direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Aalanden, Reggelaan 105 - 107
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP17002-0004

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Samenvatting

Door dit bestemmingsplan wordt de realisatie van woningen (eengezinshuizen) op de locaties Reggelaan 105-107 planologisch mogelijk gemaakt.

1.2 Aanleiding

De realisatie van woningen op de locatie Reggelaan 105-107 maakt onderdeel uit van de versnellingsactie sociale woningbouw die de gemeente Zwolle en woningbouwcorporatie deltaWonen gezamenlijk hebben opgestart (locatie 2, op onderstaande kaart).

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP17002-0004_0001.png"

De gemeente Zwolle en woningcorporatie deltaWonen zijn op 3 juni 2015 een overeenkomst aangegaan om samen versneld circa 300 sociale huurwoningen te bouwen in Zwolle. Er zijn 14 locaties geselecteerd die daarvoor in aanmerking komen. De gemeente en deltaWonen gaan deze intensieve samenwerking aan om tegemoet te komen aan een gezamenlijke maatschappelijke verantwoordelijkheid, namelijk: het realiseren van meer sociale woningbouw in Zwolle.

1.3 Plangebied

Het plangebied omvat de volgende locatie:

Reggelaan 105-107 in de wijk Aalanden

De naastgelegen school en gymzaal aan de Beulakerwiede 2 en 4 zijn ook in het plangebied opgenomen, omdat de huidige planlocatie in het geldende bestemmingplan één bouwvlak met de bestemming Maatschappelijk heeft. In het onderhavige plan wordt hiervoor daarom een nieuw bouwvlak opgenomen.
De percelen zijn kadastraal bekend onder: ZLE00, sectie O, nummers 1276, 1344 en 2153 (gedeeltelijk).

1.4 Geldend bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het volgende bestemmingsplan

Bestemmingsplan 'Aa-landen' NL.IMRO.0193.BP15010-0004

Vastgesteld door de raad op 21 november 2016 , nr 2016-27382, in werking getreden op 19 januari 2017
De locatie Reggelaan 105-107 heeft in dit bestemmingsplan de bestemming 'Maatschappelijk- 1'.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid

2.1.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur (hierna: SVIR) vastgesteld. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. De SVIR geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Die ambitie is vertaald in doelen voor de middellange termijn tot 2028.

Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn slechts 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt, of;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan, of;
  • het een onderwerp betreft dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.

Conclusie

Er is bij het plan geen sprake van rijksbelangen, waardoor de conclusie is dat het plan niet in strijd is met het rijksbeleid.

2.1.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Aan artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking (hierna te noemen: ladder) toegevoegd. Dit artikel bepaalt dat bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen gemotiveerd moet worden dat er een regionale behoefte is aan die ontwikkeling en dat bovendien de gekozen locatie daarvoor geschikt is.

In artikel 1.1.1 is omschreven wat verstaan moet worden onder een stedelijke ontwikkeling. Namelijk een ruimtelijke ontwikkeling van bijvoorbeeld een woningbouwlocatie. Met het voorliggende bestemmingsplan worden in totaal maximaal 18 woningen planologisch mogelijk gemaakt.

Of bij de bovengenoemde voorzieningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling, hangt af van de omvang en de gebruiksmogelijkheden. Uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State (ABRvS 18 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2471, ABRvS 9 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1252 en ABRvS 4 maart 2015, ECLI:NL:RVS:2015:653) laten zien dat woningbouwplannen met een omvang vanaf 14 woningen in ieder geval als stedelijke ontwikkeling kunnen worden gezien. Woningbouwplannen kleiner dan 10 woningen worden vanwege de beperkte omvang niet als stedelijke ontwikkeling gezien.

Dit betekent dat er sprake is een woningbouwlocatie, welke aan te merken is als een stedelijke ontwikkeling. Voor deze stedelijke ontwikkeling die het bestemmingsplan planologisch mogelijk maakt, worden de treden van de ladder als volgt doorlopen.

Trede 1: Regionale behoefte

De eerste stap die de ladder voorschrijft is om te motiveren dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.

Om die behoefte te kunnen onderbouwen wordt in eerste instantie verwezen naar de in 2005 opgestelde Woonvisie 2005-2020. Vervolgens is deze woonvisie nadrukkelijk gekoppeld aan het Structuurplan 2020, die in juni 2008 werd vastgesteld. Ook hierin is te lezen dat er op regionaal niveau afstemming heeft plaatsgevonden over het woningbouwprogramma.

Maar de wereld om ons heen verandert snel. Zowel woonwensen veranderen, als ook de woningmarkt en de verhouding tussen partijen. Daarbij kwam bovendien het uitbreken van de crisis in 2008.

Reden waarom de woonvisie uit 2005 geactualiseerd zou moeten worden. Daarbij is er echter niet gekozen voor het opstellen van een nieuwe visie, maar voor het opstellen van een zogenaamd Woonplan 2011-2015, waarin gekeken is naar de onderdelen die aan revisie of bijstelling toe zijn. De woonvisie 2005-2020 blijft dan ook gelden tot het einde van de looptijd, maar daarnaast gold tevens het Woonplan 2011-2015.

Daarnaast is er nog een uitvoeringsgerichte Woonagenda 2013-2017 (vastgesteld raad juni 2013). In de Woonagenda is onder meer vastgelegd dat voor ontwikkelaars op woningbouwlocaties in beginsel programmatische vrijheid bestaat, maar dat de plannen worden beoordeeld op basis van de 'kleurenwaaier'. De kleurenwaaier heeft als toekomstbeeld: toevoeging sociale huurwoningen, geen grootschalige clustering van koopwoningen met matige kwaliteit, toevoeging van de vrije sector huurwoningen, toevoeging ruime en goede middeldure koopwoningen, realiseren bijzondere architectuur en/of woonmilieus, realiseren functiemenging, realiseren pauzewoningen.

De Woonagenda is een actieplan voor de Zwolse woningmarkt, waarin analyse van en visie op het functioneren van de woningmarkt is vertaald in een aantal ambities, (bijgestelde) kaders en concrete uitvoeringsmaatregelen. Het is een dynamische agenda die, indien nodig, op elk moment geactualiseerd en aangevuld zal worden met aanvullende maatregelen. Met die Woonagenda wordt geen nieuw beleid omschreven, maar wordt voortgeborduurd - op basis van actuele inzichten - op de Woonvisie (2005) en het Woonplan (2011).

Omdat wij goed willen kunnen schakelen tussen de lange termijn en de actualiteit van de korte termijn op de woningmarkt, is er sprake van een cyclus binnen het woonbeleid, waarbij de lange termijn doelen en ontwikkelingen zoals zij verwoord zijn in de Woonvisie, via vijfjaarlijkse Woonplannen en jaarlijkse Woonprogramma's steeds kunnen worden bijgesteld en geactualiseerd.

De Woonagenda vormt, samen met de Woonvisie en het Woonplan de basis voor de Zwolse gebiedsontwikkelingen, stedelijke vernieuwingsopgaven en een nieuw partnership met de Zwolse woningcorporaties en de prestatieafspraken.

De huidige prestatieafspraken liepen per 1 januari 2016 af. Het proces om te komen tot nieuwe prestatieafspraken is afgerond. Door de Stec groep is het rapport RWP West-Overijssel (Regionale Woon Programmering), (hierna te noemen "RWP") opgesteld. In dit document - RWP West-Overijssel (Regionale Woon Programmering) dat als bijlage bij de toelichting is gevoegd - is opgenomen wat de afspraken zijn in West-Overijssel en is voorgelegd aan de gemeentebesturen en provincie ter besluitvorming. De gemeenten en de provincie hebben op 27 januari 2016 een samenwerkingsovereenkomst getekend waarin afspraken zijn gemaakt over woonregio's en nadere afspraken over aantallen woningen en afstemming met de regio.

De gemeenten in West-Overijssel hebben de afspraak gemaakt afspraak dat iedere gemeente maximaal 100% van de eigen vraag naar woningen als harde plancapaciteit beschikbaar maakt. Dat is in lijn met de Ladder voor duurzame verstedelijking en de visie van provincie. Daarnaast is de afspraak gemaakt om vraag en aanbod ten aanzien van uitbreiding en vervanging (sloop gevolgd door nieuwbouw) apart bij te houden. Monitoring van vraag en aanbod is een noodzakelijk en continu proces om gezamenlijke uitgangspunten actueel te houden. De gemeenten in het RWP West-Overijssel maken samen met de provincie de afspraak om, om de 2 jaar een gezamenlijke behoefteraming vast te stellen. Ieder jaar wordt door de gemeenten en provincie vastgesteld of de behoefteraming nog actueel is.

In het RWP is aangegeven dat veruit de meeste verhuisbewegingen plaats vinden binnen de gemeentegrenzen. Daarmee zijn woningmarkten in West-Overijssel in eerste instantie lokaal georiënteerd. West-Overijsel wordt onderscheiden in vier subregio's zodat op lager schaalniveau naar de marktsituatie kan worden gekeken en afstemming van plannen kan plaatsvinden. Zwolle valt in de subregio Kop Zuid (Zwolle, Kampen en Zwartewaterland)

Behoefte: PRIMOS 2013 aangevuld met scherpere sloopopgave
De West-Overijsselse gemeenten, waaronder Zwolle gebruiken de huishoudingsprognose van Primos 2013 als basis voor het vaststellen van de vraag naar nieuwe woningen en programmering. Primos wordt alom in Nederland hiervoor gebruikt. Zodra er goede inzichten ontstaan over Primos 2015 - in 2016 - kijkt West-Overijssel opnieuw naar de situatie. Zie tabel 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP17002-0004_0002.png"

In Zwolle is sprake van een kwantitatieve actuele behoefte van 2311 woningen voor de periode 2016-2026. Hiertoe komen we door de vraag op basis van Primos 2013 te confronteren met het aanbod in harde plannen (directe bouwtitel en uitwerkingsplichten). De woningvraag in Zwolle bedraagt 6121 woningen. Het aanbod in harde plannen is 1790 woningen en voor woningen in uit te werken bestemmingsplannen 2010. Totaal bedraagt dit 3810 woningen. De resterende actuele behoefte die hieruit volgt is 2311 woningen. Het aantal van 18 woningen maakt deel uit van de zachte plancapaciteit. Gelet op het feit dat er een ondercapaciteit is in de vraag naar het aantal woningen, is er ruim voldoende kwantitatieve ruimte voor de woningen.

Procedure regionale afstemming

Zoals aangegeven werken gemeenten in Overijssel met dezelfde uitgangspunten om overprogrammering te voorkomen. Binnen de RWP is de afspraak gemaakt maximaal 100% van de gemeentelijke vraag naar woningen beschikbaar te maken in harde plannen.

Door te programmeren voor de eigen behoefte zorgen gemeenten ervoor dat er geen overaanbod in harde plannen ontstaat op de (regionale) woningmarkt. Hierdoor gaat er in principe geen extra aanzuigende werking uit naar huishoudens van andere gemeenten. Daarbij zijn migratiecijfers verwerkt in de huishoudensprognose en daarmee ook de regionale behoefte.

In de samenwerkingsovereenkomst hebben de provincie en de gemeenten in West Overijssel opgenomen dat ten behoefte van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik en de regionale onderbouwing en afstemming voor de ladder van duurzame verstedelijking gemeenten en provincie afspraken maken over programmeren. Deze zijn verder uitgewerkt in rapport RWP.

De afspraken over de regionale afstemming zijn de volgende:

  • Gemeenten stemmen woningbouwplannen vanaf 25* woningen binnen bestaand stedelijk gebied af met gemeenten in de subregio. Er is sprake van een regionaal afgestemd plan zodra melding is gemaakt en mogelijkheid is geboden mee te denken over het woonplan.
  • Gemeenten stemmen woningbouwplannen vanaf 25* woningen buiten bestaand stedelijk gebied af met gemeenten in de subregio en andere planrelevante gemeenten.
  • Er is sprake van een regionaal afgestemd plan, zodra de meerderheid van de subregio en planrelevante gemeenten hebben ingestemd.

*Voor woningbouwplannen van de gemeenten Deventer en Zwolle ligt de ondergrens hoger. In deze gemeenten worden woningbouwplannen vanaf 50 woningen regionaal afgestemd.

Het bestemmingsplan is regionaal afgestemd.Gemeenten in de subregio vinden het plan daarmee ook passend binnen de Ladder en programmering in de regio.

Ook is onderzoek gedaan naar de kwalitatieve behoefte van Zwolle (WoOn 2012).

Kwalitatief zien we met name een toenemend tekort bij de volgende categorieën:

  • Eengezinskoopwoningen
  • Meergezinshuurwoningen
  • Huurwoningen in de goedkoopste prijsklasse en tevens in de vrije sector
  • Middeldure koopwoningen
  • Kleine woningen (tot 2 kamers) en grote woningen (5 kamers of meer)

In dit plan wordt voorzien in eengezinswoningen in de (sociale)huur-en koopsfeer.

Vanuit het woningbouwprogramma is de omslag gemaakt van programmeren naar stimuleren, zodat vanuit de kracht van de locatie en met de nodige flexibiliteit kan worden ingespeeld op de marktvraag. De gemeente schrijft niet vooraf in detail voor welke woningen, waar en wanneer gebouwd moeten worden. Maar vanuit haar publieke rol toetst de gemeente de plannen op ruimtelijke kwaliteit en het ontstaan van een mix van producten en woningtypen. Daarbij is de opgestelde Kleurenwaaier, onderdeel van de Woonagenda, een hulpmiddel. Deze inzichten zijn uitgewerkt in de Woonagenda 2013-2017 (vastgesteld raad juni 2013). In de Woonagenda is onder meer vastgelegd dat voor ontwikkelaars op woningbouwlocaties in beginsel programmatische vrijheid bestaat, maar dat de plannen worden beoordeeld op basis van de 'kleurenwaaier'. De kleurenwaaier heeft als toekomstbeeld: toevoeging sociale huurwoningen, geen grootschalige clustering van koopwoningen met matige kwaliteit, toevoeging van de vrije sector huurwoningen, toevoeging ruime en goede middeldure koopwoningen, realiseren bijzondere architectuur en/of woonmilieus, realiseren functiemenging, realiseren pauzewoningen.

Voor de woningen die binnen dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt betekent het dat deze zijn te categoriseren als sociale huurwoningen, zoals die is terug te vinden in de kleurenwaaier.

Trede 2: Bestaand stedelijk gebied

De tweede stap die de ladder voorschrijft is om te motiveren of de behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied is op te vangen. Daarbij wordt verstaan onder bestaand stedelijk gebied het bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.

De locaties waar de woningen zijn voorzien zijn bestaand stedelijk gebied, namelijk midden in de wijk Aalanden, midden in de wijk Holtenbroek en midden in de wijk Diezerpoort. In deze wijken wordt ingezet op revitalisering en woningbouw door middel van inbreiding/herstructurering. Bij de plannen voor het realiseren van sociale huurwoningen op 3 locaties in bestaande wijken is sprake van herstructurering. Hiermee wordt voldaan aan de tweede trede.

Trede 3: Aanbod multimodale locaties buiten bestaand stedelijk gebied

De derde stap die de ladder voorschrijft moet worden doorlopen als de behoefte niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen. De beoogde ontwikkelingen wordt gerealiseerd in bestaand stedelijk gebied, daarom behoeft deze stap niet verder te worden uitgewerkt.

2.1.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening provincie Overijssel

De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd. In het beleid van de provincie staan de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. Deze elementen zijn derhalve binnen de hele omgevingsvisie terug te vinden.

De sturingsfilosofie van de provincie is als volgt samen te vatten: als sprake is van een bepaalde ontwikkeling, dan moet eerst worden nagegaan, aan de hand van de generieke beleidsuitgangspunten die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen, of er behoefte is aan de ontwikkeling. Indien dat zo is, moet worden nagegaan of de gekozen plek geschikt is voor het aldaar doorvoeren van de ontwikkeling.

Om antwoord te kunnen geven op die laatste vraag dient de ontwikkelingsperspectievenkaart bekeken te worden. Wanneer uit die kaart blijkt dat een ontwikkeling, zoals gepland, niet in strijd is met deze kaart, kan verder worden bezien hoe de ontwikkeling vormgegeven moet worden. Hierbij heeft de provincie gekozen voor een vierlagenbenadering, in welke benadering vier kaarten/lagen worden onderscheiden. Dit zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarische cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust- en leisurelaag. Samen met de catalogus gebiedskenmerken kan worden geconstrueerd welke kenmerken per laag van belang zijn om rekening mee te houden bij de planvorming.

Ontwikkelingsperspectief

Uit de kaart Ontwikkelingsperspectieven blijkt dat de locaties in het gebied liggen dat is aangemerkt voor 'veelzijdige leefmilieus, breed spectrum woon-, werk- en mixmilieus' met de subcategorie 'woonwijk' en de beleidsaanduiding 'beekdal'. In de gebieden aangemerkt als 'woonwijk' is ruimte voor herstructurering, inbreiding en transformatie naar diverse woon- werk- en gemengde stadsmilieus.

Gebiedskenmerken

Op de Gebiedskenmerken kaarten blijkt dat de natuurlijke laag van het plangebied aangemerkt dient te worden als 'dekzandvlakte'. Het agrarische cultuurlandschap wordt aangeduid als 'bebouwing' en de stedelijke laag als 'bebouwing: woonwijken 1955 - nu'. De vierde laag, de lust en leisurelaag is niet aangeduid.

Conclusie

Gezien de bovenstaande ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken valt de herontwikkeling van de in het generieke beleid van de provincie.

2.1.3 Gemeentelijk beleid

Structuurplan Zwolle 2020

Het structuurplan dat op 16 juni 2008 door de raad is vastgesteld geeft de gemeentelijke visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020 weer. Het Structuurplan verwoordt niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie wordt uiteengerafeld in programma's voor de verschillende beleidsterreinen. De globale visies op de toekomstige sociale, economische en ruimtelijke structuur zijn uitgewerkt tot de kern van het structuurplan: de plankaart met een beschrijving in hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkelingen voor de komende vijftien jaar. De plankaart geeft zo een integraal beeld van de beoogde functies van stad en ommeland tot 2020.

De Reggelaan 105-107 in de wijk Aalanden is op de kaart van het Structuurplan aangemerkt als 'Woongebied' en meer specifiek het 'groenstedelijk' woonmilieu.

Voor het woongebied is de ambitie uit het Structuurplan: "op peil houden dan wel verbeteren van de kwaliteit en vitaliteit van bestaande wijken". Dit omvat onder andere het afronden van de herstructurering Holtenbroek, verder planvorming en uitvoering van de herstructurering Kamperpoort en Diezerpoort, revitalisering van delen Zwolle-Zuid, bij inbreidingslocaties veel aandacht voor woonmilieu en prijscategorie.

Beschreven wordt dat de meeste woonwijken in Zwolle vitaal en attractief zijn. Sommige oudere buurten lijken kwetsbaar, zoals delen van Assendorp en Pierik, delen van Aa-landen, delen van Zwolle-zuid Oost, Westenholte-Stins, Holtenbroek IV en Zeeheldenbuurt. Wanneer het mogelijk is om in deze buurten in te breiden moet meteen gekeken worden welk woonmilieu, woningtype en prijscategorie de vitaliteit van de buurten kunnen versterken.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het gemeentelijke structuurplan.

2.2 Archeologisch en cultuurhistorisch beleid

Archeologisch beleid

Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.

Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit. Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).

Cultuurhistorisch beleid

In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief modernisering monumentenzorg (MoMo). Het behoud en de bescherming van monumenten is hiervan een belangrijk doel én er vindt een verbreding plaats naar de omgeving. Overal in steden, dorpen en landschappen zijn plaatsen van herinnering, plaatsen met een bijzondere cultuurhistorische betekenis. Goede ruimtelijke ordening betekent dat alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte in de besluitvorming worden betrokken. Daarom is de eerste pijler van MoMo gericht op cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Om meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening zullen gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.

Op grond van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Ook is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het archeologisch en cultuurhistorisch beleid.

2.3 Verkeersbeleid

Mobiliteitsvisie

Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijks – en provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie. De Mobiliteitsvisie is door de gemeenteraad vastgesteld op 2 februari 2009.

Uit de Mobiliteitsvisie komt naar voren dat de verdere groei van de mobiliteit niet opgevangen kan worden door de mobiliteitsvraag te faciliteren met nieuwe infrastructuur. Zwolle heeft een gunstige positie qua ontwikkeling. In de na te streven doelen op het gebied van duurzaamheid, milieu, bereikbaarheid, economische groei, leefbaarheid en dergelijke is het daarom noodzakelijk om prioriteiten te stellen. Zwolle wil de kwaliteiten als bereikbare en gezonde stad vasthouden door, naast de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur, de samenleving te mobiliseren om de groeiende vraag naar mobiliteit om te buigen in een duurzame richting.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het verkeersbeleid.

2.4 Groenbeleid

Groenbeleidsplan en Structuurplan 2020

Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Buurtgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het Structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus.

Bomenverordening

Voor de bomen geldt de in 2013 vastgestelde Bomenverordening.

Voor het vellen van een boom binnen de op de Groene Kaart weergegeven groenstructuren (Hoofdgroenstructuur, Wijkgroenstructuur, Groenvoorzienend boomgebied en Hoogstedelijk boomgebied), zoals die staan aangegeven op de Groene Kaart, is een (kap)omgevingsvergunning nodig voor bomen met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben.

Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan op de Groene Kaart aangegeven als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Dit verbod geldt voor alle bijzondere bomen, ongeacht de locatie op de Groene Kaart, de stamomvang van de boom en de perceelsgrootte van het perceel waarop de bijzondere boom staat. Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom. Wanneer er geen mogelijkheden zijn voor (voldoende) herplant, moet financiële compensatie plaatsvinden.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het groenbeleid.

2.5 Waterbeleid

Europees en nationaal beleid

Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn heel in het kort de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water.

Europese Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn Water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat “een goede ecologische toestand”. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen.

Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).

In de geldende Europese richtlijnen en de EU richtlijn Prioritaire Stoffen staat precies omschreven wat een goede chemische toestand voor oppervlaktewater is. De ecologische doelstellingen stellen de lidstaten onderling vast in zogeheten (internationale) stroomgebiedbeheersplannen. Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.

Waterbeheer 21e eeuw

WB21 anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzame waterkwantiteit- en duurzaam waterkwaliteitsbeheer:

  • vasthouden, bergen en vertraagd afvoeren;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.

Bij 'vasthouden, bergen en afvoeren' wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het om een voorkeursvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon en vuil water zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.

Deltawet

Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoogwater en de zoetwatervoorziening op orde houden.

De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om de huidige veiligheid op orde te krijgen en ervoor te zorgen dat ons land is voorbereid op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris, waarvan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu de coördinerende bewindspersoon is.

Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en Hoogwaterbeschermingsprogramma, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Deze beslissingen gaan over de normen van onze belangrijkste dijken en andere waterkeringen en de strategieën voor onze waterveiligheid, over de beschikbaarheid en verdeling van zoetwater, over het peil van het IJsselmeer, over de manier waarop gebieden veilig kunnen blijven zonder aan economische waarde in te boeten en over hoe bij het bouwen van buurten en wijken rekening kan worden gehouden met water. In 2014 zijn de deltabeslissingen in de Tweede Kamer besproken.

Provinciaal beleid
Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een omgevingsvisie en de omgevingsverordening. Op 1 juli 2009 zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd, dat onder meer in plaats treedt van het Streekplan Overijssel 2000+ en de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving (VFLO). De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de Waterwet en het Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.

Waterschapsbeleid
Het algemene beleid van Waterschap Drents Overijsselse Delta is verwoord in het Waterbeheerplan 2016-2021, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Het beleid van het waterschap sluit nauw aan bij de uitgangspunten van WB21. In 2007 is de nota "Leven met Water in stedelijk gebied" vastgesteld. Deze nota beschrijft de voor het waterschap gewenste situatie in bestaand en nieuw stedelijk gebied. Om deze situatie te bereiken heeft het waterschap in 2015 het beheer en onderhoud van deze wateren overgenomen van de gemeente Zwolle. Op watergangen van Waterschap Drents Overijsselse Delta is de keur van toepassing. In de keur is aangegeven wat wel en niet mag bij watergangen, waterkeringen en kernzones. Bijvoorbeeld regels voor bouwwerken op of langs watergangen. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van Waterschap Drents Overijsselse Delta. Ook zijn deze te raadplegen op de website: www.wdodelta.nl.

Gemeentelijk beleid
Gemeente Zwolle heeft in de Wateragenda (2015) uitgangspunten vastgelegd om vorm te geven aan de opgaven rondom water en (aanpassen aan het) klimaat. Gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020 (GPR) ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden. In het GPR 2016-2020 ligt de focus, naast de zorg voor de riolering, regenwater en grondwater (de rioleringszorg), op de klimaatbestendige stad. Hevige neerslag en langdurige droogte kunnen verstrekkende gevolgen hebben voor het welzijn van mens en dier en de ontwikkeling van de stad Zwolle. In het GPR is aangegeven dat bij het ontwikkelen van nieuwe ruimtelijke plannen rekening gehouden dient te worden met het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het waterbeleid.

2.6 Volkshuisvestingsbeleid

Woonvisie 2005-2020 en Woonagenda 2013-2017

Het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid, waaronder de woningbouw, is vastgelegd in de Woonvisie 2005-2020 (vastgesteld raad april 2005). De Woonvisie 2005-2020 geeft de gemeentelijke koers voor de woningbouw in de komende jaren weer. Naast blijvende aandacht voor het realiseren van productieaantallen (bouwopgave) ligt de ambitie in een versterking van de woonmilieudifferentiatie waarbij wordt ingespeeld op de woonwensen vanuit de leefstijlprofielen.

Vanaf medio 2008, dus na de vaststelling van de Woonvisie, is de woningmarkt echter sterk teruggevallen als gevolg van de financiële en economische crisis. De wereld om ons heen is sindsdien ingrijpend gewijzigd, dit geldt ook voor de woningbouw. De raad heeft in december 2012 ingestemd met de gedachte dat het beleid minder programmerend moet zijn, en meer faciliterend. Tevens is besloten de verwachtingen omtrent de woningproductie in de komende vijf jaar te halveren tot gemiddeld 400 woningen per jaar, waarvan de helft op locaties in bestaand stedelijke gebied. Voor de jaren na 2017 zou van een iets hogere productie mogen worden uitgegaan.

Deze nieuwe inzichten zijn uitgewerkt in de Woonagenda 2013-2017 (vastgesteld raad juni 2013). In de Woonagenda is onder meer vastgelegd dat voor ontwikkelaars op woningbouwlocaties in beginsel programmatische vrijheid bestaat, maar dat de plannen worden beoordeeld op basis van de 'kleurenwaaier'. De kleurenwaaier heeft als toekomstbeeld: toevoeging sociale huurwoningen, geen grootschalige clustering van koopwoningen met matige kwaliteit, toevoeging van de vrije sector huurwoningen, toevoeging ruime en goede middeldure koopwoningen, realiseren bijzondere architectuur en/of woonmilieus, realiseren functiemenging, realiseren pauzewoningen.

In paragraaf 2.1.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking' is een uiteenzetting gegeven over hoe het woonbeleid van de gemeente Zwolle in elkaar zit, omdat in die paragraaf is ingegaan op de Ladder voor duurzame verstedelijking. Hier is nadere informatie over het woonbeleid te lezen.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het volkshuisvestingsbeleid.

2.7 Economisch beleid

Beroep- en bedrijf aan huis

Beroep aan huis wordt toegestaan.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het economisch beleid.

2.8 Milieubeleid

Milieubeleid

De gemeenteraad van Zwolle heeft in 2005 de milieuvisie "Milieu op scherp" vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd.

Per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enz.) wordt beleid geformuleerd.

Op dit moment is voor de sectoren energie, duurzaam bouwen, bodem, grondwater, geluid, afval en externe veiligheid beleid vastgesteld.

Het beleid voor de aspecten die relevant zijn voor het plangebied worden in de volgende paragrafen beschreven.

Geluid

In de milieuvisie 'Milieu op scherp' wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven:

"Zwolle is een dynamische stad met geluidniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied en ook de geluidbelasting binnen het gebied is gerelateerd aan de functie van het gebied. Dit is vastgelegd in de 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle'. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling".

In de door de gemeenteraad vastgestelde 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle' (juli 2007) en in de beleidsregel 'Hogere waarden Wet geluidhinder' (2 april 2007) worden de ambities en de grenswaarden (dit is de maximale waarde waarvoor nog hogere grenswaarden worden vastgesteld) per gebiedstype genoemd.

Is de geluidsbelasting lager dan de grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid dan kan na een eenvoudige administratieve toets de hogere waarde worden vastgesteld. Is de geluidsbelasting hoger dan de grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid, maar onder het wettelijke maximum dan is een meer diepgaande beoordeling noodzakelijk. Bij de beoordeling komt het onderzoeken van varianten nadrukkelijk aan bod en wordt gekeken naar mogelijkheden van bijvoorbeeld een geluidsluwe gevel, aangepaste indeling van de woning (hoofdslaapkamer aan de geluidsluwe gevel), een balkon of tuin aan de geluidsluwe zijde van de woning, indien het balkon aan de voorzijde is gesitueerd wordt gekeken naar mogelijkheden om deze afsluitbaar te maken, waardoor akoestische compensatie wordt verkregen.

Het plangebied ligt in het gebiedstype Groen stedelijk. Hiervoor geldt vanuit geluid een ambitiewaarde van 43 dB en een grenswaarde van 53 dB.

Luchtkwaliteit

Het luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteitssituatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken.
Zwolle wil binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Om dat te bereiken zijn de volgende doelen geformuleerd:

  • voldoen aan wet- en regelgeving;
  • anticiperen op de toekomst;
    Knelpunten in de toekomst moeten voorkomen worden. Dit betekent dat de luchtkwaliteit in het planvormingsproces van ruimtelijke plannen en verkeersplannen wordt meegenomen;
  • beleid ten aanzien van luchtkwaliteit inbedden in bestaand gemeentelijk beleid
    De gemeente streeft ernaar dat het aspect door gaat werken in het verkeers- en vervoersbeleid, het ruimtelijke ordeningsbeleid en het beleid van vergunningen en handhaving.

Externe veiligheid

De beleidsvisie externe veiligheid is in maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad en geactualiseerd in 2013. Grote lijn van de visie is het voldoen aan de basisveiligheid binnen de gemeentelijke grenzen. Dit betekent dat:

  • Overal voldaan wordt aan de normen voor plaatsgebonden risico.
  • Een gebiedsgerichte invulling wordt gegeven aan groepsrisicobeleid met een gebiedsgericht kader voor externe veiligheid.
  • Veiligheidsdoelstellingen passend bij de typering van het gebied worden ontwikkeld.
  • Zoveel mogelijk geanticipeerd wordt op de landelijke beleidsontwikkeling die een ongunstige invloed kan hebben op de veiligheidssituatie in Zwolle met als doel het bewaken van een optimaal veiligheidsniveau.

In januari 2009 hebben burgemeester en wethouders het gebiedsgerichte beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van een mogelijke toename van het groepsrisico.

Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.

Het plangebied ligt in het gebiedstype Groen stedelijk. Dit gebied wordt getypeerd als rustig met overwegend een woonfunctie. Het gebied is goed ontsloten. Aangenomen kan worden dat door de nieuwe functie van wonen de personendichtheid in het gebied niet tot slechts in zeer geringe mate wijzigt. Daarnaast bevinden zich in de naaste omgeving geen risicovolle bronnen. Een nader onderzoek is derhalve niet nodig en ook gelden er geen beperkende voorwaarden vanuit externe veiligheid voor de nieuwe functie.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het milieubeleid.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied omschreven. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.

3.1 Stedenbouw

3.1.1 Huidige situatie

De Reggelaan 105-107 ligt in de Aalanden Oost. De wijk Aalanden is een uitbreidingswijk, die is gebouwd vanaf 1970 in het voormalige weidegebied in aansluiting op de wijk Holtenbroek.

De wijk wordt gekenmerkt door de schaal van de woonbuurten, waarbij de menselijke maat centraal staat. De woningen zijn voornamelijk gericht op gezinshuishoudens en bestaan uit veel laagbouw met een grote diversiteit aan woningtypen en een samenhangende groenstructuur. De woningen zijn veelal geclusterd rondom woonerven in een groene setting. De woonerven hebben een informeel en besloten karakter. Dit karakter ontstaat door het ontbreken van een duidelijk onderscheid tussen voor- en achterkant van de woning, verspringende rooilijnen en de ligging aan doodlopende woonstraten met groenstroken en speelplekken.

Op de Reggelaan 105-107 is het gebouw van een voormalige school aanwezig. Op de locatie Beulakerwiede 4 is basisschool de Wieden gevestigd. Op de locatie Beulakerwiede 2 is een gymzaal aanwezig. De bebouwing in de omgeving bestaat veelal uit rijenwoningen bestaand uit 2 lagen met een kap. Aan de Baaksebeek zijn appartementengebouwen aanwezig bestaand uit 3 lagen met een kap. Het appartementengebouw de Beulakerstaete bestaat uit 3 lagen en is plat afgedekt.

De Reggelaan 105-107 heeft in het geldende bestemmingsplan een globaal bebouwingsvlak met een maximale goot- en bouwhoogte van 7 meter en een bebouwingspercentage van 40%. In het plangebied is de voormalige locatie van een school gelegen. De bestemming is 'maatschappelijk-1'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP17002-0004_0003.png"

afbeelding: foto in vogelvlucht van Reggelaan 105-107 in noordelijke richting.

3.1.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

De bestaande bebouwing op de locatie Reggelaan 105-107 zal worden gesloopt.

Op de locatie worden levensloopbestendige woningen gerealiseerd. De woningen zijn evenwijdig aan de woningen aan de Vlierbeek gesitueerd en vormen een klein hofje. De goothoogte ligt op maximaal 4 meter en de bouwhoogte op maximaal 7 meter. De bouwmassa voegt zich hiermee in de bouwmassa's van de woningblokken in de omliggende wijk. De bouwhoogtes van omliggende woningen variëren van 7,5 tot 10 meter hoog. De locatie wordt t.o.v. de gesloopte school niet extreem verdicht; de nieuwbouw is bescheiden van hoogte en er zijn voortuintjes aanwezig. Waar de locatie grenst aan de openbare ruimte is voorzien in een nette gebouwde erfafscheiding.

Voor het gedeelte van de bestemming Wonen dat grenst aan de Volterbeek is een bebouwingspercentage van 60% opgenomen, om hier voldoende lucht en ruimte in de bouwvolumes te behouden en doorgangen te kunnen situeren naar de hof.

3.2 Archeologie

3.2.1 Huidige situatie

De locatie heeft een archeologische verwachtingswaarde van 10%. De locatie Reggelaan 105-107 is daarom niet nader onderzocht

Een 10% gebied staat gelijk aan 'onbekend'. We weten hier niets van. Een 'grondverstoorder' kan derhalve niet verantwoordelijk gesteld worden voor onderzoek dat gedaan zou moeten worden om meer inzicht in het gebied te krijgen. Er kan verzocht worden om bij grondverstorende activiteiten de aanvangsdatum te melden bij de archeologische sectie van de gemeente, zodat die in de gelegenheid gesteld wordt om een kijkje bij de werkzaamheden te nemen. Er zijn hier geen financiële consequenties aan verbonden.
.

3.2.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Voor de locatie is gelet op de geringe archeologische verwachtingswaarde, geen onderzoeken of maatregelen nodig.

3.3 Cultuurhistorie

3.3.1 Huidige situatie

De locatie ligt in de Aalanden. Voor de wijk Aalanden zijn de cultuurhistorische waarden geinventariseerd (Cultuurhistorische quickscan Aalanden, oktober 2013). Uit deze inventarisatie blijkt dat ter plaatse van de Reggelaan 105-107 geen gebouwen of structuren van cultuurhistorische waarde aanwezig zijn.

3.3.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Er zijn geen cultuurhistorische waarden in het plangebied aanwezig. Er zijn dan ook geen gebouwen of structuren die in het plan bescherming behoeven.

3.4 Verkeer

3.4.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt in de wijk de Aalanden. Deze wijk ligt ten noorden van het stadscentrum en wordt ontsloten door de Rijnlaan en de Zwartewaterallee. Het plangebied wordt begrensd door de Reggelaan aan de oostzijde, de Vlierbeek/Volterbeek aan de zuidzijde en de Beulakerwiede aan de noordzijde. De Reggelaan is de ontsluitingsweg van het plangebied en sluit aan via de Beulakerwiede op de Maaslaan en via de rotonde op de Rijnlaan.

3.4.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Verkeersstructuur (ontsluiting)
De nieuwe functie van het plangebied is geen aanleiding voor wijzigingen aan de verkeersinfrastructuur. Belangrijk is dat het zicht op het verkeer goed is vanuit de nieuw te realiseren uitrit.

Parkeren
Voor wat betreft de eisen ten aanzien van parkeervoorzieningen zal de nieuwe functie moeten voldoen aan de eisen van de Regeling Parkeernormen 2016 . Parkeren moet zoveel mogelijk op eigen terrein worden aangelegd.
De inrichting van het belendende gebied bij de woningen met parkeerplaatsen gebeurt volgens de Stedenbouwkundige opzet Reggelaan 105-107. De inrichtingsopzet is als Bijlage 4 bij de toelichting opgenomen.
Het bezoekersparkeren vindt daarnaast plaats in het openbaar gebied.

Openbaar vervoer
De dichtstbijzijnde bushaltes bij het plangebied liggen aan de Reggelaan. Dit is op loopafstand van het plangebied.

3.5 Natuur

3.5.1 Huidige situatie

Op het perceel staat een voormalig schoolgebouw. Aan de rand van het terrein is plantsoen aanwezig variërend van laag plantsoen tot hoog bosplantsoen.

3.5.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Voor de locatie is door Bureau Bleijerveld een quikscan uitgevoerd. De resultaten van de quikscan zijn als Bijlage 5 Quickscan Reggelaan 105-107 aan de toelichting toegevoegd.

Het bestaande gebouw zal worden gesloopt. Op het terrein worden woningen gerealiseerd. In het onderzoek is er vanuit gegaan dat het groen geheel verdwijnt.

3.5.2.1 Natuurbescherming

Het plangebied ligt midden in de bebouwde kom van Zwolle. Buiten de grenzen van de stad liggen diverse beschermde gebieden in het kader van Natura 2000 en het NNN. De gebieden zijn voornamelijk gerelateerd aan de IJssel en Vecht. Het plangebied ligt op minimaal drie kilometer afstand van de beschermde gebieden. Gelet op de ligging van het plangebied, de grote afstand tot beschermde gebieden en de beperkte schaal van het project, zijn negatieve effecten op beschermde gebieden op voorhand uit te sluiten.

3.5.2.2 Beschermde soorten

In het plangebied zijn algemene, nationaal beschermde soorten uit de soortgroepen zoogdieren en amfibieën te verwachten. Daarnaast moet rekening worden gehouden met broedsels van vogels zonder vaste nestplaats. De broedsels zijn alleen in de opgaande begroeiing te verwachten.

Voor de te verwachten soorten zoogdieren en amfibieën geldt een algemene vrijstelling van de verbodsartikelen van de Wnb zolang het een ruimtelijke ingreep betreft.

Broedsels van vogels en de dieren zelf kunnen schade ondervinden wanneer de uitvoering in het broedseizoen plaatsvindt. Dit is verboden volgens de Wnb. Hiervoor is geen ontheffing mogelijk.

Maatregelen

Er moet bij de uitvoering rekening gehouden worden met de broedtijd van vogels. In dit verband dient het rooien van groen buiten de broedtijd plaats te vinden. De piek van het broedseizoen valt in de periode van half maart tot half juli. Eerdere en latere broedgevallen zijn mogelijk, met name van duiven. In de periode november-februari is de kans op broedgevallen zeer klein. Vanuit de Wnb zijn geen verdere maatregelen vereist. Ook is geen ontheffing nodig, mits rekening wordt gehouden met broedvogels.

Conclusie

De conclusie van de quickscanis dat de Wet Naturrbescherming door het wijzigen van het bestemmingsplan en/of het verlenen van toekomstige vergunningen niet wordt overtreden indien (voorzorgs)maatregelen worden getroffen. De quickscan maakt het aannemelijk dat op basis van de bevindingen het bestemmingsplan uitgevoerd kan worden. Nader onderzoek is niet nodig en een ontheffing isniet nodig, mits rekening wordt gehouden met broedvogels.

3.6 Water

3.6.1 Huidige situatie
3.6.1.1 Waterstructuur

Watergangen, waterkeringen

Op of nabij de locatie aan de Reggelaan, zijn geen watergangen of waterkeringen gelegen.

Waterwinning

De locatie aan de Reggelaan ligt niet in een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied.

Riolering

De inzameling van afvalwater in de gebieden rondom Reggelaan vindt plaats middels een gemengd rioolstelsel.

3.6.1.2 Overstromingsrisico

Quickscan

De Reggelaan is gelegen in dijkring 53, Salland (zie figuur 1). Deze dijkring wordt omsloten door de Vecht aan de noordzijde, de IJssel aan de westzijde en het Zwarte Water aan de noordwestzijde. Omdat het bestemmingsplan ruimte biedt aan de ontwikkeling van niet incidentele over-stromingsgevoelige functies en omdat het plangebied gelegen is in dijkring 53 is een overstromings-risicoparagraaf verplicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP17002-0004_0004.jpg"

Figuur 1 Dijkring 53

Risico-inventarisatie

Voor de keringen van dijkring 53 geldt een veiligheidsnorm van 1/1250 per jaar (overschrijdingskans). Op basis van de risicokaart wordt de maximale waterdiepte in het plangebied tijdens een overstroming geschat tussen de 0,8 tot 2 meter (figuur 2). De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep. In figuur 3 is de tijd tot overstroming van dijkring 53 bij een dijkdoorbraak bij de IJsselcentrale weergegeven (maatgevend scenario t.a.v. tijd tot overstroming).

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP17002-0004_0005.png"

Figuur 2 Maximale waterdiepte in dijkring 53 tijdens een overstroming

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP17002-0004_0006.png"

Figuur 3: Tijd tot overstroming na dijkdoorbraak bij Berkum

Maatregelen

Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en). Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Wat betreft maatregelen kan worden gedacht aan: aanvullend ophogen (voor zover mogelijk) van het plangebied, voldoende hoog aanbrengen vloerpeil, verhoogde drempels, zodanige inrichting gebouw dat bij eventuele overstroming schade zoveel mogelijk wordt beperkt (denk aan materiaalgebruik en minder gevoelige ruimten op de begane grond), aansluiting van het plangebied op dichtstbijzijnde weg waardoor bereikbaarheid gewaarborgd blijft en opstellen van een evacuatieplan. Meer informatie is onder andere te vinden op de website www.onswater.nl.

3.6.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Riolering

De inzameling van afvalwater in de gebieden rondom Reggelaan, vindt plaats middels een gemengd rioolstelsel. Voor de droogwaterafvoer (DWA) uit het plangebied naar dit gemeentelijk riool moeten nieuwe huisaansluitingen worden gerealiseerd.

De toename van het hoeveelheid afvalwater door de ontwikkeling in het plangebied is gering. Er is geen sprake van overbelasting van het bestaande rioolstelsel en de afvalwaterzuiveringsinstallatie.

De hemelwaterafvoer (HWA) van daken, terrassen en parkeerplaatsen moet binnen het plangebied worden geborgen en worden geïnfiltreerd in de bodem. Binnen het plangebied dient daartoe minimaal een statische berging gecreëerd te worden van 20 mm per vierkante meter afvoerend oppervlak.

Drooglegging

In het plangebiedwordt een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 meter gehanteerd om grondwateroverlast te voorkomen. De ontwateringsdiepte is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en de kruin van de weg in de openbare ruimte. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte.

Wateroverlast

Om wateroverlast en schade in gebouwen te voorkomen, wordt geadviseerd om een drempelhoogte van minimaal 15 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders) moet aandacht worden besteed om wateroverlast te voorkomen (bijvoorbeeld toepassing van waterdichte materialen).

3.7 Wonen

3.7.1 Huidige situatie

Op de locatie Reggelaan 105-107 in de Aalanden is het gebouw van een voormalige school aanwezig.

3.7.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Het bestaande gebouw zal gesloopt worden. Op de locatie worden maximaal 18 sociale huurwoningen gerealiseerd in de vorm van een hofje.

3.8 Voorzieningen

3.8.1 Sport & recreatie

Op de locatie Beulakerwiede 2 is een gymzaal aanwezig.

3.8.2 Maatschappelijk

Op de locatie Beulakerwiede 4 is basisschool de Wieden gevestigd.

3.9 Milieu

In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten die van belang zijn bij het toekennen van bestemmingen. Tevens komt de ligging van kabels, leidingen en straalpaden aan bod.

3.9.1 Geluid

Wegverkeerslawaai

Het plan met 18 woningen ligt binnen de geluidzone van de Maaslaan. Uit onderzoek (Akoestisch onderzoek locatie Reggelaan 105 en 107-107A, Abovo acoustics, 19 december 2016, rapportnr. Z1802c-3-GB Bijlage 3 van de toelichting) blijkt dat de geluidsbelasting ten gevolge van de Maaslaan voldoet aan de voorkeurswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder.

Daarnaast liggen er diverse 30 km/u-wegen in de directe omgeving. Deze zijn niet gezoneerd op grond van de Wet geluidhinder en behoeven op grond van de Wet geluidhinder geen nader onderzoek. Deze wegen zijn in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel onderzocht.

Het plangebied ligt in het gebiedstype Groen stedelijk. Hiervoor geldt vanuit geluid een ambitiewaarde van 43 dB en een grenswaarde van 53 dB. Uit het verrichte akoestisch onderzoek blijkt dat de ambitiewaarde wordt overschreden en op enkele plekken ook de grenswaarde. De maximaal berekende geluidbelasting bedraagt 58 dB. Hierbij moet worden opgemerkt dat het hier een gecumuleerde geluidbelasting betreft, terwijl de geluidwaarden uit het Gebiedsgerichte milieubeleid zijn vastgesteld voor individuele wegen. Daarom is de verwachting dat de geluidbelasting per weg lager ligt dan de gecumuleerde geluidbelasting van alle relevante wegen in het plangebied. Het wordt dan ook aannemelijk geacht dat de geluidbelasting per weg in de praktijk lager is. Een nader onderzoek hiernaar wordt niet zinvol geacht, omdat de aanwezige wegen een gegeven zijn (er is al sprake van een lage rijsnelheid: 30 km per uur), het gebied is grotendeels al uitontwikkeld en in het gebied een overwegende woonfuncties aanwezig zijn. Derhalve wordt het realiseren van de 18 woningen mogelijk geacht en wordt hiermee afgeweken van de ambitiewaarde (en mogelijk op sommige plekken ook van de grenswaarde). De nieuwe functie van wonen in het plangebied komt ten goede aan het woon- en leefklimaat in het gebied. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat ook de bestaande groenstructuur opnieuw wordt overwogen wat een positief effect zal hebben op het bestaande leefklimaat in het gebied.

3.9.2 Bedrijvigheid (Wet milieubeheer)

Voor het toetsen en plannen van ruimtelijke ontwikkelingen is de VNG-Brochure Bedrijven en milieuzonering opgesteld. Met een goede ruimtelijke ordening kan geluidhinder worden voorkomen. Dit kan door voldoende afstand te behouden tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies. In de handreiking (versie 2009) zijn lijsten opgenomen met richtafstanden. Als niet aan deze richtafstanden kan worden voldaan, kan hier gemotiveerd van worden afgeweken. Dit houdt in dat een nadere beoordeling van de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot haar omgeving noodzakelijk is.

In de nabijheid van het plangebied zijn een (basis)schoolgebouw en een gymzaal aanwezig. Voor beide bronnen geldt voor het onderdeel geluid (maatgevend aspect) een richtafstand van 30 meter. Hierbij is er vanuit gegaan dat het plangebied kan worden gekenmerkt als type rustige woonwijk. Het plangebied ligt voor een deel (noordelijk geprojecteerd bouwblok) binnen deze afstand. Daarom is akoestisch onderzoek (Akoestisch onderzoek locatie Reggelaan 105 en 107-107A, Abovo acoustics, 19 december 2016, rapportnr. Z1802c-3-GB Bijlage 3 van de toelichting) verricht naar het effect van deze aanwezige bronnen op het plangebied.

Gymzaal (Beulakerwiede 2):

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat op basis van een representatieve invulling van activiteiten van de gymzaal de geluidniveaus bij open en gesloten ramen variëren. Het maximale piekniveau ligt op 61 dB(A) en de etmaalwaarden lopen uiteen van 48 dB(A) overdag tot en met 54 dB(A) in de avond. De waarde van 54 dB(A) is alleen aan de orde op 4,5 meter hoogte bij woongebouw 02 (zie akoestisch rapport ABOVO Acoustics,pagina 27). Ondanks deze waarde van 54 dB(A) wordt aannemelijk geacht dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Dit wordt hieronder gemotiveerd.

De berekende geluidbelastingen tonen aan dat bij geopende ramen de in stap 2 van de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering opgenomen etmaalwaarde (45 dB(A)) wordt overschreden. Uitgaande van een rustige woonwijk is sprake van 3 dB overschrijding in de dagperiode en 9 dB overschrijding in de avondperiode. Omdat niet voldaan kan worden aan stap 2 is gekeken naar stap 3. Deze stap houdt in dat de etmaalwaarde met 5 dB(A) wordt verhoogd naar 50 dB(A). Het onderzoek laat zien dat in de dagperiode wordt voldaan en in de avondperiode sprake is van een kleine overschrijding.

De overschrijding vindt plaats op de noordelijke gevel van het gebouw 02. De tuinzijde (zuidoostelijk deel) van het gebouw ligt ruim onder de 50 dB(A). Zo is in ieder geval sprake van een rustige plek. Verder zullen de ramen van de gymzaal een groot deel van het seizoen gesloten zijn. Hierdoor ligt de geluidbelasting op de noordelijke gevels veel lager dan 50 dB(A). Dit blijkt ook uit het akoestisch onderzoek. De gymzaal wordt vooral overdag gebruikt en de berekende waarden liggen zoals genoemd onder de 50 dB(A). Op basis van verkregen informatie wordt de gymzaal maar één keer per week in de avond gebruikt. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat het komen en gaan personen aan de andere (noord)zijde van de gymzaal plaatsvindt. Hiervan is geen hinder voor het plangebied te verwachten. Vanwege dit en het minimale gebruik van de gymzaal in de avondperiode verwachten wij niet dat dit leidt tot een onaanvaardbaar leef- en woonklimaat voor de woningen in het plangebied. Overigens is het zo dat de gymzaal al langer in gebruik is (overdag en 's avonds) en in de directe omgeving al gewoond wordt. Voor zover bekend zijn er geen klachten over geluid van de gymzaal ontvangen door de gemeente.

Omdat sprake is van nieuwbouw kan er vanuit gegaan worden dat de aan te brengen gevelweringconstructie voldoende is om ondanks de berekende geluidwaarde van 54 dB(A) te voldoen aan het wettelijk binnenniveau.

Basisschool (Beulakerwiede 3 en 4):

In de nabije omgeving van het plangebied bevindt zich een (kleine) basisschool (volgens de website http://ikcdewieden.nl/ 120 leerlingen). Het schoolgebouw zelf bevindt zich op ruime afstand van het plangebied (ruim 40 meter). De hoofdingang (en toegang tot schoolplein) van het gebouw bevindt zich aan de noordwestelijke kant van het schoolgebouw. Het speelplein voor de kinderen waaiert uit richting (noord)oostelijke zijde. Rondom dit deel van het plein is een hek aangebracht waardoor het als afgesloten kan worden beschouwd. De kortste afstand vanaf het schoolplein ten opzichte van het plangebied bedraagt circa 14 meter. In het akoestisch onderzoek is uitgegaan van 50 spelende kinderen (gelet op het aantal leerlingen op dit moment kan worden aangenomen dat hier sprake is van een representatief aantal (twee klassen van 25 leerlingen spelen tegelijk buiten). Ook is inzichtelijk gemaakt wat de geluideffecten zijn bij 150 kinderen. Gelet op de huidige activiteiten van de school wordt voor de beoordeling van een goed woon- en leefklimaat uitgegaan van 50 spelende kinderen.

Daarnaast is ook de aanwezigheid van een handbel in het akoestisch onderzoek meegenomen. Vanwege de beperkte invloed (ten opzichte van de spelende kinderen) op het plangebied is deze handbel verder buiten beschouwing gelaten.

Het akoestisch onderzoek toont aan dat het langtijdgemiddelde (etmaalwaarde) meer dan 45 dB(A) bedraagt en het piekniveau meer dan 65 dB(A) is. Dit betekent dat stap 2 uit de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering niet toereikend is. Daarom is het plangebied beoordeeld aan de hand van stap 3.Deze stap houdt in dat de etmaalwaarde met 5 dB(A) wordt verhoogd naar 50 dB(A). De maximale etmaalwaarde bedraagt volgens het akoestisch onderzoek 50 dB(A) en het maximale piekniveau 68 dB(A). Hiermee wordt voldaan aan stap 3. Ondanks deze geluidbelastingen wordt het wel aannemelijk geacht dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Dit wordt hieronder gemotiveerd.

Het betreft hier de gevels van de woningen aan de noordzijde van het plangebied waarop de meeste geluidbelasting valt verwachten. Aan de tuinzijde van deze woningen is de geluidsituatie veel gunstiger (de berekende geluidwaarden liggen onder de maximale etmaalwaarde en het maximale piekniveau (het maximale niveau op 4,5 meter hoogte ligt op 54 dB(A)). Dit wordt mede bereikt door de aan te brengen (stenen) erfafscheiding tussen gebouw 51 en gebouw 02 (zie o.a. pagina 27 van het akoestisch onderzoek). Een geluidscherm rondom het deel van het schoolplein ter hoogte van het noordelijke gebouw wordt niet wenselijk geacht, omdat dit ten koste gaat van het open karakter van het plangebied en de sociale veiligheid (het zicht op het plein wordt minder). Daarnaast bevinden zich tussen het noordelijke woongebouw en het schoolplein nog parkeerplaatsen en groen waardoor gesteld kan worden dat sprake is van een meer visuele scheiding tussen de beide functies. Dit draagt bij aan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Daarnaast is de verwachting dat in de praktijk het gehele schoolplein wordt gebruikt en niet alleen het gedeelte ter hoogte van het noordelijke gebouw. Hierdoor is de verwachting dat de geluidwaarden in de praktijk lager zullen zijn dan berekend in het akoestisch onderzoek.

Door al aanwezige gebouwen (bestaand gebouw dat in gebruik is voor begeleid wonen (Volterbeek 2) zal geluid deels worden afgeschermd. Overigens zijn voor zover bekend ook geen klachten ingediend vanwege geluid door de bewoners van de al aanwezige woningen in de omgeving. Ook geldt dat de hoofdingang van het schoolgebouw aan de andere (noordwestelijke) zijde van het plein zit. Verwacht kan worden dat geluid dat gepaard gaat met het halen en brengen van kinderen geen directe invloed heeft op het plangebied.

Vaak gaan deze gebieden gepaard met de aanwezigheid van één of meerdere scholen. Ruimte is schaars en er wordt van de zijde van de gemeente waarde gehecht om de ruimte zo optimaal mogelijk in te vullen. Dat betekent dat een bepaalde mate van geluid inherent is aan deze gebieden. Zo ook hier.

Cumulatie

In het akoestisch onderzoek is ook gekeken naar de cumulatie van bovengenoemde geluidbronnen. Dit is gecumuleerd naar wegverkeer. Hieruit blijkt dat de hoogste waarde 52 dB bedraagt op woongebouw 02. De gecumuleerde waarde voor wegverkeer ligt hoger en bedraagt 58 dB voor woongebouw 05.Om een goed binnenniveau te garanderen (waarmee wordt voldaan aan de wettelijke norm van 33 dB), zal bij het bepalen van de gevelweringconstructie uitgegaan moeten worden van 58 dB.

3.9.3 Luchtkwaliteit

Besluit gevoelige bestemmingen

In het plan worden 18 woningen gerealiseerd. Woningen vallen niet onder de definitie 'gevoelige bestemming' op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen. Daarnaast liggen de woningen niet binnen een afstand van 300 meter tot een rijksweg of 50 meter tot een provinciale weg. Verder blijkt uit de Monitoringstool Luchtkwaliteit 2016 (van het ministerie van Infrastructuur en Milieu) dat het plangebied voldoet aan de wettelijke normen voor luchtkwaliteit (grenswaarde van 40 µg/m3). Nader detailonderzoek wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

NIBM

In de AMvB Niet in betekenende mate, is voor diverse categorieën aangegeven bij welke omvang van een initiatief de 3%-grens bereikt is. Voor de categorie woningbouw is de omvang tot waar geen toetsing nodig is, gesteld op 1.500 woningen (Regeling NIBM bijlage 3A). Aangezien het project 18 woningen omvat, is het plan per definitie NIBM en hoeft geen verdere toetsing plaats te vinden. Een nader detailonderzoek naar de luchtkwaliteit als gevolg van het plan is derhalve niet noodzakelijk.

3.9.4 Bodemkwaliteit

In april 2016 is een bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie (bron: Bodeminformatiesysteem gemeente Zwolle). Hieruit blijkt dat in de bovengrond minerale olie boven de interventiewaarde is geconstateerd. In het grondwater is barium boven de streefwaarde aangetroffen. Vervolgens is nader onderzoek uitgevoerd. Dit toont aan dat er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Zodra werkzaamheden in de bovengrond plaatsvinden, zal de aangetroffen minerale olie moeten worden verwijderd in verband met de nieuwe functie, wonen met tuin. Hiertoe dient een plan van aanpak te worden ingediend bij de gemeente.

3.9.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico's. Er wordt gelet op het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen in bedrijven alsmede op het transport van gevaarlijke stoffen via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen.

De planlocatie bevindt zich niet binnen de invloedssfeer van transportroutes voor gevaarlijke stoffen en/of bedrijven, die gevaarlijke stoffen opslaan dan wel verwerken of produceren.

3.9.6 Afval

Voor de woningen in het plangebied geldt dat deze gebruik kunnen maken van de bestaande afvalinzamelingstructuur in de wijk. Dit houdt in dat voor het restafval gebruik kan worden gemaakt van de bestaande ondergrondse afvalcontainer. Voor het overige afval zijn de woningen aangewezen op de daarvoor bestemde inzamelvoorzieningen.

3.9.7 Kabels, leidingen en straalpaden

In het plangebied bevinden zich geen kabels, leidingen of straalpaden die beschermingen behoeven.

3.10 Duurzaamheid

Bij dit plangebied zal er sprake zijn van een kwaliteitsverbetering van de sociale woningvoorraad in de gemeente Zwolle, zowel op het gebied van wooncomfort als energieprestatie. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaamheid. Ambitie is dat alle bestaande woningen in 2023 energielabel B hebben. Ook ten aanzien van veel nieuwbouw wordt een extra duurzaamheid ambitie geformuleerd. Voor de te realiseren woningen van deze versnellingsactie is de ambitie om de woningen aan een EPC te laten voldoen die 10% beter is dan de geldende wettelijke voorschriften.

 

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten

4.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Aalanden, Reggelaan 105 - 107 zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Aalanden, Reggelaan 105 - 107.

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels:

De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:

Artikel 1 Begrippen;

Artikel 2 Wijze van meten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:

Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:

Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.

Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.

Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.

De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:

  • 1. Bestemmingsomschrijving;
  • 2. Bouwregels;
  • 3. Nadere eisen;
  • 4. Afwijken van de bouwregels;
  • 5. Specifieke gebruiksregels;
  • 6. Afwijken van de gebruiksregels;
  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • 8. Wijzigingsbevoegdheid.

Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.

  • 1. Bestemmingsomschrijving:

In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.

  • 2. Bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.

Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.

De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.

De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximum goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximum bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.

  • 3. Nadere eisen:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.

De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 11 Algemene procedureregels.

  • 4. Afwijken van de bouwregels:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.

De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

  • 5. Specifieke gebruiksregels:

In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.

  • 6. Afwijken van de gebruiksregels:

Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro

De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.

  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingsregel opgenomen.

  • 8. Wijzigingsbevoegdheid:

Het gaat hier om een specifieke op een bepaalde bestemming gerichte wijzigingsbevoegdheid als bedoel in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen.

Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Uov) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Hoofdstuk 3 Algemene regels:

In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel;

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels;

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels;

Artikel 11 Algemene procedureregels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:

In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.

4.2 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.

Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.

4.3 Bestemmingsregels

Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:

Artikel 3 Groen

Uitgangspunten:

  • Het structuurgroen en het buurtgroen is bestemd tot 'Groen'. De overige groengebieden zijn bij de bestemming 'Verkeer - Erftoegangsweg' gevoegd. In de bestemming Groen zijn paden voor langzaam verkeer toegestaan maar geen wegen en parkeervoorzieningen voor snelverkeer. Dit is vast beleid waar slechts gemotiveerd van kan worden afgeweken.
  • Bermen en groenstroken langs wegen, die geen structuur- of buurtgroen zijn, zijn opgenomen in de verkeersbestemmingen. Binnen deze laatste bestemmingen is een uitwisseling van groen, verkeer en parkeren overal toegestaan.
  • Binnen de bestemming Groen zijn overal trapveldjes en speelvoorzieningen mogelijk.
  • Binnen deze bestemming mogen overal gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

Artikel 4 Maatschappelijk

Deze bestemming is opgenomen voor de school en gymzaal aan de Beulakerwiede 2 en 4.

Artikel 5 Tuin

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en carports bij recht worden gebouwd. Via een afwijking zijn bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bouwwerken wel mogelijk, mits geen aantasting plaatsvindt van de in de afwijkingsbevoegdheid genoemde criteria. Het gaat hier om bebouwing ten behoeve van uitbreiding van hoofdgebouwen, bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bijgebouwen en carports. Tevens moet zo nodig rekening worden gehouden met de Wet geluidhinder.

Artikel 6 Verkeer - Erftoegangsweg

Deze bestemming is opgenomen voor het verkeers- en verblijfsgebied met een erftoegangsfunctie. Het heeft een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied. Behalve de rijbanen zelf worden ook de bijbehorende bermen, voetpaden, fietspaden en parkeerplaatsen in de bestemming opgenomen. Ook groenvoorzieningen en speelvoorzieningen zijn als onderdeel van de verblijfsfunctie mogelijk in deze bestemming. Binnen deze bestemming mogen ook gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

Artikel 7 Wonen

Deze bestemming is bedoeld voor de eengezinshuizen. Dit zijn gebouwen, welke één woning omvatten.

Uitgangspunten:

  • Alle bestaande eengezinshuizen in het plangebied worden als zodanig bestemd.
  • De bestaande bebouwing wordt conform het huidige legale gebruik en volume bestemd. Indien het geldende plan ruimere mogelijkheden geeft dan er gerealiseerd zijn, wordt volgens die ruimere mogelijkheden bestemd, indien realisatie nog aanvaardbaar is qua licht- en luchttoetreding.
  • Binnen het bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd.
  • Op het erf binnen deze bestemming, dat buiten het bouwvlak is gelegen, mogen bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd, maar geen zelfstandige hoofdgebouwen, waarvan situering niet ondenkbaar wordt bij het toestaan van grotere oppervlakten.
  • Halve meters bij hoogtebepalingen worden in het kader van de deregulering afgerond naar boven.
  • In het kader van de deregulering mag het erf binnen deze bestemming aan de zijkant en de achterkant van het bouwvlak zonder afwijking worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken tot maximaal 50% en 100 m².
  • Ter wille van de openheid in het stedenbouwkundig beeld blijft het uitgangspunt waar mogelijk van toepassing om bijbehorende bouwwerken in de zijtuin achter de voorgevel van het hoofdgebouw te plaatsen.
  • Bij de bepaling van de voorzijde wordt gekeken waar de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak en de naar de weg toegekeerde grens van de gevel van een hoofdgebouw is gelegen. Hierbij is de zijde van de hoofdtoegang van het hoofdgebouw bepalend.
  • In de voortuinen komt de bestemming 'Tuin', waar in principe geen gebouwen en carports zijn toegestaan.
  • Indien in de voortuinen gebouwen aanwezig zijn, wordt ter wille van de eenvoud van regeling en beheer een gebied met de bestemming 'Wonen' aangegeven dat voor 100% mag worden bebouwd.
  • Zo nodig kunnen nadere eisen worden gesteld aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodat bij het ontwikkelen van ongewenste situaties nog kan worden ingegrepen.

Beroep aan huis:

Volgens vaste jurisprudentie moet binnen een woonbestemming ook een aan huis verbonden beroep worden toegelaten. Uit de jurisprudentie kan als enige ruimtelijk relevant criterium worden afgeleid het hebben van 'een ruimtelijke uitwerking of uitstraling, die in overeenstemming is met de woonfunctie van het betrokken perceel'.

Er is in dit plan een regeling opgenomen voor het gebruik van een deel van een woning voor een aan huis verbonden beroep, zoals in de gemeente Zwolle bij deze bestemming gebruikelijk is. De beperking van het ruimtebeslag van de woning met inbegrip van de bijgebouwen tot 30% van het vloeroppervlak van de woning (met een absoluut maximum van 50 m²) dient om het verlies of de bovenmatige aantasting van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. Op deze wijze wordt tevens voorkomen dat de verkeersaantrekkende werking te groot zal worden.

Het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden voor de uitoefening van een beroep of bedrijf, hoe gering ook van omvang, is zonder meer als strijdig met de woonbestemming aan te merken.

In de begrippen is een definitie opgenomen over wat onder een aan huis verbonden beroep moet worden verstaan. Het gaat om een dienstverlenend beroep. De definitie van beroep aan huis is gelijk aan de landelijk gehanteerde standaarddefinitie. Indien er personeel in dienst wordt genomen kan er eerder sprake zijn van een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die niet met de woonfunctie in overeenstemming is.

Bouwwerken, zonder dak:

Bij de regeling van deze bouwwerken is geen verschil gemaakt tussen verschillende soorten bouwwerken. Elk bouwwerk dat functioneel past in de bestemming kan worden toegelaten. Volstaan is met algemene bepalingen omtrent de maximum hoogte. Daarbij is voor erf- of perceelafscheidingen aansluiting gezocht bij het criterium voor vergunningvrij bouwen van het Bor en voor de afwijking bij het criterium van de Bouwverordening.

4.4 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.

Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Deze regel maakt het mogelijk de bestemmingen 'Groen', 'Tuin', 'Verkeer - Erftoegangsweg', 'Wonen' onder in deze regel omschreven voorwaarden zodanig te wijzigen dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden aangegeven.

Artikel 11 Algemene procedureregels

Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.

Artikel 12 Overige regels

In dit artikel wordt geregeld dat bij een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Daarbij moet worden voldaan worden aan de parkeeropgave, zoals neergelegd in de “Regeling Parkeernormen 2016”. Indien deze regeling wordt gewijzigd, moet rekening worden gehouden met deze wijziging.

Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van de “Regeling Parkeernormen 2016”

4.5 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.

Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.

Artikel 14 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.

4.6 Handboek

Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Inleiding

Indien sprake is van een of meerdere aangewezen bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, (hierna “een aangewezen bouwplan”), in combinatie met een bestemmingsplan, wijzigingsplan, projectuitvoeringsbesluit of omgevingsvergunning is de afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (Grondexploitatiewet) van toepassing. Dit houdt in dat de gemeenteraad een exploitatieplan dient vast te stellen tenzij middels gemeentelijke gronduitgifte dan wel, of in combinatie met, een anterieure overeenkomst de kosten in de grondexploitatie anderszins verzekerd zijn en, indien noodzakelijk, er afspraken zijn gemaakt over een tijdvak, fasering en locatie-eisen.

Aangewezen bouwplan

In het onderhavige bestemmingsplan is op het perceel kadastraal bekend gemeente Zwolle ZLE00, sectie O, nummer 1276 (Reggelaan 105-107 als onderdeel versnellingsactie met deltaWonen) voorzien in een aangewezen bouwplan.

Voor zover er in het onderhavige bestemmingsplan is voorzien in een aangewezen bouwplannen zijn deze gesitueerd op percelen welke in eigendom zijn bij de gemeente. De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan en de uitvoeringskosten van het project worden gedekt zoals omschreven in het raadsbesluit 'Versnellingsactie Sociale Huurwoningen' (20150511-7). Dit besluit is vastgesteld door de gemeenteraad op 11 mei 2015. Hierin zijn de benodigde financiële middelen voor het gezamenlijke project veiliggesteld. Met dit raadsbesluit is de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan Aalanden, Reggelaan 105 - 107 dan ook verzekerd. Voor het voorliggende bestemmingsplan wordt dan ook geen exploitatieplan opgesteld aangezien het kostenverhaal anderszins verzekerd is door opname in de grondprijs.

Conclusie

Op basis van het bovenstaand wordt het bestemmingsplan geacht economisch uitvoerbaar te zijn.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.2.1 Overleg met de buurt

Op 20 september 2016 is er een inloopavond geweest voor het plan Reggelaan. Belangstellenden konden het concept-voorontwerp bestemmingsplan inzien en vragen stellen.

Er is onder andere gevraagd om senioren woningen in plaats van eengezinswoningen te maken. Dit om de doorstroom van ouderen die nu in een eengezinswoning wonen te bevorderen. Hieraan is gehoor gegeven door zowel Deltawonen als de gemeente.

Tevens is er gevraagd om de verkeersveiligheid van de Reggelaan te verbeteren door de slinger uit de weg te halen om te komen tot een meer overzichtelijke situatie. Omdat andere verkeersremmende maatregelen zoals een drempel niet mogelijk is vanwege de busroute, is er voor gekozen de huidige situatie te handhaven. 

Als laatste kwam tijdens de inloopavond naar voren dat er veel waarde wordt gehecht aan het bestaande groen. Dit om het prettige zicht op groen vanuit de bewoners te behouden. Bij de realisatie van het plan zal zo min mogelijk groen worden verwijderd. Echter, toezeggingen over specifieke bomen of die wel of niet moeten worden gerooid kunnen niet worden gedaan.

Op 13 februari 2017 is een informatieavond gehouden voor de omwonenden van de Reggelaan in wijkcentrum De Bolder. Tijdens deze avond zijn omwonenden geïnformeerd over de vragen n.a. v de 1e inloopavond, de aanpassingen van het plan naar seniorenwoningen, de bestemmingsplanprocedure en de sloop van het pand.

5.2.2 Uitkomsten overleg

Provincie Overijssel

Samenvatting reactie

Binnen het plan worden geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het doel is het mogelijk maken van 18 sociale huurwoningen. Dit plan draagt bij aan realisatie van sociale woningbouw en dat juichen wij van harte toe.

Hiermee is, voor zover het de provinciale diensten betreft, voldaan aan het ambtelijke vooroverleg als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening

Reactie gemeente

Hier wordt kennis van genomen.

Brandweer IJsselland

Samenvatting reactie

Voor het hele plangebied geldt een overstromingsrisico. Hier wordt in het bestemmingsplan voldoende aandacht aan gegeven. Verder zijn er voor het plangebied geen zaken die relevant zijn voor de (externe) veiligheid.

Reactie gemeente

Hier wordt kennis van genomen.

Waterschap Drents Overijsselse Delta

In het voorontwerpbestemmingsplan is niet ingegaan hoe met het hemelwater wordt opgegaan. Het is wenselijk dat wel in het bestemmingplan op te nemen

Reactie gemeente

In de toelichting is dit abusievelijk niet opgenomen en er zal alsnog worden opgenomen hoe met hemelwater zal worden omgegaan.