Plan: | Buitengebied, Hasselterdijk 43a |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0193.BP17006-0004 |
Boerderij Stadsgezicht is gelegen aan de Hasselterdijk 43a te Zwolle. Naast het wonen voor het boerengezin op het perceel wil de eigenaar een stadsboerderij realiseren. De eigenaar wil op een innovatieve, recreatieve manier de verbinding leggen tussen stad, platteland en natuur. De boerderij gaat fungeren als een veelzijdige plek om de natuur en lokaal voedsel dicht bij de stad en haar inwoners te brengen.
De stadsboerderij voorziet in de volgende activiteiten:
Waaronder: biologisch natuurbeheer (ossen/melkvee), biologisch tuinbouwbedrijf, proeftuin Zwolse stadslandbouw, boerderijwinkel, ambachtelijke verwerking ambachtelijke biologische producten, proeflokaal, eet- en drinkgelegenheid, beheer en onderhoud natuur.
Waaronder: hulpboeren op de stadsboerderij, natuurbeleving/groene (kinder)opvang, reïntegratie op de boerderij.
Waaronder: recreatieve activiteiten, ontspanning, innovatie, educatie, leerplek.
Het plangebied bestaat omvat globaal de gronden bij het perceel Hasselterdijk 43a te Zwolle.
De gronden zijn kadastraal bekend sectie S, nummers 1608, 7698, 7700, 7716.
afbeelding: indicatie plangebied
Bestemmingsplan Nationaal Landschap IJsseldelta
NL.IMRO.0193.BP11010-0005, vastgesteld bij raadsbesluit van 24 juni 2013, nummer OW1305-0246.
Hierin opgenomen met de bestemmingen 'Wonen' met bouwvlak met max. goothoogte 3 meter, max. bouwhoogte 8 meter, 'Tuin', 'Natuur' en de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' (groen lijn) en de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' (golvende arcering).
Het voorgenomen gebruik is strijdig met het toegestane gebruik in de bestemmingen 'Wonen', 'Tuin' en 'Natuur'. Daarnaast is ook de gewenste bebouwing strijdig met de mogelijkheden voor bebouwing in deze bestemmingen.
De bestemming 'Wonen' bevat een wijzigingsbevoegdheid. Deze regelt dat een locatie met een voormalig agrarisch bouwvlak gewijzigd kan worden in de bestemming Agrarisch. Deze wijzigingsbevoegdheid biedt echter geen uitkomst voor de nevenfuncties waar de ontwikkeling aan de Hasselterdijk 43a op ziet.
afbeelding: fragment verbeelding bestemmingsplan Nationaal Landschap IJsseldelta
Bestemmingsplan Zwolle, parapluplan parkeren
NL.IMRO.0193.BP16012-0003, vastgesteld bij raadsbesluit van 3 juli 2017, nummer 36744.
Dit bestemmingsplan legt planologisch vast dat moet worden voorzien in 'voldoende parkeergelegenheid'. Hierbij wordt verwezen naar het actuele gemeentelijke parkeerbeleid.
Op 1p 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland.
De NOVI richt zich op vier prioriteiten. Deze onderwerpen hebben onderling veel met elkaar te maken en ze hebben gevolgen voor hoe we onze fysieke leefomgeving inrichten:
Conclusie
De Nationale Omgevingsvisie laat zich niet specifiek uit over een dergelijke lokale ontwikkeling. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen als opgenomen in de Nationale Omgevingsvisie.
Artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), zoals die geldt vanaf 1 juli 2017, bevat de verplichting om in de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving te geven van de behoefte aan die ontwikkeling. Daarnaast, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient een motivering te worden gegeven waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
In artikel 1.1.1 van het Bro is omschreven wat verstaan moet worden onder een stedelijke ontwikkeling. Namelijk een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Volgens de Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) vallen onder het begrip 'andere stedelijke voorzieningen' onder meer accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure. Bovendien zijn er inmiddels meerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State, waarin het begrip stedelijke ontwikkeling verder is verduidelijkt.
Het bestemmingsplan voorziet niet in een nieuwe stedelijk ontwikkeling voor woningbouw. De bestaande planologische mogelijkheid voor één woning wordt in dit nieuwe bestemmingsplan wederom opgenomen.
De overige activiteiten van de stadsboerderij worden niet aangemerkt als stedelijke ontwikkeling. Met de gemengde bestemming, gericht op agrarische activiteiten, activiteiten in het verlengde van de agrarische activiteiten en daaraan ondergeschikt gebruik wordt niet de ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of een andere stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro mogelijk gemaakt.
Omgevingsvisie en Omgevingsverordening provincie Overijssel
De Omgevingsvisie Overijssel van 1 mei 2017 geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer. Hierin worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving. De Omgevingsvisie is onder andere een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening. De Omgevingsvisie is op 12 april 2017 vastgesteld en op 1 mei 2017 in werking getreden.
Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.
De ambities in het kader van duurzaamheid zijn: klimaatbestendigheid, het realiseren van een duurzame energiehuishouding, het sluiten van kringlopen (circulaire economie) en het beter benutten van ruimte, bestaande bebouwing en infrastructuur.
Ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit wordt ingezet op het vergroten van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is daarbij van belang, waarbij een vitaal en samenhangend stelsel van gebieden met een hoge natuur- en waterkwaliteit wordt ontwikkeld. Ook de ontwikkeling van een continu en beleefbaar watersysteem, het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen en het contrast tussen dynamische en luwe gebieden versterken, zijn ambities op het gebied van ruimtelijke kwaliteit. Het zorgvuldig inpassen van nieuwe initiatieven heeft als doel om de samenhang in en de identiteit van een gebied te versterken en nieuwe kwaliteiten te laten ontstaan. Een zichtbaar en beleefbaar landschap en het behouden en waar mogelijk verbreden van het bestaande aanbod aan woon-, werk- en mixmilieu's betreffen ruimtelijke kwaliteitsambities.
De ambitie van de provincie Overijssel is dat elk project bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving en dat nieuwe initiatieven worden verbonden met bestaande kwaliteiten. De Catalogus Gebiedskenmerken, die per gebiedstype beschrijft welke kwaliteiten behouden, versterkt en ontwikkeld moeten worden, is daarbij een instrument om te sturen op ruimtelijke kwaliteit. Ten aanzien van sociale kwaliteit is het koesteren en het gebruik maken van 'noaberschap' de ambitie, evenals het stimuleren van culturele identiteit van de provincie Overijssel, zowel lokaal als regionaal. Duurzame ontwikkeling van cultureel erfgoed (bijv. herbestemmen/hergebruik monumenten en karakteristieke bebouwing) hoort hier bij. Het realiseren van sociale kwaliteit wordt gedaan door het actief betrekken van bewoners bij projecten en het bieden van ruimte aan initiatieven van onderop.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel 2017. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2017 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zgn. 'SER-ladder' gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.
Ontwikkelingsperspectieven
Uit de kaart Ontwikkelingsperspectieven blijkt dat het perceel worden aangemerkt als 'Stads- en dorpsrandgebieden' met daarbij 'Bijzondere gebiedscondities benutten: stads- en dorpsrandgebieden'.
Voor de stads- en dorpsrandgebieden wordt de gewenste richting als volgt omschreven:
Vervolgens is de locatie aangemerkt als 'Ontwikkelingsperspectief Agrarisch ondernemen in het grootschalig landschap'. Hierover wordt omschreven:
Van de ruimtelijke kwaliteitsambities staat in dit ontwikkelingsperspectief de ambitie Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen voorop. Daarnaast gelden de ruimtelijke kwaliteitsambities:
Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.
Het projectgebied is op de ontwikkelingsperspectievenkaart van de Omgevingsvisie aangeduid als 'Stads- en dorpsrandgebieden'. De stads- en dorpsrandgebieden vormen de overgang tussen de Stedelijke en de Groene Omgeving, en zijn daarmee zowel entree van de stad als verbinding naar het buitengebied. Het vormgeven als entree van zowel de Groene als de Stedelijke Omgeving is een belangrijk kwaliteitsdoel. Veel stads- en dorpsrandgebieden in Overijssel liggen tegen aantrekkelijke natuurcomplexen of landgoederen aan.
De gebiedkenmerken van het plangebied worden in de 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap' aangemerkt als 'laagveenontginningen'. De omgevingsvisie geeft als ambitie voor dit landschap:
De ambitie is de cultuurhistorische kwaliteiten van het laagveenlandschap zoveel als mogelijk in stand te houden en beleefbaar te maken. De grote open ruimtes, het patroon van sloten met beplantingen, de vochtige bloemrijke weides geven dit landschap grote belevingswaarde en zijn essentieel voor de leefomgeving van weidevogels. De grondgebonden landbouw is de drager van deze kwaliteiten, echter een nieuw perspectief op een gebiedsgerichte bedrijfsvoering - eventueel in combinatie met andere functies - is voor de toekomst van deze gebieden zeer wenselijk.
De natuurlijke laag wordt aangemerkt wordt als 'dekzandvlakte en ruggen'.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten planologische wijziging overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
Het structuurplan dat op 16 juni 2008 door de raad is vastgesteld geeft de gemeentelijke visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020 weer. Het Structuurplan verwoordt niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie wordt uiteengerafeld in programma's voor de verschillende beleidsterreinen. De globale visies op de toekomstige sociale, economische en ruimtelijke structuur zijn uitgewerkt tot de kern van het structuurplan: de plankaart met een beschrijving in hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkelingen voor de komende vijftien jaar. De plankaart geeft zo een integraal beeld van de beoogde functies van stad en ommeland tot 2020.
Op de kaart van het structuurplan is de ontwikkeling aangemerkt als Natuurlandschap. In dit gebied is bescherming van natuurwaarden van belang, waarbij het agrarische en recreatieve medegebruik mogelijk blijft.
Conclusie
De ontwikkeling is in overeenstemming met het Structuurplan.
Inleiding
Ter voorbereiding op de komst van de Omgevingswet heeft de gemeente de omgevingsvisie “Ons Zwolle van morgen 2030” opgesteld.
De omgevingsvisie, die op 13 september 2021 door de raad is vastgesteld, beschrijft de koers voor de fysieke leefomgeving van de gemeente Zwolle vooral op de periode tot 2030. De visie helpt om de volgende stappen te zetten in de ontwikkeling van de gemeente waarin leefbaarheid, gezondheid, wonen, mobiliteit, klimaat, duurzaamheid en economie hoog in het vaandel staan.
Steeds meer Zwolle: ambities en kernopgaven
Aan de hand van de Zwolse Kernopgaven wordt de omgevingsvisie opgebouwd. “De drager” van de gemeente is het menselijk kapitaal. Centraal staat de ambitie: Zwolle versterkt en benut het menselijk kapitaal van Zwolle. De kwaliteiten op het gebied van landschap, cultuurhistorie en biodiversiteit van de bestaande stad en haar natuurlijke omgeving is een ijzersterk “fundament”, om op verder te bouwen. Centraal staat de ambitie: Zwolle behoudt en versterkt haar ruimtelijke, cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten.
De drager en het fundament vormen de structurele verbindingen in het 'Huis van Zwolle' te midden van de volgende drie leidende ambities voor de verdere ontwikkeling:
Dit is terug te vertalen naar de volgende afbeelding:
Versterken stedelijkheid en economie:
Het toevoegen van 10.000 woningen in 10 jaar tijd (tot 2030) en dat grotendeels in de bestaande stad is de opgave waar Zwolle voor staat. Dit vraagt om een schaalsprong (compacter, intensiever) en systeemsprongen op het gebied van energie, mobiliteit en klimaat. We kiezen voor 40% suburbaan wonen, 30% groenstedelijk wonen en 30% centrumstedelijk wonen. De verdere verstedelijking vindt plaats aan de hand van ontwikkelgebieden:
Om de verstedelijking verder gestalte te geven kan hoogbouw een oplossing zijn. De maat en schaal van de hoogbouw is afgestemd op zijn omgeving.
Aan de verdere verstedelijking liggen voorwaarden ten grondslag die te herleiden zijn naar een aantal mobiliteitsprincipes en een focus op (centrum)stedelijk wonen.
De ambitie is om de (regionale) economie te versterken doorin te zetten op versterking van de stedelijke economie. Specifieke aandacht is hierbij voor het cluster rond health, maar daarnaast ook ict/e-commerce en de creatieve industrie als drager van een aantrekkelijke stad. We stimuleren innovatie en nieuwe bedrijvigheid en kijken daarbij ook naar de koppeling met maatschappelijke thema's.
Raamwerken:
Om het goed ondernemen en prettig wonen in Zwolle te borgen werken we aan het behouden, beschermen en ook ontwikkelen van de Zwolse omgevingskwaliteiten. Dit doen we door het vastleggen van de belangrijkste fysieke structuren van Zwolle. We noemen dat raamwerken, het geraamte van Zwolle. De ontwikkeling van Zwolle, met onder andere woningbouw, gaat hand in hand met het behouden en versterken van die raamwerken en dus de fysieke hoofdstructuur van Zwolle.
Het fysiek kapitaal van Zwolle bestaat uit cultuurhistorie, landschap en natuur. Eén van de geformuleerde topambities is het behouden en beschermen van cultuurhistorie, biodiversiteit en landschap als belangrijke fysieke waarden. De waarden van het fysiek kapitaal moeten op een zorgvuldige wijze worden meegewogen bij ingrepen in de fysieke leegomgeving. Daarom zijn er een aantal spelregels opgesteld.
Binnen de raamwerken zijn verder de volgende thema's aangewezen:
Gebiedsprofielen:
De gebiedsprofielen geven richting aan de toekomstige ontwikkeling van de verschillende gebieden in Zwolle. Het is een uitnodiging aan ondernemers, bewoners en andere partners om samen te werken aan een toekomstbestendig Zwolle. In de gebiedsprofielen worden de benoemde algemene opgaven, ambities en principes op stedelijk niveau vertaald naar een strategie voor concrete gebieden. Daarbij wordt nadrukkelijk rekening gehouden met de bestaande kwaliteiten en waarden van het gebied, de huidige fysieke inrichting en specifieke opgaven die spelen in een gebied. De profielen beschrijven een samenhangend toekomstbeeld voor de gebieden, met aandacht voor het gewenste woonmilieu, de sociale en economische dynamiek, de ruimtelijke kwaliteit, de mate van functiemenging, het mobiliteitsbeleid, gezondheid, de mogelijkheden van vergroening en de verduurzaming van gebouwen en de openbare ruimte.
De volgende gebiedsprofielen worden onderscheiden:
Realisatiestrategie:
In het realiseren van onze opgaven staan we niet alleen. Ons vertrekpunt is, we doen het samen, waarbij de rol van de gemeente telkens maatwerk is en zijn we iedere keer duidelijk over onze rol. Participatie is een belangrijk onderdeel van het proces om opgaven aan te pakken en bij initiatief. De omgevingsvisie is het integrale beleidskader voor de beoordeling van ruimtelijke initiatieven. De gebiedsopgaven en de opgaven in onze raamwerken zijn daarbij leidend. De initiatieven sluiten daarop aan en leveren een kwaliteitsbijdrage aan private én publieke ruimte.
afbeelding: fragment kaart Omgevingsvisie
Toetsing van het initiatief aan de Omgevingsvisie:
Op de visiekaart is het projectgebied opgenomen in het Buitengebied met het gebiedsprofiel 'Natuurlandschap'. Daarnaast is het overgrote deel van de locatie aangemerkt als onderdeel van de 'Strategische ontwikkelzone - Stadsrand'.
Gebiedsprofiel - Natuurlandschap
In dit deel van het buitengebied speelt de natuur een hoofdrol. Het beschermen van natuurwaarden en bevorderen van de biodiversiteit heeft hier de grootste prioriteit. Landschapsbehoud is naast natuurbehoud een belangrijke doelstelling. Het huidige agrarische en recreatieve medegebruik blijft hier mogelijk. Agrarische bedrijven en recreatieve functies kunnen zich ontwikkelen, mits dit passend binnen de natuurdoelen en de draagkracht van de kwetsbare natuur (zie hiervoor paragraaf 3.5 Natuur).
Strategische ontwikkelzone - Stadsrand
De Omgevingsvisie beschrijft het volgende over de Stadsrand:
"Van belang is dat de stad een open relatie heeft met het landschap. Zwolle heeft nog een echt ommeland; een enorme waarde voor de woonstad Zwolle. Het stadslandschap rondom Zwolle wordt ook steeds interessanter voor de inwoners. De ontwikkeling van de Zwolse Stadslanderijen is daar een goed voorbeeld van. Eigen voedselproductie, zorgvoorzieningen, natuurontwikkeling en recreatie versterken elkaar en ontsluiten zo het landschap. Een fijnmazig netwerk van fietspaden draagt daar aan bij."
Voor het gebied Stadsbroek, onderdeel van de Stadsrand, wordt een verkenning opgestart om te onderzoeken welke bijdrage het gebied kan leveren aan de ontwikkeling van Zwolle. Na voltooiing van de verkenning zou er aanleiding kunnen zijn om het beleid voor het gebied in de toekomst bij te stellen. Aangezien de (vergevorderde) planontwikkeling van de gronden aan de Hasselterdijk 43a in overeenstemming is met het recente beleid verwoord in de Omgevingsvisie is er geen reden de planvorming aan te houden vanwege deze verkenning.
De ontwikkeling van de stadsboerderij sluit goed aan bij de gewenste ontwikkeling in de Stadsrand die de Omgevingsvisie beschrijft. De bescherming en behoud van de natuurwaarden wordt door de zorgvuldige manier van natuurbeheer ondersteund (zie hiervoor ook paragraaf 3.5 Natuur).
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met de Omgevingsvisie. Op grond van de visie voor het 'Natuurlandschap' (paragraaf 6.11 Omgevingsvisie) en de 'Stadsrand' (paragraaf 4.5.5 Omgevingsvisie) kan het plan beleidsmatig doorgang vinden.
De Visie Buitengebied geeft een beeld van de gewenste ontwikkeling van het buitengebied met uitgangspunten voor de deelgebieden, die zijn onderscheiden.
Naast aandacht voor behoud en versterken van bestaande kwaliteiten, biedt de visie een kader voor nieuwe ontwikkelingen in het gebied. Particulieren en bedrijven die plannen in het buitengebied willen realiseren, kunnen deze visie benutten om een eerste beeld te krijgen van de haalbaarheid van hun wensen. De gemeente benut de visie en de daaruit volgende instrumenten om nieuwe ontwikkelingen te toetsen en te faciliteren.
Uit de thematische doelstellingen en keuzen komen de volgende thema-overstijgende en thema-verbindende doelstellingen en keuzen naar voren:
De drie verschillende deelgebieden die de Visie Buitengebied onderscheidt zijn 'Agrarisch landschap', 'Gemengd landschap' en 'Natuurlandschap'. De locatie Hasselterdijk 43a valt binnen het gebiedsprofiel 'Natuurlandschap'. Voor dit gebied worden de volgende gebiedskeuzes omschreven:
In het natuurlandschap staat de ontwikkeling van de natuur voorop. De gemeente wil maximaal recreatief medegebruik bevorderen, binnen de draagkracht van de kwetsbare natuur. Agrarische bedrijven kunnen zich ontwikkelen mits passend binnen de (toekomstige) natuurdoelen. Te denken valt aan biologische landbouw met aandacht voor agrarisch natuurbeheer.
De ontwikkeling van de stadsboerderij aan de Hasselterdijk 43a past binnen deze gebiedskeuzes die de Visie Buitengebied omschrijft voor het Natuurlandschap.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met de Visie Buitengebied.
Archeologisch beleid
Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.
Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit. Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).
Cultuurhistorisch beleid
In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief modernisering monumentenzorg (MoMo). Het behoud en de bescherming van monumenten is hiervan een belangrijk doel én er vindt een verbreding plaats naar de omgeving. Overal in steden, dorpen en landschappen zijn plaatsen van herinnering, plaatsen met een bijzondere cultuurhistorische betekenis. Goede ruimtelijke ordening betekent dat alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte in de besluitvorming worden betrokken. Daarom is de eerste pijler van MoMo gericht op cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Om meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening zullen gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.
Op grond van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Ook is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het archeologisch en cultuurhistorisch beleid.
Mobiliteitsvisie
Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijks – en provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie. De Mobiliteitsvisie is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 december 2019.
In de mobiliteitsvisie komt naar voren dat de verdere groei van de mobiliteit niet zondermeer opgevangen wordt door de mobiliteitsvraag te faciliteren met nieuwe infrastructuur. En dat de ambitie is voornamelijk te investeren in een bereikbaar en toegankelijk Zwolle, waarbij mobiliteit gaat bijdragen aan andere Zwolse doelstellingen. Van economische groei tot de woningbouwopgave; van klimaat neutrale gemeente tot gezonde en vitale wijken.
De ambitie is dat we ervoor zorgen dat Zwolle ook in de toekomst goed bereikbaar is door fietsen, lopen en reizen met het openbaar vervoer te stimuleren én door het autogebruik beter te spreiden. Alleen met al deze maatregelen kunnen we de knelpunten in het Zwolse verkeer voldoende wegnemen om de verwachte groei van verkeersdeelnemers op te vangen en Zwolle bereikbaar, veilig en leefbaar te houden.
Zwolle heeft een gunstige positie qua ontwikkeling. In de na te streven doelen op het gebied van duurzaamheid, milieu, bereikbaarheid, economische groei, leefbaarheid en dergelijke is het daarom noodzakelijk om prioriteiten te stellen. Zwolle wil de kwaliteiten als bereikbare en gezonde stad vasthouden door, naast de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur, de samenleving te mobiliseren om de groeiende vraag naar mobiliteit om te buigen in een duurzame richting.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het verkeersbeleid.
Groenbeleidsplan en Structuurplan 2020
Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Buurtgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het Structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus.
Bomenverordening en Groene Kaart
Voor de bomen geldt de in 2013 vastgestelde Bomenverordening.
Voor het vellen van een boom binnen de op de Groene Kaart weergegeven groenstructuren (Hoofdgroenstructuur, Wijkgroenstructuur, Groenvoorzienend boomgebied en Hoogstedelijk boomgebied), zoals die staan aangegeven op de Groene Kaart, is een (kap)omgevingsvergunning nodig voor bomen met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben.
Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan op de Groene Kaart aangegeven als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Dit verbod geldt voor alle bijzondere bomen, ongeacht de locatie op de Groene Kaart, de stamomvang van de boom en de perceelsgrootte van het perceel waarop de bijzondere boom staat. Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom. Wanneer er geen mogelijkheden zijn voor (voldoende) herplant, moet financiële compensatie plaatsvinden.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het groenbeleid.
Vanuit Europa is de bescherming van soorten en gebieden geregeld in de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Nederland heeft de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in nationale wetgeving verankerd: de Wet natuurbescherming.
Gebiedsbescherming: Natura 2000-gebieden
Elke lidstaat is verplicht om speciale beschermingszones (SBZ's) aan te wijzen. Dit zijn de Natura 2000-gebieden en deze vormen samen één Europees netwerk van natuurgebieden. Het is verboden zonder vergunning een project te realiseren dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied.
Soortenbescherming: Flora en fauna
De Wet natuurbescherming regelt eveneens de bescherming van dier- en plantensoorten. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van overtreding van verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming voor het onderdeel soortenbescherming. Als hiervan sprake is, moet een ontheffing worden gevraagd tenzij een provinciale vrijstelling geldt.
Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. De bescherming is zodoende planologisch geregeld. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.
Groenbeleidsplan (1998); Groene agenda actualisatie groenbeleid 2015-2025 en Structuurplan 2020
Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de stedelijke Hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, het zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad. De Groene Agenda schetst een aantal nieuwe ontwikkelingen in het groen, die niet voorzien waren in het Groenbeleidsplan. De agenda is globaal van aard en bepaalt de opstelling en rol van de gemeente Zwolle bij deze ontwikkelingen. Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. De Wijkgroenstructuur staat niet zelfstandig op de plankaart van het Structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus.
Bomenverordening en Groene Kaart (2013)
Voor de bomen geldt de vastgestelde Bomenverordening. Voor het vellen van een boom binnen de op de Groene Kaart weergegeven groenstructuren (Hoofdgroenstructuur, Wijkgroenstructuur, Groenvoorzienend boomgebied en Hoogstedelijk boomgebied), zoals die staan aangegeven op de Groene Kaart, is een (kap)omgevingsvergunning nodig voor bomen met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben.
Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan op de Groene Kaart aangegeven als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Dit verbod geldt voor alle bijzondere bomen, ongeacht de locatie op de Groene Kaart, de stamomvang van de boom en de perceelsgrootte van het perceel waarop de bijzondere boom staat. Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom. Wanneer er geen mogelijkheden zijn voor (voldoende) herplant, moet financiële compensatie plaatsvinden.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het groenbeleid. De voorgenomen ontwikkeling kenmerkt zich door de groene uitstraling. Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling worden geen waardevolle bomen worden geveld. Een nadere toelichting op de aanwezige natuurwaarden volgt in paragraaf 3.5.
Europees en nationaal beleid
Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn heel in het kort de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water.
Europese Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn Water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat “een goede ecologische toestand”. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen.
Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).
In de geldende Europese richtlijnen en de EU richtlijn Prioritaire Stoffen staat precies omschreven wat een goede chemische toestand voor oppervlaktewater is. De ecologische doelstellingen stellen de lidstaten onderling vast in zogeheten (internationale) stroomgebiedbeheerplannen. Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.
Van 2010 tot 2015 is de eerste tranche uitgevoerd. De tweede tranche maatregelen loopt van 2016 tot 2021.
Waterwet
De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de watersysteembenadering centraal. Er wordt uitgegaan van het geheel van relaties tussen waterkwaliteit, waterkwantiteit, oppervlaktewater, grondwater, watergebruikers en grondgebruikers. Hierbij wordt het kader geschept voor het Nederlandse waterbeheer in de komende decennia. Per 1 januari 2017 is de Waterwet gewijzigd. De beoordeling van de veiligheid van primaire waterkeringen wordt nu gebaseerd op de overstromingskans. In 2050 moeten de waterkeringen voldoen aan de normen die per 1 januari 2017 van kracht zijn.
Waterbeheer 21e eeuw
WB21 anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzame waterkwantiteit- en duurzaam waterkwaliteitsbeheer:
Bij 'vasthouden, bergen en afvoeren' wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het om een voorkeursvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon en vuil water zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.
Deltawet
Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoogwater en de zoetwatervoorziening op orde houden.
De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om de huidige veiligheid op orde te krijgen en ervoor te zorgen dat ons land is voorbereid op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris.
Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en HWBP, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Deze beslissingen gaan over de normen van onze belangrijkste dijken en andere waterkeringen en de strategieën voor onze waterveiligheid, over de beschikbaarheid en verdeling van zoetwater, over het peil van het IJsselmeer, over de manier waarop gebieden veilig kunnen blijven zonder aan economische waarde in te boeten en over hoe bij het bouwen van buurten en wijken rekening kan worden gehouden met water. In 2014 zijn de deltabeslissingen in de Tweede Kamer besproken.
Provinciaal beleid
Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een omgevingsvisie en de omgevingsverordening. Op 12 april 2017 zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd. De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de Waterwet en het Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.
Waterschapsbeleid
Het algemene beleid van Waterschap Drents Overijsselse Delta is verwoord in het Waterbeheerplan 2016-2021, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Het beleid van het waterschap sluit nauw aan bij de uitgangspunten van WB21. In 2007 is de nota "Leven met Water in stedelijk gebied" vastgesteld. Deze nota beschrijft de voor het waterschap gewenste situatie in bestaand en nieuw stedelijk gebied. Om deze situatie te bereiken heeft het waterschap in 2015 het beheer en onderhoud van deze wateren overgenomen van de gemeente Zwolle. Op watergangen van Waterschap Drents Overijsselse Delta is de keur van toepassing. In de keur is aangegeven wat wel en niet mag bij watergangen, waterkeringen en kernzones. Bijvoorbeeld regels voor bouwwerken op of langs watergangen. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van Waterschap Drents Overijsselse Delta. Ook zijn deze te raadplegen op de website: www.wdodelta.nl.
Gemeentelijk beleid
Gemeente Zwolle heeft in de Wateragenda (2015) uitgangspunten vastgelegd om vorm te geven aan de opgaven rondom water en (aanpassen aan het) klimaat. Gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020 ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het waterbeleid.
Algemeen
De gemeenteraad van Zwolle heeft in 2005 de milieuvisie "Milieu op scherp" vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd. Per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enz.) wordt beleid geformuleerd. Op dit moment is voor de sectoren energie, duurzaam bouwen, bodem, grondwater, geluid, afval en externe veiligheid beleid vastgesteld.
Zwolle heeft daarnaast gebiedsgericht milieubeleid ontwikkeld. Door middel van een gebiedsgerichte aanpak wordt het sectorale milieubeleid per gebied geïntegreerd. Het principe is dat binnen het grondgebied van Zwolle diverse gebiedstypen worden onderscheiden op basis van ruimtelijke kenmerken en functies.
Vervolgens wordt vastgesteld welke milieukwaliteit nagestreefd wordt bij een dergelijk gebiedstype. Uiteindelijk zal dit referentie milieu kwaliteitsprofiel de basis vormen voor de uitwerking van het milieubeleid in een specifiek gebied.
Voor de beoogde ontwikkeling zal naast het wonen voor het boerengezin op het perceel (de woonfunctie is planologisch al geregeld) er een kleinschalige stadsboerderij worden gerealiseerd. De dierverblijven op een agrarisch bedrijf kunnen voor fijnstof of geurhinder bij de omliggende woningen veroorzaken. Op deze locatie zijn geen dierverblijven aanwezig, aangezien deze zijn ondergebracht bij het biologisch veebedrijf van de eigenaren in Mastenbroek. Dit hinderaspect is nu niet aan de orde. De stadsboerderij heeft geen mestvaalt of kuilvoer.
Vanuit milieubeleid is gezien de beperkte invloed van het plan op de omgeving en de kleinschaligheid alleen het aspect 'bedrijvigheid' relevant. Dit beleid wordt in de volgende paragraaf kort beschreven.
Bedrijvigheid
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurd onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we enerzijds het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen en gevoelige bestemmingen zoals woningen. Anderzijds worden milieugevoelige functies zoals wonen en recreëren beoordeeld. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. De onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.Milieuzonering heeft twee doelen:
Zwolle hanteert bij de uitwerking van het bovenstaande principe de veel gebruikte VNG-handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering (2009)'. Hierin zijn richtafstanden aangegeven die aangehouden kunnen worden tussen bedrijven c.q. voorzieningen en woningen. Aan de verschillende richtafstanden kan (ruim) worden voldaan, zoals blijkt uit hoofdstuk 3.9.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het milieubeleid.
In dit hoofdstuk wordt de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied omschreven. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.
Op het perceel Hasselterdijk 43a is een woning aanwezig. Het betreft een voormalig agrarisch bouwperceel. Voor het overige bestaat de locatie uit agrarische grond. Over de locatie loopt een smalle weg met een tijdelijke aansluiting op de rotonde van de Mastenbroekerallee. De locatie ligt in de stadsrand, direct aan de noordzijde van Stadshagen, op een zichtlocatie.
afbeelding: foto in vogelvlucht Hasselterdijk 43a (bestaand)
Het initiatief betreft een aan het buitengebied gebonden functie. Door de ligging in de stadsrand maar in het buitengebied is de plek geschikt voor de beoogde, brede activiteiten die zich richten op het leggen van een verbinding tussen stad, platteland en natuur. Het is een mooie vorm van stadslandbouw en een kans om natuur dichter bij de mens te brengen.
Het kleinschalige karakter van de (neven)activiteiten voorkomt dat er onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat. Door gebruik te maken van het voormalige agrarische bouwperceel op nummer 43a wordt aangesloten op de ruimte die het gemeentelijke beleid biedt (wijzigingsbevoegdheid bestemmingsplan, Visie Buitengebied). Afgezet tegen de bestaande situatie geeft het initiatief, wat onder andere inzet op natuurontwikkeling, een impuls aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Er worden veel nieuwe soorten beplanting en bomen aangeplant wat positief is voor de biodiversiteit.
De gekozen erfopzet is gebaseerd op de oorspronkelijke bebouwing en bebouwingsrichting en voegt zich prima in het aanwezige landschap. De hoeveelheid nieuwe bebouwing is zorgvuldig afgewogen en nader onderbouwd in het bedrijfsplan. Nieuwe volumes zijn zodanig gesitueerd dat het erf voldoende transparantie biedt voor zichtlijnen het polderlandschap in. De hoeken van de gebouwen zijn afgeschuind, hetgeen dit effect versterkt en geen harde grove volumes oplevert.
De toegang van het erf voor bezoekers is geregeld vanaf de achterzijde (deels bestaande situatie), waardoor het erf goed is ontsloten voor de beoogde bezoekers en dit geen extra verkeer genereert op de Hasselterdijk.
Erfinrichtingsplan
Om de ruimtelijke kwaliteit voor het erf te borgen is voor de locatie Hasselterdijk 43a een erfinrichtingsplan opgesteld in samenspraak met de gemeente. In het Erfinrichtingsplan wordt de concrete gewenste situatie voor het perceel Hasselterdijk 43a verbeeld. Het erfinrichtingsplan is opgenomen als bijlage bij de regels.
In de regels van de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' en 'Natuur' is een aanlegvergunningstelsel opgenomen. Hierin is kort gezegd voor bepaalde werkzaamheden een aanlegvergunning nodig, behalve voor de onderdelen van de erfinrichting (geen bouwwerk zijnd) zoals die zijn verbeeld in het Erfinrichtingsplan Hasselterdijk 43a. Daarnaast wordt de ruimtelijke kwaliteit geborgd door de vormgeving van het bouwvlak en het opnemen van de maatvoeringsaanduidingen binnen het bouwvlak.
afbeelding: fragment erfinrichtingsplan
De stadsboerderij - bedrijfswoning
De basis van de architectonische planvorming voor Stadszicht is het incorporeren van een deel van de bestaande boerderij en schuur in een nieuwe structuur. Deze volumes worden door een nieuwe constructie overspannen. De bedrijfswoning wordt ondergebracht in het voorhuis van de stadsboerderij. De bedrijfswoning zal bestaan uit een begane grond met woonkamer en keuken en slaapkamers op de verdieping. Binnen de bedrijfswoning is er een overlap in het wonen en de bedrijfsmatige activiteiten van het perceel. Zo zijn ondersteunende functies zoals kantoor- en spreekruimte ook ondergebracht in een deel van het voorhuis.
Het volume van de bedrijfswoning dat op deze manier gecreerd wordt is in de bouwregels (artikel 3.2.1) vastgelegd. Door incorporatie van de bedrijfswoning in het bedrijfsgebouw wijkt het volume af van de standaardvolumes voor woningen in het buitengebied.
In de Wet voor de archeologische monumentenzorg en het daarop gebaseerde archeologiebeleid binnen de gemeente Zwolle is vastgelegd dat de archeologische waarden in de bestemmingsplannen vastgelegd moeten worden met de erbij horende consequenties.
Voor gronden met een verwachtingswaarde van 50% en hoger wordt een dubbelbestemming opgenomen met consequenties bij grondverstorende werkzaamheden in het gebied.
Het voorliggende plangebied Hasselterdijk 43a heeft volgens de Archeologische Waarderingskaart een verwachtingswaarde van 10%.
Vanwege de archeologische verwachtingswaarde van 10% wordt voor het plangebied geen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen.
Voor het geldende bestemmingsplan Nationaal Landschap IJsseldelta is een cultuurhistorische analyse opgesteld. Deze cultuurhistorische analyse geeft inzicht in de aanwezige cultuurhistorische objecten en structuren. Uit dit onderzoek blijkt dat geen cultuurhistorisch waardevolle objecten en structuren aanwezig zijn in het plangebied van de Hasselterdijk 43a.
Doordat in het plangebied geen cultuurhistorische waarden aanwezig zijn is het opnemen van een beschermende regeling of een dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' niet van toepassing.
Het perceel kent twee ontsluitingen. Een daarvan is gelegen op de Hasselterdijk en de tweede sluit aan op de Mastenbroekerallee bij de rotonde met de Drapenierlaan. Parkeren vindt plaats op eigen terrein. Beide ontsluitingen zijn op het perceel met elkaar verbonden.
Ontsluiting
De ontsluiting op de Mastenbroekerallee blijft de toegangsweg voor bezoekers met motorvoertuigen. Het is niet langer mogelijk om over het perceel door te rijden naar de Hasselterdijk. De ontsluiting op de Hasselterdijk blijft de ontsluiting voor de bewoners van het perceel. De hoofdontsluiting voor bezoekers met motorvoertuigen wordt met de aanduiding 'weg' in de bestemming 'Natuur' opgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan
Er wordt een extra ontsluiting voor langzaam verkeer gerealiseerd vanaf de Hasselterdijk, waar bezoekers en bewoners gebruik van kunnen maken. Voor fietsers en voetgangers is dit een veiligere en aantrekkelijkere route dan de Mastenbroekerallee, waar geen fiets- en voetpaden zijn. Ook voor fietsers worden op het perceel voldoende stallingsmogelijkheden gerealiseerd.
Parkeren
Bezoekers gaan parkeren aan de westzijde van het erf, op het daarvoor in te richten parkeerterrein. Deze is toegankelijk vanaf de ontsluiting voor bezoekers (vanaf rotonde Mastenbroekerallee). Het parkeren voor de bewoners vindt plaats aan de oostzijde van de locatie, welke toegankelijk is vanaf de Hasselterdijk. De parkeerterreinen aan de west- en oostzijde worden met de aanduiding 'parkeerterrein' in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' opgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan.
Het plangebied grenst aan de VINEX-wijk Stadshagen. Het gehele gebied maakte onderdeel uit van de Polder Mastenbroek. Deze polder is een open, laaggelegen veenweidegebied. Ten noorden van het erf is nog een kolk aanwezig. Het plangebied vormt een agrarisch erf en delen van een agrarisch perceel. In het plangebied ligt een agrarisch erf met een boerderij in T-opstelling met achterdeel, een schuur en een houten kapschuur. De boerderij en de schuur zijn gedekt met dakpannen, de overige gebouwen met golfplaten of dakplaten met dakpanmotief.
Gebiedsbescherming
Natura 2000
Het plangebied ligt op minimaal 143 meter afstand van Natura 2000-gebied. Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied, is Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht.
Natuurnetwerk Nederland
De planlocatie ligt buiten de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland. Vanwege de ligging buiten het Natuurnetwerk Nederland, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties, omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking kent in Overijssel.
Soortenbescherming
Naar aanleiding van het onderzoek worden de volgende soorten nader toegelicht.
Vogels
Het plangebied behoort tot functioneel leefgebied van verschillende vogelsoorten. Vogelsoorten die mogelijk in het plangebied nestelen zijn merel, houtduif, winterkoning, vink, kievit en tjiftjaf. De bebouwing wordt ongeschikt geacht voor soorten met een jaarrond beschermd nest.
Grondgebonden zoogdieren
Het plangebied behoort vermoedelijk tot functioneel leefgebied de steenmarter. Vaste rust of verblijfplaatsen van de steenmarter zijn echter uitgesloten.
Vleermuizen
Tijdens het onderzoek zijn geen potentiële verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen in het plangebied. Schade aan onmisbaar foerageergebied en vliegroutes is evenmin te verwachten.
Vissen
In de perceelsloten komt mogelijk de beschermde grote modderkruiper voor.
Overige soorten
In het plangebied zijn geen beschermde planten, overige amfibieën, overige zoogdieren, reptielen en ongewervelden aangetroffen of te verwachten, uitgezonderd soorten waarvoor vrijstelling geldt in de provincie Overijssel.
Natura 2000
Gelet op de aard, omvang en duur van de voorgenomen activiteiten wordt in voorliggend geval een negatief effect op instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied uitgesloten. Verstoringseffecten, zoals optische verstoring, geluid of trillingen, zullen niet waarneembaar zijn in Natura 2000-gebied.
Stikstofdepositie
Bij elke activiteit waarbij sprake is van stikstofemissie, dient te worden getoetst of de stikstofemissie leidt tot een stikstopdepositie en er sprake is van significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden. Om aan te tonen of het voornemen resulteert in significante negatieve effecten op Natura 2000-gebieden, is een stikstofonderzoek uitgevoerd. Het rapportage behorend bij dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 2 (DLV advies, 'milieutoets', 24 juni 2021). Uit het stikstofonderzoek blijkt dat in zowel de aanlegfase als de gebruiksfase geen sprake is van stikstofdepositie met significante negatieve effecten voor Natura 2000-gebieden.
Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat het voornemen geen significant negatieve effecten heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden.
Natuurnetwerk Nederland
Vanwege de ligging buiten het Natuurnetwerk Nederland, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties, omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking kent in Overijssel. Het natuurnetwerk Nederland vormt geen belemmering voor vaststelling van het bestemmingsplan.
Ten behoeve van de bestemmingsplan is een natuurtoets soortenbescherming uitgevoerd. De rapportage hiervan 'Quickscan flora en fauna' is opgenomen in Bijlage 1. Hierin wordt het volgende geconcludeerd:
Van de in het plangebied nestelende vogelsoorten, is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet verstoord, beschadigd of vernield worden. Overtreding van de wet wordt voorkomen door het verwijderen buiten de voortplantingsperiode van vogels.
Er wordt een duiker in een sloot geplaatst welke mogelijk tot functioneel leefgebied van beschermde vissen behoort. Indien men zorgvuldig werkt, hoeft geen beschermde vis gedood te worden en wordt het functionele leefgebied niet dusdanig aangetast, dat dit leidt tot wettelijke consequenties. Door een ecologisch werkprotocol op te stellen, waarin de te nemen maatregelen en uitvoering in de tijd beschreven worden, is overtreding van de Wet natuurbescherming te voorkomen.
Het onderdeel soortenbescherming uit de Wet natuurbescherming vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Het plangebied maakt deel uit van de polder Mastenbroek. Er lopen nu grotere en kleinere watergangen. De watergang langs de Mastenbroekallee is door het waterschap aangemerkt als primaire watergang, anderen als secundaire watergangen andere komen niet voor op de leggerkaarten van het waterschap (zie figuur 1).
figuur 1: Oppervlaktewatersysteem (bron: legger Waterschap Drents Overijsselse Delta)
Het waterpeil in het plangebied is: -0,7 tot -0,5 m NAP. Direct ten oosten van het plangebied bevindt zich het Zwarte Water. Langs het Zwarte Water ligt een primaire waterkering (figuur 2).
figuur 2: Zonering primaire waterkering (bron: legger Waterschap Drents Overijsselse Delta)
In en nabij watergangen en waterkeringen is de keur van toepassing. In de keur van het waterschap is aangegeven welke beperkingen gelden. Hier zijn bijvoorbeeld regels voor bouwwerken op of langs watergangen in opgenomen.
Binnen het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied bevinden zich watergangen.
In het plangebied is geen riolering aanwezig, de dichtstbijzijnde locatie om op aan te sluiten zit op ruim 100 meter (inspectieput 14101, Boekbinderstraat).
De droogweerafvoer (DWA) van de huidige boerderij wordt verwerkt middels een IBA (individuele behandeling afvalwater).
In het plangebied wordt een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 m gehanteerd om grondwateroverlast ter hoogte van de bebouwing te voorkomen. De ontwateringsdiepte is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld.
De waterstructuur blijft onveranderd ten opzichte van de huidige situatie.
Grenzend aan het plangebied ligt geen gemeentelijk rioolstelsel. De omgang met droogweerafvoer (DWA) uit het plangebied moet nader uitgewerkt worden, waarbij een afweging wordt gemaakt tussen een IBA en afvoer naar het vuilwaterstelsel.
De hemelwaterafvoer (HWA) van de daken en het verharde oppervlak moet (zo veel mogelijk) binnen het plangebied worden geborgen (infiltreren). Binnen het plangebied wordt daartoe minimaal een statische berging gecreëerd van 20 mm per vierkante meter afvoerend verhard oppervlak. De bovengrondse afvoer van overtollig hemelwater moet op eigen terrein worden opgevangen. Ook mag de ontwikkeling niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen. Het plangebied is groot genoeg om hemelwater te bergen en infiltreren op eigen terrein. Het verhard oppervlak neemt toe met circa 1.500 m2.
De ontwateringsdiepte blijft onveranderd ten opzichte van de huidige situatie.
Om wateroverlast en schade in gebouwen te voorkomen, wordt geadviseerd om een vloerpeil van minimaal 20 cm boven het niveau van de openbare weg te hanteren. Ook aan lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, ventilatieschachten) moet aandacht worden besteed om wateroverlast te voorkomen (bv. toepassing van waterdichte materialen of drempels).
Het plangebied is gelegen achter een waterkering, waarbij in extreme situaties een kans op overstroming bestaat. Het gebied dat dan overstroomt, wordt omsloten door de IJssel aan de westzijde, door het Zwarte Meer aan de noordzijde en door het Zwarte Water aan de oostzijde (voormalig dijkring 10). Voor bestemmingsplannen in gebieden waar een kans op overstroming vanuit het primaire watersysteem bestaat, is een overstromingsrisicoparagraaf vereist.
Risico-inventarisatie
Dijktrajecten die een gebied tegen overstromingen beschermen, kennen een overstromingskans. Voor de primaire dijktrajecten nabij het plangebied geldt een overstromingskans van 1 op 10.000 per jaar. De overstromingskans wordt in de Waterwet toegelicht als: "kans op verlies van waterkerend vermogen van een dijktraject, waardoor het door het dijktraject beschermde gebied zodanig overstroomt, dat dit leidt tot dodelijke slachtoffers of substantiële economische schade".
Met behulp van de provinciale digitale Wateratlas (onderstaande figuur) wordt de maximale waterdiepte in het plangebied tijdens een overstroming geschat tussen de 0,5 tot 5,0 meter. Ter plaatse van de nieuwe bebouwing is de overstromingsdiepte 0,5-2,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als redelijk diep tot diep.
figuur 3: Maximale waterdiepte plangebied (bron: Risicokaart.nl)
Uit de Klimaateffectatlas blijkt dat er een kleine kans (1/300 tot 1/3.000) is dat er in 2050 in het plangebied een waterdiepte van meer dan 20 cm staat als gevolg van overstroming. Deze zelfde kans geldt ook voor een waterdiepte van meer dan 50 cm. Er is een zeer kleine kans (1/3.000 tot 1/30.000) op een waterdiepte van meer dan 2 meter.
figuur 4: Plaatsgebonden overstromingskans 2050 meer dan 20 cm (Bron: Klimaateffectatlas
Waterschap Drents Overijsselse Delta)
Maatregelen
Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en). Het betreft hierbij ook bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Wat betreft maatregelen kan worden gedacht aan: aanvullend ophogen (voor zover mogelijk) van het plangebied, voldoende hoog aanbrengen vloerpeil, verhoogde drempels, zodanige inrichting gebouw dat bij eventuele overstroming schade zoveel mogelijk wordt beperkt (denk aan materiaalgebruik en minder gevoelige ruimten op de begane grond), aansluiting van het plangebied op dichtstbijzijnde weg waardoor bereikbaarheid gewaarborgd blijft en opstellen van een evacuatieplan. Meer informatie is onder andere te vinden op de website www.onswater.nl.
Watertoets
Het waterschap Drents Overijsselse Delta is via het doorlopen van de digitale watertoets betrokken bij het bestemmingsplan. Hierop is reactie gekomen dat de normale procedure doorlopen moet worden.
Het pand aan de Hasselterdijk 43a is in gebruik als eengezinswoning.
Het aantal woningen blijft hetzelfde. In het nieuwe hoofdgebouw op het perceel Hasselterdijk 43a wordt het wonen gecontinueerd als 'bedrijfswoning' bij de stadsboerderij.
De stadsboerderij voorziet in de volgende activiteiten:
Waaronder: biologisch natuurbeheer (ossen/melkvee), biologisch tuinbouwbedrijf, proeftuin Zwolse stadslandbouw, boerderijwinkel, ambachtelijke verwerking ambachtelijke biologische producten, proeflokaal, eet- en drinkgelegenheid, beheer en onderhoud natuur.
Waaronder: hulpboeren op de stadsboerderij, natuurbeleving/groene (kinder)opvang, reïntegratie op de boerderij.
Waaronder: recreatieve activiteiten, ontspanning, innovatie, educatie, leerplek.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten die van belang zijn bij het toekennen van bestemmingen. Tevens komt de ligging van kabels, leidingen en straalpaden aan bod.
Wettelijk kader
De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan/wijzigingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt.
Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeursgrenswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.
Situatie plangebied
In voorliggend geval wordt geen geluidsgevoelig object en geen nieuwe gezoneerde geluidsbron mogelijk gemaakt. In paragraaf 3.9.2 wordt onderbouwd of het plangebied voldoet aan de richtafstanden die gelden voor de voorgenomen ontwikkeling.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de Wet geluidhinder geen belemmering vormt in het kader van het voorliggend initiatief.
Algemeen
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan/wijzigingsplan mogelijk is. Hoewel deze richtafstanden indicatief zijn, volgt uit jurisprudentie dat deze afstanden als harde eis gezien worden door de Raad van State bij de beoordeling of woningen op een passende afstand van bedrijven worden gesitueerd.
Gebiedstypen
Volgens de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' dient eerst te worden beoordeeld of in de omgeving sprake is van een "rustige woonwijk" of "gemengd gebied".
Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer. In de VNG-uitgave wordt het buitengebied gerekend tot een met het omgevingstype 'rustige woonwijk' vergelijkbaar omgevingstype.
Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.
In dit geval gaat het om een locatie in het buitengebied, waar er geen sprake is van een menging van functies. Daarom wordt uitgegaan van het gebiedstype 'rustige woonwijk'. In de volgende tabel worden bijbehorende richtafstanden weergegeven.
tabel: milieucategorieën en richtafstanden (bron: VNG)
Situatie plangebied
Algemeen
Aan de hand van vorenstaande regeling is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie. De VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' geeft een eerste inzicht in de milieuhinder van inrichtingen. Er wordt bij het realiseren van nieuwe bestemmingen gekeken te worden naar de omgeving waarin de nieuwe bestemmingen gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen en rol:
Externe werking
Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast.
De activiteiten in en rondom de stadsboerderij kan op basis van de VNG-uitgave het beste worden vergeleken met de twee te onderscheiden functies: 'akker- en tuinbouw' en 'detailhandel en restaurant'.
Op grond van de VNG brochure geldt ten aanzien van akkerbouw en tuinbouw richtafstand van 10 meter voor geur, 10 meter voor stof, 30 meter voor geluid en 10 meter voor gevaar. De richtafstanden voor detailhandel en restaurant geldt op alle onderdelen een max. afstand van 10 meter. De richtafstand van geluid bij akkerbouw en tuinbouw met 30 meter is maatgevend.
De afstand tussen de grens van de inrichting en de dichtstbijzijnde woning van derden, Hasselterdijk 44I, bedraagt 50 meter en de afstand tot de woningen binnen de bebouwde kom bedraagt ca. 80 meter. Het voorliggende plan voldoet hiermee aan de richtafstanden vanuit de VNG brochure 'Bedrijven en Milieuzonering'.
Interne werking
Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functies binnen het plangebied hinder ondervinden van bestaande functies in de omgeving.
De voorgenomen ontwikkeling ziet niet toe op het toevoegen van een milieugevoelige functie. Het voornemen wordt daardoor niet gehinderd door bestaande milieubelastende functies in de omgeving van het plangebied.
Wet milieubeheer / Activiteitenbesluit
Op de stadsboerderij vinden de onderstaande activiteiten plaats:
- Telen van gewassen op een biologische wijze
Tuinbouw (volle grondteelt);
Glastuinbouw;
- Nevenactiviteiten bij een agrarische bedrijf:
Theehuis;
Boerderijwinkel;
Educatie (rondleidingen);
Dagbesteding;
De beoogde activiteiten van de stadsboerderij vallen allemaal onder het activiteitenbesluit en zijn niet vergunning plichtig. Nadat het bestemmingsplan is aangepast van wonen naar agrarisch zal voor deze activiteiten een melding worden gedaan via het activiteitenbesluit internet module.
Conclusie:
Het aspect milieuzonering en Wet milieubeheer/activiteitenbesluit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Algemeen
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit. In de Wet luchtkwaliteit staan ondermeer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouw- locaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
woningen: 1.500 met een enkele ontsluitingsweg;
woningen: 3.000 met twee ontsluitingswegen;
kantoren: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.
Situatie plangebied
Als worst case scenario is uitgegaan van een toename van 1000 vervoersbewegingen per maand als het plan is gerealiseerd (zie ook de bijlage 'milieutoets' van DLV advies). Omgerekend naar dag en naar boven afgerond komt het neer op 35 vervoersbewegingen per dag. De impact is hiermee dusdanig gering (is vergelijkbaar met verkeersgeneratie van 5 vrij staande woningen) dat gesteld kan worden dat de beoogde planvorming niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging als het gevolg van de verkeersaantrekkende werking.
Ten aanzien van de activiteiten ter plaatse: dierverblijven op een agrarisch bedrijf kunnen voor fijnstof of geurhinder bij de omliggende woningen veroorzaken. Op deze locatie zal geen dierverblijven aanwezig zijn. Het vee wordt alleen ingezet voor het beweiden van de weilanden rondom de Stadskolk.
De stadsboerderij heeft geen mestvaalt of kuilvoer.
Aangezien er geen dierverblijven, mestvaalt of kuilvoer plaatst aanwezig zijn zal er geen risico zijn op geuroverlast om de omliggende woningen. Fijnstof zal voornamelijk worden veroorzaakt door verkeersbewegingen met verbrandingsmotoren en valt in de categorie 'niet in betekende mate'.
Conclusie:
Het aspect luchtkwaliteit en geur vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Algemeen
Bij de ontwikkeling van een ruimtelijk plan en/of bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of voor de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Voor een bestemming zoals wonen, gelden andere normen dan voor bijvoorbeeld de bestemming bedrijven. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit als gevolg van aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Dit is het zogenaamde stand still-beginsel.
Situatie plangebied
Het plangebied ligt binnen de bodemfunctie 'landbouw/natuur'. In dit deel geldt tevens 'landbouw/natuur' als de kwaliteitsklasse voor de bovengrond (bovenste 50 cm onder maaiveld) en de ondergrond (van 0,5 tot 2,0 meter onder maaiveld). Onderhavig plan voorziet niet in een gevoeliger gebruik dan in de huidige situatie planologisch is toegestaan (bestaande woning blijft). Het uitvoeren van bodemonderzoek kan achterwege blijven. De aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem.
Conclusie:
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van onderhavig plan.
Algemeen
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn voor risicovolle inrichtingen vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt het toetsingskader gevormd door de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS) en de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.
Situatie plangebied
Het project zelf maakt geen risicovolle inrichting mogelijk die leidt tot nadelige gevolgen voor het milieu. Conform artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen kan het plan wel aangeduid worden als een beperkt kwetsbaar object: 'sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet bestemd zijn voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen' + 'restaurants, voor zover hierin geen grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn'. Beoordeeld dient te worden of er in de nabijheid van het terrein eventueel Bevi-inrichtingen zijn die van invloed zijn/kunnen zijn op het plan. Om dit te beoordelen is de risicokaart en gemeentelijke data geraadpleegd. Dit om na te gaan of er in de directe omgeving risicovolle inrichtingen aanwezig zijn en risicovol transport over spoor en weg plaatsvindt.
Bevi-inrichtingen binnen en buiten het plangebied
Binnen het plangebied bevinden zich geen Bevi-inrichtingen en/of bedrijven die invloed hebben op het plangebied. Ook liggen er geen wegen in de directe omgeving die aangewezen zijn voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Buisleidingen
In de directe omgeving zijn geen buisleidingen aanwezig.
Conclusie:
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van onderhavig plan.
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang.
Geen van deze thema's zijn relevant voor dit plangebied en de directe omgeving (niets aanwezig). Het vormt hiermee geen belemmering voor deze ontwikkeling.
De gehele locatie wordt zoveel mogelijk verduurzaamd. De huidige cv-ketel wordt daarom vervangen door een warmtepomp voor de verwarming. De overige verbrandingsmotoren (zoals bijvoorbeeld de bosmaaier) worden vervangen door elektromotoren. In de nieuwe situatie zijn er naast de verkeersbewegingen geen andere verbranding motoren aanwezig op deze locatie. Ten aanzien van de verkeersaantrekkende werking, wil De Stadsboerderij het aantal verkeersbewegingen met verbrandingsmotoren zoveel mogelijke beperken. Om dit te bereiken worden:
Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Buitengebied, Hasselterdijk 43a zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied, Hasselterdijk 43a.
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:
Gevolgd door de volgende bijlagen:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels:
De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:
Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:
Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.
Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.
Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.
De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:
Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.
In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.
Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.
De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.
De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximum goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximum bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.
De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 10 Algemene procedureregels.
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.
De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.
Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro
De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.
Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingsregel opgenomen.
Het gaat hier om een specifieke op een bepaalde bestemming gerichte wijzigingsbevoegdheid als bedoel in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen.
Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Uov) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Toelichting op de regels voor dubbelbestemmingen:
Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.
Het betreft in dit plan:
Artikel 6 Waterstaat - Waterkering;
Een dubbelbestemming ligt als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.
De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.
In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel;
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels vrijwaringszone - dijk;
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels;
Artikel 10 Algemene procedureregels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:
In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.
Ten slotte zijn als bijlagen bij de regels gevoegd:
Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.
Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.
Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.
Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:
Artikel 3 Agrarisch met waarden - Natuur en landschap
In deze bestemming worden de gebruiks- en bouwmogelijkheden voor het erf van het perceel Hasselterdijk 43a geregeld.
De basis van de bestemming is het agrarisch gebruik, agrarisch natuurbeheer en het behoud. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en landschapswaarden van de gronden zijn hierbij van belang. Het houden van dieren anders dan voor een kinderboerderij is binnen deze bestemming niet toegestaan.
Naast het agrarisch gebruik zijn diverse nevenactiviteiten toegestaan. Hiervoor is de aanduiding 'gemengd' opgenomen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap'. Als nevenactiviteiten zijn toegestaan:
1. recreatief medegebruik
De stadsboerderij biedt de mogelijkheid voor bezoekers om te recreëren, te ontspannen in een groene omgeving.
2. kinderboerderij
Het kleinschalig houden van dieren als beleving voor kinderen is onderdeel van de stadsboerderij. Een definitie van kinderboerderij is opgenomen (artikel 1.50).
3. educatie
Educatie over boeren, natuur, milieu en voedsel kan in de praktijk worden beleefd.
4. dagopvang, zorgopvang
Dit gebruik ziet op zinvolle dagbesteding en opvang voor mensen met een hulpvraag. Zo is er de mogelijkheid voor zogenaamde 'hulpboeren', re-integratie en dagbesteding op de boerderij alsook groene kinderopvang.
5. logies ten behoeve van zorgopvang of bed & breakfast
Voortvloeiend uit de zorgopvang is er de mogelijkheid voor hulpboeren om kortdurend te overnachten op de boerderij. Ook is de overnachtingsmogelijkheid als bed & breakfast mogelijk. Het gezamelijk aantal slaapruimten mag niet meer dan 9 bedragen. Gebruik van deze ruimten als wooneenheid is niet toegestaan.
6. detailhandel
Dit gebruik omvat de boerderijwinkel met gezond, lokaal voedsel, deels afkomstig uit eigen teelt. Het gebruik mag maximaal 200 m² beslaan.
7. horeca/ontvangstruimte
Er is een eet- en drinkmogelijkheid om het biologisch eten te proeven. Het gebruik mag maximaal 200 m² beslaan.
8. kleinschalige ambachtelijke verwerking van de agrarische producten
De agrarische producten mogen op een kleinschalige ambachtelijke manier ter plaatse worden verwerkt. Voorbeelden hiervan zijn een kaasmakerij of een bijenhouderij.
9. vergaderruimte
Dit gebruik ziet op ruimte voor ontmoeting en vergaderen. Het gebruik mag maximaal 200 m² beslaan.
Voor alle nevenactivteiten geldt dat deze worden uitgeoefend naast de hoofdactiviteit, de uitoefening van het agrarische bedrijf. Het gebruik van detailhandel, horeca/ontvangstruimte en vergaderruimte is in oppervlakte gemaximeerd.
Met een afwijkingsmogelijkheid (artikel 3.6 onder a) kunnen andere nevenactiviteiten worden toegestaan, mits deze voldoen aan de voorwaarden die hiervoor zijn opgenomen.
Bedrijfswoning
Toegestaan is één bedrijfswoning. Dit is de woning voor het boerengezin.
Met een afwijkingsmogelijkheid (artikel 3.6 onder a) kunnen twee huishoudens worden toegestaan, indien dat in verband met de bedrijfsopvolging noodzakelijk is.
Aanlegvergunningenstelsel
Er is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden (artikel 3.7). Van de aanlegvergunningplicht zijn uitgezonderd elementen die voorkomen op het erfinrichtingsplan, dat is opgenomen als Bijlage 1 bij de regels.
In deze bestemming worden de gebruiks- en bouwmogelijkheden van de gronden rondom het erf van de Hasselterdijk 43a geregeld, alsook voor de plek van de schuilstal.
De bestemming regelt dat de gronden hoofdzakelijk zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden. Agrarisch natuurbeheer vindt plaats door onderhoud van het natuurland en door de kudde runderen die rondom de Stadskolk het natuurgebied onderhouden.
Ondergeschikt aan de bestemming Natuur zijn onder andere toegestaan:
volkstuinen;
Binnen het met 'volkstuin' aangeduide gebied mag een deel (percentage) gebruikt worden voor volkstuinen.
agrarisch medegebruik;
recreatief medegebruik in de vorm van extensieve dagrecreatie;
educatief medegebruik;
Ondergeschikt aan de bestemming Natuur is agrarisch, recreatief en educatief medegebruik mogelijk. Dit gebruik kan in relatie zijn met de stadsboerderij.
detailhandel;
Binnen de met 'bijgebouwen' aangeduide plek nabij de inrit aan de Hasselterdijk is een klein gebouwtje met verkoop van producten mogelijk. Het zal gaan om een stalletje of automatiek met agrarische producten.
Binnen de bestemming Natuur zijn uitsluitend de volgende gebouwen mogelijk: een schuilstal (ter plaatse van de betreffende aanduiding), tunnelkassen (ter plaatse van de betreffende aanduiding), een klein verkoopkraampje/gebouwtje (detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen') en vogelobservatieposten.
Aanlegvergunningenstelsel
Er is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden (artikel 4.5). Van de aanlegvergunningplicht zijn uitgezonderd elementen die voorkomen op het erfinrichtingsplan, dat is opgenomen als Bijlage 1 bij de regels.
Artikel 5 Verkeer - Erftoegangsweg
Deze bestemming is opgenomen voor het verkeers- en verblijfsgebied met een erftoegangsfunctie. Dit betreft de inrit vanaf de rotonde op de Mastenbroekerallee naar het perceel Hasselterdijk 43a. Het heeft een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied.
Artikel 6 Waterstaat - Waterkering
Deze dubbelbestemming ligt op een klein deel van het plangebied aan de oostzijde, vanwege de ligging van de primaire waterkering langs het Zwarte Water.
Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen en vooraf advies is ingewonnen van de waterstaatsbeheerder.
Naast deze dubbelbestemming blijft de keur van het waterschap Groot Salland onverkort van kracht. Op grond van de keur is voor een aantal werken en werkzaamheden een watervergunning van het waterschap nodig.
Ter voorkoming van dubbele regelgeving en bevoegdheidsconflicten en ter voorkoming van een onnodig star en bij een wijziging van de keur snel verouderend bestemmingsplan zijn de voorschriften van de keur niet in het bestemmingsplan opgenomen.
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van een andere (dubbel)bestemming dienen niet alleen de belangen van deze bestemmingen te worden afgewogen, maar ook de waterstaatsbelangen. Voor werken en werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivier- en kanaalverlichting, bebakeningvoorwerpen en waterstandsignalerende apparatuur is geen omgevingsvergunning nodig.
De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels vrijwaringszone - dijk
Voor de gronden die op ten hoogste 100 meter afstand liggen van de teen van de primaire waterkering geldt -net als voor de primaire waterkering zelf- een aanvullende beschermende regeling. Zowel voor het bouwen als voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd, waarbij de beheerder van de waterkering om advies wordt gevraagd.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.
Onder andere zijn afwijkingsregels opgenomen met betrekking tot mantelzorg en bed & breakfast.
Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.
Artikel 10 Algemene procedureregels
Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.
In dit artikel wordt geregeld dat een bouwplan moet voorzien in voldoende ruimte voor parkeren, laden en lossen. Wat voldoende is, wordt op basis van het algemene parkeerbeleid van de gemeente Zwolle bepaald tijdens de beoordeling van een bouwplan.
Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van het algemene parkeerbeleid.
Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.
Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.
Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.
Bijlage 1 Erfinrichtingsplan Hasselterdijk 43a
In het inrichtingsplan zijn de te behouden, herstellen of ontwikkelen ruimtelijke kwaliteiten van de locatie Hasselterdijk 43a verbeeld. In de regels van de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' en 'Natuur' komt een verwijzing naar het inrichtingsplan voor. Dit heeft betrekking op de het aanlegvergunningenstelsel bij deze bestemmingen.
Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21.
De planontwikkeling en -uitvoering zijn in goed overleg met de gemeente Zwolle en de initiatiefnemer gestart. Voor vaststelling van het bestemmingsplan is er een anterieure overeenkomst gesloten.
De daadwerkelijke uitvoering van het bestemmingsplan komt voor rekening van de initiatiefnemer, evenals de mogelijke planschade als gevolg van nieuwbouw. Het plan is dus in financiële zin uitvoerbaar.
Inloopmomenten
Op woensdag 21 en woensdag 28 april 2021 is door de initiatiefnemer coronaproof inloopmomenten georganiseerd. Uitnodigingen zijn per flyer deur tot deur bezorgd in de buurt.
Tijdens het inloopmoment konden impressietekeningen van de locatie en het programma bekeken worden. De initiatiefnemer, de architect en een vertegenwoordiger van de gemeente waren aanwezig om de plannen en het proces toe te lichten.
Op de uitnodiging is door bewoners van twee omliggende adressen gereageerd.
De reacties waren belangstellend en enthousiast. Door nabije buren werd gezien dat de natuurwaarde in het gebied toeneemt nu initiatiefnemer dit beheert. Positief over de ontwikkeling. Andere buurtbewoners (wonend Stadshagen) zagen uit naar de realisatie van het plan.
Op 8 juli 2021 is het voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied, Hasselterdijk 43a in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening naar instanties en organisaties verzonden met het verzoek om uiterlijk 6 augustus 2021 schriftelijk te reageren.
Het plan is toegezonden naar de volgende 5 instanties en organisaties:
Onderstaand de vooroverlegreacties die ontvangen zijn. Dit betreft de nummers 1 tot en met 4.
Van de laatstgenoemde organisatie is geen inhoudelijke reactie ontvangen.
1. Provincie Overijssel
opmerking:
Aangegeven wordt dat het plan passend is in het provinciaal ruimtelijk beleid. Er zijn dan ook geen belemmeringen wanneer dit plan in deze vorm in procedure wordt gebracht. Hiermee is voldaan aan het ambtelijk vooroverleg met de provincie.
reactie:
Van de vooroverlegreactie is kennis genomen.
2. Veiligheidsregio IJsselland
opmerking:
Geconstateerd wordt dat er in de directe omgeving van het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn. In relatie tot dagopvang/zorgopvang wordt ervan uitgegaan dat de mensen zich bij een eventueel incident op de boerderij zich voldoende kunnen redden en/of er voldoende mensen aanwezig zijn om hierbij te helpen.
Geadviseerd wordt om (1) de toekomstige bebouwing te (laten) voorzien van afsluitbare mechanische ventilatie en (2) te zorgen voor een goede bereikbaarheid van en in het plangebied voor de hulpdiensten.
reactie:
De vooroverlegreactie en het advies wordt inhoudelijk afgestemd met de initiatiefnemer.
3. Waterschap Drents Overijsselse Delta
opmerking:
Het Waterschap geeft aan dat er op de verbeelding een verspringing zit in de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' welke niet op de Legger staat. Verzoek om dit aan te passen aan de Legger.
reactie:
Op de verbeelding zal de begrenzing van de 'vrijwaringszone - dijk' zal worden aangepast aan de Legger van het Waterschap.
4. Rijkswaterstaat
opmerking:
Rijkswaterstaat heeft aangegeven geen inhoudelijke opmerkingen te hebben op het voorontwerpbestemmingsplan.
reactie:
Van de vooroverlegreactie is kennis genomen.