direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied, Herfterlaan 2 - 2018
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP17021-0004

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding


In de afgelopen jaren zijn de werkzaamheden op de WEZO-accommodatie te Herfte afgebouwd en de vraag is lang geweest wat er met deze locatie diende te gaan gebeuren. Daar is in september 2016 duidelijkheid over gekomen, nadat de werkplaats 'WEZO-groenvoorziening' is overgenomen door Herfte Beheer BV.



Herfte Beheer BV heeft er bewust voor gekozen op basis van ideële gronden invulling te geven aan het gebruik van de accommodatie.


Om deze reden zijn in het plangebied in Herfte plannen gemaakt voor:

  • De aanleg van circa acht hectare zonnepanelen.
  • Maatschappelijke bedrijvigheid in het groen.
  • Een parkachtige invulling van de oude locaties van de groenvoorzieningen en kwekerij met schaapskooi.
  • Een bedrijfswoning voor toezicht en veiligheid op het terrein.

1.2 Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de oostzijde van Zwolle, ter hoogte van de splitsing van spoorlijn Zwolle - Leeuwarden/Groningen en spoorlijn Zwolle - Dalfsen. De ingang van het perceel bevindt zich aan de Herfterlaan. Het gebied is volledig in eigendom van Herfte Beheer BV.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP17021-0004_0001.png"
 Globale ligging van het plangebied (google maps)



 

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP17021-0004_0002.png"
Plangrens plangebied (google maps)

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Het plangebied ligt in het planologische regime van de beheersverordening Buitengebied - Herfte, Wythmen. Dit plan is op 1 juli 2013 vastgesteld door de raad van de gemeente Zwolle.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP17021-0004_0003.png"

Verbeelding vigerend beheersverordening (gemeente Zwolle)


De betreffende gronden hebben in het geldende plan de bestemming 'Agrarisch' met de functieaanduiding 'tuinbouw'. Er is in de agrarische bestemming een bouwvlak voor bebouwing aangegeven.


Daarnaast telt het plan een aantal dubbelbestemmingen:

  • Waarde - Landschap reliëf
  • Leiding - Hoogspanningsverbinding
  • Leiding - Gas


Als laatste is er een gebiedsaanduiding opgenomen voor 'Luchtvaartverkeerszone' en 'Gronddepot'.


Inmiddels is er al een stap gezet in de duurzame en sociale investering in het gebied. Via verschillende binnenplanse procedures zijn al een aantal sociaal-maatschappelijke bedrijven en opleidingsinstituten in het gebied gevestigd. Ook voor het duurzame onderdeel van het plan (de zonneweide) is al een planologische procedure doorlopen. Het daarvoor bestemde bestemmingsplan is op 3 juli 2017 vastgesteld door de gemeenteraad (Buitengebied, Herfterlaan 2 NL.IMRO.0193.BP16014-0004). Dit bestemmingsplan wordt een-op-een en ongewijzigd overgenomen in het huidige plan.


De gemeente heeft verzocht een overkoepelend bestemmingsplan voor het gehele plan op te stellen. Dit bestemmingsplan is daarvan het resultaat.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Inleiding

Het plan Herfte bestaat uit een aantal hoofdonderwerpen. Er is een perceel dat wordt ingezet voor duurzaamheid en een deel voor sociaal-maatschappelijke voorzieningen. Beide moeten goed worden ingepast in het landschap en dus ook op dat onderdeel passend zijn binnen de doelstelling van de verschillende overheden. Dit hoofdstuk geeft per bevoegd gezag de verschillende onderdelen in beleid weer.

2.2 Ruimtelijk beleid

2.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur (hierna: SVIR) vastgesteld. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. De SVIR geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Die ambitie is vertaald in doelen voor de middellange termijn tot 2028.

Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn slechts 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt, of;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan, of;
  • het een onderwerp betreft dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.

De visie bevat geen beleid dat direct doorwerkt naar de ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied. Wel doet het uitspraken over de duurzaamheidsvisie van het Rijk.

Het Rijk zet namelijk in op een transitie naar een duurzame, hernieuwbare energievoorziening en het geschikt maken van de elektriciteitsinfrastructuur op de langere termijn voor meer decentrale opwekking van elektriciteit.

In de Structuurvisie wordt aangegeven dat het aandeel van duurzame energie-bronnen als wind, zon, biomassa en bodemenergie in de totale energievoorziening omhoog moet. De ambitie is dat Nederland in 2040 een robuust internationaal energienetwerk kent en dat de energietransitie ver gevorderd is.

Het is primair de taak van provincies en gemeenten om voldoende ruimte te bieden voor duurzame energievoorziening (zoals zonne-energie en biomassa). Het ruimtelijk rijksbeleid voor (duurzame) energie beperkt zich daarom enkel tot grootschalige windenergie op land en op zee, gelet op de grote invloed op de omgeving en de omvang van deze opgave. Voor andere energiefuncties is geen nationaal ruimtelijk beleid nodig, naast het faciliteren van ontwikkelingen door het aanpassen van wet- en regelgeving en het delen en ontwikkelen van kennis.

Conclusie

Er is bij het plan geen sprake van rijksbelangen, waardoor de conclusie is dat het plan niet in strijd is met het rijksbeleid.

2.2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Met de inwerkingtreding van het Barro heeft er ook een wijziging plaatsgevonden van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is opgenomen dat gemeenten en provincies verplicht zijn om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen, wanneer een zodanig ruimtelijk besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling (zie art. 1.1.1 Bro) mogelijk maakt. De Ladder voor duurzame verstedelijking is van toepassing op bestemmingsplannen, uitwerkings- en wijzigingsplannen en omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c in samenhang met artikel 2.12 lid 1 onder a sub 3 van de Wabo.

Een zonnepark betreft geen stedelijke functie in de zin van de ladder voor duurzame verstedelijking, zoals hiervoor genoemd. Ook de maatschappelijke functies in het gebied hoeven niet opgenomen te worden in de Ladder. De plannen zijn namelijk niet nieuw. Een groot deel van het terrein en alle bestaande gebouwen zijn immers al in gebruik als sociaal-maatschappelijke voorziening. Daarnaast is de toevoeging van een klein aantal maatschappelijk voorzieningen en één bedrijfswoning geen nieuw beslag op de ruimte. Om die mogelijk te maken worden eerst niet gebruikte, oude en vervuilde bebouwing verwijderd.

Conclusie

Het plan voldoet aan de Ladder van duurzame verstedelijking

Energieakkoord voor duurzame groei

In september 2013 sloten meer dan 40 organisaties het Energieakkoord voor duurzame groei. Eén van de doelen is het vergroten van het aandeel van hernieuwbare energieopwekking (nu ruim 4%) naar 14% in 2020. Een verdere stijging van dit aandeel naar 16% is beoogd in 2023. Om dit te bereiken, is een tiental pijlers geformuleerd. Pijler 3: gaat over het stimuleren van decentrale duurzame energie, waaronder zonne-energie. In het Energieakkoord is aangegeven dat voor deze vorm vooral belemmeringen weggehaald moeten worden.

Belemmeringen zijn onder meer (niet uitputtend) een goede ruimtelijke inpassing om belemmeringen bij vrijwaringsgebieden waar mogelijk weg te nemen, het actualiseren van bouwregelgeving aan een grotere inzet van hernieuwbare energie, het actualiseren van vergunningsprocedures gericht op snellere toepassing van innovaties en het verkorten van project doorlooptijden.

Conclusie

Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 8 hectare. De opbrengst door zonnepanelen is per hectare 2,3 TeraJoule. Totaal levert het plangebied 18,4 TJ en draagt zo positief bij aan duurzame energie. Het particulier initiatief van de realisatie van een park van 8 hectare met zonnepanelen zorgt voor een positieve bijdrage om de doelstellingen van het Rijk te behalen.

2.2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening provincie Overijssel

De provincie Overijssel heeft op 12 april 2017 de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd. In het beleid van de provincie staan de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. Deze elementen zijn derhalve binnen de hele omgevingsvisie terug te vinden.

De sturingsfilosofie van de provincie is als volgt samen te vatten: als sprake is van een bepaalde ontwikkeling, dan moet eerst worden nagegaan, aan de hand van de generieke beleidsuitgangspunten die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen, of er behoefte is aan de ontwikkeling. Indien dat zo is, moet worden nagegaan of de gekozen plek geschikt is voor het aldaar doorvoeren van de ontwikkeling.

Om antwoord te kunnen geven op die laatste vraag dient de ontwikkelingsperspectievenkaart bekeken te worden. Wanneer uit die kaart blijkt dat een ontwikkeling, zoals gepland, niet in strijd is met deze kaart, kan verder worden bezien hoe de ontwikkeling vormgegeven moet worden. Hierbij heeft de provincie gekozen voor een vierlagenbenadering, in welke benadering vier kaarten/lagen worden onderscheiden. Dit zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarische cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust- en leisurelaag. Samen met de catalogus gebiedskenmerken kan worden geconstrueerd welke kenmerken per laag van belang zijn om rekening mee te houden bij de planvorming.

Duurzaamheid en klimaatbestendigheid in de Omgevingsvisie

Leidende thema's zijn dus duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. De provincie zet in op een betrouwbare, duurzame en betaalbare energievoorziening met beperking van uitstoot van broeikasgassen door:

  • Bevorderen van energie-efficiency.
  • 20% hernieuwbare energie in 2023 en 30% in 2030.
  • Toepassen van nieuwe energieinfrastructuur.

Zonne-energie vindt haar toepassing vooral in combinatie met bebouwing. De provincie ziet goede innovatieve mogelijkheden voor toepassing van zonnepanelen op agrarische bestemmingen, rekening houdend met gebiedskenmerken.

Ontwikkelingsperspectief en gebiedskenmerken landschap in de Omgevingsvisie

De provincie Overijssel wil ontwikkelingen in de groene omgeving samen laten gaan met een impuls in kwaliteit. Daarom is de 'Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving' ontwikkeld. Om principes van ontwikkelingsplanologie toepasbaar te maken voor sociaaleconomische ontwikkelingen in de groene omgeving is een werkwijze ontwikkeld. De basis ligt daarbij in de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, de ontwikkelingsperspectieven en de 'Catalogus Gebiedskenmerken' welke gekoppeld is aan de Omgevingsvisie 2017.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP17021-0004_0004.png"

Uitsnede kaart ontwikkelperspectief Omgevingsvisie (provincie Overijssel)

Ontwikkelingen in de groene omgeving worden als volgt benaderd: er wordt ruimte voor sociaaleconomische ontwikkeling geboden wanneer deze ontwikkeling vanuit het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik verantwoord is en in het ontwikkelingsperspectief ter plekke past én tevens volgens de 'Catalogus Gebiedskenmerken' wordt uitgevoerd. Aan de geboden ontwikkelruimte worden dus voorwaarden verbonden om ruimtelijke kwaliteit te handhaven dan wel in voorkomende gevallen de gewenste ruimtelijke kwaliteit te kunnen realiseren. Het gaat hierbij in gevallen om een goede ruimtelijke inpassing (basisinspanning) van de ontwikkeling. Op deze manier wordt aantasting van de omgevingskwaliteit en een verlies aan ecologisch en landschappelijk kapitaal als gevolg van de nieuwe ontwikkeling voorkomen, dan wel in voldoende mate gecompenseerd. Een en ander moet nader worden onderbouwd in een toelichting.

In de Omgevingsvisie 2017 wordt verwezen naar de Catalogus Gebiedskenmerken Overijssel. Deze schrijft de ontwikkelambitie voor de verschillende 'lagen' van ontwikkeling.

Het ontwikkelperspectief dat de provincie voor deze locatie hanteert is “Wonen en werken in kleinschalig mixlandschap”.

Natuurlijke laag – dekzandvlakte

Ambitie provincie: natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem en door beplanting met 'natuurlijke' soorten. En door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen.

Laag van het agrarisch cultuurlandschap - oude hoevenlandschap en maten en flierenlandschap

Ambitie provincie oude hoevenlandschap: het kleinschalige, afwisselende oude hoevenlandschap vanuit de verspreid liggende erven een ontwikkelingsimpuls te geven. Deze erven bieden veel ruimte voor landbouw, wonen, werken, recreatie, mits er wordt voortgebouwd aan kenmerkende structuren van het landschap: de open esjes, de routes over de erven, de erf- en landschapsbeplantingen.

Ambitie provincie maten en flierenlandschap: dit landschapstype weer herkenbaar maken, en de samenhang met de esdorpen en erven weer betekenis geven. De nog gave delen verdienen een intensief op cultuurhistorische waarden gerichte inrichting en beheer. Voor de andere delen is het aanzetten van de randen, het beleefbaar maken van het waterrijke karakter, de continuïteit van het landschap het uitgangspunt. Nieuwe dragers als biomassateelt, (es)dorpsontwikkeling in de nabijheid, water(voorraad)berging, particulier natuurbeheer zijn voor dit landschap aan de orde.

Stedelijke laag - geen belang

Voor stedelijke ontwikkeling is geen laag gedefinieerd voor het gebied Herfte.

Laag van de beleving – IJssellinie inundatieveld

Ambitie provincie: voor de laag van de beleving is geen specifiek doel gesteld voor het gebied in Herfte. Wel heeft de provincie natuurlijk de wens om gebied aantrekkelijk, mooi en educatief beleefbaar te maken.

De Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving wordt toegepast als er naast de basisinspanning aanvullende kwaliteitsprestaties nodig zouden kunnen zijn. Daarvoor gelden in de basis de volgende categorieën.

  • 1. voor ontwikkelingen die primair gericht zijn op verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, zoalsRood-voor-groen op bestaande landgoederen, Nieuwe landgoederen, Knooperven en Rood-voor-rood
  • 2. voor nieuwvestiging of grootschalige uitbreiding van verblijfsrecreatie, agrarische en niet-agrarische bedrijven;
  • 3. voor nieuwe woningen, nieuwe functies op vrijkomende agrarische bedrijven en voor intensieve agrarische teelten zoals boomkwekerij en ondersteunend glas.

In het geval van het plan Herfte draait het om het derde punt. Een deels vrijkomende agrarische bestemming zetten we in voor duurzaamheid en sociaal-maatschappelijke ontwikkeling.

Zonnevelden binnen de Handreiking Kwaliteitsimpuls Zonnevelden

Voor zonnevelden heeft de provincie Overijssel een separaat instrument binnen de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving. In de Omgevingsverordening Overijssel is in artikel 2.1.8 lid 2 vastgelegd dat het verlies aan landschappelijke en ecologische waarden gecompenseerd moet worden voor zonnevelden. Hiervoor moet allereerst de basisinspanning gerealiseerd worden en vervolgens meerwaarde worden gemaakt. Voor zonnevelden heeft de provincie Overijssel een apart ontwikkelkader binnen KGO ontwikkelt, de Handreiking Kwaliteitsimpuls Zonnevelden uit 2017. De provincie Overijssel biedt namelijk ruimte voor de aanleg van zonnepanelen. Ook buiten de steden en dorpen, in de Groene Omgeving. Voor alle nieuwe en grootschalige ontwikkelingen in de Groene Omgeving geldt dat een goede ruimtelijke inpassing verplicht is. Naast deze zogenaamde basisinspanning kan het zijn dat er aanvullende kwaliteitsprestaties nodig zijn. Dit geldt ook voor de aanleg van zonnepanelen in de Groene Omgeving.

Sociale kwaliteit in de Omgevingsvisie

De provincie gaat in haar algemeen beleid niet specifiek in op maatschappelijke investering. Veel meer gaat het over de sociale impact en ondersteuning. Toch zit daar wel een lijn in: de rode draad sociale kwaliteit gaat over het welzijn of 'goed voelen' van de mens. Daarbij spelen zaken als gezondheid en vitaliteit een belangrijke rol, maar ook arbeidsparticipatie (mede in relatie tot onderwijs), sociale uitsluiting en armoede. In de Omgevingsvisie beperkt de provincie Overijssel zich tot het welzijn van de mens in relatie tot de fysieke leefomgeving. Er worden vier categorieën onderscheiden van menselijke behoeften die samenhangen met de inrichting of vormgeving van de leefomgeving:

  • De behoefte aan geborgenheid, privacy, beschutting en veiligheid. Deze behoefte hangt onder meer samen met maat en schaal van de omgeving.
  • De behoefte aan contact en communicatie. Deze behoefte hangt samen met de wijze waarop de omgeving wordt (samenvoegen)
  • ingericht, met de ontsluiting van de omgeving, de bereikbaarheid en toegankelijkheid van voorzieningen en
  • medemensen.
  • De behoefte aan (nieuwe) informatie, zintuiglijke prikkels, variatie en verrassing. Deze behoefte hangt onder meer samen met de diversiteit of complexiteit van de omgeving.
  • De behoefte aan duidelijkheid, ordening, inzicht en herkenning. Deze behoefte hangt onder meer samen met de structuur, eigenheid en identiteit van de omgeving.

Onder de rode draad ruimtelijke kwaliteit is een belangrijk deel van deze vier categorieën terug te vinden. Dit is ook niet verwonderlijk, ruimtelijke kwaliteit is al eerder gedefinieerd als: datgene wat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is.

Maar, sociale kwaliteit is meer dan dat. Sociale kwaliteit gaat ook over leefbaarheid in bredere zin, over binding met de buurt en betrokkenheid bij de eigen leefomgeving.

Nieuwe Energie Overijssel (NEO)

Nieuwe Energie wordt in Overijssel opgewekt uit zon, wind, biomassa en bodem. In 2023 wil de provincie 20% Nieuwe Energie beschikbaar hebben voor gebruik thuis en in bedrijven. Het opwekken, transporteren, besparen en slim gebruiken van groengas, biogas, duurzame elektra en warmte staan centraal in het programma Nieuwe Energie Overijssel (NEO).

Het totale energiegebruik in Overijssel is ruim 100 PetaJoule(PJ) per jaar.

Doel besparing voor 2023:

  • 3,8 PJ energiebesparing in woningen
  • 1,3 PJ energiebesparing in bedrijven

Doel opwekking nieuwe energie voor 2023:

  • 9,3 PJ bio-energie
  • 1,1 PJ windenergie
  • 0,8 PJ zonne-energie
  • 1,0 PJ bodemenergie

De provincie wil deze doelstelling behalen door:

  • Energiepioniers een podium bieden.
  • Lokale energie-initiatieven van inwoners stimuleren.
  • Energiemaatregelen bij ondernemingen aanjagen.
  • Kennisverspreiding tussen branches, industrie en kennisinstellingen bevorderen.
  • Energieneutraal Renoveren bevorderen.
  • Stimuleren van proeftuinen voor energieopslag, slimme netten en zonnevelden.
  • Verduurzaming en uitbreiding van warmtenetten en aardwarmteprojecten.
  • Ontwikkeling en toepassing van innovatieve technieken stimuleren.

Overijssel werkt

De ontwikkelingen in de samenleving - onder andere op demografisch, economisch en technologisch terrein - stelt de provincie voor uitdagingen. De provincie wil anticiperen op deze veranderingen om de kwaliteiten die bijdragen aan het wonen, werken, ondernemen, sporten en recreëren in Overijssel te borgen.

Dit kan én wil de provincie niet alleen. Onder het motto "Overijssel Werkt!" is het de ambitie om, gezamenlijk met partijen in de Staten en partners - bedrijfsleven, kennisinstellingen, medeoverheden, maatschappelijke organisaties en inwoners - aan de slag te gaan. Dit doet de provincie vanuit een open en uitnodigende houding, wetende dat een bundeling van krachten tot het beste resultaat voor de Overijsselse samenleving zal leiden en vanuit het besef dat we elkaar nodig hebben om de gewenste vooruitgang te boeken.

In het coalitieakkoord 2015 - 2019 zijn afspraken gemaakt over een aantal belangrijke zaken, zoals energie en duurzaamheid.

De provincie vindt de energietransitie van groot belang om een groene groei van de economie mogelijk te maken. Duurzame opwekking, besparing en hergebruik gaan namelijk hand in hand met nieuwe economische kansen. Dit leidt tot werkgelegenheid, goedkoper wonen, efficiënter ondernemen en een gezonde leefomgeving. De provincie combineert de gewenste energietransitie met het stimuleren van werkgelegenheid.

De provincie blijft zich inzetten op de ambitie om het aandeel hernieuwbare energie in Overijssel naar 20% te laten groeien. De looptijd voor het realiseren van deze ambitie is verlengd naar het jaar 2023. Hierdoor kan de provincie binnen de huidige beschikbare budgetten beter inspelen op initiatieven van burgers, organisaties en bedrijven in Overijssel die een belangrijke bijdrage willen leveren aan het realiseren van deze doelstelling van de provincie.

Opwekking zonne-energie in Overijssel 2016-2023

De provincie wil zich blijven inzetten om het aandeel hernieuwbare energie in Overijssel naar 20% te laten groeien in 2023. Om in 2023 20% hernieuwbare energie op te wekken, is 3 à 4 petajoule (PJ) hernieuwbare elektriciteit nodig. Hiervan zal 2 à 3 PJ hernieuwbare elektriciteit worden opgewekt uit zonne-energie. Op basis van internationale groeicijfers, is de inschatting dat in 2023 1,6 PJ elektriciteit met zonne-energie kan worden opgewekt. Deels op daken de deels op de grond. Om de doelstelling te halen, stimuleert de provincie Overijssel zonnepanelen op daken en heeft de provincie nieuw beleid gemaakt voor grondopstellingen.

Om de doelstelling te halen gaat men uit van:

  • 350 hectare zonnepanelen op daken.
  • 300 tot 600 hectare zonnepanelen op de grond.

Conclusie

Het plan is op alle fronten in overeenstemming met het provinciaal beleid.

2.2.3 Gemeentelijk beleid

Structuurplan Zwolle 2020

Het structuurplan dat op 16 juni 2008 door de raad is vastgesteld geeft de gemeentelijke visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020 weer. Het Structuurplan verwoordt niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie wordt uiteengerafeld in programma's voor de verschillende beleidsterreinen. De globale visies op de toekomstige sociale, economische en ruimtelijke structuur zijn uitgewerkt tot de kern van het structuurplan: de plankaart met een beschrijving in hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkelingen voor de komende vijftien jaar. De plankaart geeft zo een integraal beeld van de beoogde functies van stad en ommeland tot 2020.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP17021-0004_0005.jpg"

Uitsnede structuurplan (gemeente Zwolle)

Duurzaamheid in het structuurplan

In het structuurplan wordt behalve de opmerking dat de gemeente de CO2 uitstoot wil terugdringen niet ingegaan op duurzaamheid. De ontwikkeling van een park met zonnepanelen in het kader van duurzaamheid had anno 2008 (Structuurplan) nog geen prioriteit. Anno 2017, wil de gemeente 20% van de gebruikte energie duurzaam opwekken.

Sociaal-maatschappelijk beleid in het structuurplan

Zwolle is een sociaal evenwichtig opgebouwde stad. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de leeftijds- en inkomensopbouw van de inwoners. Bovendien is de sociale samenhang in Zwolle groot; de meeste buurten in Zwolle zijn vitaal en aantrekkelijk en de Zwollenaar is graag bereid om zich in te zetten als vrijwilliger. Het voorzieningenaanbod in Zwolle is compleet en van een hoog niveau. Zwolle streeft ernaar om deze positieve kenmerken voor de toekomst te behouden en te versterken. Ook in 2020 wil Zwolle een evenwichtige stad zijn met een grote sociale samenhang en een plek zijn waar verschillende groepen en leefstijlen zich thuis voelen: jongeren en ouderen, autochtonen en allochtonen, alleenstaanden en gezinnen, studenten et cetera.

Voorzieningen op het gebied van cultuur, zorg, onderwijs, sport en winkels zijn het sociale cement van de stad en wijken. De kern van het sociaal beleid in Zwolle is: iedereen doet mee. Daarom werkt Zwolle aan het behouden van het huidige leefklimaat in de stad en worden (sociale) basisvoorzieningen gerealiseerd. Behalve het gunstige leefklimaat in de stad, wil Zwolle ook haar positie als centrumgemeente met een (boven) regionaal verzorgingsgebied behouden en versterken. Dat vraagt om een impuls in stedelijke en regionale voorzieningen op het gebied van onderwijs, zorg en cultuur.

Een belangrijke ontwikkeling waar Zwolle rekening mee moet houden is de nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Deze geeft gemeenten meer verantwoordelijkheden en de regie over sociale opvang, zorg en begeleiding. Hierdoor wordt samenwerking op lokaal, maar ook op regionaal niveau steeds belangrijker.

Zwolle streeft naar levensloopbestendige wijken met een goede dekking en spreiding van het voorzieningenaanbod.

Landschappelijke ontwikkeling in het structuurplan

De visie voor het plangebied is volgens het structuurplan 'woonclusters met landschapsbouw' en 'gemengd landelijk gebied'. Het Gemengd landelijk gebied heeft een onmisbare rol als aantrekkelijk recreatiegebied voor stadsbewoners. In het Gemengd landelijk gebied staat de landbouwfunctie nogal onder druk. De schaal van de bedrijven is meestal te klein om het hoofd boven water te kunnen houden. Voor dit deel van het buitengebied wordt gezocht naar andere passende functies zodat het waardevolle cultuurlandschap behouden blijft. Het doel is om de natuurgebieden te versterken en het landschap aantrekkelijker te maken.

Deze delen hebben een onmisbare functie voor de stadsbewoners. Landschapsvizieren worden verder geconsolideerd of ontwikkeld op plekken, waar stedelijk gebied op een bijzondere wijze uitmondt in drie groene buurtschappen: tussen de stad en de IJssel, tussen de stad en het Zwarte Water en de Vecht, en in het gebied Herfte-Wijthmen.

Stichting Milieuraad Zwolle

Om te bekijken wat de gevolgen zijn voor het grondgebruik als alle energie duurzaam wordt opgewekt, is voor de verschillende energievormen berekenend hoeveel grondoppervlak er nodig is om dat te produceren.

De energie die in Zwolle gebruikt wordt is berekend met de gegevens van het CBS voor het energiegebruik in Nederland in het jaar 2011. In Zwolle woont 0,73% van de Nederlandse bevolking en omdat het energie gebruik veroorzaakt wordt door menselijke activiteiten heeft de gemeente Zwolle de keus gemaakt om 0,73% van het energie gebruikt in Nederland toe te rekenen aan Zwolle.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP17021-0004_0006.jpg"

Jaarlijks energiegebruik in Zwolle (milieuraad Zwolle)

Uit onderzoek blijkt dat met inzet van moderne technieken het technisch mogelijk is om op het gemeentelijke grondgebied alle energie duurzaam te produceren voor Zwolle. Daarbij is alvast geanticipeerd op de verwachte technische ontwikkelingen.

Agenda Duurzaamheid Zwolle

In mei 2015 is de Agenda Duurzaamheid Zwolle opgesteld. Voor de Agenda Duurzaamheid is in het bijzonder de agenda voor een toekomstbestendige stad belangrijk: het college richt zich op de lange termijn, toekomstbestendig. Dan gaat het niet alleen om energie en milieu, maar ook over duurzame ruimtelijke ontwikkeling en beheer, bedrijvigheid, participatie en sociale cohesie en financieel rentmeesterschap. Deze brede benadering blijkt uit de waardering voor kleinschalige duurzame projecten in buurten en wijken met effect op het milieu én op woonlastenvermindering, werkgelegenheid en onderlinge verbondenheid. De uiteindelijke ambitie is dat Zwolle steeds meer zelf in haar behoeften kan voorzien.

Om te bewerkstelligen dat mensen, instellingen en bedrijven toekomstbestendige beslissingen (gaan) nemen zijn voor Zwolle de volgende opgaven essentieel:

  • Meer mensen zijn zich bewust van duurzaamheid.
  • Maak het praktisch.
  • De overheid kiest zorgvuldig haar rol.

Waar het eerste aandachtsveld zich vooral richt op het individuele bewustzijn, breidt het tweede aandachtsveld uit naar het collectiviteitsniveau: hoe verhouden we ons tot elkaar en hoe draagt dat bij aan een duurzame ontwikkeling van Zwolle?

Doelen in 2020 zijn o.a. het realiseren tien zonPV-(privé)projecten, ten opzichte van 1990 een reductie van 20% van de uitstoot van CO2 bereiken en 20% van de gebruikte energie duurzaam opwekken.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het gemeentelijke structuurplan en de rest van het gemeentelijk beleid op het gebied van duurzaamheid, sociale-maatschappelijke ontwikkeling en landschapsontwikkeling en -inpassing.

2.3 Archeologisch en cultuurhistorisch beleid

Archeologisch beleid

Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.

Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit. Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).

Cultuurhistorisch beleid

Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwolse monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.

Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit: het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een rijksmonument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een rijksmonument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht..

Op grond van de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Ook is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Op 1 juli 2015 is artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd. Daarmee dienen cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dit betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan verbinden die in een bestemmingsplan verankerd worden. De gemeente Zwolle heeft als onderdeel van de hele inventarisatie van haar grondgebied voor dit plangebied inventarisaties van cultuurhistorische waarden laten uitvoeren. Binnen het bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de geïnventariseerde cultuurhistorische waarden door een beschermende regeling voor cultuurhistorisch waardevolle objecten op te nemen. Daarnaast houdt het bestemmingsplan er rekening mee dat de directe omgeving van monumenten niet onevenredig wordt verstoord.

Op grond van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Ook is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het archeologisch en cultuurhistorisch beleid.

2.4 Verkeersbeleid

Mobiliteitsvisie

Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijks – en provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie. De Mobiliteitsvisie is door de gemeenteraad vastgesteld op 2 februari 2009. In 2013 is de Mobiliteitsvisie herijkt en geconcretiseerd in het Actieprogramma Mobiliteit 2014-2017.

In de Mobiliteitsvisie en het Actieprogramma Mobiliteit komen naar voren dat de verdere groei van de mobiliteit niet opgevangen kan worden door de mobiliteitsvraag te faciliteren met nieuwe infrastructuur. Zwolle heeft een gunstige positie qua ontwikkeling. In de na te streven doelen op het gebied van duurzaamheid, milieu, bereikbaarheid, economische groei, leefbaarheid en dergelijke is het daarom noodzakelijk om prioriteiten te stellen. Zwolle wil de kwaliteiten als bereikbare en gezonde stad vasthouden door, naast de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur, de samenleving te mobiliseren om de groeiende vraag naar mobiliteit om te buigen in een duurzame richting.

De meeste wegen in het buitengebied waaronder ook de Kuyerhuislaan en de Herfterlaan zijn aangewezen als erftoegangswegen met een snelheidsregiem van 60 km/uur. Het verbeteren van de verkeersveiligheid op deze erftoegangswegen vraagt regelmatig aandacht.

Langs de spoorzijde van dit plangebied ligt het tracé van de toekomstige regionale hoofdfietsroute van Zwolle-Zuid/-station naar Hessenpoort/Dalfsen/Nieuwleusen.

Op 20 september 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders de Regeling Parkeernormen 2016 vastgesteld. De Regeling is op 28 september 2016 gepubliceerd en op 29 september 2016 in werking getreden. De Regeling Parkeernormen 2016 is het kader voor het bepalen van de parkeeropgave bij fysieke ontwikkelingen op alle niveaus. Het is een leidraad voor het beoordelen van de parkeeropgave van stedenbouwkundige visies & plannen voor (her-)ontwikkeling van de fysieke leefomgeving en is ook het kader dat invulling geeft aan het begrip “voldoende parkeer- of stallingsruimte dan wel laad- of losruimte in bestaande en op ontwikkeling gerichte nieuwe bestemmingsplannen. En tenslotte is dit ook het beoordelingskader voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en- of gebruik. De parkeeropgave wordt in al deze gevallen op basis van deze Regeling bepaald.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het verkeersbeleid.

2.5 Groenbeleid

Groenbeleidsplan en Structuurplan 2020

Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Buurtgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het Structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus.

Bomenverordening

Voor de bomen geldt de in 2013 vastgestelde Bomenverordening.

Voor het vellen van een boom binnen de op de Groene Kaart weergegeven groenstructuren (Hoofdgroenstructuur, Wijkgroenstructuur, Groenvoorzienend boomgebied en Hoogstedelijk boomgebied), zoals die staan aangegeven op de Groene Kaart, is een (kap)omgevingsvergunning nodig voor bomen met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben.

Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan op de Groene Kaart aangegeven als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Dit verbod geldt voor alle bijzondere bomen, ongeacht de locatie op de Groene Kaart, de stamomvang van de boom en de perceelsgrootte van het perceel waarop de bijzondere boom staat. Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom. Wanneer er geen mogelijkheden zijn voor (voldoende) herplant, moet financiële compensatie plaatsvinden.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het groenbeleid.

2.6 Waterbeleid

Europees en nationaal beleid

Duurzaam, schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn, heel in het kort, de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW).

Europese Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn Water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater op orde komt. Oppervlaktewater moet voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van “een goede chemische toestand”. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat “een goede ecologische toestand”. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen.

Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).


In de geldende Europese richtlijnen en de EU richtlijn Prioritaire Stoffen staat precies omschreven wat een goede chemische toestand voor oppervlaktewater is. De ecologische doelstellingen stellen de lidstaten onderling vast in zogeheten (internationale) stroomgebiedbeheersplannen. Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.

Van 2010 tot 2015 is de eerste tranche uitgevoerd. De tweede tranche maatregelen loopt van 2016 tot 2021.

 

Waterwet

De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de watersysteembenadering centraal. Er wordt uitgegaan van het geheel van relaties tussen waterkwaliteit, waterkwantiteit, oppervlaktewater, grondwater, watergebruikers en grondgebruikers. Hierbij wordt het kader geschept voor het Nederlandse waterbeheer in de komende decennia. Per 1 januari 2017 is de Waterwet gewijzigd. De beoordeling van de veiligheid van primaire waterkeringen wordt nu gebaseerd op de overstromingskans. In 2050 moeten de waterkeringen voldoen aan de normen die per 1 januari 2017 van kracht zijn.

Waterbeheer 21e eeuw

De commissie Waterbeheer 21e eeuw (WB21) is gevraag advies uit te brengen over de waterhuishoudkundige inrichting van Nederland, rekening houdend met ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzaam waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer:

Vasthouden, bergen en vertraagt afvoeren;

Schoonhouden, scheiden en zuiveren.

Bij “vasthouden, bergen, afvoeren” wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer toch een wateroverschot ontstaat, wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij “schoonhouden, scheiden en zuiveren” gaat het om een voorkeurvolgorde, waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon- en vuilwater zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.

Deltawet

Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoogwater en de zoetwatervoorziening op orde houden.

De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om de huidige veiligheid op orde te krijgen en ervoor te zorgen dat ons land is voorbereid op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris.

Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Deze beslissingen gaan over de normen van onze belangrijkste dijken en andere waterkeringen en de strategieën voor onze waterveiligheid, over de beschikbaarheid en verdeling van zoetwater, over het IJsselmeerpeil, over de manier waarop gebieden veilig kunnen blijven zonder aan economische waarde in te boeten en over hoe bij het bouwen van buurten en wijken rekening kan worden gehouden met water. In 2014 zijn de deltabeslissingen in de Tweede Kamer besproken.

Provinciaal beleid

Provincie Overijssel heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in een Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. Deze zijn op 12 april 2017 vastgesteld. De 'Omgevingsvisie Overijssel 2017. Beken kleur' heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de Waterwet en het Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.

Waterschapsbeleid

Het algemene beleid van waterschap Drents Overijsselse Delta is verwoord in het Waterbeheerplan 2016-2021, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Het beleid van het waterschap sluit nauw aan bij de uitgangspunten van WB21. In 2013 is de beleidsnota "Water raakt!" door het Algemeen Bestuur vastgesteld. Deze nota beschrijft de voor het waterschap gewenste situatie in bestaand en nieuw stedelijk gebied. Om deze situatie te bereiken heeft het waterschap in 2015 het beheer en onderhoud van veel wateren overgenomen van de gemeente Zwolle. Op watergangen van waterschap Drents Overijsselse Delta is de keur van toepassing. In de keur is aangegeven wat wel en niet mag bij watergangen, waterkeringen en kernzones. Bijvoorbeeld regels voor bouwwerken op of langs watergangen. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van waterschap Drents Overijsselse Delta. Ook zijn deze te raadplegen op de website: www.wdodelta.nl.

Gemeentelijk beleid

Gemeente Zwolle heeft in de Wateragenda (2015) uitgangspunten vastgelegd om vorm te geven aan de opgaven rondom water en (aanpassen aan het) klimaat. Gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020 ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het waterbeleid.

2.7 Volkshuisvestingsbeleid

Woonvisie Zwolle "Ruimte voor wonen 2017 - 2027"

In mei 2017 is de Woonvisie Zwolle "Ruimte voor wonen 2017 - 2027" vastgesteld.

Zwolle groeit. Dat komt onder meer doordat Zwolle een jonge stad is met een sterke geboortegroei. Daarnaast komen mensen heel gericht naar Zwolle, omdat het goed wonen, werken en leven is in Zwolle. Vanuit deze groei wil Zwolle haar sterke regiofunctie behouden en zich als centrumstad verder ontwikkelen. Dat betekent goed nadenken over de plek, de woonvorm en de doelgroep en ons bewust zijn van leefomgeving en woonmilieu. Ruimte voor Wonen betekent bij het maken van keuzes voor woonmilieus rekening houden met het water dat Zwolle omringt en vormt; onze waardevolle blauw/groenstructuur die we als aantrekkelijke woonomgeving beter kunnen benutten. Het betekent ook ruimte geven aan (particuliere) initiatieven die zorgen voor variatie in nieuwe, duurzame woonconcepten. Bijvoorbeeld met (collectief) particuliere vormen van zelfbouw, CPO, duurzame (energie)initiatieven of nieuwe woonzorgconcepten die langer zelfstandig wonen mogelijk maken. Vernieuwing kan ook door transformatie van kantoren of ander vastgoed, waarbij functiemenging (wonen, werken, recreëren) en diversiteit in woontypen gewenst zijn. Daarbij zijn natuurlijke wijkvernieuwing en toekomstbestendige wijken met goede voorzieningen belangrijke uitgangspunten.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het volkshuisvestingsbeleid.

2.8 Recreatiebeleid

Recreatievisie

In de Recreatievisie 2004 wordt het belang van goede recreatieve mogelijkheden in en om de stad benadrukt. Het aantrekkelijke en afwisselende buitengebied van Zwolle biedt veel mogelijkheden voor uiteenlopende vormen van recreatie en toerisme. In de Visie wordt gesteld dat deze mogelijkheden moeten worden versterkt, uitgebreid en gedifferentieerd. De voorzieningen zullen voortdurend afgestemd moeten worden op de veranderende behoeften en wensen van de recreant en toerist. Voorts wordt geconstateerd dat het recreatieve routenetwerk in en om de stad verder geoptimaliseerd kan worden.

Als algemeen geldende ambitie kan gesteld worden dat de gemeente Zwolle ernaar streeft de hoeveelheid voorzieningen mee te laten groeien met de recreatie behoefte van de stad. In het beleid wordt onderscheid gemaakt in watergebonden, intensieve en extensieve recreatie.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het recreatiebeleid.

2.9 Beleid overige maatschappelijke voorzieningen

Het accommodatiebeleid is ondersteunend aan het gemeentelijk sociaal beleid. Accommodaties vormen de fysieke uitkomst van beleidsontwikkeling op terreinen als welzijn, zorg, sport, onderwijs en cultuur. Voor zover belanghebbende groepen daartoe niet in staat zijn, zorgt de gemeente in de voorwaardenscheppende sfeer voor voldoende en kwalitatief goede accommodaties, evenwichtig over de stad gespreid. Voorts moet het strategisch accommodatiebeleid een belangrijke bijdrage leveren aan de doelstelling dat Zwolle levensloopbestendige wijken krijgt. Hiervoor moet het voorzieningenniveau op peil, toegankelijk en aantrekkelijk zijn. Voorzieningen voor jong en oud, draagkrachtig en minder draagkrachtig, autochtoon en allochtoon, mensen met of zonder beperking.

Dit beleid is aan de orde omdat de plannen op het terrein van Herfte zich specifiek richten op maatschappelijke bedrijvigheid. De accommodaties dragen daarmee bij aan de doelstelling van de gemeente Zwolle.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het beleid.

2.10 Milieubeleid

Geluidbeleid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast ten gevolge van weg-, spoorweg- of industrielawaai. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van het bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect "geluid". In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek in relatie tot het opstellen van een bestemmingsplan geldt niet indien in dat bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten.

Beleid hogere grenswaarden gemeente Zwolle

Voor verschillende typen geluidsbelastingen worden in de Wet geluidhinder grenswaarden aangegeven waarbij een ondergrens (voorkeursgrenswaarde) en een bovengrens (de wettelijk maximaal toelaatbare geluidsbelasting) gelden. In principe moet er altijd naar worden gestreefd de voorkeursgrenswaarde aan te houden.

De gemeente Zwolle heeft haar hogere grenswaardenbeleid vastgelegd in de beleidsregel hogere grenswaarden uit 2007. In deze beleidsregel staat beschreven onder welke voorwaarden hogere grenswaarden worden verleend, wanneer dat noodzakelijk is. De doelstelling van het gemeentelijke milieubeleid is de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder.

Dit beleid is afhankelijk van het gebiedstype. De gemeente hanteert verschillende milieudoelstellingen op verschillende plekken in de gemeente. Het plangebied is aangemerkt als Gemengd Landelijk.

Beleid externe veiligheid

Het algemene beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege:

  • het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • het transport van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, water- en spoorwegen, buisleidingen);
  • het gebruik van luchthavens.

Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van degenen die niet bij de risicovolle activiteit zelf zijn betrokken,

Het begrip risico wordt in beeld gebracht door middel van twee begrippen: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is het risico op een plaats (buiten de inrichting of langs een transportroute), uitgedrukt in de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats (langs een inrichting, een transportroute of een buisleiding) zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval (binnen de inrichting of op de transportroute) waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.

Het groepsrisico is de cumulatieve kans per jaar dat een groep van ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van aanwezigheid in het invloedsgebied (van een inrichting of van een transportroute) en een ongewoon voorval (binnen die inrichting, of langs die transportroute) waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.

Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Zwolle

De gemeente Zwolle heeft een beleidsvisie externe veiligheid en heeft dit beleid ruimtelijk vertaald naar het gebiedsgerichte kader externe veiligheid (2009). In dit gebiedsgerichte kader is per gebiedstype beschreven welke risicoruimte beschikbaar is. Het plangebied ligt in zowel het gebiedstype "gemengd landelijk" als "stroomzone". Maar omdat de functies waar de mensen zich het meeste zullen bevinden op meer dan 200 meter ligt is het gebiedstype "gemengd landelijk" bepalend voor de toetsing aan het beleid.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het milieubeleid.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied omschreven. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.

3.1 Stedenbouw

3.1.1 Huidige situatie algemeen

Landschappelijk is het plangebied een (dek)zandgebied met lage rivierduinen en daarop oude hoeven en kleine essen (oude bouwlanden) en Kampontginningen. De bodem bestaat uit humuspodzolen en oude bouwlanddekken en daartussen komontginningen in de vochtige laagtes (rivieroverstromingsvlakte).

Op de topografische kaart van rond 1900 zien we ten (noord)oosten van de Nieuwe Wetering en de Wipstrikker allee een natte afwateringszone, met bijvoorbeeld de Zalnesche Wetering en hoger gelegen gedeelten met oude bouwlanden, de Oosterenk en de buurtschap Veldhoek. Het lage open gebied heeft een onregelmatige blokvormige verkaveling waar de natuurlijke afwatering (Zalnesche wetering, nu Herfterwetering) nog goed in is te herkennen. Binnen dit gebied zijn op wisselende plekken ook (hak)houtpercelen geëxploiteerd. Karakteristiek is de openheid met Wilgen-, Els- of Essenbos in de lage delen in contrast met de meer gesloten bosrijke duinen en enkele buitenplaatsen veelal beplant met Eik en Beuk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP17021-0004_0007.png"

Plangebied rond 1900 (topotijdreis.nl)

Huidige landschapsbeeld algemeen

Landschappelijk ligt de locatie in de overgang van de uitbreidende stad naar het landelijk gebied. Hoewel er veel stedelijke ontwikkelingen in dit gebied plaatsvinden en hebben plaatsgevonden (kantorenlocatie, ziekenhuis, stadion, golfbaan, villa-clusters) is de landschappelijke drager nog herkenbaar. De stad heeft zich verder ontwikkeld en ten oosten van de Ceintuurbaan is de stedelijke invloed uitgebreid. Op de Oosterenk heeft zich een kantorenpark ontwikkeld met daaromheen een recreatieve zone met veel oppervlaktewater. Een strook aansluitend aan de buitenplaats Boschwijk is met bos ingeplant en daarachter is recreatie ontwikkeld bij de Wythmenerplas (een zandwinning) en golfterrein 't Gagel. Ook hier is veel oppervlaktewater bijgekomen. Het natte karakter van de lage zone is getransformeerd van een agrarisch open blokverkaveling naar een recreatielandschap in een grillige verkaveling met veel reliëf, bosjes en solitaire bomen.

Het terrein is voorheen gebruikt voor de sociale werkvoorziening van WEZO. Een gezamenlijk organisatie van de gemeenten Dalfsen, Hattem, Raalte, Zwartewaterland en Zwolle. Gedurende de gefaseerde uittreding van de WEZO hebben andere bedrijfsmatige gebruikers zich in de reeds bestaande bebouwing gevestigd. Het perceel waar het tuinbouwbedrijf heeft gezeten ligt er nu braak bij en wordt niet meer onderhouden en de nog aanwezige bomen zijn/worden verkocht. De (boom)kwekerij strekte zich naast de spoorlijn Zwolle-Meppel, onder de hoogspanningsleidingen, uit vanaf de Nieuwe Wetering tot aan de buurtschap Veldhoek. De beperkingen als gevolg van de hoogspanningsleidingen konden goed gecombineerd worden met het kweken van jonge bomen en struiken. Rond de kwekerij is een houtsingel aangelegd. Een gedeelte van de kwekerij is vergraven en heeft een eigen watersysteem met opvangbekken en is door een kade omgeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP17021-0004_0008.png"

Terrein in gebruik door WEZO en kwekerijen rond 1988 (topotijdreis.nl)

Zoals aangegeven hebben de gebouwen aan de Herfterlaan veelal een nieuwe invulling gevonden. Toch is een groot deel van het terrein verloederd en verouderd. Inmiddels staan kassen leeg en zitten deze vol asbest. Een groot deel van het terrein wordt slecht onderhouden en niet meer geëxploiteerd met inzet waar het ooit voor bedoeld was. Delen van het terrein zijn gesloopt en hebben een kale zandvlakte achtergelaten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP17021-0004_0009.png"

3.1.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Herfte Beheer BV heeft er bewust voor gekozen op basis van ideële gronden invulling te geven aan het gebruik van de accommodatie. Specifiek voor het aanjagen van maatschappelijke initiatieven op het terrein hebben zij 'Stichting Meedoen in het Groen' opgericht met als taak deze doelstellingen, zonder winstoogmerk, te bewaken. Deze doelstelling is vastgelegd in de statuten van de organisatie en wordt ook aangehaald in huurovereenkomsten die met gegadigden worden gesloten. Dit bestemmingsplan borgt die maatschappelijke doelstelling ook. Er wordt in de regels specifiek ingegaan op de definitie van maatschappelijke bedrijvigheid zodat de doelstelling ook op die manier getoetst en gehandhaafd kan worden.

Twee belangrijke pijlers binnen de doelstelling en reglementen van de stichting zijn:

  • 1. Het faciliteren van kleinschalige sociale, ambachtelijke bedrijvigheid voor (jonge) mensen met afstand tot de arbeidsmarkt.
  • 2. Het faciliteren van kleinschalige (dagbestedings)initiatieven gericht op (jonge) mensen die binnen de huidige samenleving momenteel geen plek wordt geboden.

Vanwege de omvang van het terrein willen de initiatiefnemers zich daarnaast bezighouden met ideële projecten in het groen; fysieke parkachtige projecten, maar ook doelgerichte publieke en duurzame initiatieven.

Om die doelstellingen te behalen wordt het volledige terrein heringericht waarbij sociaal-maatschappelijke bedrijvigheid en duurzaamheid constant de drijvende kracht zijn. Het ontwerp kenmerkt zich in een aantal hoofdonderdelen. Het ontwerp is zo opgesteld dat de verschillende onderdelen landschappelijk goed bij elkaar passen en niet als aparte onderdelen hoeven te worden gezien. De verschillende hoofdonderdelen worden hieronder per stuk beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP17021-0004_0010.png"

Algemene inrichtingstekening (HaverDroeze) 

Complete plan passend binnen KGO

Het hele plan voorziet in een verbetering van ruimtelijke en sociaal-maatschappelijke kwaliteit ten opzichte van de huidige situatie. Het plan is dus niet alleen financieel, maar ook ruimtelijk en maatschappelijk in balans en daarmee uitvoerbaar binnen de KGO. Zie hiervoor ook de bijlage Notitie KGO waarin een en ander uitgebreider beschreven wordt.

Gebiedsvreemd

Het terrein wordt meer passend bij de lagenbenadering teruggebracht dan nu het geval is. De plannen richten zich op de vroegere landschappelijke gebiedselementen en maken het terrein groener, natuurlijker, natter en brengt een deel van het reliëf terug. Voor het plan Herfte werd het terrein door WEZO en een grote kwekerij gebruikt. Dit gebruik was gebiedsvreemd. Hoewel de sociaal-maatschappelijke bedrijvigheid deels gebiedsvreemd is, is de impact op landschap en omgeving vele malen minder dan eerder het geval was. Daarnaast past het in provinciale doel van 'wonen en werken in een kleinschalig mixlandschap'.

Impact is klein

Daarmee is ook de impact op de omgeving klein. Het gebied wordt openbaar toegankelijk, recreatief aantrekkelijk en passender ingericht dan voorheen het geval was. Hier worden aanvullende investeringen in recreatieve structuur en een uitkijkpunt gemaakt. Er is straks mogelijkheid om als bezoeker even te rusten bij bijvoorbeeld een theehuisje.

Groot maatschappelijk belang

Het maatschappelijk belang van het plan is groot. Niet alleen wordt het terrein landschappelijk aantrekkelijk, maar dat gebeurt door te investeren in duurzaamheid en sociaal-maatschappelijke activiteiten waar het gehele terrein een ondersteunende rol in speelt. Zo wordt er een plek gemaakt voor verschillende bedrijven met een sociaal-maatschappelijk inslag. Zij en hun cliënten zijn intensief betrokken bij het beheer en onderhoud van het gebied en bijvoorbeeld bij het hoeden van de dieren.

Met het plan doen de initiatiefnemers dus zowel een basisinspanning als aanvullende inspanningen.

Het landschapsplan wordt uitgevoerd vanwege de KGO inspanning. Echter, dat is niet het enige dat gebeurt in het gebied. De aanleg van een zonneveld, een toevoeging van de recreatieve aantrekkelijkheid van het gebied door een uitkijkpunt en een padenstructuur en vooral de goed ingepaste sociaal-maatschappelijke bedrijvigheid zorgen voor een meerwaarde in en van het gebied in de omgeving.

Door herbestemming van het gebied wordt leegstand en verloedering voorkomen. Het gebied krijgt een nieuwe impuls door middel van een passende herbestemming. Het initiatief richt zich niet op gewone bedrijvigheid maar richt zich heel specifiek op maatschappelijk ontwikkeling. En dat gebeurt niet alleen in de gebouwen. Er is een landschapsplan opgesteld waarin alle functies passend en adequaat worden ingepast en waar de sociaal-maatschappelijke bedrijven in werken en het gebied onderhouden. In dat plan worden de historische kenmerken (als lanenstructuren en reliëf) teruggebracht in het gehele gebied. Hiervoor wordt het het gronddepot gesloopt. Per saldo worden geen vierkante meters bebouwing toegevoegd. Ook worden bebouwingsmogelijkheden die in het vigerend bestemmingsplan opgeheven.

Ontwerp in delen

Zonneweide

Huidige situatie

De zonneweide bevindt zich aan de zuidkant van het terrein, onder de hoogspanningsmasten en langs het water en het spoor.

Het plangebied wordt met name gekenmerkt door de openheid, ligging onder de hoogspanningszone en naast de spoorlijn.

Eerder werd het gebied gebruikt als kweekgrond voor de kwekerij. Daarvan zijn nu nog steeds de onderdelen zichtbaar. Het terrein is vlak en op sommige delen ligt de zwarte folie nog.

Inrichting en uitgangspunten

De zonnepanelen worden ingepast in de omgeving door ordening in een strak patroon. De panelen worden niet ingepast met opgaande beplanting, maar blijven grotendeels in het zicht. Alleen de draagconstructie wordt zoveel mogelijk aan het zicht onttrokken door de toepassing van extensief

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP17021-0004_0011.png"

Landschappelijke inpassing zonneakker (HaverDroeze)

beheerde natuurlijke oevers langs de bestaande sloten/waterlopen met aansluitend een groen, extensief beheerd schouwpad. Hierdoor wordt de openheid van het gebied niet aangetast. plangebied en bestaande woningen/erven, is de invloed van de zonnepanelen op uitzicht van de bewoners zeer klein, waardoor forsere maatregelen niet noodzakelijk zijn. Zin is onvolledig

Onder de zonnepanelen wordt gras ingezaaid. Dit gras wordt door schapen kort gehouden. Om de uitgestrektheid van het plangebied in overeenstemming te brengen met de schaal van het landschap is geleding een goed middel. Er zijn drie delen die landschappelijk verschillen door hun hoogteligging (A, B en C, in bovenstaande figuur).

Het lage gedeelte (A) draagt bij als het de openheid van het landschap ondersteunt. Door de panelen zo laag en zo vlak mogelijk te plaatsen en de randen als laag struweel of rietzone in te richten blijft de ruimtelijke impact klein. De bestaande sloten kunnen gehandhaafd blijven en als rietstroken zichtbaar zijn tussen de panelen. Het hogere deel kan als contrast door hogere hakhout-beplanting van de andere delen afgescheiden worden en langs de noordwestzijde kan een brede singel worden aangelegd. Het vergraven deel (C) is door een kade en beplanting omgeven en kan een kleinere schaal met bloemrijk grasland met passende soorten krijgen. Hier passen ook bijenkasten. Lage zonnepanelen, zelfs in een andere richting, kunnen hier het onderscheid met de andere delen ondersteunen.

Toegankelijkheid voor publiek verhoogt de maatschappelijke acceptatie. Een plek waar publiek informatie kan vinden, even kan rusten en bijvoorbeeld een E-bike op kan laden draagt ook bij aan de publieke waardering voor de zonne-akker. De meest gunstige plek hiervoor is aan de dwarsverbinding tussen de Kuyerhuislaan en het spoor (Marslandenpad) ten noorden van de hoogspanningsmast. Hier kan ook een kleine poel worden aangelegd als drinkplek voor de schapen met een schuilhut. Transparantie, verzorgdheid en een vriendelijke uitstraling helpen vandalisme te voorkomen. Een doorzichtige afrastering van 2m hoogte kan worden ingepast in een rietkraag, een meidoorn haag of een struweelsingel.

Afspraken testopstelling

Het glazen oppervlak van zonnepanelen kan zorgen voor reflectie en daarmee voor hinder voor de buren, of gebruikers van de openbare ruimte. Dit is in feite de enige milieuhinder die zonnepanelen kunnen opleveren. De hinder hangt af van de locatie (stand en hoogte spiegelend vlak) en de stand van de zon (de tijd en de tijd van het jaar). De hinder werkt net als bij een spiegel (maar dan in mindere mate), waarin de hoek van de invallende lichtstraal, de hoek van de uitvallende lichtstraal bepaalt. Hoe steiler de helling van de panelen, hoe groter de kans op hinder. Wanneer de panelen vrij vlak (35 graden of minder) worden opgesteld, gaat de reflectie veelal omhoog. Dan is er voor de omgeving geen hinder door reflectie. Logischerwijs is achter de zonnepanelen (noordzijde) ook geen sprake van een spiegelend effect. De meest rendabele hellingshoek van de zonnepanelen (in de traditionele opstelling) is in Nederland 35 graden. Steiler leidt tot minder rendement. Bij een symmetrische opstelling (oost-west) wordt een kleinere hellingshoek toegepast van 10 tot 13 graden. Omdat zonnepanelen in een maaiveldopstelling in de meest ideale stand worden geplaatst, zal de hellingshoek nooit hoger zijn dan 35 graden.

Voor de exacte hoekbepaling zal in overleg met TenneT en Prorail een proefopstelling worden geplaatst om de juist hoek te bepalen.

Zoals hiervoor is aangegeven, is hinder door reflectie in een maaiveldopstelling niet te verwachten. Wel is het 'oplichten' van de panelen in de zon zichtbaar. Dit leidt niet tot hinder vanwege het licht, maar maakt wel dat de zonnepanelen opvallen. Dit oplichten wordt door middel van een coating op de panelen tegengegaan. Ook wordt door middel van een landschappelijke inpassing het opvallen van de panelen, waar dit nodig is, voorkomen.

DSM heeft bijvoorbeeld een extra coating om de opbrengst van zonnepanelen te vergroten met circa 4% met als bijkomstig voordeel dat de panelen minder reflecteren.

Het reflecteren van zonnepanelen bij een hoek tussen de 25 en 35 graden hoeft normaal gesproken geen problemen te geven voor wat betreft hinderlijke reflectie aangezien de panelen ver genoeg naar boven gericht zijn om er geen last van te hebben. Er kan hooguit bij een lager gelegen veld dan de straat/rails afhankelijk van het hoogteverschil hinderlijke reflectie optreden.

Huidige bebouwing

Huidige situatie

De bestaande bebouwing in het gebied kenmerkt zich door verschillende bouwstijlen. Er staan hallen, opslagschuren en er zijn ondersteunende functies als kantoren en een kantine. De gebouwen zijn in goede staat en goed onderhouden.

Inrichting en uitgangspunten

De huidige bebouwing blijft grotendeels staan. Er zal alleen een kas verplaatst worden. Zoals eerder aangegeven hebben al een aantal maatschappelijk betrokken instanties een plek gevonden in het gebied. Zij maken nu gebruik van de verschillende al bestaande gebouwen. Dat consolideren we in dit bestemmingsplan. Waar nodig worden de gebouwen opgeknapt. Alle bedrijfjes en instanties die op het perceel zijn en komen hebben een sociaal-maatschappelijke achtergrond en moeten dat ook aan kunnen tonen.

Uitbreidingsmogelijkheden maatschappelijke bedrijvigheid

Huidige situatie

Het perceel aan de Herfterlaan heeft groeipotentie om een belangrijke sociale aantrekkende werking te krijgen in Zwolle en omgeving. Herfte Beheer BV wil daarom een kleinschalige uitbreidingmogelijkheid hebben voor maatschappelijke bedrijvigheid. De oude stort van WEZO is daarvoor een goede plek. Dit gebied, aan de noordkant van het plangebied, is nu een verhard gebied dat ommuurt is met beton en wordt gebruikt als opslaglocatie van WEZO.

Inrichting en uitgangspunten

In het bestemmingsplan worden maximaal drie bedrijfjes toegestaan die een hal kunnen bouwen. De hallen worden omgeven door groen in boskamers.

Herinrichting overig terrein

Huidige situatie

Het terrein dat niet potentieel bebouwd gaat worden, maakt straks onderdeel uit van een parkachtige structuur. Momenteel kenmerken deze gebiedsdelen zich nog door de restanten van de oude kwekerij. Opslag, wat bomen, maar ook de fundering van de oude kweekvelden liggen over het terrein verspreid.

Inrichting en uitganspunten

Een van de betrokken stakeholders betreft een grote zorgaanbieder. Zij wenst de bestaande WEZO kwekerij te transformeren in een biologische zorgkwekerij, alwaar zij aan haar 50 cliënten diverse agrarische dagactiviteiten kan aanbieden. Hierbij gaat deze zorgaanbieder voor een gemengd agrarisch bedrijf; een biologische kwekerij met kweekgronden en kassen gecombineerd met een visvijver, schaapskudde en een aantal dieren (als bijvoorbeeld schapen). De verzorging zal worden ingezet als leerelement, maar ook om met de kudde het aanwezige grasland (inclusief zonneweide) te begrazen. In dit kader is het vanuit een goede agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk dat een kas wordt verplaatst en er permanent toezicht aanwezig is.

De kas die gesloopt gaat worden is oud en vervallen. Ook is er voor deze kas al een melding asbest verwijdering gedaan.

De nieuw te bouwen kas komt aangrenzend aan de bestaande hal, en niet op de oude locatie terug. Hiervoor zijn een tweetal redenen, te weten:

  • 1. Deze locatie is qua logistiek beter
  • 2. Afstand speelplein van de opvang voor kinderen met ASS is groter.

Het samenwerken met deze aanbieder zorgt voor een geweldige koppelkans. Niet alleen wordt een deel van de bebouwing hergebruikt. Ook kan door deze manier van het aanbieden van zorg het overige terrein worden benut en beheerd.

Het overgebleven gebied, dus daar waar geen bebouwing is of plaatsvindt, laat een duidelijke structuur zien die ontstaan is door de voormalige kwekerij. Die insteek wordt opnieuw gebruikt in het nieuwe plan.

Het gebied is opgedeeld in groene velden die omsloten worden door verharde en onverharde paden. Deze groene velden werden gebruikt voor het kweken van verschillende plant- en bomensoorten. De bestaande structuur biedt een lay-out voor de hernieuwde indeling van het agrarische gebied. Daarbij worden de velden zoveel mogelijk gehandhaafd, en bieden de paden een basis om de verschillende agrarische functies, zoals de biologische kwekerij, de schapenkooi en de bedrijfswoning te ontsluiten.

Voor de landschappelijke inpassing is de ambitie om het bestaande groen te handhaven of te herplanten, daar waar het zorgt voor diversiteit in het gebied. Het bestaande groen brengt een historisch karakter met zich mee. De gebruikers krijgen een idee hoe het gebied voorheen gebruikt werd. Dit toont zich door bijvoorbeeld kweekbomen deels te behouden. Daarnaast wordt de bestaande waterpartij vergroot en zal een nieuwe waterpartij als visvijver worden toegevoegd. Aan de bestaande en nieuwe waterpartijen worden rietoevers gecreëerd en zullen waterplanten in de nieuwe visvijver worden geplant om de fauna onder water te bevorderen. De bestaande houtsingel wat het gebied begrenst wordt onderhouden door het opkuisen van overwoekerde begroeiing.

Naast de bestaande groenvoorzieningen zal ook nieuwe beplanting aan het gebied worden toegevoegd. Een variatie van droog grasland en bloemrijke grasvelden geeft een beleving in de overgang van het wandelpad. Dit pad loopt vanaf de ontsluitingsweg via de waterpartijen richting de biologische kwekerij. Het parkachtige terrein is toegankelijk voor iedereen.

Zicht op het terrein is mogelijk door een uitkijkpunt dat onderdeel uit maakt van de kooien waar bijvoorbeeld een schaapskudde wordt gehouden.

Met name in dit onderdeel van het plan wordt een investering in de groene ruime gedaan (conform de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving).

Door herbestemming van het gebied wordt leegstand en verloedering voorkomen. Het gebied krijgt een nieuwe impuls door middel van een passende herbestemming. Het initiatief richt zich niet op gewone bedrijvigheid maar richt zich heel specifiek op maatschappelijk ontwikkeling. En dat gebeurt niet alleen in de gebouwen. Er is een landschapsplan opgesteld waarin alle functies passend en adequaat worden ingepast. In dat plan worden de historische kenmerken (als lanenstructuren en reliëf) teruggebracht in het gehele gebied. Hiervoor wordt het gronddepot gesloopt. Per saldo worden geen vierkante meters bebouwing toegevoegd. Ook worden bebouwingsmogelijkheden die in het vigerend bestemmingsplan opgeheven. Het hele plan voorziet in een verbetering van ruimtelijke kwaliteit ten opzichte van de huidige situatie.

Bedrijfswoning met toegang en schaapskooi

Huidige situatie

Op de beoogde locatie van de bedrijfswoning is nu een zandige vlakte. Het gebied werd voorheen als opslag gebruikt.

Inrichting en uitgangspunten

Om de doelstelling van een parkachtige open en sociaal plan te kunnen realiseren is het noodzakelijk om naast de gebruikelijke bijgebouwen zoals stallen en kassen ook een bedrijfswoning met geïntegreerd kantoor (boerderij anno nu) te realiseren. De permanente aanwezigheid van de beheerder zal positief bijdragen aan het algehele gevoel van (sociale) veiligheid op de locatie aan de Herftelaan. Dat geldt niet alleen voor de agrarische activiteiten. Denk daarbij ook aan zorgen voor preventief toegangsbeleid, bedrijfshulpverlening en handhaving in het algemeen binnen het gewenste programma van de sociale leerbedrijven en toekomstige Zonneweide. Ook voor het beheren en toezichthouden op vee is de bedrijfswoning belangrijk.

Met de realisering van de bedrijfswoning ter plaatse, kan de gewenste kwaliteitsverbetering in het bedrijf worden bereikt:

  • beter toezicht en verzorging;
  • eerdere signalering van ziekte en klachten;
  • regelmatiger bijvoeding;
  • efficiëntere en compacte bedrijfsvoering;
  • geen transfer van vee over de openbare weg (voorkomen besmettelijke ziekten).

Vanuit een goede bedrijfsvoering is het gewenst om de bedrijfswoning zodanig te positioneren dat er enerzijds een goed overzicht over de locatie wordt gecreëerd maar anderzijds er ook voldoende privacy aanwezig is voor de beheerder ten opzichte van de andere (kwetsbare) gebruikers van de locatie Herfterlaan. De woning krijgt een eigen ontsluiting. Vlakbij de woning komt een kleine schaapskooi met een hooggelegen uitkijkpunt welke onderdeel uitmaakt van de recreatie structuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP17021-0004_0012.png"

Indicatief beeld bedrijfswoning (Citadel Company)

De schaapskooi heeft een functie voor de sociaal-maatschappelijke instanties als dagbesteding maar heeft ook een functionele bijdrage aan het plan. De dieren begrazen onder de zonnepanelen zodat beheer en onderhoud op orde blijft.

3.2 Archeologie

3.2.1 Huidige situatie

Volgens de gemeentelijke Archeologische Waarderingskaart is de locatie niet gelegen in een archeologisch waardevol gebied (verwachtingswaarde 10%).

3.2.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

De gemeente Zwolle geeft in haar memo van 9 maart 2016 aan dat er geen belemmeringen zijn voor de beoogde ontwikkeling van het gebied. De archeologische dienst van de gemeente Zwolle zal de gelegenheid krijgen archeologisch onderzoek uit te voeren, voor zover zij dit noodzakelijk achten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP17021-0004_0013.png"

Archeologische kaart (10%) in het plangebied (gemeente Zwolle)

3.3 Cultuurhistorie

3.3.1 Huidige situatie

Er zijn geen waardevolle cultuurhistorische elementen in het gebied,

3.3.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

In het landschapsontwerp komen drie belangrijke zaken terug. Het gebied kenmerkte zich vroeger door relïef. Water speelde daarbij een belangrijke rol. In het oosten van gebied worden hogere bomen geplant. De groenstructuur wordt verder naar het westen steeds lager. Water in het westelijk deel geeft de natte zone van het gebied aan. Daarnaast worden laanstructuren teruggebracht.

3.4 Verkeer

3.4.1 Huidige situatie

Het plangebied wordt nu voor alle verkeersdeelnemers ontsloten vanaf de Kuyerhuislaan-Herfterlaan (60 km-weg).

De relatief hoge auto-intensiteiten op deze wegen in combinatie met het rijgedrag tijdens de spitsen veroorzaken verkeersonveilige situaties met name voor fietsers. Het eerste deel van de Kuyerhuislaan vanaf de Ceintuurbaan is voorzien van een vrijliggend fietspad. Ter hoogte van het plangebied ontbreken de fietsvoorzieningen en rijden fietsers op de rijbaan.

De verkeersaantrekkende werking die het gebied en de bestaande bedrijven hebben vragen om een verbetering van de verkeersveiligheid, met name voor de fietsers, op de Kuyerhuislaan en Herfterlaan.

3.4.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Ter verbetering van de veiligheid en het comfort van de fietsers is een fietspad langs het spoor voorzien tussen de Ceintuurbaan/Heinoseweg en de Herfterlaan ter hoogte van de spoorwegovergang en een fietspad tussen het Bonepad (Oosterenk) en dit fietspad langs het spoor. Deze nieuwe fietsverbindingen kunnen zowel worden gebruikt door de toekomstige (jonge) gebruikers van dit plangebied als de doorgaande fietser richting Herfte en in de toekomst Hessenpoort-Dalfsen en Nieuwleusen. De fietspaden moeten voldoende breed zijn (minimaal 3 meter) en duurzaam worden uitgevoerd in beton.

De huidige situatie voorziet in voldoende parkeerplaatsen. Bestaande parkeerplaatsen blijven gehandhaafd. De verkeersaantrekkende werking die het gebied en de bestaande bedrijven hebben zorgen niet voor problemen op de Kuyerhuislaan of Herfterlaan. In de nieuwe plannen worden extra parkeerplaatsen gerealiseerd voor bezoekers, clienten of recreanten. Het zal in dit geval om zeer kleine aantallen gaan. In totaal zijn straks circa 120 parkeerplaatsen beschikbaar op het gehele terrein. De ontsluiting van de percelen op de Herfterlaan zal plaatsvinden via de extra toegangsweg die ook de bedrijfswoning ontsluit en via de nu al bestaande hoofdingang

Er wordt een extra ontsluiting op de Kuyerhuislaan gemaakt.

Om de verkeersveiligheid in goede banen te leiden is voor de locatie een ontwerp gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP17021-0004_0014.png"

Figuur ontwerp veilige ontsluiting Kuyerhuislaan (Sweco)

Bedrijfswoning

Zoals op situering is te zien, wordt de woning ontsloten op de Kuyerhuislaan. Door de realisatie van deze bedrijfswoning zal de verkeerintensiteit nagenoeg niet toenemen.

Voor parkeernormen (Regeling parkeernormen 2016) houdt de gemeente Zwolle de CROW aan. Het gebied wordt als 'niet stedelijk' aangegeven. Volgens de CROW (koop, vrijstaand) moeten er dan voor één woning 2,8 parkeerplaatsen worden aangelegd. Op het perceel worden minimaal 3 parkeerplaatsen aangelegd.

Uitbreiding maatschappelijke bedrijvigheid 

Er worden maximaal 3 halletjes toegestaan voor de uitbreiding van de maatschappelijke bedrijvigheid. Deze hebben een omvang van circa (20x30m).

Conform de norm van de Regeling parkeernormen 2016 moet rekening gehouden worden met 2,6 parkeerplaatsen per 100m2 bvo (bij arbeidsextensief gebruik). Er dienen dus 42,2 parkeerplaatsen voor dit onderdeel te worden ingepast. Hier is in de plannen rekening mee gehouden ondanks dat het aantal vierkante meters bedrijvigheid niet toeneemt.

De ontsluiting van de percelen zal plaatsvinden via de extra toegangsweg die ook de bedrijfswoning ontsluit en via de nu al bestaande hoofdingang. Er zal extra aandacht worden besteed aan veilig fietsen.

3.5 Natuur

3.5.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt niet in beschermde gebieden als NNN of Natura2000.

3.5.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Zonnepark

In augustus 2016 is door Ecogroen een natuurtoets uitgevoerd ten behoeve van de voorgenomen realisatie van een veld zonnepanelen langs het spoor bij Herfte.

De Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 verplichten vooraf te toetsen of ruimtelijke ingrepen of activiteiten niet conflicteren met aanwezige beschermde plant- en diersoorten en habitats. Het plangebied betreft gronden van een kwekerij, gelegen onder de kabels van twee hoogspanningsleidingen. De percelen worden begrensd door kavelslootjes, de Herfterwetering, beplanting en het spoor. Men wil op de locatie een veld zonnepanelen realiseren. De perceelstructuur en kavelsloten blijven ongewijzigd.

Beschermde gebieden

Er vinden geen werkzaamheden plaats in of met negatieve effecten op Natura 2000-gebieden, beschermde Natuurmonumenten, Nationaal Natuurnetwerk (NNN; voorheen EHS) of natuur buiten het NNN. Het nemen van vervolgstappen is dan ook niet nodig vanuit het oogpunt van gebiedsbescherming en provinciaal NNN-beleid.

Effectbeoordeling beschermde soorten

  • In het plangebied zijn geen beschermde en bedreigde plantensoorten aangetroffen en deze worden op basis van het veldonderzoek en bekende verspreidingsgegevens ook niet verwacht.
  • Er zijn geen bomen of gebouwen aanwezig met daarin potentieel geschikte vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Wel is mogelijk sprake van een vliegroute en foerageergebied van vleermuizen langs de spoordijk en/of de Herfterwetering. Aantasting van deze vliegroute is echter niet te verwachten, aangezien de beplanting en watergang gehandhaafd blijft en bovendien nauwelijks extra licht- en geluidsverstoring in de nachtelijke uren is te verwachten.
  • De Herfterwetering die aan het plangebied grenst maakt deel uit van leefgebied van Otter (Ff-wet tabel 3). Er is in het plangebied echter geen sprake van verlies aan foerageergebied of verblijfplaatsen. Op basis van bekende verspreidingsgegevens en het ontbreken van sporen en/of geschikt leefgebied van andere zwaarder beschermde zoogdieren (zoals Bever, Waterspitsmuis en Eekhoorn) kunnen vaste verblijfplaatsen van deze soorten worden uitgesloten. Wel zijn verspreid in het plangebied vaste verblijfplaatsen van enkele algemeen voorkomende, laag beschermde grondgebonden zoogdiersoorten zoals Bosmuis, Egel, Huisspitsmuis, Mol, Rosse woelmuis en Veldmuis te verwachten.
  • Broedvogels met jaarrond beschermde nestlocaties zoals Boomvalk, Buizerd of Sperwer zijn niet aangetroffen en/of te verwachten binnen de invloedsfeer van de activiteiten.
  • In het plangebied zijn verder broedlocaties aangetroffen en/of te verwachten van Kleine plevier, Roodborsttapuit, Merel, Grasmus, Bosrietzanger, Tjiftjaf en Fitis. In de oevers van de watergangen verder nesten van Wilde eend, Meerkoet en Waterhoen te verwachten.
  • In de kavelsloten is voortplanting van laag beschermde, algemene amfibieën zoals Gewone pad, Kleine watersalamander en Bruine kikker te verwachten. Overwintering van genoemde soorten wordt binnen het plangebied verwacht in de strooisellaag onder ruigte en onder worteldoek. Het voortplantingshabitat wordt als gevolg van de plannen niet aangetast. Wel gaat een deel van het overwinteringsbiotoop (worteldoek) verloren. Zwaarder beschermde soorten worden op basis van bekende verspreidingsgegevens niet verwacht.
  • In de kavelsloten komen mogelijk de beschermde Kleine en Grote modderkruiper (respectievelijk Ff-wet tabel 2 en 3) voor in lage dichtheden. Andere beschermde soorten zijn niet te verwachten.
  • Vaste verblijfplaatsen of voortplantingslocaties van beschermde reptielen en ongewervelden zijn niet aangetroffen en worden op basis van biotoopkenmerken en bekende verspreidingsgegevens ook niet in het plangebied verwacht.

Mitigerende maatregelen en vervolgtraject zonnepark

  • Een vervolgtraject in het kader van de Natuurbeschermingswet en ten aanzien van NNN-beleid is niet aan de orde.
  • Bij de beoogde plannen verdwijnen mogelijk exemplaren en verblijfplaatsen van enkele algemene en laag beschermde kleine zoogdieren en amfibieën. Voor deze tabel 1 soorten geldt in geval van ruimtelijke ontwikkelingen automatisch vrijstelling van de ontheffingsplicht. In geval van de overwinterende amfibieën wordt geadviseerd om in het kader van de wettelijke zorgplicht het bouwrijp maken te faseren. Door het worteldoek in de actieve periode van amfibieën (april-oktober) te verwijderen krijgen de dieren de kans om zichzelf in veiligheid te brengen.
  • Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door buiten de broedtijd te werken of de uitvoering in elk geval te starten in de periode voor begin maart en na eind juli. Bij werkzaamheden in de broedtijd in de invloedsfeer van de plannen kan een broedvogelcheck door een deskundige uitkomst bieden. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd (Wilde eend kan bijvoorbeeld nog tot september broedend aanwezig zijn), maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum.
  • Zolang er niet in het water of oever gewerkt wordt is schade aan beschermde vissen niet aan de orde. Mocht dit toch noodzakelijk zijn, dan dient een nadere effectbeoordeling te worden uitgevoerd, mogelijk gevolgd door een ontheffingsaanvraag.

Verplaatsing kas

De locatie voor de nieuwe tuinkas is nagenoeg volledig verhard. Een nader onderzoek flora en fauna is niet noodzakelijk.

Bedrijfswoning en schaapskooi

Het perceel bestond voorheen uit asfaltverharding t.b.v. een zanddepot. Het perceel bestaat nu een grote zandvlakte en oude kweeklocatie zonder ecologische waarde. Een nader onderzoek flora en fauna is niet noodzakelijk.

Uitbreiding maatschappelijke bedrijvigheid 

Het perceel bestond voorheen uit asfaltverharding t.b.v. een zanddepot. De asfaltverharding is nog aanwezig en heeft geen ecologische waarde. Een nader onderzoek flora en fauna is niet noodzakelijk.

3.6 Water

3.6.1 Huidige situatie
3.6.1.1 Waterstructuur

Het gebied kenmerkt op onderdelen door zichtbaar water. Langs het plangebied ligt de Herfterwetering, maar ook in het gebied is een grote vijver aanwezig. Deze doet mede dienst als opvang van hemelwater en is aangesloten op het omliggende systeem. De verschillende bestaande panden zijn aangesloten op riolering. Onderstaand beeld geeft de legger van het waterschap weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP17021-0004_0015.png"

Kaartbeeld legger waterschap Drents Overijsselse Delta (WDOD)

3.6.1.2 Waterwinning

Er is geen sprake van waterwinning in het gebied.

3.6.1.3 Overstromingsrisico

Bij nieuwe ontwikkelingen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen, waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden.

De provincie Overijssel schrijft voor dat voor ruimtelijke ontwikkelingen in overstroombaar gebied een overstromingsrisicoparagraaf moet wordt opgenomen in de toelichting bij bestemmingsplannen.

Onder overstroombaar gebied verstaan we gebieden die normaal gesproken niet onder water staan, maar kunnen overstromen (tijdelijk onder water staan) als gevolg van een extreme gebeurtenis. Het gaat zowel om buitendijkse gebieden die bij hoogwater overstromen (bijvoorbeeld uiterwaarden) als om de beschermde gebieden achter de dijken.

Risico-inventarisatie

De ernst van een overstroming wordt bepaald door:

  • de maximale waterdiepte tijdens een overstroming (is af te leiden uit de risicokaart)
  • de kans op een overstroming
  • de beschikbare tijd voor evacuatie / noodmaatregelen (hoe lang duurt het tot het water er is?)

Ligging

Het plangebied van bestemmingsplan Buitengebied Herfte is gelegen in dijktraject 53, Salland (zie figuur 1). Dit traject wordt omsloten door de Vecht aan de noordzijde, de IJssel aan de westzijde en het Zwarte Water aan de noordwestzijde. Omdat het bestemmingsplan ruimte biedt aan de ontwikkeling van niet incidentele overstromingsgevoelige functies en omdat het plangebied gelegen is in dijktraject 53 is een overstromingsrisicoparagraaf verplicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP17021-0004_0016.png"

Dijktraject 53 (WDOD)

Waterdiepte en kans

Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte, in Zwolle voor dijktraject 53 tijdens een overstroming, geschat tussen de 0,8 en 2,0 meter in het plangebied bij een overstromingsrisico van eens per 100 jaar (cnf Richtlijn Overstromingsrisico's). De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP17021-0004_0017.png"

Tijd tot overstromen (overstromingskaarten Overijssel)

Afhankelijk van de locatie waar een dijk doorbreekt zal water dijktraject 53 binnen stromen. In onderstaande figuur zijn is een maatgevende locatie (Berkum) weergegeven die uiteindelijk kan leiden tot een waterstand weergegeven in figuur 2 en de snelheid waarmee het water dijktraject 53 instroomt. Afhankelijk van de locatie binnen dijktraject 53 kan het wenselijk zijn om maatregelen dan wel voorzieningen te treffen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP17021-0004_0018.png"

Overstromingstijd dijkdoorbraak (provincie Overijssel)

In 6 tot 24 uur kan de dus de waterstand tussen 0,8 tot 2m gestegen zijn bij een dijkdoorbraak in de buurt van Berkum.

Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijktrajecten is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en).

Voor onderhavige ontwikkeling kan worden gedacht aan navolgende voorzieningen/ maatregelen:

  • aanvullend ophogen (voor zover mogelijk) van het plangebied. In verband met de ook al hoge grondwaterstand zal dat gebeuren bij nieuwbouw.
  • voldoende hoog aanbrengen vloerpeil, eventueel verhoogde drempels.
  • aansluiting plangebied op dichtstbijzijnde weg zodat bereikbaarheid gewaarborgd blijft. Er komt een extra aansluiting op de Kuijerhuislaan. De Ceintuurbaan is daarmee vlakbij. Zowel te voet als per fiets of auto kan het gebied daarmee snel verlaten worden.
  • zodanig inrichten gebouw zodat bij eventuele overstromingen schade zoveel mogelijk wordt beperkt (bijvoorbeeld materiaalgebruik, minder gevoelige ruimten begane grond);
  • opstellen van evacuatieplan.

3.6.2 Uitgangspunten bestemmingsplan

Conform de diverse beleidsvelden zijn verschillende watertoetsen voor de nieuwbouwonderdelen van het plan doorlopen.

Verplaatsing kas

Op 7 juni 2017 is de digitale watertoets doorlopen. De watertoets is goed doorlopen. Er zijn geen uitdagingen voor hemelwater of afvalwater. Het waterschap Drents Overijsselse Delta geeft een positief wateradvies middels een verkorte procedure.

Bedrijfswoning

Op 7 juni 2017 is de digitale watertoets doorlopen. Hieruit blijkt dat er een waterbelang is. Vervolgens is de normale procedure doorlopen in verband met een kans op een hoge grondwaterstand. Hiervoor is een waterparagraaf opgesteld. Deze is op 27 juni 2017 goedgekeurd door het waterschap. Het waterschap Drents Overijsselse Delta geeft een positief wateradvies.

Zonnepark

Binnen het plan wordt een veld met zonnepanelen gerealiseerd. Deze zonnepanelen worden op het maaiveld geplaatst.

Voor het dempen van watergangen / sloten (ook die niet in beheer zijn bij het waterschap) dient altijd een Watervergunning te worden aangevraagd bij het Waterschap Drents Overijsselse Delta.

Door de uitvoering van dit plan neemt de belasting van het bestaande rioleringsstelsel niet toe. Het regenwater kan direct worden geïnfiltreerd in de bodem. Dit levert dus geen problemen op ten aanzien van de capaciteit van het rioleringsstelsel en de capaciteit van de rioolwaterzuiveringsinstallatie.

Voorkeursbeleid hemel- en afvalwater bij het afvoeren van overtollig hemelwater is het landelijk beleid dat het afstromen hemelwater ter plaatse in het milieu moet worden gebracht, dat wil zeggen lozen in de bodem (infiltratie) of in het oppervlaktewater. Het waterschap heeft de voorkeur om het hemelwater, daar waar mogelijk, te infiltreren in de bodem.

Aangezien in dit plan het water volledig wordt geïnfiltreerd voldoet het plan aan de wensen van het waterschap.

Langs het plangebied ligt de Herfterwetering en deze heeft een keurzone. Vanaf de insteek van de Herfterwetering (SW.20.4) zal 5 meter vrijgehouden worden voor onderhoudswerkzaamheden.

Uitbreiding maatschappelijke bedrijvigheid en schaapskooi

Op 28 augustus 2017 is de digitale watertoets doorlopen. Hieruit blijkt dat er een waterbelang is.

Het waterschap is akkoord met de plannen, mits op de juiste manier omgegaan wordt met aanleghoogte, riolering en hemelwater. Hier wordt in de plannen rekening mee gehouden.

Invloed op de waterhuishouding – reactie waterschap

Binnen het bestemmingsplan ligt een deel van het beekdal van de Westerveldse Aa. Hierdoor kan in het plangebied sprake zijn van (grond)wateroverlast. Onderstaande kaart geeft een indicatie (GHG: 60 tot 80 cm – maaiveld en deels zelfs 40 tot 60 cm – maaiveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP17021-0004_0019.png"

Grondwaterstanden in plangebied (WDOD)

Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte.

Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 20 à 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast door onder andere te voorkomen dat afstromend hemelwater vanaf het straatoppervlak naar binnen kan stromen. Bij de aanleg van kelderconstructies dient aandacht te worden geschonken aan de toepassing van waterdichte materialen en constructies.

Voor lozingen vanuit niet-inrichtingen geldt het “Besluit lozen buiten inrichtingen” (Blbi).

De voorschriften, opgenomen in de algemene regels van bovengenoemde besluiten, voldoen aan het criterium van best bestaande techniek (bbt).

Het generieke beleid ten aanzien van lozingen is opgenomen in het Handboek Water. Dit Handboek kan worden geraadpleegd via de site van Infomil.

Voor lozingen kan een melding of een vergunning noodzakelijk zijn.

Naast bovenstaande kunnen op basis van de Keur ook kwantiteitseisen aan de lozing en de bijbehorende lozingswerken worden gesteld. Hiervoor is een vergunning of een melding op basis van de Waterwet noodzakelijk.

Gezien de verschillende belangen, die meerdere partijen hebben bij het grondwater, is het beheer van het grondwater wettelijk geregeld in de Waterwet. Het waterschap is bevoegd gezag tenzij het onttrekkingen betreft t.a.v. drinkwaterwaterwinningen, bedrijfsmatige onttrekkingen >150.000m3 per jaar of koude/warmte opslag (open systeem). In deze gevallen is de provincie het bevoegde gezag.

Voor koude/warmte opslag met een gesloten systeem is de gemeente per 1 juli 2013 bevoegd gezag.

Voor kleine en kortdurende onttrekkingen kan meestal worden volstaan met een melding. Voor grote en/of langdurige onttrekkingen is een Watervergunning noodzakelijk.

 

Het plan bevat een rioleringscomponent, want er wordt een nieuw rioleringsstelsel aangelegd. Door de uitvoering van het bestemmingsplan neemt de belasting van het bestaande rioleringsstelsel toe. Dit levert geen problemen op ten aanzien van de capaciteit van het rioleringsstelsel en de capaciteit van zuiveringstechnische werken (rioolwaterzuiveringsinstallatie, transportleidingen en rioolgemalen).

Bij de afvoer van overtollig hemelwater is het landelijk beleid dat het afstromend hemelwater ter plaatse in het milieu moet worden gebracht, dat wil zeggen lozen in de bodem (infiltratie) of in het oppervlaktewater. Het waterschap heeft de voorkeur om het hemelwater, daar waar mogelijk, te het infiltreren in de bodem. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's geniet daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. De afvoer van overtollig hemelwater uit het plangebied mag, ongeacht de toegepaste methode, niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.

Wonen

3.7 Wonen

3.7.1 Huidige situatie

Op de locatie aan de Herfterlaan en Kuijerhuislaan zijn in de huidige situatie geen woningen.

3.7.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Op de locatie langs de Kuijerhuislaan wordt straks één bedrijfswoning gerealiseerd. De bedrijfswoning ziet toe op de veiligheid en deugdelijk gebruik van het gehele gebied. Het omvang van de woning is passend binnen het gemeentelijk beleid van bouwen in het landelijk gebied,

3.8 Milieu

In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten die van belang zijn bij het toekennen van bestemmingen. Tevens komt de ligging van kabels, leidingen en straalpaden aan bod.

3.8.1 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast ten gevolge van weg-, spoorweg- of industrielawaai. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van het bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect "geluid". In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek in relatie tot het opstellen van een bestemmingsplan geldt niet indien in dat bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten.

De Wet geluidhinder (Wgh) biedt geluidgevoelige objecten bescherming tegen (spoor)weglawaai en industrielawaai. Naast woningen zijn 'andere geluidsgevoelige gebouwen' onder de Wgh beschermd, Wat onder 'Een andere geluidsgevoelig gebouw' valt is vastgelegd in artikel 1.2 van het besluit geluidhinder (Bgh):

·         Onderwijsgebouwen

·         Ziekenhuizen en verpleeghuizen

·         Verzorgingstehuizen

·         Psychiatrische inrichtingen

·         Kinderdagverblijven

Bovenstaande lijst is limitatief. Alle objecten die niet onder bovenstaande categorieën zijn te scharen, zijn geen geluidgevoelige gebouwen.

De Toren

In het plangebied is 'De Toren' gevestigd. De Torenlocatie op Herfte is een sociale instelling gericht op dagbesteding voor kinderen met autisme. De Toren biedt maximaal vijftien ontwikkelplekken voor kinderen in de (aanmeld)leeftijd van 3 tot 9 jaar, maar ook oudere kinderen worden toegelaten.

Voor kinderen met autisme is meedoen in onze samenleving niet vanzelfsprekend. De kinderen hebben een specifieke behoefte. Om deze kinderen zo veel als mogelijk zelfstandig mee te laten doen in de samenleving biedt de Torenlocatie voor deze doelgroep via dagbesteding een op maat gericht ontwikkelprogramma aan.

Via dit specifieke ontwikkelprogramma worden de kinderen onder begeleiding voorbereid om op eigen benen te staan en in de toekomst mee te komen in het reguliere arbeids- of onderwijsproces. De bedrijven die ook op Herfte zijn werken waar mogelijk mee aan de dagbesteding van de kinderen. Daarmee maakt de Toren echt onderdeel uit van de sociale doelstelling die op Herfte wordt nagestreefd.  

Net als de aanwezige en nog te realiseren gebouwen voor sociale-bedrijvigheid is de Torenlocatie is geen geluidgevoelig gebouw. De locatie is gericht op dagbesteding voor kinderen met autisme. Het zijn kinderen die op basis van een intensief op maat gemaakt dagbestedingsprogramma persoonlijk worden begeleid en voorbereid om zelfstandig te participeren in de samenleving. 

Bedrijfswoning

Aangezien er een bedrijfswoning (geluidgevoelige object) in het plangebied wordt gerealiseerd, dient er akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden. Dat is in het plan het enige geluidsgevoelige object. In de rest van de panden wordt niet permanent verbleven en deze panden herbergen tevens geen geluidgevoelige functies.

Met betrekking tot geluid veroorzaakt door het wegverkeer is in de Wet geluidhinder de verplichting opgenomen tot het verrichten van onderzoek naar de geluidsbelasting op de gevels van (nieuw geprojecteerde) woningen en andere geluidgevoelige objecten. Op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) hoofdstuk VI, afdeling 1 bevindt zich aan weerszijden van een weg een zone. Als in deze zone geluidgevoelige bebouwing wordt geprojecteerd dan dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. De breedte van deze zone is afhankelijk van:

  • de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied;
  • het aantal rijstroken.

In stedelijk gebied worden twee typen wegen onderscheiden, met aan weerszijden van de weg de volgende zonebreedtes:

  • wegen met een of twee rijstroken: 200 meter;
  • wegen met drie of meer rijstroken: 350 meter.

In buitenstedelijk gebied worden drie typen wegen onderscheiden, met aan weerszijden van de weg de volgende zonebreedtes:

  • wegen met een of twee rijstroken: 250 meter;
  • wegen met drie of vier rijstroken: 400 meter;
  • wegen met vijf of meer rijstroken: 600 meter.

De volgende wegen hebben op grond van artikel 74 Wgh geen zone:

  • wegen gelegen in een als woonerf aangeduid gebied;
  • wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur.

De nieuwe woning ligt niet alleen in de zonering van de dichtstbijzijnde weg. Ook het spoor is van invloed. Bij rijksinfrastructuur (zoals een spoorweg) wordt geluidszonering bepaald met behulp van een geluidsproductieplafond (GPP). Het plangebied ligt binnen de zone van de genoemde GPP. Daarmee is onderzoek naar railverkeersgeluid ook noodzakelijk.

In juni 2017 is door Windmill Milieu Management en Advies een akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting ten gevolge van het weg- en railverkeer uitgevoerd, welke is aangevuld met wegverkeer op 31 oktober 2017. Voor het wegdeel is naast de zones namelijk ook rekening gehouden met het wegverkeer op de Kuyerhuislaan in peiljaar 2030.

In het kader van de ruimtelijke procedure is conform het gestelde in de Wet geluidhinder een onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting ten gevolge van de zoneringsplichtige geluidbronnen waarvan de zone het plangebied overlapt.

De geluidbelasting is getoetst aan het stelsel van voorkeurswaarden en maximale ontheffingswaarden uit de Wet geluidhinder. Het onderzoek is uitgevoerd volgens de regels van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012.

Het uitgevoerde geluidsonderzoek toont aan dat de geluidsbelasting van zowel wegverkeer en railverkeer de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder niet overschrijden en daarmee ook voldoen aan de gemeentelijke eisen inzake geluid. Onderstaande tabel geeft dat weer. Een hogere grenswaardeprocedure hoeft niet doorlopen te worden.

Wegverkeersgeluid

Gebiedstype   Voorkeurswaarde Wgh   Grenswaarde gemeentelijk beleid   Hoogste uitkomst onderzoek  
Gemengd Landelijk   48 dB   58 dB   39 dB (noordwestgevel)  

Railverkeersgeluid

Gebiedstype   Voorkeurswaarde Wgh   Grenswaarde gemeentelijk beleid   Hoogste uitkomst onderzoek  
Gemengd Landeljik   58 dB   68 dB   53 dB (zuidoostgevel)  

Uitgaande van de minimaal vereiste geluidwering van de gevel van 20 dB op grond van het Bouwbesluit wordt voldaan aan het vereiste binnenniveau van 33 dB.

Zowel vanwege het wegverkeer als het railverkeer is er geen sprake van een relevante blootstelling (de voorkeurswaarden worden gerespecteerd). Het beschouwen van cumulatie is daarmee niet aan de orde. Alle gevels van de nieuwe woning zijn als geluidluw te beschouwen.

3.8.2 Bedrijvigheid (Wet milieubeheer)

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies.

Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Als uitgangspunt voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Zwolle de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2009. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke (indicatieve) richtafstand. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het wijzigings-/bestemmingsplan mogelijk is.

De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor, langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Binnen gemengd gebied is het mogelijk om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten (met uitzondering van het aspect gevaar) een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Onderstaande tabel geeft de relatie weer tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype.

Milieucategorie   Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk   Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied  
1   10 meter   0 meter  
2   30 meter   10 meter  
3.1   50 meter   30 meter  
3.2   100 meter   50 meter  
4.1   200 meter   100 meter  
4.2   300 meter   200 meter  
5.1   500 meter   300 meter  
5.2   700 meter   500 meter  
5.3   1.000 meter   700 meter  
6   1.500 meter   1.000 meter  

Onderzoek bedrijfs- en milieuzonering

Sweco heeft in augustus 2017 een onderzoek gestart naar milieuzonering. Met het oog op de verschillende bestaande en te realiseren milieubelastende activiteiten (bedrijven) en gevoelige functies (woningen) is het wenselijk een analyse uit te voeren op de aanwezige milieuzoneringen. Zo wordt voldoende afstand in acht genomen tussen de milieubelastende activiteiten waardoor:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu wordt gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Omdat ook de mogelijkheden van het vergunningvrij uitbreiden van de woning meegenomen moeten worden in de afweging, is in deze analyse de bestemmingsgrens voor 'Wonen' als uiterste grens aangehouden en niet de uiterste situering van de gevel van een woning. In het onderzoek zijn niet alleen de bestaande woningen meegenomen. Ook met de nieuw te bouwen bedrijfswoning is rekening gehouden.

Het exacte programma van bedrijfsactiviteiten is nog niet bekend, maar ligt in het verlengde van de reeds aanwezige sociaal-maatschappelijke bedrijvigheid op het terrein. Zoals een leerbedrijf voor autoherstel, houtbewerking of groenonderhoud. Het onderzoek richt zich dan ook op de mogelijkheid om binnen het ontwikkelvlak soortgelijke bedrijvigheid in categorie 3.1 toe te staan.

Er ontstaan geen overschrijdingen waardoor een goed woon- en verblijfsklimaat daarmee dus maximaal gegarandeerd is.

Uitgangspunt 'rustige woonwijk'

Uitgangspunt voor dit plan is dat de omgeving gekarakteriseerd kan worden als 'rustige woonwijk. De definitie van gemengd gebied in de VNG-publicatie is: Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden activiteiten komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke andere bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Een vergelijkbaar omgevingstype qua aanvaardbare milieubelasting is een rustig buitengebied (eventueel inclusief verblijfsrecreatie), een stiltegebied of een natuurgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP17021-0004_0020.png"

Plangebied binnen beheersverorderning

Bovenstaand figuur geeft de ligging van het plangebied en de geluidsgevoelige objecten (woningen) weer, gebaseerd op de vigerende beheersverordening. Rondom en tussen de woonfuncties is te zien dat verschillende bedrijfsmatige functies in het gebied aanwezig zijn: verschillende agrarische percelen, een begraafplaats en een volkstuin. Aan de zuidzijde loopt de spoorlijn Zwolle – Groningen.

Richtafstanden 

In de uitwerking van het dit bestemmingsplan is rekening gehouden met de richtafstanden die gelden voor 'rustige woonwijk'. Hierbij is ook rekening gehouden met de realisatie van de nieuwe bedrijfswoning en de drie toe te voegen kavels voor maatschappelijke bedrijvigheid.

Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van maatschappelijke bedrijvigheid. Op de verbeelding is het gebied rond de huidige bebouwing en het omliggende terrein als Maatschappelijk aangemerkt. Het omliggende terrein is ook zo aangemerkt omdat hier ook activiteiten van de maatschappelijke bedrijven plaats kunnen vinden. Denk daarbij aan parkeren, het vervoeren van materiaal en mogelijk kleine opslag.

Om voor een blijven goed leefklimaat voor omwonenden te zorgen is er rekening gehouden met welke minimale afstand bedrijven en activiteiten in acht moeten nemen. Al deze activiteiten zijn vastgelegd in de Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen, welke als bijlage bij de regels van dit bestemmingsplan is toegevoegd. In de verbeelding, regels en de Staat worden de volgende zones onderscheiden.

  • Zone 1 : activiteiten tot en met milieucategorie 1 met een afstand van mimimaal 10 meter tot in de omgeving aanwezige milieugevoelige functies (woningen langs de Kuyerhuislaan en Herfterlaan).
  • Zone 2:  activiteiten tot en met milieucategorie 2 met een afstand van minimaal 30 meter tot de omgeving aanwezige milieugevoelige functies (woningen langs de Kuyerhuislaan en Herfterlaan).
  • Zone 3:  activiteiten tot en met milieucategorie 3.1 met een afstand van tenminste 50 meter tot de omgeving aanwezige milieugevoelige functies (woningen langs de Kuyerhuislaan en Herfterlaan).

Op deze manier is er altijd een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd. Ook bij de drie nieuwe bouwvlakken voor de realisatie van nieuwe bedrijfsgebouwen en de bedrijfswoning is met deze afstanden rekening gehouden.

3.8.3 Luchtkwaliteit

De kern van de Wet luchtkwaliteit (titel 5.2 luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer) is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een bundeling maatregelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau die de luchtkwaliteit verbeteren en waarin alle ruimtelijke ontwikkelingen/projecten zijn opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren.

Nederland moet vanaf 2011 voldoen aan de Europese normen voor fijnstof (PM10) en in 2015 aan de normen voor stikstofdioxide (NO2). In 2008 is daarom het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) vastgesteld. De NSL-partijen werken gebiedsgericht samen aan een scala van landelijke en lokale beheersmaatregelen, zowel fysieke maatregelen als bestuurlijke afspraken.

Naast de introductie van het NSL is de invoering van het begrip “niet in betekenende mate bijdrage” (NIBM) een belangrijk onderdeel van de Wet luchtkwaliteit.

Een project draagt NIBM bij aan de luchtkwaliteit als zowel de jaargemiddelde grenswaarde NO2 als PM10 niet meer toeneemt dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde van die stof. Dit betekent, kortweg, dat als de toename van de beide jaargemiddelde concentraties kleiner is of gelijk is aan 1,2 ìg/m3 (3% van 40 ìg/m3) een ontwikkeling kan worden beschouwd als een project die NIBM bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

Een ruimtelijke ontwikkeling kan volgens de Wet luchtkwaliteit doorgang vinden als:

de ontwikkeling is opgenomen in het NSL;

de ontwikkeling aangemerkt wordt als een NIBM-project;

de gestelde grenswaarden van bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit niet worden overschreden;

projectsaldering wordt toegepast.

In dit plan worden een bedrijfswoning, zonnepanelen, de verplaatsing van een kas en een kleine uitbreidingsmogelijkheid voor sociaal-maatschappelijk bedrijvigheid mogelijk gemaakt.

Het plan ziet toe op het consolideren van bestaand gebruik. De bedrijven die nu gebruik maken van het terrein zijn er allemaal al langdurig gevestigd.

De drie hallen die als uitbreidingsoptie zijn opgenomen zijn in vierkante metergebruik geen aanvulling op het totale terrein. Er worden vanuit het vigerend bestemmingsplan mogelijk bouwvolume afgehaald en bij de drie hallen weer ingezet.

De invulling van de drie mogelijke bedrijfsgebouwen is nog niet bekend. Ten opzichte van de bestaande situatie zal er per saldo geen toename van bedrijvigheid plaatsvinden en zal de de aard ook niet verzwaren. Wanneer zich hier bedrijven vestigen zullen zij zich via vergunningen aan de wet- en regelgeving moeten houden.

De verkeersaantrekkende werking van het plan is daarnaast ook nihil. Daar waar in vroegere tijden de WEZO en kwekerij met zwaar materieel af en aan reed, komen nu kleine bedrijven in het gebied. Om toch zeker te zijn van eventuele effecten op eventueel meer verkeersbewegingen is de NIBM tool van het ministerie van I&M doorlopen. Uit de parkeernormen blijkt dat er straks 120 parkeerplaatsen op het terrein moeten worden aangeboden waarvan er circa 45 nieuw zijn. Uitgaande van een aanvullende circa 100 extra verkeersbewegingen per dag waarvan 5% vrachtverkeer blijkt dat er geen overschrijding van de wettelijk normen ontstaat. Zie onderstaande tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP17021-0004_0021.png"

Volgens artikel 5.16, lid 1 aanhef en onder c Wm levert de realisatie van het voorliggende plan geen belemmeringen op met betrekking tot de luchtkwaliteit. Het plan is realiseerbaar zonder maatregelen aangaande luchtkwaliteit te treffen.

3.8.4 Bodemkwaliteit

Dat onderzoek is wel verricht. Hunneman Advies voerde het in 2016 uit (Verkennend bodem-, asbest- en waterbodemonderzoek op de locatie aan de Herfterlaan 2 te Zwolle, (Hunneman Milieu-Advies, 4 maart 2016, kenmerk 160036/lvh/sh). Hierbij is in de grond van het gemeentelijk gronddepot onder de aanwezige puinfundatie plaatselijk matig verhoogde gehalten aan kobalt aangetoond. Betreffende matig verhoogde gehalten worden zeer waarschijnlijk veroorzaakt door de aanwezige bovenliggende fundatielaag bestaande uit puin. Op het overige terrein zijn met uitzondering van enkele deellocaties maximaal licht verhoogde waarden aan componenten ten opzichte van de achtergrondwaarde aangetoond in de bodem (grond en grondwater). Bij het asbestonderzoek is enkel op het erfperceel een gehalte aan asbest aangetoond (5 mg/kg d.s. gewogen). Betreffend gemeten gehalte blijft ruim onder de interventiewaarde norm waarbij sprake is van een verontreiniging met asbest (100 mg/kg d.s. gewogen). Op de overige deellocaties is er geen asbest aangetoond. Het op het erfperceel plaatselijk gemeten gehalte aan asbest (5 mg/kg d.s. gewogen) veroorzaakt geen humane, ecologische en/of verspreidingsrisico's.

Uit het onderzoek blijkt dat er voor het gebied geen belemmeringen zijn vanuit het aspect bodem voor het toekomstige gebruik.

3.8.5 Externe veiligheid

Voor het plangebied is een risico-inventarisatie uitgevoerd, welke als bijlage bij de toelichting is bijgevoegd. Via de Risicokaart van Nederland zijn de ondergenoemde aspecten in beeld gebracht. Hierbij is binnen 1000 meter afstand van het plangebied gekeken naar de volgende aspecten, die van invloed kunnen zijn op het plangebied:

• transport van gevaarlijke stoffen over een weg, waterweg of spoorweg;

• luchthavens;

• inrichtingen (bijvoorbeeld (agrarische) bedrijven), BEVI-plichtige bedrijven);

• buisleidingen.

Transport gevaarlijke stoffen

Volgens de risicokaart liggen er rond het plangebied geen waterwegen of Basisnetwegen waarover significante hoeveelheden gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.

Vlak naast het plangebied ligt een spoorweg waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het invloedsgebied van het spoor is 4 kilometer. Het plangebied ligt hier binnen.

Het gebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een weg.

Spoor

Het spoor heeft een PR10-6-contour op 7 meter vanaf het midden van de doorgaande sporen afstand. Het plangebied ligt daarbuiten.

Ook geldt er een plasbrandaandachstgebied. Het plasbrandaandachtsgebied ligt voor een klein deel over het plangebied. In dit deel wordt echter niet gebouwd.

Het uitgangspunt van het plan is dat er ten opzichte van de huidige situatie niet of nauwelijks toename van aantal personen is. Er is een aantal functiewijzigingen/toevoegingen, daar staat tegenover dat een deel van optionele bestaande bebouwing inkrimpt. Het groepsrisico zal naar alle waarschijnlijkheid niet met 10% of meer toenemen en een berekening van het groepsrisico is wordt niet nodig geacht. Wel moet een beperkte verantwoording van het groepsrisico worden uitgevoerd. Hierbij moet worden ingegaan op de mogelijkheden van zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.

Inrichtingen

Binnen 1000 meter van het plangebied liggen volgens de Risicokaart twee inrichtingen met gevaarlijke stoffen. Het meest zuidelijke punt is een ammoniakkoelinstallatie waarvoor volgens de risicokaart geen afstand geldt. De installatie valt niet onder het Bevi, omdat de hoeveelheid ammoniak kleiner is dan de grenswaarde van 1500 kg. Het meer noordelijke punt is een gasontvangststation waarvoor een afstand van 15 meter geldt. Het gasontvangststation ligt op bijna een kilometer afstand van het plangebied en valt niet binnen deze 15 meter.

Ook liggen er geen luchthavens rond het plangebied.

Buisleidingen

Volgens de risicokaart ligt er over de noordwestpunt van het plangebied een buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Dit is een hogedrukaardgasleiding met een druk van 40 bar en een diameter van 8 inch. In het Handboek buisleidingen in bestemmingsplannen uit 2016 van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu staan afstanden voor het invloed gebied vanaf de leiding. De 1% letaliteitsafstand is afhankelijk van de diameter en de druk van de leiding. Het invloed gebied van deze leiding is 95 meter. De 100%-letaliteitsafstand is 50 meter. Hierin is te zien dat er binnen het 100%-letaliteitsgebied gebouwd wordt, zie onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP17021-0004_0022.png"

Invloedsgebieden buisleiding (Sweco)

Uit overleg met de Veiligheidsregio en Gasunie komt naar voren dat bouwen in het gebied geen problemen vormt zolang er aandacht is voor zelfredzaamheid, informatievoorziening en vluchtroutes. Een berekening van het groepsrisico is volgens de Veiligheidsregio niet nodig.

Zelfredzaamheid

Bedrijfswoning

De enkele bedrijfswoning midden op een agrarisch perceel te staan, ver van de invloedsfeer van het spoor (afstand circa 260 meter). Dit is de enige locatie waar overnacht wordt. De bewoner(s) van de woning ondersteunen de verschillende bedrijven en houden toezicht op het gebied. Zij zijn volledig zelfredzaam en er zijn voldoende vluchtwegen om per auto of te voet het gebied te verlaten.

Bedrijven en instanties

Er zijn al een aantal maatschappelijke bedrijven en instanties op de locatie van Herfte gevestigd zoals:

  • een meubelmaker en houtkunstenaar;
  • een sociaal leerbedrijf autoreparatie;
  • een sociale onderneming in groenbeheer;
  • Diverse ondersteunende kantoren;

In deze kleinschalige bestaande bedrijven is iedereen zelfredzaam.

  • Een maatschappelijke organisatie gericht op dagbesteding voor kinderen met autisme. Hier zijn overdag kinderen aanwezig. Zij worden begeleid door professionele begeleiders. Het centrum is erg dicht bij de hoofdingang gelegen.

Binnenkort vestigen zich, tevens in de bestaande bebouwing:

  • een sociale onderneming gericht op houtbewerking en -design. Hun cliënten en klanten zijn volledig zelfredzaam;
  • een kleine smederij met een leerschool voor ontwikkeling. Hun cliënten en klanten zijn volledig zelfredzaam;
  • een kleine biologische kwekerij voor zorgbehoevenden die niet of nauwelijks toegang hebben tot de reguliere arbeidsmarkt.Een zorgorganisatie is ondersteunend aan deze biologische kwekerij. Zij kijkt goed waar welke cliënten goed tot hun recht kunnen komen. De dagbesteding gaat uit van het verrichten van werk. Daarnaast zijn ook hier doorlopend professionele begeleiders aanwezig. In geval van een calamiteit zal de groep onder begeleiding in veiligheid gebracht worden.


Uitbreiding in drie hallen

Als laatste is er in het bestemmingsplan een plek opgenomen waar in de toekomst drie bedrijfshallen plaats kunnen krijgen. Hiervoor is nog geen invulling. Deze hallen staan ver af van de invloedsfeer van het spoor (circa 300 meter), er zijn verschillende vluchtwegen en er zal niet worden overnacht. Bij de realisatie en exploitatie van deze hallen worden conform de eisen en wensen van de Veiligheidsregio rekening gehouden met realisatie van een afsluitbare mechanische afzuiging.

Zonneveld

Het zonneveld is grootschalig maar slechts ten dele openbaar toegankelijk. Het zonneveld heeft eerder als bestemmingsplan de planologische procedure doorlopen. Ook toen heeft de Veiligheidsregio gereageerd. Er is toen met de Veiligheidsregio IJsselland afgesproken dat er voor de op- en aanmerkingen geen vervolgstappen hoeven worden doorlopen. Dit vanwege het feit dat er slechts af en toe enkele personen op de locatie aanwezig zullen zijn en incidenteel misschien een schoolklas. Wel zal de beheerder op de hoogte worden gesteld van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het naastgelegen spoor en wat te doen bij een eventuele calamiteit.

Aan te leggen ontsluitingsweg over buisleiding

Het terrein wordt aan verschillende kanten ontsloten. Ten eerste is er de bestaande ingang aan de Herfterlaan. Dit is een brede opgang die zich vertakt naar verschillende wegen en lanen in het gebied. Daarnaast wordt er een extra ontsluiting aangelegd op de Herfterlaan. Vanaf de buisleiding komen dus twee ontsluitingsroutes op de doorgaande weg uit, vanaf waar gemakkelijk de doorgaande Ceintuurbaan, maar ook de panden en kantoren op Oosterenk bereikt kunnen worden. Via het perceel van de bedrijfswoning kan ook weggevlucht worden van de buisleiding. Er lopen verschillende recreatieve paden aan de zuidzijde van het gebied. Deze lopen richting het spoor en dus van de leiding af.

De Gasunie voorziet geen problemen met de ontwikkeling maar verzoekt wel voortijdig contact wanneer er gewerkt wordt nabij de gasleiding.

Afsluitbare mechanische ventilatie

De veiligheidsregio IJsselland verzoekt om bestaande en nieuwe panden te (laten) voorzien van afsluitbare mechanische ventilatie. Bij de nieuwbouw zal hier rekening mee gehouden worden. In de bestaande panden zal bekeken worden welke opties er zijn.

Informatievoorziening

De beheerder van het zonnepark en de verschillende bedrijven en instanties die op het terrein aanwezig zijn of straks een plek krijgen zullen op de hoogte worden gebracht van het bestemmingsplan en de uitkomsten van het onderzoek naar externe veiligheid en daarmee de risico's die zij lopen en hoe ze, bij een eventueel incident, moeten en kunnen handelen.

Toetsing gemeentelijk beleid externe veiligheid

Voor "gemengd landelijk" geldt, volgens het gemeentelijk beleid: Vanwege de overwegend lage personendichtheid is de risicoruimte over het algemeen groot. Omdat dit gebiedstype een grote diversiteit in functie kent wordt de werkelijke risicoruimte bepaald door locatiespecifieke omstandigheden.

Onderstaande tabel vat de doelstellingen rond externe veiligheid in Gemengd Landelijk gebied samen, gericht op de locatie specifieke kenmerken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP17021-0004_0023.png"

Hoogte groepsrisico

Voor dit gebiedstype geldt dat een overschrijding van de oriëntatiewaarde niet is toegestaan tenzij dit vanuit locatiespecifieke kenmerken en maatregelen te verantwoorden is. Een beperkte toename van het groepsrisico is mogelijk afhankelijk van het huidige niveau en de locatiespecifieke kenmerken en maatregelen.

Gebiedseigen risicobronnen

Binnen dit gebiedstype geldt dat er geen plek is voor risicovolle activiteiten. Een uitzondering wordt gemaakt voor kleine risicovolle activiteiten waarvan de PR 10-6 contour binnen de inrichtingsgrens blijft en die geen invloed op het groepsrisico hebben. Deze zullen niet op de locatie worden gefaciliteerd.

3.8.6 Kabels, leidingen en straalpaden

Leidingen

In het plangebied is een leiding van Gasunie gelegen van 40 bar. Over deze leiding wordt de ontsluitingsweg aangelegd. Gasunie heeft aangegeven als voor start aanleg overleg gevoerd wordt met Gasunie en de leiding door de aanleg niet verstoord wordt, de weg aangelegd kan worden.

Ook de hoogspanningskabels aan de zuidzijde van het gebied hebben zones. Er zijn bomen geprojecteerd binnen de belemmerde strook. Op dit moment is er sprake van een bestaande boomkwekerij met meer dan 3000 bomen onder de hoogspanningsleidingen. En de bomen die er blijven staan zijn bomen die onder de 4 meter zullen blijven omdat er rekening gehouden is met het feit dat 12 meter vrij moet blijven tussen het hoogste grondobject en de onderste hoogspanningsleiding.

In het bestemmingsplan moet voor wat betreft bovengrondse hoogspanningslijnen bij nieuwe situaties, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, vermeden worden dat gevoelige bestemmingen binnen de magneetveldzone van 0,4 microTesla komen te liggen. Bestemmingen waar kinderen (tot 15 jaar) langdurig kunnen verblijven worden aangemerkt als gevoelig. Het gaat hierbij specifiek om woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen. "Zoveel als redelijkerwijs mogelijk" houdt in dat er een zorgvuldige afweging dient plaats te vinden tussen voor- en nadelen van het besluit en dat de specifieke lokale omstandigheden ertoe kunnen leiden dat er besloten wordt om dergelijke functies toch binnen de zone toe te staan. Gemeenten, provincies en het rijk moeten hierbij hun eigen verantwoordelijkheid nemen bij het maken van keuzen.

Op de website van het RIVM is een atlas opgenomen waarin indicatieve zones voor magneetvelden van alle bovengrondse hoogspanningslijnen zijn opgenomen. De indicatieve zones zijn de meest ruime afstanden waar rekening mee moet worden gehouden. In het geval van Herfte is dat een zone van 50m. Binnen deze zone worden geen nieuwe ontwikkelingen gepland.

3.8.7 Klimaatbestendigheid

Het plan wordt klimaatbestendig ingericht en opgepakt. Zo wordt rekening gehouden met hogere waterstanden in het gebied, Daarom wordt bijvoorbeeld de bedrijfswoning al op een terp gebouwd. Het plan wordt daarnaast groener dan dat het nu is. De uitgestrekte kweekvelden en asfaltverharding van de opslag van de WEZO worden met lanen, boskamers en een parkachtige structuur groener gemaakt door mede gebruik te maken van de bestaande bomen uit de kwekerij. Dit voorkomt hittestress in het gebied. Ook aan meer regenwater is gedacht. Water kan in de parkachtige structuur vrij aflopen en intrekken, zelfs beter dan nu omdat er veel aangesloten verharding verwijderd zal worden. Voor extreme neerslag is een extra vijver bedacht. Niet alleen brengt deze de historische structuur van het gebied terug, maar deze kan ook zorgen voor berging tijdens extreme regenval.

Daarnaast wordt in duurzaamheid geïnvesteerd door de aanleg van acht hectare zonneveld.

Daar waar mogelijk wordt nieuwbouw klimaatbestendig ontworpen en gebouwd.

3.8.8 Vormvrije m.e.r.

In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling.

Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Realisatie van projecten met zonne-energie worden niet in het Besluit milieueffectrapportage genoemd. Wel leidt het project tot de herinrichting van een stuk landelijk gebied. Het zonnepark blijft echter ruimschoots onder de drempelwaarde voor landinrichtingsprojecten uit het Besluit m.e.r. (125 ha). Ook het aantal te houden dieren (schapen) blijft ver onder de drempelwaarden van 2000 stuks.

Gelet op de omvang van het totale project (circa 15 hectare), de kenmerken van het project (zonnepark, sociaal-maatschappelijke bedrijvigheid en landschapsinrichting) en de aard van de effecten (zeer beperkt), wordt geconcludeerd dat het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling of het doorlopen van een m.e.r.-procedure niet aan de orde is.

De uitgewerkte vormvrije m.e.r. is opgenomen als bijlage van deze toelichting.

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten

4.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Standaard bestemmingsplan Zwolle zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Standaard bestemmingsplan Zwolle.

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

Gevolgd door de volgende bijlagen:

  • Bijlage 1 Landschappelijk inrichtingsplan
  • Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen;

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:

Artikel 1 Begrippen;

Artikel 2 Wijze van meten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:

Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.

Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.

Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.

De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:

  • 1. Bestemmingsomschrijving;
  • 2. Bouwregels;
  • 3. Nadere eisen;
  • 4. Afwijken van de bouwregels;
  • 5. Specifieke gebruiksregels;
  • 6. Afwijken van de gebruiksregels;
  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • 8. Wijzigingsbevoegdheid.

Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.

  • 1. Bestemmingsomschrijving:

In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.

  • 2. Bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.

Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.

De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.

De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximum goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximum bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.

  • 3. Nadere eisen:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.

De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 91 Algemene procedureregels.

  • 4. Afwijken van de bouwregels:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.

De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

  • 5. Specifieke gebruiksregels:

In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.

  • 6. Afwijken van de gebruiksregels:

Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro

De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.

  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingsregel opgenomen.

  • 8. Wijzigingsbevoegdheid:

Het gaat hier om een specifieke op een bepaalde bestemming gerichte wijzigingsbevoegdheid als bedoel in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen.

Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Uov) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Toelichting op dubbelbestemmingen

Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied. Het betreft in dit plan:

Artikel 6 Leiding – Gas

Artikel 7 Hoogspanningsverbinding

Artikel 8 Landschap reliëf

Artikel 9 Waterstaat – Waterkering

Deze bestemmingen liggen als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De

bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.

De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels luchtvaartverkeerzone

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

Artikel 14 Overige regels

Artikel 15 Algemene procedureregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

Artikel 17 Slotregel

In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.

BIJLAGEN BIJ DE REGELS:

  • Bijlage 1 Landschappelijk inrichtingsplan
  • Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen;

4.2 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met

uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.

Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.

Bestemmingsregels

4.3 Bestemmingsregels

Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:

Artikel 3 Agrarisch

De voor agrarisch bestemde gronden zijn bestemd voor agrarisch gebruik. Op deze gronden zijn het houden en laten grazen van dieren, voortbrengen van beplantingsgewassen en het telen van gewassen als gebruik toegestaan. Tevens maakt de bestemming een nieuwe bedrijfswoning en een onderkomen (schaapskooi) op het terrein mogelijk. Ondergeschikt is een recreatieve functie toegestaan, wat de mogelijkheid biedt voor het op recreatieve wijze inrichten van het gebied.

Artikel 4 Maatschappelijk

Dit betreft een zowel een conserverende als ontwikkelingsgerichte bestemming. De bestemming staat gebouwen voor sociaal-maatschappelijke bedrijvigheid en voor dagbesteding toe, waarbij de reeds bestaande bouwvlakken al dan niet gewijzigd conserverend worden vastgelegd. De maximale bouwhoogte bedraagt 10 meter waarbij maximaal 70% van het totale bouwvlak bebouwd mag worden. Daarnaast worden binnen de bestemming drie nieuwe bouwvlakken mogelijk gemaakt voor de realisatie van nieuwe bedrijfsgebouwen. Hier geldt een maximale bouwhoogte van 8 meter en bebouwingspercentage van 100%. Tevens is er zonering opgenomen om een goed woon- en leefklimaat van omwonenden te garanderen.

Artikel 5 Verkeer – Erftoegangsweg

Deze bestemming is opgenomen voor het verkeers- en verblijfsgebied met een erftoegangsfunctie. Het heeft een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied. Behalve de rijbanen zelf worden ook de bijbehorende bermen, voetpaden, fietspaden en parkeerplaatsen in de bestemming opgenomen. Ook groenvoorzieningen zijn als onderdeel van de verblijfsfunctie mogelijk in deze bestemming.

Artikel 6 Leiding – Gas

De dubbelbestemming 'Leiding - Gas' dient ter bescherming van de ter plaatse aanwezige hogedruk gasleiding in beheer van de Gasunie. Binnen deze bestemming mogen gronden niet in gebruik zijn op een manier die in strijd is met het beheer van de leidingen. Ter plaatse mogen geen bouwwerken worden opgericht en mag geen bewerking van de bodem plaatsvinden tenzij die uitgezonderd is van de aanlegvergunningplicht.

Artikel 7 Leiding – Hoogspanningsverbinding

De mede tot 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' bestemde gronden zijn bedoeld voor de instandhouding en het beheer van de aanwezige bovengrondse hoogspanningsleiding in het plangebied. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 65 meter

Artikel 8 Waarde – Landschap reliëf

De voor 'Waarde - Landschap reliëf' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en het herstel van het reliëf van het landschap dat ter plaatse aanwezig is; Deze bestemming is opgenomen om het behoud en herstel van het reliëf in het landschap te beschermen.

Artikel 9 Waterstaat – Waterkering 

Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming 'Artikel 9 Waterstaat - Waterkering' samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen en vooraf advies is ingewonnen van de waterstaatsbeheerder. Naast deze dubbelbestemming blijft de keur van het waterschap Groot Salland onverkort van kracht. Op grond van de keur is voor een aantal werken en werkzaamheden een watervergunning van het waterschap nodig. Ter voorkoming van dubbele regelgeving en bevoegdheidsconflicten en ter voorkoming van een onnodig star en bij een wijziging van de keur snel verouderend bestemmingsplan zijn de voorschriften van de keur niet in het bestemmingsplan opgenomen. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van een andere (dubbel)bestemming dienen niet alleen de belangen van deze bestemmingen te worden afgewogen, maar ook de waterstaatsbelangen. Voor werken en werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivier- en kanaalverlichting, bebakeningvoorwerpen en waterstandsignalerende apparatuur is geen omgevingsvergunning nodig.

4.4 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van de “Regeling Parkeernormen 2016”.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels luchtvaartverkeerszone

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor militaire zaken in de vorm van een militaire laagvliegroute, waar in afwijking van de algemene minimum vlieghoogte van 300 meter door militaire vliegtuigen mag worden gevlogen op een hoogte van minimaal 75 meter boven obstakels met een navigatietolerantie van 1853 meter aan weerszijden van de as van de route. De bouwhoogte van bouwwerken binnen deze aanduidingszone mag niet meer bedragen dan 40 meter.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn. Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

Deze regel maakt het mogelijk de bestemming 'Verkeer - Erftoegangsweg', onder in deze regel omschreven voorwaarden zodanig te wijzigen dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden aangegeven.

Artikel 14 Overige regels

Dit artikel voorziet in de regeling dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid waarbij moet worden voldaan aan de parkeeropgave zoals neergelegd in de 'Regeling Parkeernormen 2016'.

Artikel 15 Algemene procedureregels

Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.

4.5 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is

voorgeschreven. Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.

Artikel 17 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.

4.6 Bijlagen

Bijlage 1 Landschappelijk inrichtingsplan

Het landschappelijk inrichtingsplan hoort bij de bestemming 'Agrarisch' en geeft de uitgangspunten weer waaraan de landschappelijke inpassing van het plan dient te voldoen.

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen;

De staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen is een algemene staat die toegepast wordt bij bestemmingsplannen van de gemeente Zwolle. De staat is gebaseerd op het VNG-rapport 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. De staat behoort bij de bestemming Maatschappelijk.

De staat maakt als Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen onderdeel uit van de regels en daardoor heeft zij rechtstreekse werking. Een niet in de staat genoemd bedrijf kan dus niet worden gevestigd, evenmin als een wel genoemd bedrijf, dat als niet toelaatbaar staat aangegeven. Een zodanig bedrijf kan in een concreet geval qua aard en invloed op de omgeving toch wel aanvaardbaar zijn. Daarom is voorzien in een afwijking voor gelijkwaardige bedrijven. De formulering is afgestemd op de eisen die de jurisprudentie daaraan stelt.

In Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen is voorafgaand aan de staat een algemene verklaring van de opzet van de staat en de betekenis van de gebruikte afkortingen opgenomen.

4.7 Handboek

Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Indien sprake is van een of meerdere aangewezen bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, in combinatie met een planologische maatregel is afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (Grondexploitatiewet) van toepassing. Dit houdt in dat de gemeenteraad een exploitatieplan dient vast te stellen tenzij middels gemeentelijke gronduitgifte dan wel, of in combinatie met, een anterieure overeenkomst de kosten in de grondexploitatie anderszins verzekerd zijn en, indien noodzakelijk, er afspraken zijn gemaakt over een tijdvak, fasering en locatie-eisen.

De kosten in verband met het uitvoeren van het bestemmingsplan komen met uitzondering van de kosten voor het aanleggen van het fietspad dat in het plan is voorzien, voor rekening van de initiatiefnemer. De initiatiefnemer heeft voldoende aannemelijk gemaakt het risico ten aanzien van de exploitatie van de in het bestemmingsplan voorziene ontwikkeling te kunnen dragen. De kosten voor het realiseren van het fietspad dat in het plan is voorzien komen voor rekening van de gemeente.

De gemeentelijke kosten in verband met de procedure die moet leiden tot het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan worden middels een anterieure overeenkomst tussen de gemeente en initiatiefnemer voor rekening van de initiatiefnemer gebracht . In deze anterieure overeenkomst zal ook een planschadeverhaalsbepaling worden opgenomen. Hiermee wordt gewaarborgd dat eventueel te vergoeden planschade voor rekening van de initiatiefnemer komt. Ook overige kosten die de gemeente maakt in verband met onderhavige bestemmingsplan worden middels de anterieure overeenkomst voor rekening van de initiatiefnemer gebracht. Het vaststellen van een exploitatieplan is derhalve niet noodzakelijk.

De gronden in het plangebied zijn grotendeels in eigendom bij de initiatiefnemer. De gronden zijn voor een klein deel in eigendom bij een derde. Voor zover de gronden in het plangebied in eigendom van deze derde zijn, is er bij deze derde de bereidheid de betreffende gronden in een grondruil te betrekken danwel te verkopen en de betreffende gronden vervolgens in eigendom over te dragen aan de initiatiefnemer.

Conclusie

Het vaststellen van een exploitatieplan door de raad blijft achterwege, omdat met het aangaan van een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer de kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd zijn (art 6.12, tweede lid, sub a). Ook is de economische uitvoerbaarheid van het project voldoende aangetoond.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.2.1 Overleg met de buurt

Er is intensief contact geweest met de buurt en omwonenden. Al sinds het begin van de plannen, begin 2016, zijn er diverse inloop- en informatiemomenten geweest. In de verschillende overleggen traden de initiatiefnemers in gesprek met de buurt en omgeving en werden de plannen gepresenteerd. De overleggen en informatiemomenten zijn allemaal goed verlopen waarbij er positief op de plannen is gereageerd. Van deze bijeenkomsten is een verslag opgesteld. Deze is als bijlage toegevoegd bij deze toelichting.

5.2.2 Uitkomsten overleg

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is bepaald welke procedure op de voorbereiding van een bestemmingsplan van toepassing is. Zoals bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit Ruimtelijke Ordening Eerst dient vooroverleg met de zogenaamde overlegpartners plaats te vinden, waarna de formele procedure kan starten. Een kennisgeving van de terinzagelegging is via elektronische weg gezonden aan 7 overlegpartners. Van alle partijen is een reactie ontvangen (Ministerie van Defensie, Provincie Overijssel, Veiligheidsregio IJsselland, Waterschap Drents Overijsselse Delta, Prorail, Tennet en Gasunie).

Als bijlage bij dit bestemmingsplan is als bijlage een vooroverlegnota bijgevoegd die betrekking heeft op de vooroverlegrecaties op het voorontwerp van dit bestemmingsplan.