direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Buitengebied, Herfter Esweg 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP18002-0003

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het perceel Herfter Esweg 1 bevindt zich een vrijstaande woning met een bijgebouw. De huidige woning is gebouwd in 1976 en voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd.

Het plan van de initiatiefnemers is om de bestaande woning en het bestaande bijgebouw te slopen en iets verder naar achteren op het perceel een nieuwe woning met aangebouwd bijgebouw te bouwen. De nieuw te bouwen woning wordt circa 23 meter naar achteren verplaatst. Hierdoor worden de gebruiksmogelijkheden van het perceel vergroot doordat de nieuwe woning verder van de erfgrenzen wordt gesitueerd.

1.2 Plangebied

Het plangebied omvat het gehele perceel Herfter Esweg 1. Het perceel is kadastraal bekend onder de kadastrale gemeente Zwolle, sectie AB, perceelnummer 40.

De exacte begrenzing van het perceel is te raadplegen op de verbeelding van het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP18002-0003_0001.png"

Figuur 1: luchtfoto Herfter Esweg 1 met kadastrale grenzen.

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Voor het plangebied geldt het volgende bestemmingsplan:

Beheersverordening Buitengebied - Herfte, Wythmen (NL.IMRO.0193.BV13001-0002).

Deze beheersverordening is vastgesteld door de raad op 1 juli 2013, nummer OW1306-0003.

In de beheersverordening heeft het plangebied de bestemmingen 'Wonen' , 'Tuin' en 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap, alsmede de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'.

Binnen de bestemming 'Wonen' mag binnen het bouwvlak één zelfstandige woning worden gebouwd.

De nieuwe (te verplaatsen) woning is in strijd met de regels van de beheersverordening omdat de woning wordt verplaatst en daardoor niet binnen het bouwvlak wordt gebouwd. Teneinde deze nieuwe woning een geldige juridisch planologische basis te geven wordt dit nieuwe bestemmingsplan opgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP18002-0003_0002.png"

Figuur 2: fragment verbeelding Beheersverordening Buitengebied - Herfte, Wythmen.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid

2.1.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur (hierna: SVIR) vastgesteld. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. De SVIR geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Die ambitie is vertaald in doelen voor de middellange termijn tot 2028.

Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn slechts 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt, of;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan, of;
  • het een onderwerp betreft dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.

Conclusie

Er is bij het plan geen sprake van rijksbelangen, waardoor de conclusie is dat het plan niet in strijd is met het rijksbeleid.

2.1.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen dat gemeenten en provincie verplicht zijn om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen, wanneer een zodanig ruimtelijk besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt (art. 3.1.6 Bro).

Wat onder stedelijke ontwikkeling wordt verstaan is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) verduidelijkt. Een stedelijke ontwikkeling is volgens het besluit 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. De term woningbouwlocatie is niet gedefinieerd in het Bro. Uit jurisprudentie (zie bijvoorbeeld ABRvS 18 december 2013, ECLI:RVS:2013:2471 en ABRvS 24 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4720) blijkt dat woningbouwplannen met enkele woningen of kleinschalige woningbouw (circa 10 à 15 woningen) niet hoeven te worden aangemerkt als woningbouwlocatie.

Het voorliggende bestemmingsplan voegt geen nieuwe woningen toe, maar voorziet slechts in de verplaatsing van een bestaande woning. In dit plan is daarom geen sprake van een woningbouwlocatie en een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van het Bro.

Conclusie

Voor het plan hoeft de ladder voor duurzame verstedelijking niet worden doorlopen.

2.1.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening provincie Overijssel

De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd. In het beleid van de provincie staan de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. Deze elementen zijn derhalve binnen de hele omgevingsvisie terug te vinden.

De sturingsfilosofie van de provincie is als volgt samen te vatten: als sprake is van een bepaalde ontwikkeling, dan moet eerst worden nagegaan, aan de hand van de generieke beleidsuitgangspunten die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen, of er behoefte is aan de ontwikkeling. Indien dat zo is, moet worden nagegaan of de gekozen plek geschikt is voor het aldaar doorvoeren van de ontwikkeling.

Om antwoord te kunnen geven op die laatste vraag dient de ontwikkelingsperspectievenkaart bekeken te worden. Wanneer uit die kaart blijkt dat een ontwikkeling, zoals gepland, niet in strijd is met deze kaart, kan verder worden bezien hoe de ontwikkeling vormgegeven moet worden. Hierbij heeft de provincie gekozen voor een vierlagenbenadering, in welke benadering vier kaarten/lagen worden onderscheiden. Dit zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarische cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust- en leisurelaag. Samen met de catalogus gebiedskenmerken kan worden geconstrueerd welke kenmerken per laag van belang zijn om rekening mee te houden bij de planvorming.

Ontwikkelingsperspectief

Uit de kaart Ontwikkelingsperspectieven blijkt dat de locatie in het gebied ligt dat is aangemerkt voor 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'. Dit ontwikkelingsperspectief richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.

Het verbinden van de ontwikkelingsmogelijkheden van economische en maatschappelijke functies met het behoud en de versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen draagt bij aan het behoud van de specifieke kwaliteiten van het kleinschalige mixlandschap in Overijssel. Dit betekent ook het behoud van de diverse woonmilieus die voor verschillende groepen aantrekkelijk zijn: buurtschappen, landgoederen, bedrijfswoningen, (knoop)erven. Dienstverlenende zelfstandigen zonder personeel kunnen hun werklocatie goed combineren met dit woon-/werklandschap.

Gebiedskenmerken

Op de Gebiedskenmerken kaarten blijkt dat de natuurlijke laag van het plangebied aangemerkt wordt als 'dekzandvlakte en ruggen'. Het agrarische cultuurlandschap wordt aangeduid als 'Oude hoeven landschap' en de stedelijke laag als het Informele trage netwerk'' en 'Verspreide bebouwing'. Het informele trage netwerk is het 'langzame' netwerk (wandelpaden, fietspaden, ruiterpaden, vaarroutes) van de provincie, dat delen van het agrarisch cultuurlandschap en het natuurlijke laag toegankelijk en ervaarbaar maakt. De oude zandwegen en paden vormen het basisstramien. De Verspreide bebouwing wordt gekenmerkt door verspreid gelegen boerenerven en losliggende gewone burgerwoningen met veelal een eigen individueel karakter en en eigen verhaal.

De vierde laag, de lust en leisurelaag is aangeduid als 'Donkerte'.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het provinciaal beleid.

2.1.3 Gemeentelijk beleid

Structuurplan Zwolle 2020

Het structuurplan dat op 16 juni 2008 door de raad is vastgesteld geeft de gemeentelijke visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020 weer. Het Structuurplan verwoordt niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie wordt uiteengerafeld in programma's voor de verschillende beleidsterreinen. De globale visies op de toekomstige sociale, economische en ruimtelijke structuur zijn uitgewerkt tot de kern van het structuurplan: de plankaart met een beschrijving in hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkelingen voor de komende vijftien jaar. De plankaart geeft zo een integraal beeld van de beoogde functies van stad en ommeland tot 2020.

De Herfter Esweg 1 in het buurtschap Herfte net buiten de stadsrand van Zwolle is op de kaart van het Structuurplan aangemerkt als 'Gemengd landelijk gebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP18002-0003_0003.png"

Figuur 3: afbeelding Structuurplan 2020

Over het gemengd landelijk gebied geeft het Structuurplan aan: "het Gemengd Landelijk Gebied wordt gevormd door de delen van het buitengebied vlak rond de stad. Het gaat hier om aantrekkelijk landschap met een sterke menging van functies landbouw, wonen, natuur en recreatie. Deze delen hebben een belangrijke functie voor de stadsbewoners. De agrarische functie staat onder druk, waardoor gezocht wordt naar passende functies."

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het gemeentelijk beleid.

2.2 Archeologisch en cultuurhistorisch beleid

Archeologisch beleid

Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988. Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid emeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: enbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit. Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).

Cultuurhistorisch beleid

In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief modernisering monumentenzorg (MoMo). Het behoud en de bescherming van monumenten is hiervan een belangrijk doel én er vindt een verbreding plaats naar de omgeving. Overal in steden, dorpen en landschappen zijn plaatsen van herinnering, plaatsen met een bijzondere cultuurhistorische betekenis. Goede ruimtelijke ordening betekent dat alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte in de besluitvorming worden betrokken. Daarom is de eerste pijler van MoMo gericht op cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Om meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening zullen gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren. Op grond van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Ook is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het archeologisch en cultuurhistorisch beleid

2.3 Verkeersbeleid

Mobiliteitsvisie

Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijks – en provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie. De Mobiliteitsvisie is door de gemeenteraad vastgesteld op 2 februari 2009 en in 2014 geactualiseerd in het Actieprogramma Mobiliteit 2014-2017.

Uit de Mobiliteitsvisie en het Actieprogramma Mobiliteit 2014-2017 komt naar voren dat de verdere groei van de mobiliteit niet opgevangen kan worden door de mobiliteitsvraag te faciliteren met nieuwe infrastructuur. De Mobiliteitsvisie richt zich vooral op niet-infrastructurele aspecten omdat dit tot op heden onderbelicht is gebleven in het mobiliteitsbeleid van de gemeente.

In de Mobiliteitsvisie is de categorisering van wegen bepaald. Bij de inrichting van de openbare ruimte in het plangebied zullen de inrichtingsprincipes volgens de richtlijnen Duurzaam Veilig Verkeer worden toegepast.

Parkeren

De Regeling Parkeernormen 2016 is het toetsingskader voor parkeren in het geval van vastgoedontwikkelingen, bestemmingsplannen en aanvragen van een omgevingsvergunning in de gemeente Zwolle. Het beleid van de Gemeente Zwolle is dat de parkeeropgave van een bouwplan of een ontwikkeling primair op eigen terrein van het bouwplan of ontwikkeling gerealiseerd moet worden. Wat de parkeeropgave is, wordt bepaald aan de hand van de parkeerkencijfers CROW. De aan te leggen parkeerplaatsen dienen ook te voldoen aan de eisen uit De Regeling Parkeernormen 2016 van de gemeente Zwolle t.a.v. maatvoering en bruikbaarheid.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het verkeersbeleid.

2.4 Natuur- en groenbeleid

2.4.1 Rijks- en provinciaal natuurbeleid

Natuur Netwerk Nederland

Het Natuur Netwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. De bescherming is zodoende planologisch geregeld. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.

2.4.2 Wet natuurbescherming (2017)

Natura 2000-gebieden

Sinds 1 oktober 2005 heeft Nederland de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in nationale wetgeving verankerd. Sinds 2017 is dat de Wet natuurbescherming. Nederland zal aan de hand van een vergunningenstelsel de zorgvuldige afweging waarborgen rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Deze vergunningen worden (in het algemeen) verleend door de provincie.

Flora en fauna

De Wet natuurbescherming is eveneens op de soortbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van bedreigde dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de staat van instandhouding van deze soorten. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.

2.4.3 Gemeentelijk landschapsbeleid

Landschapsontwikkelingsplan Zwolle

Het landschapsontwikkelingsplan Zwolle is leidend voor de wijze waarop in Zwolle de factor landschap wordt betrokken bij de planvorming. Het LOP onderscheidt een aantal gebiedsperspectieven, landschapstypen en de daarbij behorende kenmerken. Tevens worden ongewenste en gewenste ontwikkelingen geschetst.

2.5 Waterbeleid

Europees en nationaal beleid

Duurzaam, schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn, heel in het kort, de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW).

Europese Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn Water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van "een goede chemische toestand". Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat "een goede ecologische toestand". Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen.

Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand). In de geldende Europese richtlijnen en de EU richtlijn Prioritaire Stoffen staat precies omschreven wat een goede chemische toestand voor oppervlaktewater is. De ecologische doelstellingen stellen de lidstaten onderling vast in zogeheten (internationale) stroomgebiedbeheersplannen. Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.

Waterbeheer 21e eeuw

Waterbeheer 21e eeuw (WB21) anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzaam waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer:

  • vasthouden, bergen en vertraagd afvoeren;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.

Bij "vasthouden, bergen, afvoeren" wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat, wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij "schoonhouden, scheiden en zuiveren" gaat het om een voorkeurvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon- en vuilwater zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd

Deltawet

Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoogwater en de zoetwatervoorziening op orde houden. De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om de huidige veiligheid op orde te krijgen en ervoor te zorgen dat ons land is voorbereid op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris, waarvan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu de coördinerende bewindspersoon is. Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en Hoogwaterbeschermingsprogramma, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Deze beslissingen gaan over de normen van onze belangrijkste dijken en andere waterkeringen en de strategieën voor onze waterveiligheid, over de beschikbaarheid en verdeling van zoetwater, over het peil van het IJsselmeer, over de manier waarop gebieden veilig kunnen blijven zonder aan economische waarde in te boeten en over hoe bij het bouwen van buurten en wijken rekening kan worden gehouden met water. In 2014 zijn de deltabeslissingen in de Tweede Kamer besproken.

Provinciaal beleid

Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een omgevingsvisie en de omgevingsverordening. Op 1 juli 2009 zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd, dat onder meer in plaats treedt van het Streekplan Overijssel 2000+ en de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving (VFLO). De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de Waterwet en het Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.

Waterschapsbeleid

Het algemene beleid van Waterschap Drents Overijsselse Delta is verwoord in het Waterbeheerplan 2016-2021, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Het beleid van het waterschap sluit nauw aan bij de uitgangspunten van WB21. In 2013 is de beleidsnota "Water raakt!" door het Algemeen Bestuur vastgesteld. Deze nota beschrijft de voor het waterschap gewenste situatie in bestaand en nieuw stedelijk gebied. Om deze situatie te bereiken heeft het waterschap in 2015 het beheer en onderhoud van veel wateren overgenomen van de gemeente Zwolle. Op watergangen van Waterschap Drents Overijsselse Delta is de keur van toepassing. In de keur is aangegeven wat wel en niet mag bij watergangen, waterkeringen en kernzones. Bijvoorbeeld regels voor bouwwerken op of langs watergangen. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van Waterschap Drents Overijsselse Delta. Ook zijn deze te raadplegen op de website: www.wdodelta.nl.

Gemeentelijk beleid

Gemeente Zwolle heeft in de Wateragenda (2015) uitgangspunten vastgelegd om vorm te geven aan de opgaven rondom water en (aanpassen aan het) klimaat. Gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015 ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het waterbeleid

2.6 Volkshuisvestingsbeleid

Woonvisie in het kort

Zwolle groeit. Dat komt onder meer doordat Zwolle een jonge stad is met een sterke geboortegroei. Daarnaast komen mensen heel gericht naar Zwolle, omdat het goed wonen, werken en leven is in Zwolle. Vanuit deze groei wil Zwolle haar sterke regiofunctie behouden en zich als centrumstad verder ontwikkelen. Dat betekent goed nadenken over de plek, de woonvorm en de doelgroep en ons bewust zijn van leefomgeving en woonmilieu. Ruimte voor Wonen betekent bij het maken van keuzes voor woonmilieus rekening houden met het water dat Zwolle omringt en vormt; onze waardevolle blauw/groenstructuur die we als aantrekkelijke woonomgeving beter kunnen benutten. Het betekent ook ruimte geven aan (particuliere) initiatieven die zorgen voor variatie in nieuwe, duurzame woonconcepten. Bijvoorbeeld met (collectief) particuliere vormen van zelfbouw, CPO, duurzame (energie)initiatieven of nieuwe woonzorgconcepten die langer zelfstandig wonen mogelijk maken. Vernieuwing kan ook door transformatie van kantoren of ander vastgoed, waarbij functiemenging (wonen, werken, recreëren) en diversiteit in woontypen gewenst zijn. Daarbij zijn natuurlijke wijkvernieuwing en toekomstbestendige wijken met goede voorzieningen belangrijke uitgangspunten.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het volkshuisvestingsbeleid.

2.7 Milieubeleid

Geluid

In de milieuvisie 'Milieu op scherp' wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven:

Zwolle is een dynamische stad met geluidniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied en ook de geluidbelasting binnen het gebied is gerelateerd aan de functie van het gebied. Dit is vastgelegd in de 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle'. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.

In de door de gemeenteraad vastgestelde 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle' (juli 2007) en in de beleidsregel 'Hogere waarden Wet geluidhinder' (9 februari 2007) worden de ambities en de grenswaarden (dit is de maximale waarde waarvoor nog hogere grenswaarden worden vastgesteld) per gebiedstype genoemd. Is de geluidsbelasting lager dan de grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid dan kan na een eenvoudige administratieve toets de hogere waarde worden vastgesteld. Is de geluidsbelasting hoger dan de grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid, maar onder het wettelijke maximum dan is een meer diepgaande beoordeling noodzakelijk. Bij de beoordeling komt het onderzoeken van varianten nadrukkelijk aan bod en wordt gekeken naar mogelijkheden van bijvoorbeeld een geluidsluwe gevel, aangepaste indeling van de woning (hoofdslaapkamer aan de geluidsluwe gevel), een balkon of tuin aan de geluidsluwe zijde van de woning, indien het balkon aan de voorzijde is gesitueerd wordt gekeken naar mogelijkheden om deze afsluitbaar te maken, waardoor akoestische compensatie wordt verkregen.

Het bestemmingsplan Buitengebied, Herfter Esweg 1 behoort tot het gebiedstype 'Gemengd landelijk gebied'.

Indien uit het akoestisch onderzoek blijkt dat kan worden voldaan aan de grenswaarde dan geldt dus een eenvoudige administratieve toets, wat wil zeggen dat hogere grenswaarden kunnen worden vastgesteld indien aan één of meer van de volgende criteria wordt voldaan:

  • door de gekozen situering of bouwvorm gaan de woningen een doelmatige akoestisch afschermende functie vervullen voor andere woningen of voor andere geluidsgevoelige objecten, of:
  • de woningen zijn ter plaatse noodzakelijk om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid, of;
  • door de gekozen situering vullen de woningen een open plaats tussen aanwezige bebouwing op, of;
  • de woningen worden ter plaatse gesitueerd als vervanging van bestaande bebouwing.

Hogere grenswaarden worden slechts dan vastgesteld indien de toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de verwachte geluidsbelasting op de gevel van de betrokken woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen tot de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, onvoldoende doeltreffend zal zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeers- of vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.

In tabel Gebiedstype is een overzicht weergegeven van de verschillende waarden geldende voor het van toepassing zijnde gebiedstype.

Gebiedstype     Ambitieniveau    Voorkeurs-grenswaarde
Wet geluidhinder    
Grenswaarde     maximale ontheffingswaarde Wet geluidhinder    
Gemengd landelijk   43 dB     48 dB     58 dB  
 
63 dB
 

Tabel gebiedstype. Bron; gebiedsgericht milieubeleid 2007.

Luchtkwaliteit

Het Luchtkwaliteitplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteitsituatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken. Zwolle wil, binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit.

Daartoe zijn de volgende doelen geformuleerd:

  • voldoen aan wet- en regelgeving;
  • anticiperen op de toekomst;
  • knelpunten in de toekomst moeten voorkomen worden. Dit betekent dat de luchtkwaliteit in het planvormingsproces van ruimtelijke plannen en verkeersplannen wordt meegenomen;
  • beleid ten aanzien van luchtkwaliteit inbedden in bestaand gemeentelijk beleid. De gemeente streeft ernaar dat het aspect door gaat werken in het verkeers- en vervoersbeleid, het ruimtelijke ordeningsbeleid en het beleid van vergunningen en handhaving.

Externe veiligheid

De beleidsvisie externe veiligheid is op 6 maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. De gemeente streeft ernaar voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid.

Dit betekent dat:

  • Overal voldaan wordt aan de normen voor plaatsgebonden risico;
  • Een gebiedsgericht invulling wordt gegeven aan groepsrisicobeleid met een gebiedsgericht kader externe veiligheid;
  • Veiligheidsdoelstellingen passend bij de typering van het gebied worden ontwikkeld;
  • Zoveel mogelijk geanticipeerd wordt op de landelijke beleidsontwikkeling die een ongunstige invloed kunnen hebben op de veiligheidssituatie in Zwolle met als doel het bewaken van een optimaal veiligheidsniveau.

Op 20 januari 2009 heeft het college van B & W het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van ene mogelijke toename van het groepsrisico.

Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.

Een afwijkend gebiedstype vormen de stroomzones. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd.

Het plangebied behoort tot het gebiedstype 'Gemengd landelijk' en ligt buiten het gebiedstype stroomzone.

Voor het gebiedstype 'Gemengd landelijk' geldt dat de risicoruimte in het algemeen groot is vanwege de overwegend lage personendichtheid. Het gebiedstype kent een grote diversiteit in functies en wordt de werkelijke risicoruimte bepaald door de locatiespecifieke omstandigheden. Binnen dit gebiedstype geldt dat er geen plek is voor risicovolle activiteiten tenzij de voor het groepsrisico de PR-10 contour binnen de inrchtingsgrens blijft en geen invloed heeft op het groepsrisico.

Duurzaamheid en energie

De gemeente Zwolle werkt hard aan het actualiseren van haar beleid oh het terrein van duurzaamheid, door o.a. in te gaan op klimaatadaptatie, energietransitie en circulaire economie.

Voor Zwolle betekent duurzaamheid een langdurige balans tussen people, planet en profit. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten voor beleids- en gebiedsontwikkelingen.

Duurzaamheid als leidend principe; beslissingen worden genomen op basis van duurzaamheid.

Duurzaamheid is van en voor de stad; niet opgelegd maar gedragen door de stad, omdat het de stad dient.

Benutting van lokale bronnen. Transitie en innovatie: deze zijn nodig voor het realiseren van de voorgaande principes.

In het bijbehorende programma duurzaamheid is de doelstelling opgenomen om in de gebouwde omgeving van Zwolle (woningen én bedrijven) in 2020 20 % CO2-uitstoot te hebben gereduceerd ten opzichte van 1990. Om deze doelstelling te bereiken zal gestreefd moeten worden naar energieneutrale nieuwbouw, waarbij geen gebruik meer wordt gemaakt van fossiele brandstoffen, maar energie zoveel mogelijk duurzaam en lokaal wordt opgewekt (bodemenergie en zonne-energie).

Bodembeleid

In januari 2010 heeft de gemeente een nieuw bodembeleidsplan vastgesteld. Dit bodembeleidsplan kent in overeenstemming met het gemeentelijk milieubeleid een gebiedsgerichte benadering.

In het plan wordt onderscheid gemaakt tussen de bovengrond en de ondergrond.

Op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit in werking getreden. In dat kader heeft de gemeente Zwolle op 9 december 2008 een bodemfunctieklassenkaart vastgesteld, waarop voor de hele gemeente wordt aangegeven welke functie de bodem heeft of welke functie in de toekomst wordt nagestreefd. De functieklassenindeling is gebaseerd op het gebiedsgericht milieubeleid van de gemeente. De volgende functies worden onderscheiden: wonen, industrie, water, buitendijksgebied, landbouw/natuur en hoofdwegen. Het plangebied Herfter Esweg 1 valt binnen het functieklassengebied landbouw/natuur.

Met de invoering van het Besluit bodemkwaliteit zijn de kwaliteitsklassen landbouw/natuur, wonen en industrie ingevoerd. Op 24 augustus 2015 heeft de gemeente de bodemkwaliteitskaart vastgesteld gebaseerd op de kwaliteitsklassen van het Besluit bodemkwaliteit. Het plangebied valt binnen de bodemfunctie landbouw/natuur, dat de kwaliteitsklasse 'landbouw/natuur' heeft (zowel ondergrond als bovengrond).

Volgens het gemeentelijke Bodembeleidsplan (van kracht per 11 januari 2010) mag de bodemkwaliteitskaart als kwaliteitsbewijs worden gebruikt bij het herontwikkelen van een locatie. Een onderzoek is dan niet nodig. Eventueel vrijkomende grond mag volgens het bodembeleid binnen de gemeente worden hergebruikt met de bodemkwaliteitskaart als kwaliteitsbewijs. Voorwaarde hiervoor is dat de bodem niet verdacht is van verontreiniging op basis van het huidige of historische gebruik, en er geen (al dan niet gesaneerd) geval van bodemverontreiniging bekend is.

Indien er aanwijzingen zijn dat de bodemkwaliteit niet geschikt is voor de functie, kan een bodemonderzoek nodig zijn om te bepalen of de locatie gesaneerd dient te worden. In principe worden verontreinigingen in de bovengrond functiegericht gesaneerd.

Ondergrond

In juni 2007 heeft de gemeenteraad van Zwolle ingestemd met de Visie op de Ondergrond en besloten de volgende vijf basisprincipes vast te stellen en te gaan toepassen in projecten:

  • Werken met ondergrondse bestemmingen / functies
  • Structureel en georganiseerd gebruik maken van WKO (warmte- / koudeopslag) en WKO koppelen aan grondwatersanering en waterwinning en peilbeheer
  • Bodemsanering gebiedsgericht benaderen
  • Natuur, recreatie, agrarische activiteiten, waterwinning en bescherming van kwalitatief hoogwaardig grondwater met elkaar te combineren in één gebied
  • Structureel en georganiseerd afstemmen van vraag en aanbod van (grond)water, koude en warmte

Deze vijf basisprincipes vormen ook het vertrekpunt voor de beleidsmatige invulling voor het omgaan met de ondergrond. Het bodembeleidsplan levert een bijdrage aan de implementatie van de vijf basisprincipes door:

Het kader te geven voor gebiedsgericht benadering van de bodemsanering

De doelstelling voor sanering te koppelen aan de beoogde functies in de ondergrond

De mogelijkheid te creëren om de aanpak van bodemverontreiniging integraal af te wegen tegen en af te stemmen met koude-warmte opslag, peilbeheer en/of grondwaterwinning.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het milieubeleid.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied omschreven. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.

3.1 Stedenbouw

3.1.1 Huidige situatie

De huidige bestaande woning is gebouwd in 1976 en voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd. Daarnaast is de huidige woning onlogisch gelegen aan de rand van een ruim perceel. (zie onderstaande afbeelding.)

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP18002-0003_0004.png"

Figuur 4: Situatieschets huidige situatie

Het overgrote deel van het perceel zit aan de noordzijde van de woning. Vanuit de woonkamer bestaat er dus geen zicht op het grootste deel van het perceel. Ook bestaat er nauwelijks ruimte om een terras aan te leggen. De erfgrenzen zijn hierin beperkend.

3.1.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

De initiatiefnemers (erfgenamen van de oude eigenaar) willen de bestaande woning slopen en iets verder op het perceel een nieuwe woning laten bouwen.

Door de woning circa 23 meter naar achteren te verplaatsen ontstaat er vanuit de woonkamer gezien een veel groter overzicht van het perceel.

Er bestaan geen stedenbouwkundige bezwaren tegen het verplaatsen van de woning. Er is thans sprake van verstrooide bebouwing (niet strak in de rooilijn) en de woning ligt al wat achteraf. De effecten van verplaatsing op het straat- en bebouwingsbeeld zijn niet negatief. De effecten op de omgeving zijn eerder positief ten opzichte van de huidige situatie doordat er meer zicht/privacy is voor de omgeving en de woonkwaliteit van de woning zelf verbetert door grotere afstand tot het spoor Zwolle-Dalfsen.

Daarbij wordt opgemerkt dat de aanbouw als bijbehorend bouwwerk is aangemerkt, zodat dat inhoud van de woning past binnen de gemeentelijke beleidskaders.Stedenbouwkundig is het geen bezwaar dat deze aanbouw iets hoger is dan 6 meter, doordat de aanbouw enkele meters terug ligt ten opzichte van de voorgevel en de kap afloopt richting kavelgrens. Hierdoor oogt de aanbouw ondergeschikt aan de hoofdmassa (hoofdgebouw) .

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP18002-0003_0005.png"

Figuur 5: 3D impressie nieuw te bouwen woning met aanbouw

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP18002-0003_0006.png"

Figuur 6: situatieschets oude en nieuw te bouwen woning

Nieuwe situatie gebouwen en erfinrichting:

  • op de plaats van de nieuwe woning wordt een bestaande schuur met asbest golfplaten verwijderd;
  • de bestaande garage met asbest dakbeschot wordt gesloopt;
  • de betonnen oprit wordt verwijderd, hiervoor in de plaats komt een beter ingepaste (waterdoorlatende) oprit terug;
  • afrasteringen worden van het terrein gehaald;
  • aan de westkant wordt een boomsingel geplant (nu open);
  • op de plaats van de te slopen woning ontstaat een betonnen bak. Een deel hiervan wordt ingericht als vijver. Niet voor vissen, maar voor planten, kikkers en amfibieën en drinkplek voor vogels;
  • er wordt een plek gereserveerd voor een steenuilenkast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP18002-0003_0007.png"

Figuur 7: luchtfoto nieuwe situatie met voorgestelde erfinrichting

3.2 Archeologie

3.2.1 Huidige situatie

In 2000 heeft het college van burgemeester en wethouders opdracht gegeven om een archeologische waarderingskaart te maken voor het gemeentelijke grondgebied. Met behulp van deze beleidsadvieskaart, die in september 2003 in gebruik is genomen, kunnen tijdig maatregelen genomen worden bij planologische procedures. Het is een onontbeerlijk instrument om actief beleid op te baseren, waardevolle gebieden aan te wijzen en bouwplannen in een vroeg stadium te toetsen. De archeologische dienst van de gemeente Zwolle heeft de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (AWZ) opgesteld, die fijnmazig van karakter is. De binnenstad is vrij gedifferentieerd gewaardeerd terwijl het buitengebied qua potentieel vrij nauwkeurig in kaart is gebracht. Het archeologisch potentieel van de verschillende gebieden is in de volgende percentages uitgedrukt:

  • 0%: archeologisch leeg; geheel verstoord of reeds opgegraven;
  • 10%: archeologische waarde onbekend; proefonderzoek wordt aanbevolen;
  • 50%:archeologisch waardevol; een opgraving is noodzakelijk en de vondstkans is 1:2;
  • 90%: archeologisch zeer waardevol; een opgraving is noodzakelijk en de vondstkans is nagenoeg 100%
  • 100%: archeologische toplocatie; indien bescherming niet kan, dan is een opgraving altijd noodzakelijk,de vondstkans is 100%.
3.2.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

De locatie Herfter Esweg 1 maakt onderdeel uit van de Herfter Es. Het gaat om een 90% archeologisch waardevol gebied. Onder dergelijke escomplexen liggen veelal archeologische vindplaatsen die door de dikte van het esdek vaak goed bewaard zijn gebleven, vandaar ook de hoge waardering van 90%. Indien er meer dan 100 m2 en 0.5 meter diep wordt ontgraven is er archeologisch onderzoek nodig. In dit geval zal het moeten gaan om een Inventariserend veldonderzoek met proefsleuven (IVO-P). Dit betreft het veldwerk inclusief de verplichte basisrapportage.

3.3 Groen en landschap

3.3.1 Huidige situatie

De locatie ligt in het gebiedsperspectief Ruggen en weteringen – Kleinschalig landschap. Karakteristieken die ook voor het plangebied gelden zijn: bebouwing op de dekzandruggen en kleine essen, diversiteit in bouwstijl en jaartal, oriëntatie op de weg is ondergeschikt, landgoederen en veel oude bomen, kleinschaligheid, mozaïekachtige verkaveling, ruimtemaat 50 – 200 meter.

Het initiatief is gelegen in het Dekzandruggenlandschap Salland. Ongewenst is: verwijderen houtwallen, afname contrast tussen besloten rug en open wetering, monotone beplanting, stads/dorpsuitbreiding.

De koers die hier is uitgezet:

  • Dichte/besloten karakter van de ruggen handhaven en versterken
  • Ontwerprelaties(zichtlijnen) leggen met meer open lager gelegen weteringenlandschap waar deze ruggen in liggen.
  • Contrast met open weteringenlandschap vergroten
  • Binnen besloten rug is een afwisseling van open en gesloten gewenst
  • Microreliëf koesteren, es-/stijlranden
  • Vergroten biodiversiteit beplanting
  • Coulissen, houtwallen verjongen, lanen
  • Nieuwe landgoederen, uitloopgebied
  • Robuuste verbindingszone intensief door dicht netwerk van beplanting en natte natuur met hoge biodiversiteit
  • Fijnmazig recreatief routenetwerk

Het plan komt overeen met deze koers door de oriëntatie en vorm van de bouwvolumes en door de toegepaste beplanting.

3.3.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Het plan voorziet in het slopen van een woning uit 1976 van ruim 400 m3, en in het bouwen van een woning van maximaal 600 m3 verder naar achteren op het langgerekte perceel. Verder wordende volgende zaken gerealiseerd:

  • Op de plaats van de nieuwe woning staat nu een schuur met asbest golfplaten. Deze schuur wordt verwijderd.
  • Garage met asbest dakbeschot wordt verwijderd.
  • Op de plaats van de gesloopte woning ontstaat een betonnen bak. Een deel hiervan wordt ingevuld als vijver voor planten, kikkers en amfibieën en drinkplek voor vogels.
  • De betonnen oprit wordt verwijderd en er komt een beter ingepaste (waterdoorlatende) oprit voor terug.
  • Terrein wordt ingevuld met inheemse bomen en planten horend bij het Overijsels landschap.
  • Beplanting wordt zodanig gekozen dat er een terrein ontstaat dat aantrekkelijk is voor zangvogels.
  • Aan de westkant wordt een boomsingel geplant (nu open).
  • Alle afrasteringen worden van het terrein gehaald.
  • Er wordt plek gereserveerd voor een steenuilenkast .

Conclusie

Door het reduceren van de hoeveelheid ontsierende bebouwing en verharding, door de oriëntatie van de nieuwe bebouwing, en door het aanbrengen van erfbeplanting in de vorm van onder meer boomsingels met inheemse bomen en struiken, en door het kiezen voor streekeigen beplanting en biodiversiteit is het plan in overeenstemming met het gemeentelijk landschapsbeleid, zoals geformuleerd in het LOP.

3.4 Natuur

3.4.1 Huidige situatie
3.4.1.1 Natuurbescherming

Natuur Netwerk Nederland

Het plangebied is gelegen op een afstand van meer dan 1,5 kilometer van het Natuurnetwerk Nederland. Het betreft de uiterwaarden van de Vecht. De wezenlijke kenmerken of waarden van dat gebied worden daarmee niet aangetast.

Natura 2000-gebieden

Het plangebied is gelegen op grote afstand van een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft de “Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht” en is gelegen op een afstand van meer dan 1,5 kilometer. Daarmee zijn er geen gevolgen te verwachten voor de instandhoudingsdoelstellingen van dit Natura 2000-gebied.

Flora en fauna

In het kader van de Wet natuurbescherming is het plangebied onderzocht op het voorkomen van beschermde planten en dieren en op de potentiële aanwezigheid van deze soorten (geschiktheid van het gebied voor de desbetreffende soorten).

Het rapport “Quickscan in het kader van de Wet natuurbescherming Herfter Esweg 1, Zwolle” (Bureau Biota rapportage 2017-014, van 17 juli 2017), is als bijlage 1 achter deze toelichting bijgevoegd (Bijlage 1 Quickscan Wet

De conclusies van het rapport luiden :

Geen beschermde soorten

In het plangebied zijn geen beschermde natuurwaarden aangetroffen waar de voorgenomen ingreep negatieve effecten op zal hebben. Niet op de korte termijn, maar ook niet op de lange termijn.

Geen potenties voor beschermde soorten

Op het terrein zijn ook geen potenties aanwezig voor beschermde soorten welke niet tijdens de twee veldbezoeken zijn aangetroffen.

Geen nadelige effecten op instandhouding beschermde soorten

Er zal als gevolg van de voorgenomen ingreep naar verwachting dus geen schade optreden aan de gunstige staat van instandhouding van soorten vastgelegd in de Wet natuurbescherming.

Geen ontheffing Wet natuurbescherming nodig mits aanbevelingen worden opgevolgd.

Op basis van de quickscan valt dus te concluderen dat er met de voorgenomen ingreep geen verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming zullen worden overtreden. Hiervoor is het wel zaak zich te houden aan de aanbevelingen vernoemd in hoofdstuk 9 (mede in het kader van de zorgplicht, zie ook Bijlage 1). Voor de voorgenomen ingreep is dan geen ontheffing van de Wet natuurbescherming nodig.

De in hoofdstuk 9 van het rapport aangegeven richtlijnen om geen ontheffing van de Wet natuurbescherming nodig te hebben en te voldoen aan de wettelijke zorgplicht, luiden als volgt:

  • Zorg dat dieren die op het terrein voorkomen (denk aan kleine grondgebonden zoogdieren) een vrije vluchtweg hebben tijdens de sloop- en bouwwerkzaamheden. Zorg dat deze dieren nergens klem komen te zitten. Zo voldoet u aan de zorgplicht;
  • Door uw werkzaamheden zoveel mogelijk buiten het broedseizoen (globaal half maart – half juli, maar broedgevallen daarbuiten tellen ook mee) uit te voeren wordt het verontrusten van (nieuwe) broedgevallen voorkomen.
  • Wanneer bomen of struiken op het terrein verwijderd gaan worden dient dit te gebeuren buiten het broedseizoen (globaal half maart – half juli, maar broedgevallen daarbuiten tellen ook mee). De rododendrons langs de oprijlaan zijn potentieel broedgebied voor vogels zoals merels en roodborsten. Het advies luidt hier:

- blijven de struiken behouden? > niets aan de hand.

- gaan de struiken weg? > rooi deze op korte termijn, zodat er in het nieuwe voorjaar geen sprake kan zijn van broedgevallen (we weten nu immers dat er gaan nesten aanwezig zijn). Rooi deze bovendien bij voorkeur vóór oktober, om te vermijden dat egels die mogelijk onder de rododendrons in winterslaap gaan worden verstoord.

  • In principe lijkt het woonhuis nagenoeg ongeschikt voor steenmarters, maar doordat we de woning niet hebben kunnen betreden kunnen we dit niet 100% uitsluiten. Het is dus zaak om voor de sloop van dit pand een ter zake kundige uit te laten sluiten dat er in het woonhuis een verblijfplaats van steenmarter aanwezig is.
3.4.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

In het kader van de Wet natuurbescherming is nader onderzoek, of het aanvragen van ontheffing niet noodzakelijk, omdat de werkzaamheden worden uitgevoerd volgens de in hoofdstuk 9 van de Quickscan in het kader van de Wet natuurbescherming Herfter Esweg 1, Zwolle, en in paragraaf 3.4.1.1 van de deze toelichting herhaalde richtlijnen.

3.5 Water

3.5.1 Drooglegging

De richtlijn binnen de gemeente Zwolle is om een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 m te hanteren om grondwateroverlast te voorkomen. De ontwateringsdiepte is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en de kruin van de weg in de openbare ruimte. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte.

3.5.2 Wateroverlast

Om wateroverlast en schade in gebouwen te voorkomen, wordt geadviseerd om een drempelhoogte van minimaal 20 cm boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders) moet aandacht worden besteed om wateroverlast te voorkomen (bv. toepassing van waterdichte materialen).

3.5.3 Overstromingsrisico

Bij nieuwe ontwikkelingen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen, waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Artikel 2.14.4 Overstroombaar gebied van de verordening bij de provinciale Omgevingsvisie Overijssel schrijft voor dat voor ruimtelijke ontwikkelingen in overstroombaar gebied een overstromingsrisicoparagraaf moet wordt opgenomen in de toelichting bij bestemmingsplannen. Onder overstroombaar gebied verstaan we gebieden die normaal gesproken niet onder water staan, maar kunnen overstromen (tijdelijk onder water staan) als gevolg van een extreme gebeurtenis. Het gaat zowel om buitendijkse gebieden die bij hoogwater overstromen (bijvoorbeeld uiterwaarden) als om de beschermde gebieden achter de dijk (binnendijkse gebieden) die alleen bij een calamiteit onder water komen te staan.

Het perceel Herfter Esweg 1 bevindt zich in het oostelijk buitengebied van Zwolle. Hieruit blijkt dat het plangebied zich bevindt in overstroombaar gebied. Zie afbeelding hieronder (uitsnede kaart watergebiedsreserveringen, omgevingsverordening Overijssel)

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP18002-0003_0008.png"

Figuur 8: uitsnede kaart watergebiedsreserveringen, omgevingsverordening Overijssel

3.5.4 Risico-inventarisatie

De ernst van een overstroming wordt bepaald door:

- de maximale waterdiepte tijdens een overstroming (is af te leiden uit de risicokaart);

- de kans op een overstroming;

- de beschikbare tijd voor evacuatie / noodmaatregelen (hoe lang duurt het tot het water er is?).

Maximale waterdiepte bij en kans op overstroming

Op de risicokaart komt het volgende kaartbeeld naar voren bij overstromingen van een kleine kans (1/1000

tot 1/10.000 jaar). Dit zijn de overstromingen vanuit het primaire systeem (bijvoorbeeld de IJssel of de

Vecht) waar de dijken een strenge norm hebben. Voor de betreffende locatie wordt een waterdiepte van 0,8

- 2,0 m gevonden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP18002-0003_0009.png"

Figuur 9: Overstromingenkaart bron Provincie Overijssel

De locatie ligt in een gebied met middelgrote kans (1/100 jaar) op overstromingen. Dit zijn overstromingen vanuit het regionale systeem zoals bijvoorbeeld de Sallandse Weteringen. Deze keringen hebben een norm van 1/200 per jaar. De betreffende locatie blijft in deze situatie droog.

3.5.5 Maatregelen

Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen in het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en). Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Wat betreft maatregelen kan worden gedacht aan: aanvullend ophogen (voor zover mogelijk) van het plangebied, voldoende hoog aanbrengen vloerpeil, verhoogde drempels, zodanige inrichting gebouw dat bij eventuele overstroming schade zoveel mogelijk wordt beperkt (denk aan materiaalgebruik en minder gevoelige ruimten op de begane grond), aansluiting van het plangebied op dichtstbijzijnde weg waardoor bereikbaarheid gewaarborgd blijft en opstellen van een evacuatieplan. Meer informatie is o.a. te vinden op de website www.onswater.nl.

3.5.6 Riolering

Het perceel Herfter Esweg 1 is aangesloten op de riolering.

3.6 Wonen

3.6.1 Huidige situatie

In het plangebied is momenteel een woning met schuur aanwezig. De huidige woning is gebouwd in 1976.

3.6.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Men is voornemens de bestaande opstallen op het terrein te gaan slopen en het terrein bouwrijp te maken ten behoeve van nieuwbouw van een woning. Het aantal woningen op deze locatie blijft onveranderd en beperkt tot maximaal 1.

3.7 Milieu

In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten die van belang zijn bij het toekennen van bestemmingen. Tevens komt de ligging van kabels, leidingen en straalpaden aan bod.

3.7.1 Gebiedsgericht milieubeleid

Door de gemeente is het gebiedsgericht milieubeleid (2007) vastgesteld samen met de beleidsregel “Hogere waarden Wet geluidhinder” waarin de ambities en grenswaarden per gebiedstype is opgenomen. Het plangebied is gelegen in de gebiedstype “gemengd landelijk gebied”. Voor woonfuncties in deze zone wordt een maximale grenswaarde nagestreefd van 58 dB en een streefwaarde van 48 dB.

3.7.2 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de geluidsproductie van wegverkeer, industrie en spoorwegen. Aan deze aspecten wordt in deze paragraaf aandacht besteed.

Wegverkeerslawaai

Volgens de Wgh moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de actuele geluidsbelasting indien een bestemmingsplan geluidsgevoelige functieveranderingen toestaat voor gebieden die liggen langs zoneplichtige wegen. Deze verplichting geldt niet voor wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 kilometer per uur. Al gaat het in dit plan om vervangende nieuwbouw, toch is er onderzoek gedaan naar de geluidbelasting op de beoogde nieuwe woonlocatie.

Alleen de Herfterlaan is relevant om te onderzoeken. De geluidsbelasting is vanwege deze weg bedraagt maximaal 40 dB, excl. aftrek art. 110g Wgh. Hiermee wordt ruim voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Zie onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP18002-0003_0010.png"

Figuur 10: Wegverkeerslawaai, geluidsbelasting t.g.v. Herfterlaan.

Conclusie 

Wegverkeer vormt geen belemmering voor deze ontwikkeling, een hogere grenswaarde procedure is niet nodig.

Spoorweglawaai

Het plangebied is gelegen binnen een geluidzone van twee spoorwegen. Onderzoek naar de invloed van beide spoorwegen op de nieuwe locatie voor de woning geeft aan dat de geluidbelasting van alle spoorwegen maximaal 50 dB is. Deze belasting voldoet aan de voorkeursgrenswaarde. Zie onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP18002-0003_0011.png"

Figuur 11: geluidbelasting t.g.v. spoor

Conclusie

Spoorweglawaai vormt geen belemmering voor de nieuwe locatie voor de woning. Een hogere grenswaarde procedure is niet nodig.

Industrielawaai

In de nabijheid van het plangebied is geen (geluid) zone van industrieterreinen (Wet geluidhinder) aanwezig.

3.7.3 Bedrijvigheid (Wet milieubeheer)

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009), een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden en dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen. De publicatie heeft bedrijven ingedeeld in categorieën met bijbehorende gewenste afstand tot milieugevoelige functies. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de bestemmingsgrens van de bedrijven en anderzijds de gevel van een woning. De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. De meest voorkomende categorieën met bijbehorende gewenste afstand tot milieugevoelige functies in een rustige woonwijk zijn weergegeven in onderstaande tabel. Deze afstanden zijn tevens van toepassing voor het buitengebied.

Richtafstanden en omgevingstypen

Milieucategorie   Richtafstand tot omgevingstype
rustige woonwijk en rustig buitengebied  
Richtafstand tot omgevingstype
gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  

Etc.

Naast het omgevingstype rustige woonwijk kent de VNG-publicatie ook het omgevingstype gemengd gebied. Wanneer sprake is van omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies, voor met name het aspect geluid, met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat (deze verlaging geldt overigens niet voor de richtafstand van gevaar c.q. externe veiligheid). Het aspect geluid is veelal het maatgevende aspect. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Gezien de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen kent het gemengd gebied al een hogere milieubelasting, wat het verlagen van de richtafstanden met één stap rechtvaardigt. De richtafstand van 30 meter voor een bedrijf in milieucategorie 2 kan dan bijvoorbeeld worden verkleind tot 10 meter en de richtafstand van 100 meter voor een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan verlaagd worden tot 50 meter. Als de werkelijke afstanden kleiner zijn dan de richtafstanden uit de VNG-publicatie, zal door middel van onderzoek aangetoond moeten worden dat kan worden afgeweken van de richtafstanden.

In de nabijheid van de nieuw te bouwen vervangende woning aan de Herfter Esweg 1 is een onderwijsvestiging en tevens het hoofdkantoor van de Ambelt gevestigd. Vanuit verschillende lesgebouwen verspreid over het terrein wordt les gegeven aan leerlingen voor speciaal onderwijs als voortgezet speciaal onderwijs. Hiermee is het een milieucategorie 2 bedrijf (met een standaard bedrijfsindicatie van 852/8531). Hiervoor zijn per milieuaspect in de tabel de richtafstanden voor het omgevingstype rustig buitengebied weergegeven.

SBI   omschrijving   omgeving   geur   stof   geluid   Gevaar   categorie  
852/
8531  
Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs   Rustig buitengebied   0   0   30   0   2  

De beoogde locatie voor de nieuwe woning ligt op ongeveer 50 meter van de kavelgrens van de Ambelt.

Binnen deze contouren (de richtafstand geluid is met 30 meter de grootste) komen geen te beschermen objecten zoals woningen voor. De locatie van de woning vormt geen beperking voor het scholencomplex.

3.7.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. In dit nieuwe stelsel speelt het begrip 'niet in betekenende mate'(NIBM) een belangrijke rol. Een project is NIBM als aannemelijk wordt gemaakt dat het project een toename van concentratie van niet meer dan 3 % veroorzaakt. In dat geval hoeft geen verdere toetsing van de gevolgen van de ontwikkeling aan de grenswaarden plaats te vinden.

In het nieuwe bestemmingsplan wordt de bestaande woning gesloopt en binnen de perceelgrenzen vervangen voor nieuwbouw. Per saldo levert dit geen verandering op met het oog op de aanwezige luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar de invloed van het plan op de luchtkwaliteit is om deze reden niet noodzakelijk.

3.7.5 Geurhinder

In de Wet geurhinder is in artikel 4 opgenomen dat de afstand tussen een veehouderij en een geurgevoelig object in het buitengebied ten minste 50 meter moet bedragen. De kortste afstand van het plangebied ten opzichte omliggende veehouderij bedraagt meer dan 500 meter. De nieuwbouw locatie voor de woning na sloop van het bestaande pand, geeft geen belemmeringen voor de omliggende veehouderijen met betrekking tot de geurhinder.

3.7.6 Bodemkwaliteit

De locatie is gelegen in het buitengebied en volgens de Bodemkwaliteitskaart valt het perceel in de bodemkwaliteitsklasse buitengebied met de bodemfunctie landbouw/natuur. In de Woningwet wordt aan de gemeente de opdracht gegeven om voorschriften in de bouwverordening (is vastgesteld op 19 maart 2012) op te nemen om bouwen op verontreinigd bodem tegen te gaan. Om dit te kunnen aantonen is in veelal een bodemonderzoek noodzakelijk. In het gemeentelijke archief zijn voor deze locatie geen onderzoeksrapporten voorhanden. De locatie betreft een weiland waarop voor zover de gemeente bekend, geen bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden evenals zijn er geen verontreinigingsgevallen op of aangrenzend aan het perceel bij de gemeente bekend. Met het inwerking treden van het bodembeleidsplan en de bodemkwaliteitskaart (augustus 2015) is een bodemonderzoek voor deze situatie voor zowel het bestemmingsplan als ook een eventuele omgevingsvergunning onderdeel bouw, niet noodzakelijk. Vanuit de beschikbare gegevens omtrent de bodem zijn er geen belemmeringen voor het beoogde gebruik.

3.7.7 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico's. Er wordt gelet op het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen in bedrijven alsmede op het transport van gevaarlijke stoffen via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen. In het algemeen geldt dat de wegen op de risicokaart (www.risicokaart.nl) vermeld staan waarvan bekend is dat er een overschrijding van de wettelijke norm is. Voor deze situatie is er geen sprake van een norm overschrijding zodat er geen sprake is van een extern veiligheidsrisico.

3.7.8 Mer-beoordeling

In de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd dat voorafgaande aan het ruimtelijke plan dat voorziet in een grootschalig project met belangrijke nadelige milieugevolgen een milieueffectrapport (MER) opgesteld dient te worden. De activiteiten waarvoor een MER-rapportage opgesteld moet worden zijn opgenomen in de bijlage van het Besluit m.e.r. De beoogde ontwikkeling valt hier niet onder. Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.

3.7.9 Kabels, leidingen en straalpaden

In de nabijheid van het plangebied zijn geen kabels, leidingen en straalpaden gelegen die van ruimtelijk belang zijn en die een belemmering vormen voor de ontwikkelingen in het plangebied

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten

4.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied, Herfter Esweg 1' zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied.

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:

De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Bestemmingsregels

Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:

Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.

Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.

Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.

De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:

  • 1. Bestemmingsomschrijving;
  • 2. Bouwregels;
  • 3. Nadere eisen;
  • 4. Afwijken van de bouwregels;
  • 5. Specifieke gebruiksregels;
  • 6. Afwijken van de gebruiksregels;
  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • 8. Wijzigingsbevoegdheid.

Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.

  • 1. Bestemmingsomschrijving:

In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.

  • 2. Bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.

Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.

De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.

De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximum goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximum bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.

  • 3. Nadere eisen:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.

De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in

Afwijken van de bouwregels:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.

De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

  • 4. Specifieke gebruiksregels:

In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.

  • 5. Afwijken van de gebruiksregels:

Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro

De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.

  • 6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingsregel opgenomen.

Dit betekent dat in die gevallen dat er gebouwd wordt, er niet ook nog een vergunning nodig is voor het uitvoeren van een werk, tenzij de (bouw)aanvraag ook ziet op het uitvoeren van werken (bijvoorbeeld het inrichten van een terrein met parkeerplaatsen).

  • 7. Wijzigingsbevoegdheid:

Het gaat hier om een specifieke op een bepaalde bestemming gerichte wijzigingsbevoegdheid als bedoel in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen.

Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Uov) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Toelichting op de regels voor dubbelbestemmingen:

Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.

Het betreft in dit plan:

Waarde - Archeologie

Deze bestemmingen liggen als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.

De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.

Algemene regels

In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:

Anti-dubbeltelregel

Algemene aanduidingsregels luchtvaartverkeerzone

Algemene afwijkingsregels

Algemene wijzigingsregels

Algemene procedureregels.

In de overige regels zijn regels met betrekking tot parkeren en laden en lossen opgenomen.

Overige regels

In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.

Overgangsrecht

Slotregel

4.2 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.

Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.

4.3 Bestemmingsregels

Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Natuur en landschap

Deze bestemming heeft betrekking op dat deel van de gronden behorende bij het perceel Herfter Esweg 1 die in agrarisch gebruik zijn. Vanwege de ligging op landschappelijk en natuurlijk waardevolle esgronden hebben deze gronden een AW-NL bestemming gekregen. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan.

Artikel 4 Tuin

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en carports bij recht worden gebouwd. Via een afwijking zijn bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bouwwerken wel mogelijk, mits geen aantasting plaatsvindt van de in de afwijkingsbevoegdheid genoemde criteria. Het gaat hier om bebouwing ten behoeve van uitbreiding van hoofdgebouwen, bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bijgebouwen en carports. Tevens moet zo nodig rekening worden gehouden met de Wet geluidhinder.

Artikel 5 Wonen

Deze bestemming is bedoeld voor de eengezinshuizen. Dit zijn gebouwen, welke één woning omvatten.

Uitgangspunten:

  • Het toekomstige eengezinshuis is als zodanig bestemd.Wel is er een voorwaardelijke verplichting toegevoegd voor de sloop van de oude woning.Tevens is er voorwaardelijke verplichting toegevoegd op grond waarvan het gebruik van de oude woning langer dan 6 maanden na de ingebruikname van de nieuwe woning als strijdig gebruik wordt aangemerkt. Beide voorwaardelijke verplichtingen zijn opgenomen ten einde te borgen dat de oude woning ook daadwerkelijk wordt gesloopt, ter voorkoming dat deze oude woning onder het overgangsrecht komt te vallen.
  • Binnen het bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd.
  • Omdat in dit plan de hoogte van de aanbouw 1,5 meter hoger is dan de standaardregeling voor bijbehorende bouwwerken in de Zwolse bestemmingsplannen - de toegestane bouwhoogte van de zijbeuk is 7,5 meter, is in de bouwregels opgenomen dat in afwijking van deze standaardregeling de maatvoering geldt die op de verbeelding is aangegeven binnen het eveneens op de verbeelding begrensde maatvoeringsvlak waarbinnen de aanbouw mag worden gerealiseerd. Overigens is het stedenbouwkundig geen bezwaar dat de zijbeuk iets hoger is dan de standaard 6 meter. Dit doordat de aanbouw enkele meters terug ligt ten opzichte van de voorgevel van het hoofdgebouw en doordat de kap afloopt richting kavelgrens, waardoor de zijbeuk voldoende ondergeschikt is aan het volume van het hoofdgebouw.
  • Op het erf binnen deze bestemming, dat buiten het bouwvlak is gelegen, mogen bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd, maar geen zelfstandige hoofdgebouwen, waarvan situering niet ondenkbaar wordt bij het toestaan van grotere oppervlakten.
  • Halve meters bij hoogtebepalingen worden in het kader van de deregulering afgerond naar boven.
  • In het kader van de deregulering mag het erf binnen deze bestemming aan de zijkant en de achterkant van het bouwvlak zonder afwijking worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken tot maximaal 50% en 100 m².
  • Ter wille van de openheid in het stedenbouwkundig beeld blijft het uitgangspunt waar mogelijk van toepassing om bijbehorende bouwwerken in de zijtuin achter de voorgevel van het hoofdgebouw te plaatsen.
  • Bij de bepaling van de voorzijde wordt gekeken waar de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak en de naar de weg toegekeerde grens van de gevel van een hoofdgebouw is gelegen. Hierbij is de zijde van de hoofdtoegang van het hoofdgebouw bepalend.
  • In de voortuinen komt de bestemming 'Tuin, waar in principe geen gebouwen en carports zijn toegestaan.
  • Zo nodig kunnen nadere eisen worden gesteld aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodat bij het ontwikkelen van ongewenste situaties nog kan worden ingegrepen.

Beroep aan huis:

Volgens vaste jurisprudentie moet binnen een woonbestemming ook een aan huis verbonden beroep worden toegelaten. Uit de jurisprudentie kan als enige ruimtelijk relevant criterium worden afgeleid het hebben van 'een ruimtelijke uitwerking of uitstraling, die in overeenstemming is met de woonfunctie van het betrokken perceel'.

Er is in dit plan een regeling opgenomen voor het gebruik van een deel van een woning voor een aan huis verbonden beroep, zoals in de gemeente Zwolle bij deze bestemming gebruikelijk is. De beperking van het ruimtebeslag van de woning met inbegrip van de bijgebouwen tot 30% van het vloeroppervlak van de woning (met een absoluut maximum van 50 m²) dient om het verlies of de bovenmatige aantasting van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. Op deze wijze wordt tevens voorkomen dat de verkeersaantrekkende werking te groot zal worden.

Het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden voor de uitoefening van een beroep of bedrijf, hoe gering ook van omvang, is zonder meer als strijdig met de woonbestemming aan te merken.

In de begrippen is een definitie opgenomen over wat onder een aan huis verbonden beroep moet worden verstaan. Het gaat om een dienstverlenend beroep. De definitie van beroep aan huis is gelijk aan de landelijk gehanteerde standaarddefinitie. Indien er personeel in dienst wordt genomen kan er eerder sprake zijn van een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die niet met de woonfunctie in overeenstemming is.

Overige bouwwerken:

Bij de regeling van deze bouwwerken is geen verschil gemaakt tussen verschillende soorten bouwwerken. Elk bouwwerk dat functioneel past in de bestemming kan worden toegelaten. Volstaan is met algemene bepalingen omtrent de maximum hoogte. Daarbij is voor erf- of perceelafscheidingen aansluiting gezocht bij het criterium voor vergunningvrij bouwen van het Bor en voor de afwijking bij het criterium van de Bouwverordening.

Artikel 6 Waarde - Archeologie

Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:

  • De gebieden die volgens de gemeentelijke archeologische waarderingskaart een grote vondstkans hebben (50% of meer) zijn mede bestemd tot archeologisch waardevol gebied.
  • Bij de regeling voor de dubbelbestemming is nauwe aansluiting gezocht bij de Wet op de archeologische monumentenzorg.
  • Bij verstoringen in de bodem met een grotere diepte dan 0,5 meter en een grotere oppervlakte dan 100 m² zijn specifieke bouwregels en een omgevingsgunningenstelsel conform de regeling uit de Wet op de archeologische monumentenzorg van toepassing.

4.4 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.

Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Deze regel maakt het mogelijk de bestemmingen Tuinen Wonenonder in deze regel omschreven voorwaarden zodanig te wijzigen dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen en erven worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken met bijbehorende tuinen, en erven worden aangegeven.

Artikel 11 Algemene procedureregels

Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.

Artikel 12 Overige regels

In dit artikel wordt geregeld dat bij een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Daarbij moet worden voldaan worden aan de parkeeropgave, zoals neergelegd in de “Regeling Parkeernormen 2016”. Indien deze regeling wordt gewijzigd, moet rekening worden gehouden met deze wijziging.

Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van de “Regeling Parkeernormen 2016”.

4.5 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voorgeschreven.

Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.

Artikel 14 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.

4.6 Handboek

Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

De planontwikkeling en -uitvoering zijn in goed overleg met de gemeente Zwolle en de initiatiefnemer gestart. Voor vaststelling van het bestemmingsplan wordt er een anterieure overeenkomst gesloten om de bestaande woning en bijgebouwen slopen en de nieuwbouw van woning en bijgebouw te realiseren op het perceel Herfter Esweg 1.

De daadwerkelijke uitvoering van het bestemmingsplan komt voor rekening van de initiatiefnemer, evenals de mogelijke planschade als gevolg van nieuwbouw. Het plan is dus in financiële zin uitvoerbaar.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.2.1 Uitkomsten inspraak

De initiatiefnemer heeft het bouwplan in december 2016 besproken met de 3 naaste buren van de percelen Herfterlaan 35 en 51 en Herfter Esweg 2. Geen van hen had bezwaar tegen deze plannen. Van de regiodirecteur van de Ambelt is een positieve reactie per email ontvangen.

5.2.2 Uitkomsten overleg

Op 19 oktober 2017 is het voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied, Herfter Esweg 1 in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening naar vooroverleginstanties verzonden met het verzoek om uiterlijk 9 november 2017 schriftelijk te reageren.

Het voorontwerpbestemmingsplan is toegezonden aan de volgende 3 instanties:

1. Provincie Overijssel;

2. Waterschap Drents Overijsselse Delta;

3. Veiligheidsregio IJsselland;

Alleen het waterschap heeft gereageerd. De opmerkingen zijn gemaakt:

  • a. Er is voor dit plan geen Digitale Watertoets is uitgevoerd;
  • b. Graag ook aandacht voor het bergen en infiltreren van hemelwater op eigen terrein.

Reactie gemeente:

Ad a

Er is alsnog een digitale watertoets uitgevoerd.

Ad b.

Aan dit aspect wordt aandacht besteed bij de vergunningsaanvraag.