadi.

3.3 Milieu

3.3.1 Aanmeldingsnotitie paragraaf

Het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Het Besluit m.e.r. is essentieel om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan of een besluit een m.e.r.-(beoordelings)procedure moet worden doorlopen. Dat de m.e.r.-plicht voor een belangrijk deel is geregeld in het Besluit m.e.r. volgt uit art. 7.2 Wm.

Het Besluit m.e.r. geeft aan dat activiteit(en) die voorkomen op de C-lijst of D-lijst en die onder de drempelwaarden vallen getoetst moeten worden of er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. De inhoudelijke criteria waaraan getoetst dient te worden of er sprake is van mogelijke belangrijke nadelige milieueffecten staan benoemd in Bijlage III van de Europese richtlijn 2011/92/EU.

Onderhavig plan komt niet voor op de C-lijst of D-lijst van het Besluit m.e.r.. Onderhavig plan kan namelijk niet opgevat worden als:

  • C 1.3: De aanleg, wijziging of uitbreiding van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, of verlegging of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken niet zijnde een autosnelweg of autoweg.
  • D 1.2: De wijziging of uitbreiding van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, of verlegging of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken niet zijnde een, autosnelweg of autoweg.

Derhalve kan op voorhand gesteld worden dat er voor onderhavig plan geen sprake van een (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht. Gelet op de aard en omvang van het plan kan gesteld worden dat de 'kenmerken van het project', de 'plaats van het project' en de 'kenmerken van het potentiele effect' dusdanig klein en niet significant zijn voor de omgeving dat met de in dit hoofdstuk beschreven kenmerken en gevolgen voldaan is aan de criteria van Bijlage III van de Europese richtlijn 2011/92/EU.

3.3.2 Geluid

Het plangebied ligt in en maakt onderdeel uit van de geluidszone Voorst (gezoneerd industrieterrein). Onderhavig plan voorziet echter niet in de realisatie van nieuwe bedrijven en/of industrie die geluidhinder veroorzaken, tevens voorziet het plan niet in de vestiging van nieuwe geluidhinder gevoelige objecten. Er worden derhalve geen belemmeringen verwacht met de geluidszone Voorst.

Direct grenzend aan het plangebied is een (praktijk)school van de Thorbecke Scholengemeenschap (verder: Thorbecke SG) gelegen. De ligging van een onderwijsgebouw op een geluidsgezoneerd bedrijventerrein betreft een bestaande en historisch gegroeide situatie. Momenteel worden er vooral praktijklessen gegeven op deze locatie. Dit is qua geluidsgevoeligheid niet te vergelijken met een reguliere instelling voor onderwijs waarin hoofdzakelijk klassikale theorielessen worden gegeven. Praktijklokalen worden niet als deel van een geluidsgevoelig gebouw beschouwd.

Uit jurisprudentie (ABRvS 24 januari 2007, nr. 200600676/1) blijkt dat geluidsgevoelige functies op een gezoneerd bedrijventerrein niet vallen onder de werking van de Wet geluidhinder (Wgh). In deze situatie geldt derhalve het beoordelingskader van de Wro: "een goede ruimtelijke ordening".

Onderhavig plan voorziet uitsluitend in een bestemmingswijziging ten behoeve van verkeerskundige aanpassingen aan de Russenweg, de ontsluiting van het bestaande parkeerterrein van o.a. Thorbecke SG en het parkeerterrein zelf. In paragraaf 3.5 is de verkeerskundige situatie verder omschreven. Ten aanzien van geluid is het volgende van belang:

  • Het plan voorziet niet in aanvullende functies of bedrijfsmatige activiteiten en heeft derhalve van zichzelf geen verkeersaantrekkende werking;
  • De verkeerskundige aanpassingen aan de Russenweg betreffen alleen aanpassingen aan de structuur en voorzien niet in meer rijstroken voor wegverkeer, de rijbaan voor autoverkeer komt gelijk of zelfs verder van dan de school af te liggen;
  • Vanuit de Russenweg wordt een toegangsstraatje (erftoegangsweg met max 30 kilometer per uur) aangelegd richting het bestaande parkeerterrein van o.a. Thorbecke SG. Het toegangsstraatje wordt aangelegd middels bestrating van betonstraatstenen. Naar verwachting zijn er maximaal 200 verkeersbewegingen per dag via dit toegangsstraatje als gevolg van de ontsluiting van het parkeerterrein. Daarnaast wordt de eerste helft van dit straatje ook gebruikt voor halen en wegbrengen van scholieren van de Thorbecke SG. De aantallen daarvan zijn niet bekend, maar dragen naar verwachting niet significant bij aan de productie van geluid.

Gezien de aard en omvang van de verkeerskundige aanpassingen en het type onderwijs dat wordt gegeven op deze locatie van Thorbecke SG is sprake van een goede ruimtelijke ordening. Het uitvoeren van akoestisch onderzoek wordt derhalve niet noodzakelijk geacht.

Geconcludeerd wordt dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de realisatie van onderhavig plan.

3.3.3 Bedrijven en milieuzonering

Onderhavig plan voorziet niet in aanpassingen aan bedrijven of de mogelijkheid voor vestiging van nieuwe bedrijven. Daarnaast worden er geen gevoelige bestemmingen toegevoegd die mogelijk van invloed kunnen zijn op de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven. De verkeersbestemming zelf heeft ook geen invloed op de bedrijfsvoering van de zittende bedrijven als het gaat om dit aspect.

Geconcludeerd wordt dat het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering vormt voor de realisatie van onderhavig plan.

3.3.4 Luchtkwaliteit (waaronder stikstof)

Luchtkwaliteit

Onderhavig plan voorziet niet in de realisatie van activiteiten die de luchtkwaliteit beïnvloeden of voor luchtkwaliteit gevoelige objecten. De reconstructie leidt naar verwachting niet tot een significant andere verkeersafwikkeling en heeft geen verkeer aantrekkende werking. Er worden derhalve geen effecten op de luchtkwaliteit verwacht bij onderhavig plan.

Stikstof

De aanlegfase het project zou kunnen leiden tot een verhoging van de stikstofdepositie op omringende en voor stikstof gevoelige natuurgebieden. Middels een AERIUS-berekening dient de stikstofemissie en depositie op nabij gelegen gebieden te worden bepaald. Door EcoGroen is een stikstofdepositie berekening uitgevoerd (zie bijlage / bron: mail Ecogroen, AERIUS berekening reconstructie Russenweg, d.d. dinsdag 3 maart 2020). Hieruit blijkt dat voor de realisatie van het plan de stikstofdepositie op nabij gelegen Natura 200-gebieden in de aanlegfase niet toeneemt. De gebruiksfase blijft ongewijzigd en is derhalve niet aanvullend berekend. Het beoogde project kan doorgang vinden zonder vergunningaanvraag Wet natuurbescherming (of verklaring van geen bedenkingen bij een Omgevingsvergunning).

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect luchtkwaliteit (waaronder stikstof) geen belemmering vormt voor de realisatie van onderhavig plan.

3.3.5 Geur

Onderhavig plan voorziet niet in de realisatie van activiteiten die geuremissie veroorzaakt of geurgevoelige objecten. Er worden derhalve geen effecten verwacht ten aanzien van geur bij onderhavig plan.

Geconcludeerd wordt dat het aspect geur geen belemmering vormt voor de realisatie van onderhavig plan.

3.3.6 Bodemkwaliteit

Onderhavig plan voorziet niet in de realisatie van gevoelige functies en betreft een gebied met bodemfunctie 'Ander groen, bebouwing, infrastructuur en industrie'. Gezien de aard van onderhavig plan (een weg/verkeersbestemmingen is geen 'gevoelige functie') wordt een bodemonderzoek in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk geacht.

Wel dient rekening te worden gehouden met het volgende. Uit het bodeminformatiesysteem van de gemeente Zwolle blijkt de locatie grotendeels als 'Onverdacht/Niet verontreinigd' wordt beoordeeld. Alleen aan de uiterste noordzijde van het plangebied is een verontreiniging met minerale olie in grond en minerale olie en xylenen in grondwater geregistreerd in het bodeminformatiesysteem (locatiecode AA019300790). Indien bij werkzaamheden sprake is van graafwerkzaamheden en afvoer van grond dienen mogelijk aanvullende maatregelen te worden getroffen.

Geconcludeerd wordt dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor de realisatie van onderhavig plan.

3.3.7 Externe veiligheid

Onderhavig plan voorziet niet in de realisatie van een (beperkt) kwetsbaar object. Bovendien vindt ten gevolge van de reconstructie en de aanleg van een erfontsluitingsweg geen wijziging van veiligheid plaats. Derhalve is er geen sprake van belemmeringen van en voor bedrijven met risicobronnen in de omgeving van het gebied, waaronder het bedrijf Van Wijhe.

Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de realisatie van onderhavig plan.

3.3.8 Kabels, leidingen en straalpaden

Onderhavig plan voorziet niet in de realisatie van een (beperkt) kwetsbaar object. Bovendien vindt ten gevolge van de reconstructie en de aanleg van een erfontsluitingsweg geen wijziging van veiligheid plaats. Derhalve is er geen sprake van belemmeringen van en voor bedrijven met risicobronnen in de omgeving van het gebied, waaronder het bedrijf Van Wijhe.

Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de realisatie van onderhavig plan.

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten

4.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 23. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Voorsterpoort, Russenweg (infrastructuur) zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Voorsterpoort, Russenweg (infrastructuur).

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels:

De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:

Artikel 1 Begrippen;

Artikel 2 Wijze van meten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:

Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:

Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.

Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.

Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.

De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:

  • 1. Bestemmingsomschrijving;
  • 2. Bouwregels;
  • 3. Nadere eisen;
  • 4. Afwijken van de bouwregels;
  • 5. Specifieke gebruiksregels;
  • 6. Afwijken van de gebruiksregels;
  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • 8. Wijzigingsbevoegdheid.

Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.

  • 1. Bestemmingsomschrijving:

In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.

  • 2. Bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.

Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.

De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.

De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximum goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximum bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.

  • 3. Nadere eisen:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.

De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 8 Algemene procedureregels.

  • 4. Afwijken van de bouwregels:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.

De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

  • 5. Specifieke gebruiksregels:

In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.

  • 6. Afwijken van de gebruiksregels:

Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro

De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.

  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingregel opgenomen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels:

In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel;

Artikel 6 Algemene bouwregels;

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels;

Artikel 8 Algemene procedureregels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:

In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.

4.2 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.

Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.

4.3 Bestemmingsregels

Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:

Artikel 3 Verkeer

Deze bestemming is opgenomen voor de wegen, welke gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.

Artikel 4 Verkeer - Erftoegangsweg

Deze bestemming is opgenomen voor het verkeers- en verblijfsgebied met een erftoegangsfunctie. Het heeft een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied. Behalve de rijbanen zelf worden ook de bijbehorende bermen, voetpaden, fietspaden en parkeerplaatsen in de bestemming opgenomen. Ook groenvoorzieningen en speelvoorzieningen zijn als onderdeel van de verblijfsfunctie mogelijk in deze bestemming. Binnen deze bestemming mogen ook gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

4.4 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 6 Algemene bouwregels

In dit artikel wordt geregeld dat een bouwplan moet voorzien in voldoende ruimte voor parkeren, laden en lossen.
Wat voldoende is, wordt op basis van het algemene parkeerbeleid van de gemeente Zwolle bepaald tijdens de beoordeling van een bouwplan.
Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Hierbij kan gedacht worden aan het betalen van een compenserende bijdrage aan de gemeente Zwolle. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van het algemene parkeerbeleid.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.

Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.

Artikel 8 Algemene procedureregels

Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.

4.5 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.

Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.

Artikel 10 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingregel van het plan.

Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid

Bij de besluitvorming over de Ontwikkelagenda Voorsterpoort is tevens een krediet beschikbaar gesteld waarmee de beoogde herontwikkeling kan worden gefinancierd.

Hoofdstuk 6 Overleg en inspraak

6.1 Overleg met de buurt

De direct omliggende instanties en bedrijven zijn betrokken en geïnformeerd over het ambitieniveau voor de openbare ruimte.

6.2 Uitkomsten overleg

Het plan is in het kader van het als bedoel in artikel 10 Besluit ruimtelijke ordening toegestuurd naar de provincie Overijssel, het waterschap Drents Overijsselse Delta en de Veiligheidsregio.

De provincie heeft geconstateerd dat het uitwerkingsplan niet in strijd is met het provinciale beleid.

De veiligheidsregio heeft geadviseerd om bij het herinrichten van de Russenweg en het ontwikkelen van de erftoegangswegen voor de Thorbecke Scholengemeenschap rekening te houden met de bereikbaarheid voor de hulpdiensten. Dit advies zal de gemeente betrekken bij de uitvoering.

Het waterschap heeft als volgt gereageerd. Aangegeven wordt dat de weg rondom het Thorbeckecollege wordt heringericht maar het dat niet duidelijk of er een watertoets is ingevuld, wat de toename van het verhard oppervlak is e.d. Bij herinrichting is het de kans om verharding af te koppelen e.d. Misschien rioolstelsel anders in te richten. Graag wat specifieker aangeven wat de opgaven op dat vlak zijn voor dit gebied. Wanneer het verhard oppervlak toeneemt wil ik vragen in de paragraaf water aan te geven op welke wijze dat wordt gecompenseerd en hoe hemelwater in de buurt wordt opgevangen voor infiltratie.

Reactie gemeente:

Naast de wegaanpassingen en de aanleg van de toegangsweg naar de Thorbecke Scholengemeenschap met draaikom komt een wadi te liggen. De extra verharding zal afstromen en infiltreren in deze wadi. Daarmee wordt voldaan aan de wateropgaaf.