Plan: | Diezerpoort, Bisschop Willebrandlaan 32 - 34 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0193.BP16016-0004 |
Op het perceel Bisschop Willebrandlaan 32-34 te Zwolle staat de voormalige St. Michaelskerk met klokkentoren. Vastbouw is sinds november 2006 eigenaar van de kerk en heeft in februari 2015 opnieuw kenbaar gemaakt deze te willen slopen om appartementen te realiseren. Omdat een passende permanente gebruiksfunctie voor deze kerk niet haalbaar is, heeft de ontwikkelaar gekozen voor het realiseren van woningbouw. In dit kader is geconstateerd, dat:
Naar aanleiding van het nieuwe initiatief van Vastbouw is op basis van een gemeentelijke intakenotitie een stedenbouwkundige verkenning gedaan naar de kansen om bij herontwikkeling van deze locatie tot meervoudige waardencreatie te komen: in lijn met de visie Gedroomd Diezerpoort is hier woningbouw denkbaar in samenhang met een te actualiseren visie op versterking groenstructuur Park Hogenkamp-/Middelwegzone met mogelijk groene uitlopers tot onderhavige locatie. Mede daarom heeft de gemeente een actieve regierol opgepakt om deze zone te versterken tot herkenbare groene drager in samenhang met onderhavig nieuw ruimtelijk initiatief en andere nieuwe ruimtelijke vastgoedopgaven, zoals voor de Stilohal en omgeving.
In relatie tot de visievorming op Park Hogenkamp-/Middelwegzone, is door Vastbouw sinds medio 2015 gewerkt aan de beoogde stedenbouwkundige verkenning. Het resultaat is vervat in een situatietekening voor nieuw te bouwen appartementen, alsmede structuurvolgende ruimtelijke uitgangspunten voor invulling van de in de visie voor woningbouw aan te wijzen vlek, zoals over positionering volumes, massa en vorm, routes/aansluiting op openbare ruimte, toe te voegen/te verwijderen groen, ontsluiting en parkeren. Cruciaal hierbij is het behoud/hergebruik van de toren en het volgen van de gestaffelde voorgevelrooilijn van het te slopen kerkcomplex. Als tijdelijk gebruiker heroriënteert Stichting The(ater) The Young Ones zich thans op de toekomst. In dit kader hebben ze medio 2016 besloten de kerk te verlaten.
Op grond hiervan is op 25 oktober 2016 door het college van burgemeester en wethouders besloten mee te willen gaan werken aan de beoogde herontwikkeling naar woningbouw, waarbij de ruimtelijke uitgangspunten uit de concept-visie Park Hogenkamp-/Middelwegzone gehanteerd worden als randvoorwaarden voor de verdere planvorming. Het beoogd effect is om op basis van deze randvoorwaarden & anterieure overeenkomst (waarin deze randvoorwaarden zijn opgenomen) mee te werken aan een bestemmingsplanherziening en aan een hierin passend bouw- en inrichtingsplan.
Het plangebied is, zoals vermeld, gesitueerd aan de Bisschop Willebrandlaan 32-34 te Zwolle.
Op de luchtfoto is de situering van het plangebied globaal aangegeven. Voor een exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de bijbehorende verbeelding.
Globale ligging plangebied (Bron Google-Earth)
Wanneer we verder inzoomen, dan is het goed te zien, dat het plangebied aan de noord- en oostzijde grenst aan de Katholieke begraafplaats, terwijl het parkeerterrein van de ALDI gelegen is direct ten zuidoosten van het plangebied:
Het plangebied in detail (Bron: Google-Earth)
Voor het perceel Bisschop Willebrandlaan 32-34 is het bestemmingsplan "Diezerpoort" van kracht. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de raad op 13 mei 2013. Op basis van dit bestemmingsplan zijn de gronden bestemd voor "Gemengd 5". Ter plaatse zijn onder andere maatschappelijke voorzieningen, kantoren en bijzondere woonvormen toegestaan. Binnen het aangegeven bouwvlak mag bebouwing opgericht worden tot een maximale bouwhoogte van 8 meter, met uitzondering van de klokkentoren, die 40 meter hoog mag zijn.
In artikel 14.6 van het bestemmingsplan Diezerpoort is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Burgemeester en wethouders mogen de bestemming "Gemengd 5" wijzigen ten behoeve van woningen met bijbehorende voorzieningen. Daarbij dienen een aantal randvoorwaarden in acht genomen te worden. Een van die randvoorwaarden luidt, dat de bouwmogelijkheden als genoemd in de bestemming "Gemengd 5" onveranderd blijven. Dat betekent, dat het bouwvlak niet overschreden mag worden en dat de toegelaten bouwhoogte van 8 meter niet overschreden mag worden. Al in een vroeg stadium is gebleken, dat aan deze voorwaarden niet voldaan kan worden. De voorgenomen nieuwbouw bestaat namelijk uit 4 bouwlagen. Dit betekent, dat de nieuwe bebouwing ongeveer 12 meter hoog zal worden. Omdat in dat geval de bouwmogelijkheden als genoemd in de bestemming "Gemengd 5" toch veranderen, kan er geen gebruik gemaakt worden van deze wijzigingsbevoegdheid.
Om deze reden is het nodig een partiele herziening van het bestemmingsplan Diezerpoort in procedure te brengen.
In dit hoofdstuk wordt aangegeven welk beleid er ontwikkeld is op rijks- provinciaal- en gemeentelijk niveau voor deze locatie. De nadruk ligt hierbij op het gemeentelijke niveau, omdat vooral op dit niveau echt "beleid" gemaakt wordt met directe gevolgen voor deze locatie.
Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur (hierna: SVIR) vastgesteld. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. De SVIR geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Die ambitie is vertaald in doelen voor de middellange termijn tot 2028.
Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn slechts 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:
Conclusie
Er is bij het plan geen sprake van rijksbelangen, waardoor de conclusie is dat het plan niet in strijd is met het rijksbeleid.
Met de inwerkingtreding van het Barro heeft er ook een wijziging plaatsgevonden van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is opgenomen dat gemeenten en provincies verplicht zijn om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen, wanneer een zodanig ruimtelijk besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling (zie art. 1.1.1 Bro) mogelijk maakt.
Voor het bestemmingsplan Diezerpoort, Bisschop Willebrandlaan 32 - 34 worden de treden van de ladder als volgt doorlopen.
Trede 1: Regionale behoefte
De eerste stap die de ladder voorschrijft is om te motiveren dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.
Om die behoefte te kunnen onderbouwen wordt in eerste instantie verwezen naar de onlangs vastgestelde Woonvisie Zwolle "Ruimte voor wonen 2017 - 2027" (vastgesteld in mei 2017).
Hierin zijn de belangrijkste ambities, woonopgaven en bijbehorende acties voor de komende 10 jaar beschreven. Daarmee moet de verdere groei van Zwolle toekomstbestendig en verantwoord gefaciliteerd worden. Het nieuwe beleidskader moet daarnaast bijdragen aan het realiseren van (andere) opgaven, zoals versterking van de economische regio, vitaliteit van de (binnen)stad, transformatie van vastgoed, langer zelfstandig wonen en de uitvoering van de duurzaamheidsagenda. Aan de woonopgaven en acties zal samen met partners en initiatiefnemers uit de stad gewerkt worden.
De vertaling van Visie en ambitie naar een Woonagenda en acties is gebaseerd op trends en (maatschappelijke) ontwikkelingen die op de gemeente af komen. De Woonagenda bevat de belangrijkste woonopgaven waar Zwolle aan wil werken. De gemeente wil met deze agenda richting geven, maar ook ruimte bieden voor nieuwe ideeën en initiatieven die bijdragen aan de opgaven. De Woonagenda bevat vijf belangrijke woonopgaven. In de woonvisie wordt duidelijk gemaakt wat de gemeente gaat doen (en wat niet) om deze woonopgaven te realiseren: waar op ingezet wordt, wat het doel is en vanuit welke rol, wat de gemeente verwacht van andere partijen en (bewoners) initiatiefnemers. Hier wordt de Woonagenda dus vertaald naar acties. Dit kunnen lopende acties zijn, maar ook aanvullende acties die nodig zijn om onze ambities en doelstellingen in samenwerking te kunnen realiseren.
Een belangrijke woonopgave is het streven naar een ongedeelde stad met woningen voor iedereen. Hierover wordt in de woonvisie het volgende gezegd:
De woningmarkt is in snel tempo sterk aangetrokken. De crisis op de woningmarkt (2008-2014) ligt merkbaar achter ons. We zijn een ongedeelde stad en dat willen we ook blijven. We gaan voor wonen duidelijk een nieuwe fase in: de grote opgave is om het bouwtempo op te voeren en het woningbouwprogramma voor de komende tien jaar evenwichtig te vullen. En daarbij het woningbouwprogramma te verbinden met de andere majeure opgaven: met de opgaven voor wonen en zorg, met de klimaat- en energieopgave en met de ambitie om de economische toppositie in Nederland te behouden.
De opgaven verschillen daarmee wezenlijk van de periodes die achter ons liggen: allereerst de crisisjaren, waarin de focus lag op doseren van het programma, het analyseren van de achterliggende bewegingen in de markt, en de jaren van voor de crisis (1995-2008) met als grootste devies: bouwen, bouwen, bouwen. Voor wonen geldt dat er een verwachte woningbehoefte is van 5500 tot 6000 woningen tot 2027 en circa 4000 woningen vanaf 2027. De vraag is hoe we de stad kunnen versterken als centrum van de regio Zwolle en Noordoost-Nederland, maar ook als overloopgebied van de Randstad. We zien de groei van de stad met in totaal 10.000 woningen tot 2040 niet als een lineair proces van woningen toevoegen, maar als de opgave om voor de komende jaren ‘elke woning raak te laten zijn’ omdat met deze woningen nog een substantiële invulling en verandering in de stad tot stand gebracht kan worden. De opgave is dat we daarbij het karakter waar Zwolle om gewaardeerd wordt, kunnen behouden. In alle opzichten dus een evenwichtige stad (einde citaat).
Uit het bovenstaande blijkt wel, dat Zwolle voor een grote opgave staat. Over de woningbouw worden in regionaal verband "prestatieafspraken"gemaakt.
De huidige prestatieafspraken liepen per 1 januari 2016 af. Het proces om te komen tot nieuwe prestatieafspraken is afgerond. Door de Stec groep is het rapport RWP West-Overijssel (Regionale Woon Programmering) opgesteld. In dit document - RWP West-Overijssel (Regionale Woon Programmering) - is opgenomen wat de afspraken zijn in West-Overijssel en is voorgelegd aan de gemeentebesturen en provincie ter besluitvorming. De gemeenten en de provincie hebben op 27 januari 2016 een samenwerkingsovereenkomst getekend waarin afspraken zijn gemaakt over woonregio's en nadere afspraken over aantallen woningen en afstemming met de regio. Dit rapport is in april 2017 geactualiseerd, zodat we nu de beschikking hebben over recente afspraken.
In dit rapport is aangegeven dat veruit de meeste verhuisbewegingen plaats vinden binnen de gemeentegrenzen. Daarmee zijn woningmarkten in West-Overijssel in eerste instantie lokaal georiënteerd. West-Overijsel wordt onderscheiden in vier subregio's zodat op lager schaalniveau naar de marktsituatie kan worden gekeken en afstemming van plannen kan plaatsvinden. Zwolle valt in de subregio Kop Zuid (Zwolle, Kampen en Zwartewaterland).
Voor West-Overijssel is de huishoudensprognose geactualiseerd. Daarvoor is een systematiek ontwikkeld waarbij 1) actuele marktinzichten worden betrokken, 2) ontwikkelingen op regionaal niveau worden meegewogen en 3) op lokaal niveau een stabieler beeld ontstaat over de verwachte huishoudensontwikkeling als basis voor programmering. Omdat prognoses gepaard gaan met enige onzekerheid maken de gemeenten in West-Overijssel de afspraak te werken met een bandbreedte. Zowel de onderkant als de bovenkant van de bandbreedte hebben waarde. Dit voorkomt blindstaren op één getal en helpt gemeenten in West-Overijssel een stap te zetten naar meer kwalitatief en adaptief programmeren. De bovenkant van de bandbreedte kan worden opgezocht onder de volgende voorwaarden:
Alle gemeenten in West-Overijssel hebben hun harde plannen grondig geïnventariseerd en ingevuld in de planmonitor. Daarbij is een verschil gemaakt tussen onherroepelijke bestemmingsplannen met bouwtitel en plannen met een uitwerkingsplicht of wijzigingsbevoegdheid. Uitwerkingsplichten en wijzigingsbevoegdheden tellen mee als harde plancapaciteit. Wel dient in het kader van de Ladder en/of uitvoerbaarheid/goede ruimtelijke ordening nog een afweging plaats te vinden (zie 3.1). Zie tabel 1. Monitoring van vraag en aanbod is een noodzakelijk en continu proces om gezamenlijke uitgangspunten actueel te houden.
Bron: provincie Overijssel (2017), actualisatie huishoudensprognose, 2017; opgave planaanbod door gemeenten via planmonitor, 2017. Bewerking Stec Groep (2017), afrondinsverschillen, afgerond op vijftallen. *een aantal gemeenten is voortvarend aan de slag met het deprogrammeren van harde bestemmingsplancapaciteit, zie hiervoor beeld en toelichting per gemeente.
Het aantal van ongeveer 50 woningen te realiseren middels dit bestemmingsplan, maakt deel uit van de zachte plancapaciteit. Gelet op het feit dat er een ondercapaciteit is in de vraag naar het aantal woningen, is er ruim voldoende kwantitatieve ruimte voor de woningen.
De gemeenten in West-Overijssel hebben de afspraak gemaakt afspraak dat iedere gemeente maximaal 100% van de eigen vraag naar woningen als harde plancapaciteit beschikbaar maakt. Dat is in lijn met de Ladder voor duurzame verstedelijking en de visie van provincie. Daarnaast is de afspraak gemaakt om vraag en aanbod ten aanzien van uitbreiding en vervanging (sloop gevolgd door nieuwbouw) apart bij te houden. Monitoring van vraag en aanbod is een noodzakelijk en continu proces om gezamenlijke uitgangspunten actueel te houden. De gemeenten in het RWP West-Overijssel maken samen met de provincie de afspraak om, om de 2 jaar een gezamenlijke behoefteraming vast te stellen. Ieder jaar wordt door de gemeenten en provincie vastgesteld of de behoefteraming nog actueel is.
Voor Zwolle is het volgende beeld opgenomen:
Zwolle is een sterke groeistad. De gemeente Zwolle voorziet met plannen met directe bouwtitel en plannen met capaciteit in uitwerkingsplichten in circa 70%1 van de woningvraag de komende 10 jaar. Hiermee is in Zwolle (al langere tijd) sprake van een bewuste onderprogrammering in plancapaciteit en ruimte voor initiatieven. We streven naar een inbreiding van minimaal 50% en uitbreiding van maximaal 50%. Zwolle zet in op kwalitatief programmeren om maximaal in te spelen op de behoefte en wil verantwoord de volgende stap te zetten naar verstedelijking. Dit doet Zwolle door harde en zachte plancapaciteit stadsbreed en per gebied, kwalitatief en toekomstbestendig tegen het licht te houden en waar nodig te (her)programmeren. Binnenkort zet Zwolle verdere stappen in de uitwerking hiervan naar een ontwikkelstrategie woningbouw. Ook zet Zwolle vol in -conform de Ladder- op binnenstedelijke transformatie- en inbreidingsmogelijkheden. Hiervoor is in juni 2016 een visie op transformatie van kantoren naar wonen opgesteld.(einde citaat).
In het rapport RWP West-Overijssel (Regionale Woon Programmering) zullen de gemeenten en de provincie elke twee jaar de wijzigingen doorvoeren door besluiten van de colleges van Gedeputeerde Staten en de colleges van burgemeester en wethouders
Ook is onderzoek gedaan naar de kwalitatieve behoefte van Zwolle (WoOn 2012).
Kwalitatief zien we met name een toenemend tekort bij de volgende categorieën:
In dit plan wordt voornamelijk voorzien in de bouw van 2- en 3-kamerappartementen in de koop- en/of huursector. Dit sluit aan bij de bovengenoemde behoefte.
Daarnaast mag niet onvermeld blijven, dat de gemeente inmiddels afspraken gemaakt heeft met de provincie over het hanteren van een praktische ondergrens bij het beoordelen van plannen ten opzichte van de Ladder. Afgesproken is, dat plannen met een omvang van maximaal 50 woningen niet getoetst hoeven te worden aan de Ladder. De maximale capaciteit van het onderhavige plan omvat ongeveer 50 woningen. Het is mogelijk, dat er 1, 2 of 3 woningen meer gebouwd worden, maar dat is nog geheel afhankelijk van de uiteindelijk gekozen mix van kleine en wat grotere appartementen. Ook indien de uiteindelijke capaciteit net boven de 50 uitkomt, behoeft niet gevreesd te worden voor strijdigheid met de Ladder, zoals hierboven is aangetoond.
Trede 2: Bestaand stedelijk gebied
De tweede stap van de ladder van duurzame verstedelijking vraagt naar een onderbouwing waarom deze locatie binnen het stedelijk gebied een geschikte locatie is voor de voorgestane ontwikkeling door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie, inbreiding of anderszins. Daarbij wordt verstaan onder bestaand stedelijk gebied het bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.
De locatie waar op basis van dit bestemmingsplan woningbouw mogelijk gemaakt wordt behoort tot het bestaand stedelijk gebied, namelijk midden in de wijk Diezerpoort. In deze wijk wordt ingezet op revitalisering en woningbouw. In dit plan maakt de voormalige St. Michaelskerk plaats voor woningbouw.
Vanuit het woningbouwprogramma is de omslag gemaakt van programmeren naar stimuleren, zodat vanuit de kracht van de locatie en met de nodige flexibiliteit kan worden ingespeeld op de marktvraag. De gemeente schrijft niet vooraf in detail voor welke woningen, waar en wanneer gebouwd moeten worden. Maar vanuit haar publieke rol toetst de gemeente de plannen op ruimtelijke kwaliteit en het ontstaan van een mix van producten en woningtypen.
Trede 3: Aanbod multimodale locaties buiten bestaand stedelijk gebied
De derde stap die de ladder voorschrijft moet worden doorlopen als de behoefte niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen. De beoogde ontwikkeling wordt gerealiseerd in bestaand stedelijk gebied, daarom behoeft deze stap niet verder te worden uitgewerkt.
Omgevingsvisie 2017 en Omgevingsverordening 2017 provincie Overijssel
De provincie Overijssel heeft op 12 april 2017 de Omgevingsvisie 2017. Beken Kleur. Tegelijkertijd is de bijbehorende Omgevingsverordening 2017 vastgesteld alsmede de Catalogus Gebiedskenmerken. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd.
De opgaven en kansen waar de provincie voor staat, zijn vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema’s. Deze beleidsthema's worden benaderd vanuit de – overkoepelende – rode draden duurzaamheid en ruimtelijke en sociale kwaliteit, waarvoor – themaoverstijgende – kwaliteitsambities zijn geformuleerd. Dit alles is vertrekpunt voor alle projecten en initiatieven in de provincie Overijssel en is vertaald in een ‘wenkend perspectief’ én in provinciale generieke beleidskeuzes, ontwikkelingsperspectieven en (de catalogus) gebiedskenmerken. Een en ander kan schematisch als volgt in beeld gebracht worden:
In het beleid van de provincie staan de zorg voor duurzaamheid, sociale kwaliteit en ruimtelijke kwaliteit centraal. Deze elementen zijn derhalve binnen de hele omgevingsvisie terug te vinden.
De sturingsfilosofie van de provincie is als volgt samen te vatten: als sprake is van een bepaalde ontwikkeling, dan moet eerst worden nagegaan, aan de hand van de generieke beleidsuitgangspunten die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen, of er behoefte is aan de ontwikkeling. Indien dat zo is, moet worden nagegaan of de gekozen plek geschikt is voor het aldaar doorvoeren van de ontwikkeling.
Om antwoord te kunnen geven op die laatste vraag dient de ontwikkelingsperspectievenkaart bekeken te worden. Wanneer uit die kaart blijkt dat een ontwikkeling, zoals gepland, niet in strijd is met deze kaart, kan verder worden bezien hoe de ontwikkeling vormgegeven moet worden. Hierbij heeft de provincie gekozen voor een vierlagenbenadering, in welke benadering vier kaarten/lagen worden onderscheiden. Dit zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarische cultuurlandschap, de stedelijke laag en de laag van de beleving. Samen met de catalogus gebiedskenmerken kan worden geconstrueerd welke kenmerken per laag van belang zijn om rekening mee te houden bij de planvorming.
Ontwikkelingsperspectief
Het plangebied is op de ontwikkelingsperspectievenkaart van de Omgevingsvisie aangeduid als 'woon- en werklocatie binnen de stedelijke netwerken'. De ambitie van de provincie voor deze gebieden luidt als volgt:
Rond de binnensteden liggen de diverse woon- en werklocaties, elk met hun eigen woon-, werk- of mixmilieu. Herstructurering en transformatie moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur of water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld door in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening te houden met risico’s op overstroming of wateroverlast. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten). (einde citaat)
Gebiedskenmerken
Het plangebied is onderdeel van de stedelijke omgeving van Zwolle. Het maakt deel uit van het gebied, dat is aangemerkt als 'bebouwingsschil 1900-1955'.
In de omgevingsvisie wordt voor deze gebieden de volgende ontwikkelingsrichting aangegeven:
Als herstructurering, inbreiding en toevoeging van bebouwing plaats vinden in de individueel ontwikkelde stadswijken van de bebouwingsschil 1900 - 1955, dan dragen deze bij aan behoud, versterking en vernieuwing van de individuele bebouwing met een eigen karakter en uitstraling. Ontwikkelingen voegen zich in maat, schaal en ritme naar de omliggende bebouwing (einde citaat).
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het provinciaal beleid.
Structuurplan Zwolle 2020
Het structuurplan dat op 16 juni 2008 door de raad is vastgesteld geeft de gemeentelijke visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020 weer. Het Structuurplan verwoordt niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie wordt uiteengerafeld in programma's voor de verschillende beleidsterreinen. De globale visies op de toekomstige sociale, economische en ruimtelijke structuur zijn uitgewerkt tot de kern van het structuurplan: de plankaart met een beschrijving in hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkelingen voor de komende vijftien jaar. De plankaart geeft zo een integraal beeld van de beoogde functies van stad en ommeland tot 2020.
Op de structuurplankaart maakt het plangebied deel uit van een groter gebied, dat is aangeduid als 'woongebied'. Het woongebied heeft een 'stedelijk' woonmilieu wat wordt omschreven als een gevarieerd woongebied met de nadruk op compacte voor- en naoorlogse woonmilieus (bruto dichtheid 30-50 woningen per hectare). Er zijn veel regionale voorzieningen zoals onderwijs, zorg en overheidsinstellingen.
Verder staat structuurgroen aangeduid langs een aantal wegen, waaronder de Bisschop Willebrandlaan.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het gemeentelijke structuurplan.
Archeologisch beleid
Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.
Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit. Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).
Cultuurhistorisch beleid
In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief modernisering monumentenzorg (MoMo). Het behoud en de bescherming van monumenten is hiervan een belangrijk doel én er vindt een verbreding plaats naar de omgeving. Overal in steden, dorpen en landschappen zijn plaatsen van herinnering, plaatsen met een bijzondere cultuurhistorische betekenis. Goede ruimtelijke ordening betekent dat alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte in de besluitvorming worden betrokken. Daarom is de eerste pijler van MoMo gericht op cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Om meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening zullen gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.
Op grond van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Ook is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het archeologisch en cultuurhistorisch beleid. Zie in dit verband ook paragraaf 3.2, waarin nader ingegaan wordt op de archeologische - en cultuurhistorische aspecten.
Mobiliteitsvisie
Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijks – en provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie. De Mobiliteitsvisie is door de gemeenteraad vastgesteld op 2 februari 2009.
Uit de Mobiliteitsvisie komt naar voren dat de verdere groei van de mobiliteit niet opgevangen kan worden door de mobiliteitsvraag te faciliteren met nieuwe infrastructuur. Zwolle heeft een gunstige positie qua ontwikkeling. In de na te streven doelen op het gebied van duurzaamheid, milieu, bereikbaarheid, economische groei, leefbaarheid en dergelijke is het daarom noodzakelijk om prioriteiten te stellen. Zwolle wil de kwaliteiten als bereikbare en gezonde stad vasthouden door, naast de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur, de samenleving te mobiliseren om de groeiende vraag naar mobiliteit om te buigen in een duurzame richting.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het verkeersbeleid.
Groenbeleidsplan en Structuurplan 2020
Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Buurtgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het Structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus.
Bomenverordening
Voor de bomen geldt de op 1 juli 2013 vastgestelde Bomenverordening. De Groene Kaart is een onlosmakelijk onderdeel van de Bomenverordening. In de Bomenverordening zijn criteria, weigeringsgronden en voorschriften opgenomen over het (compenseren van het) vellen van bomen.
Voor het vellen van aangewezen Bijzondere bomen, voor bomen binnen de hoofdgroenstructuur, binnen de wijkgroenstructuur en binnen het groenvoorzienend boomgebied (bepaalde particuliere terreinen met een belangrijk boombestand) moet een vergunning worden aangevraagd. Het basisprincipe is dat deze vergunning bij uitzondering wordt verleend en dat bij het vellen van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom.
Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben. Een ernstige beschadiging kan bijvoorbeeld optreden wanneer de wortels aangetast worden. Daarbij geldt als vuistregel dat de ruimte die bovengronds wordt ingenomen door de kroon, ondergronds wordt ingenomen door het wortelgestel. Daarom is het niet alleen ongewenst dat er gebouwd wordt binnen de projectie van de kroon op de grond, maar ook dat daar bijvoorbeeld verharding wordt aangebracht, wordt afgegraven of opgehoogd.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het groenbeleid.
Europees en nationaal beleid
Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn heel in het kort de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water.
Europese Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn Water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat “een goede ecologische toestand”. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen.
Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).
In de geldende Europese richtlijnen en de EU richtlijn Prioritaire Stoffen staat precies omschreven wat een goede chemische toestand voor oppervlaktewater is. De ecologische doelstellingen stellen de lidstaten onderling vast in zogeheten (internationale) stroomgebiedbeheersplannen. Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.
Waterbeheer 21e eeuw
WB21 anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzame waterkwantiteit- en duurzaam waterkwaliteitsbeheer:
Bij 'vasthouden, bergen en afvoeren' wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het om een voorkeursvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon en vuil water zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.
Deltawet
Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoogwater en de zoetwatervoorziening op orde houden.
De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om de huidige veiligheid op orde te krijgen en ervoor te zorgen dat ons land is voorbereid op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris, waarvan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu de coördinerende bewindspersoon is.
Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en Hoogwaterbeschermingsprogramma, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Deze beslissingen gaan over de normen van onze belangrijkste dijken en andere waterkeringen en de strategieën voor onze waterveiligheid, over de beschikbaarheid en verdeling van zoetwater, over het peil van het IJsselmeer, over de manier waarop gebieden veilig kunnen blijven zonder aan economische waarde in te boeten en over hoe bij het bouwen van buurten en wijken rekening kan worden gehouden met water. In 2014 zijn de deltabeslissingen in de Tweede Kamer besproken.
Provinciaal beleid
Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een omgevingsvisie en de omgevingsverordening. Op 1 juli 2009 zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd, dat onder meer in plaats treedt van het Streekplan Overijssel 2000+ en de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving (VFLO). De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de Waterwet en het Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.
Waterschapsbeleid
Het algemene beleid van Waterschap Drents Overijsselse Delta is verwoord in het Waterbeheerplan 2016-2021, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Het beleid van het waterschap sluit nauw aan bij de uitgangspunten van WB21. In 2007 is de nota "Leven met Water in stedelijk gebied" vastgesteld. Deze nota beschrijft de voor het waterschap gewenste situatie in bestaand en nieuw stedelijk gebied. Om deze situatie te bereiken heeft het waterschap in 2015 het beheer en onderhoud van deze wateren overgenomen van de gemeente Zwolle. Op watergangen van Waterschap Drents Overijsselse Delta is de keur van toepassing. In de keur is aangegeven wat wel en niet mag bij watergangen, waterkeringen en kernzones. Bijvoorbeeld regels voor bouwwerken op of langs watergangen. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van Waterschap Drents Overijsselse Delta. Ook zijn deze te raadplegen op de website: www.wdodelta.nl.
Gemeentelijk beleid
Gemeente Zwolle heeft in de Wateragenda (2015) uitgangspunten vastgelegd om vorm te geven aan de opgaven rondom water en (aanpassen aan het) klimaat. Gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015 ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het waterbeleid.
Woonvisie Zwolle "Ruimte voor wonen 2017 - 2027"
In mei 2017 is de Woonvisie Zwolle "Ruimte voor wonen 2017 - 2027" vastgesteld. Hierin zijn de belangrijkste ambities, woonopgaven en bijbehorende acties voor de komende 10 jaar beschreven. Daarmee moet de verdere groei van Zwolle toekomstbestendig en verantwoord gefaciliteerd worden. Het nieuwe beleidskader moet daarnaast bijdragen aan het realiseren van (andere) opgaven, zoals versterking van de economische regio, vitaliteit van de (binnen)stad, transformatie van vastgoed, langer zelfstandig wonen en de uitvoering van de duurzaamheidsagenda. Aan de woonopgaven en acties zal samen met partners en initiatiefnemers uit de stad gewerkt worden.
De vertaling van Visie en ambitie naar een Woonagenda en acties is gebaseerd op trends en (maatschappelijke) ontwikkelingen die op de gemeente af komen. De Woonagenda bevat de belangrijkste woonopgaven waar Zwolle aan wil werken. De gemeente wil met deze agenda richting geven, maar ook ruimte bieden voor nieuwe ideeën en initiatieven die bijdragen aan de opgaven. De Woonagenda bevat vijf belangrijke woonopgaven. In de woonvisie wordt duidelijk gemaakt wat de gemeente gaat doen (en wat niet) om deze woonopgaven te realiseren: waar op ingezet wordt, wat het doel is en vanuit welke rol, wat de gemeente verwacht van andere partijen en (bewoners) initiatiefnemers. Hier wordt de Woonagenda dus vertaald naar acties. Dit kunnen lopende acties zijn, maar ook aanvullende acties die nodig zijn om onze ambities en doelstellingen in samenwerking te kunnen realiseren.
Een belangrijke woonopgave is het streven naar een ongedeelde stad met woningen voor iedereen. Hierover wordt in de woonvisie het volgende gezegd:
De woningmarkt is in snel tempo sterk aangetrokken. De crisis op de woningmarkt (2008-2014) ligt merkbaar achter ons. We zijn een ongedeelde stad en dat willen we ook blijven. We gaan voor wonen duidelijk een nieuwe fase in: de grote opgave is om het bouwtempo op te voeren en het woningbouwprogramma voor de komende tien jaar evenwichtig te vullen. En daarbij het woningbouwprogramma te verbinden met de andere majeure opgaven: met de opgaven voor wonen en zorg, met de klimaat- en energieopgave en met de ambitie om de economische toppositie in Nederland te behouden.
De opgaven verschillen daarmee wezenlijk van de periodes die achter ons liggen: allereerst de crisisjaren, waarin de focus lag op doseren van het programma, het analyseren van de achterliggende bewegingen in de markt, en de jaren van voor de crisis (1995-2008) met als grootste devies: bouwen, bouwen, bouwen. Voor wonen geldt dat er een verwachte woningbehoefte is van 5500 tot 6000 woningen tot 2027 en circa 4000 woningen vanaf 2027. De vraag is hoe we de stad kunnen versterken als centrum van de regio Zwolle en Noordoost-Nederland, maar ook als overloopgebied van de Randstad. We zien de groei van de stad met in totaal 10.000 woningen tot 2040 niet als een lineair proces van woningen toevoegen, maar als de opgave om voor de komende jaren ‘elke woning raak te laten zijn’ omdat met deze woningen nog een substantiële invulling en verandering in de stad tot stand gebracht kan worden. De opgave is dat we daarbij het karakter waar Zwolle om gewaardeerd wordt, kunnen behouden. In alle opzichten dus een evenwichtige stad (einde citaat).
Uit het bovenstaande blijkt wel, dat Zwolle voor een grote opgave staat. Over de woningbouw worden in regionaal verband "prestatieafspraken" gemaakt. Op deze prestatieafspraken is in paragraaf 2.2.1. al uitvoerig ingegaan. Kortheidshalve wordt hiernaar verwezen.
Conclusie
Het plan voorziet in de realisatie van ongeveer 50 vrije sector huurwoningen en/of middeldure koopwoningen. Geconcludeerd kan worden, dat het plan zowel kwantitatief als kwalitatief in overeenstemming is met het volkshuisvestingsbeleid.
Beroep- en bedrijf aan huis
Beroep aan huis wordt toegestaan. Naast beroep aan huis wordt in dit aan de binnenstad grenzend gebied met een wat meer gemengd karakter ook bedrijf aan huis toegestaan, mits niet hinderlijk voor de woonomgeving.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het economisch beleid.
Algemeen beleid
De gemeenteraad heeft in 2005 de milieuvisie 'Milieu op scherp' vastgesteld, waarin ambities en doelstellingen zijn geformuleerd en waarin prioriteiten worden gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid.
Om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid worden er parallelle sporen gevolgd, te weten nader beleid per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enzovoort) en gebiedsgericht milieubeleid. Door middel van een gebiedsgerichte aanpak wordt het sectorale milieubeleid per gebied geïntegreerd.
Binnen het grondgebied van Zwolle worden diverse gebiedstypen onderscheiden op basis van ruimtelijke kenmerken en functies. Er wordt vervolgens vastgesteld welke milieukwaliteit nagestreefd wordt bij een dergelijk gebiedstype. Het referentie milieukwaliteitsprofiel vormt dan de basis voor de uitwerking van het milieubeleid in een specifiek gebied.
Op dit moment is voor de sectoren energie, duurzaam bouwen, bodem en ondergrond, grondwater, geluid, afval en externe veiligheid gebiedsgericht beleid vastgesteld. De relevante milieu aspecten worden hierna kort beschreven.
Geluid
Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in en om bestaande woningen en het voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.
In de door de gemeenteraad vastgestelde 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle' (juli 2007) en in de beleidsregel 'Hogere waarden Wet geluidhinder' (april 2007) worden de ambities en de grenswaarden (basiskwaliteit) per gebiedstype genoemd. Is de geluidsbelasting lager dan de grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid dan kan na een eenvoudige administratieve toets de hogere waarde worden vastgesteld. Is de geluidsbelasting hoger dan de grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid, maar onder het wettelijke maximum dan is een diepergaande beoordeling noodzakelijk.
Het plangebied valt binnen het gebiedstype "Stedelijk". Het plangebied is verder op ongeveer 18 meter afstand van de Bisschop Willebrandlaan gelegen. Deze weg is een onderdeel van de hoofdinfrastructuur. Voor de hoofdinfrastructuur geldt specifiek het gebiedstype stroomzone met bijbehorend milieubeleid. Voor de Bisschop Willebrandlaan geldt een zone van 30 meter. Het bouwplan is voor een groot gedeelte gelegen binnen deze zone van 30 meter. Het gedeelte buiten de 30 meter zone is gelegen in het gebiedstype stedelijk. In dit gebiedstype gelden voor nieuw te bouwen woningen langs een bestaande weg de in onderstaande tabel genoemde doelstelling (ambitie) en grenswaarde volgens het gebiedsgericht milieubeleid en de voorkeursgrenswaarde en hoogst toelaatbare waarde vanuit de Wet geluidhinder:
Railverkeerslawaai en industrielawaai zijn niet relevant voor het plangebied.
Indien de geluidbelasting onder de 58 dB blijft, kan worden volstaan met een eenvoudige administratieve toets. Dit betekent dat hogere grenswaarden kunnen worden vastgesteld als aan één of meer van de volgende criteria wordt voldaan:
Hogere grenswaarden worden slechts dan vastgesteld indien de toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de verwachte geluidsbelasting van de gevel van de betrokken woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen tot de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, onvoldoende doeltreffend zal zijn, danwel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeers- of vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.
Luchtkwaliteit
Zwolle wil, binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Om dat te bereiken zijn de volgende doelen geformuleerd:
Externe veiligheid
De beleidsvisie externe veiligheid is op 6 maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. In de visie wordt ernaar gestreefd om voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid, zodat onder meer overal wordt voldaan aan de normen voor plaatsgebonden risico (PR).
Op 20 januari 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders als nadere uitwerking van de doelstelling uit de beleidsvisie het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid.
Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van een mogelijke toename van het groepsrisico. Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.
Een afwijkend gebiedstype vormen de stroomzones. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd.
Het plangebied behoort (binnen het Stedelijk gebied) tot het gebiedstype stroomzone vanwege de A-28. Het plangebied is gelegen op een afstand van 650 meter van de Rijksweg A28. Op basis van het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid ligt het gebied in zone 4 (invloedsgebied toxisch gas). Per zone zijn de eventueel uit te voeren maatregelen verschillend. Voor toxisch gas (zone 4) dienen de maatregelen vooral gericht te zijn op het vergroten van de schuilmogelijkheden en goede communicatie.
Vanwege de plaatselijk hoge personendichtheid en de overwegend lage organisatiegraad (met het oog op preparatie op calamiteiten met gevaarlijke stoffen) is de risicoruimte beperkt. Voor dit gebiedstype geldt dat een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet is toegestaan tenzij dit vanuit locatiespecifieke kenmerken en maatregelen te verantwoorden is. Een beperkte toename van het groepsrisico is mogelijk afhankelijk van het huidige niveau en de locatiespecifieke kenmerken en maatregelen. Binnen dit gebiedstype geldt dat er geen plek is voor nieuwe risicovolle activiteiten. Een uitzondering wordt gemaakt voor kleine risicovolle activiteiten waarvan de PR 10-6 contour binnen de inrichtingsgrens blijft.
Bodem
In januari 2010 heeft de gemeente een nieuw bodembeleidsplan vastgesteld. Dit bodembeleidsplan kent in overeenstemming met het gemeentelijk milieubeleid een gebiedsgerichte benadering.
In het plan wordt onderscheid gemaakt tussen de bovengrond (de laag tot ca. 1,5 meter onder maaiveld) en de ondergrond (dieper dan 1,5 meter onder maaiveld).
Op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit in werking getreden. In dat kader heeft de gemeente Zwolle op 9 december 2008 een bodemfunctieklassenkaart vastgesteld, waarop voor de hele gemeente wordt aangegeven welke functie de bodem heeft of welke functie in de toekomst wordt nagestreefd. De functieklassenindeling is gebaseerd op het gebiedsgericht milieubeleid van de gemeente. De volgende functies worden onderscheiden: wonen, industrie, water, buitendijksgebied, AW2000 ('schone grond') en hoofdwegen. Het plangebied Bisschop Willebrandlaan 32-34 heeft na de planrealisatie de functie wonen.
Met de invoering van het Besluit bodemkwaliteit zijn de kwaliteitsklassen landbouw/natuur, wonen en industrie ingevoerd. Op 24 augustus 2015 heeft de gemeente de bodemkwaliteitskaart vastgesteld gebaseerd op de kwaliteitsklassen van het Besluit bodemkwaliteit. Het plangebied valt binnen de bodemfunctie wonen, dat de kwaliteitsklasse ‘wonen’ voor de bovengrond (bovenste 50 cm onder maaiveld en landbouw en natuur voor de ondergrond (van 0,5 tot 2,0 meter onder maaiveld) heeft.
Volgens het gemeentelijke Bodembeleidsplan (van kracht per 11 januari 2010) mag de bodemkwaliteitsklassenkaart als kwaliteitsbewijs worden gebruikt bij het herontwikkelen van een locatie. Een onderzoek is dan niet nodig. Eventueel vrijkomende grond mag volgens het bodembeleid binnen de gemeente worden hergebruikt met de bodemkwaliteitsklassenkaart als kwaliteitsbewijs. Voorwaarde hiervoor is dat de locatie niet verdacht wordt van bodemverontreiniging op basis van het huidige of historische gebruik, en er geen (al dan niet gesaneerd) geval van bodemverontreiniging bekend is. Indien er aanwijzingen zijn dat de bodemkwaliteit niet geschikt is voor de functie, kan een bodemonderzoek nodig zijn om te bepalen of de locatie gesaneerd dient te worden.
Normaliter worden verontreinigingen in de bovengrond functiegericht gesaneerd. Dit houdt in dat een locatie geschikt wordt gemaakt voor de functie. De terug saneerwaarde is afhankelijk van de functie van de locatie en gericht op het voorkomen van eventuele risico's. Bij een functiegerichte sanering wordt daarom vaak een leeflaag aangebracht, die contact met de verontreinigde grond moet voorkomen.
Visie op de ondergrond
Zwolle wil de evenwichtige groei en duurzame ontwikkeling van de stad voortzetten en goed regelen. Bij een optimale inrichting en ruimtegebruik is ook de ondergrondse dimensie een factor van betekenis. De gemeenteraad heeft hiervoor in oktober 2007 de Visie op de ondergrond vastgesteld en besloten de basisprincipes uit deze visie toe te passen in projecten. Deze basisprincipes zijn verder uitgewerkt in het Gebiedsbeheersplan Zwolle centraal, waartoe het plangebied behoort.
Belangrijke uitgangspunten zijn het structureel en georganiseerd toepassen van koude en warmte opslag (KWO), het koppelen van KWO aan grondwatersaneringsopgaven en de beheersing van grondwaterverontreinigingen in het centrumgebied.
Gebiedsbeheersplan Zwolle centraal, gebiedsindeling en thema's die daarbinnen spelen
Duurzaamheid
Klimaatbeleid-interimbeleid 2009
In 2009 heeft het college een interim klimaatbeleid vastgesteld met betrekking tot nieuwbouw van woningen en utiliteitsgebouwen om het verouderde gemeentelijk klimaatbeleid in overeenstemming te brengen met het rijksbeleid vooruitlopend aan de vaststelling van nieuw gemeentelijk klimaatbeleid. Daarbij is ondermeer de volgende doelstelling geformuleerd: het aandeel duurzame energie van het totale energiegebruik voor een nieuw te bouwen woning of gebouw bedraagt tenminste 60%.
De toepassing van koude warmte opslag (KWO) draagt in belangrijke mate bij niet alleen aan de doelstellingen van het interim klimaatbeleid, maar ook aan de doelstellingen van de Visie op de Ondergrond en het daarvan afgeleide gebiedsbeheersplan.
Andere maatregelen om genoemde doelstellingen te bereiken zijn de toepassing van zonne-energie (PV en/of zonnecollectoren) en verbeterde isolatie.
Duurzaamheidsvisie (2011)
In de duurzaamheidsvisie is de gemeentelijke doelstelling opgenomen om 20% CO2 te reduceren ten opzichte van de CO2 uitstoot van de gemeente Zwolle in 1990.
Beleidsvisie Duurzaam Bouwen
Op 8 januari 2007 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie Duurzaam Bouwen vastgesteld. Het beleid is van toepassing op gebouwen en grond.-, weg- en waterbouw en is erop gericht dat overal een minimaal niveau voor duurzaamheid bereikt moeten worden. De beleidsvisie biedt 2 methodieken voor het realiseren van het minimale niveau. Bouwpartijen kunnen een keuze kunnen maken voor één van beide. De methodes verschillen in flexibiliteit:
De toepassing van GPR Gebouw geeft maximale flexibiliteit voor de bouwpartijen. GPR (Gemeentelijke Praktijk Richtlijn) Gebouw is een computerprogramma dat ontwerpgegevens van een gebouw omzet in kwaliteit- en duurzaamheidprestaties, verdeeld over de thema's energie, materialen, afval, water, gezondheid en woonkwaliteit. Het programma is bruikbaar voor zowel woningbouw als utiliteitsbouw (kantoren en scholen). Het minimaal te bereiken niveau van kwaliteit- en duurzaamheidprestaties (GPR=7) komt overeen met de toepassing van de vaste, kostenneutrale maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzame (Utiliteits)bouw (maatregelen, die altijd technisch goed toepasbaar zijn en in de regel kostenneutraal zijn). De gemeente stelt het computerprogramma ter beschikking van de ontwikkelende partij. In gezamenlijk overleg wordt het te realiseren prestatieniveau vastgelegd.
Toepassing van de lijst van 8 maatregelen, waaruit minimaal 5 maatregelen gekozen moeten worden. Dit geeft minder flexibiliteit aan bouwpartijen, maar wel duidelijkheid.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het milieubeleid.
In dit hoofdstuk wordt de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied omschreven. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.
Langs de Bisschop Willebrandlaan is gevarieerde bebouwing aanwezig: Langs de westzijde bevindt zich overwegend woningbouw, bestaande uit 1 tot 2 lagen met een kap, terwijl de bebouwing aan de oostzijde meerdere functies herbergt. Hier bevinden zich -naast woningen- verschillende functies, waaronder de voormalige St. Michaelskerk, geflankeerd door garage Oving aan de noordzijde en de (parkeerplaats van de) ALDI aan de zuidzijde. De bouwvolumes aan de oostzijde zijn groter, waarbij het opvalt, dat de hoogte beperkt blijft tot ongeveer 8 meter. Met uitzondering natuurlijk van de klokkentoren van de voormalige St. Michaelskerk, die een beeldbepalend landmark vormt.
Deel van de voormalige St. Michaelskerk in 2009 (Bron: Google Street view)
De klokkentoren van de voormalige St. Michaelskerk in 2009 (Bron: Google Street view)
De huidige bebouwing op het perceel Bisschop Willebrandlaan 32-34 bestaat uit een aantal volumes van verschillende hoogte, die tezamen vrijwel het gehele perceel beslaan. Dit is op onderstaande luchtfoto goed te zien.
Op de luchtfoto is ook goed te zien, dat de klokkentoren geheel vrij staat.
Tenslotte is in de uiterste noordhoek van het perceel nog een vrijstaand gebouwtje aanwezig. Dit gebouwtje fungeert als berging voor de achterliggende begraafplaats. Op dit moment vindt de toegang tot deze berging plaats langs de oostgrens van de St.Michaelskerk, tussen de bebouwing en grens van het plangebied.
De gemeente heeft een "Randvoorwaardenkaart" opgesteld voor de mogelijke ontwikkelingen op percelen langs de Bisschop Willebrandlaan/ Middelweg. Deze kaart en de bijbehorende legenda is hieronder opgenomen.
Randvoorwaardenkaart
Op de randvoorwaardenkaart is te zien binnen welke kaders op het perceel Bisschop Willebrandlaan 32 - 34 nieuwe bebouwing ontwikkeld mag worden.
Uitgangspunten:
Binnen de kaders van de randvoorwaardenkaart is een bouwplan ontwikkeld.
Op onderstaande situatietekening is te zien op welke manier op het perceel nieuwbouw gerealiseerd kan worden.
Situatietekening nieuwe bebouwing (Bron: 4D-architecten)
Op de tekening is te zien, dat de nieuwbouw bestaat uit een tweetal vleugels, die haaks op elkaar staan. Gedacht wordt aan kleinere appartementen (2- en/of 3-kamerappartementen). Afhankelijk van de mix kunnen er op deze locatie 43 tot maximaal 52 appartementen gebouwd worden. Om dit aantal appartementen te kunnen realiseren worden 4 bouwlagen voorgesteld, hetgeen betekent, dat de maximale bouwhoogte 12 meter bedraagt. Dit past qua massa in de omgeving zonder concurrentie aan te gaan met de toren.
De bebouwing is geplaatst in de rooilijn van de huidige bebouwing. De entree vindt plaats nabij de vrijstaande klokkentoren (rode pijl op de tekening). Deze vrijstaande klokkentoren heeft nog geen definitieve bestemming gekregen. Daarom wordt voorlopig uitgegaan van het handhaven van de vigerende bestemming 'Gemengd - 5' voor deze klokkentoren, waardoor het in ieder geval mogelijk is dit gebouw te benutten voor maatschappelijke voorzieningen en/of kantoren. Daarnaast wordt de mogelijkheid geboden om maximaal 1 woning te realiseren in deze toren. Daarbij dient het uitgangspunt te zijn, dat er uitsluitend interne verbouwingen mogen plaatsvinden om de klokkentoren geschikt te maken voor bewoning. Eventuele extra raamopeningen zullen in de gevel aan de noordoostzijde van de klokkentoren gerealiseerd worden, waardoor de aanblik van de toren vanaf de Bisschop Willebrandlaan onaangetast blijft.
Deze woningbouwontwikkeling dient zodanig (steden)bouwkundig ingepast te worden, dat de rust en privacy op het belendend RK Kerkhof Zwolle geëerbiedigd wordt. Dit kan door:
Dit zijn cruciale voorwaarden, waarover concrete afspraken gemaakt moeten worden bij het op te stellen bouw- en inrichtingsplan. De erfdienstbaarheid van het RK Kerkhof Zwolle over het kerkterrein naar de bestaande berging op het achtererf is daarbij een belangrijk gesprekspunt. In dit verband is het de intentie van partijen, dat deze berging met voorterrein wordt gehandhaafd in de vigerende maatschappelijke bestemming, in eigendom komt van het RK Kerkhof en er een expeditie-toegang komt vanaf de Molenkampsweg. In ruil hiervoor komt de erfdienstbaarheid te vervallen.
Op de situatietekening is te zien, dat hierdoor een veel logischer toegang ontstaat voor de berging. Bijkomend voordeel is dat de gebruiksmogelijkheden van het perceel Bisschop Willebrandlaan 32 - 34 vergroot worden, waardoor het mogelijk wordt om het achterterrein efficient te benutten voor parkeerdoeleinden en het situeren van bergingen. De situering van de bergingen tegen de erfgrens met de begraafplaats is tot stand gekomen in overleg met het bestuur van de begraafplaats.
Impressie gevels (Bron: 4D-architecten)
In het bestemmingsplan dient het bouwvlak vastgelegd te worden waarbinnen het appartementsgebouw gerealiseerd mag worden. Om 4 bouwlagen mogelijk te maken dient het bestemmingsplan een bouwhoogte van 12 meter mogelijk te maken.
De klokkentoren behoudt de huidige bestemming 'Gemengd - 5' teneinde deze klokkentoren nog voor verschillende doeleinden te kunnen benutten.
Er dient gezorgd te worden voor de mogelijkheid om via een onderdoorgang vanaf de Bisschop Willebrandlaan het achterterrein te bereiken.
Om ervoor te zorgen, dat het voorterrein "groen" blijft, dient hier een Tuin-bestemming aan toegekend te worden.
In 2002 is door de gemeente Zwolle een Archeologische Waarderingskaart Zwolle vervaardigd. Voor de waarderingskaart is gebruik gemaakt van informatie uit het Centraal Archeologisch Archief (CAA) bij de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed in Amersfoort (RvCE), informatie van amateur-archeologen, gegevens van het team archeologie van de gemeente Zwolle, het kadastrale minuutplan uit 1832, de geomorfologische kaart en waarnemingen in het veld. Dit heeft geresulteerd in een analoge en digitale waarderingskaart. De digitale versie is door de gemeente verwerkt en toegankelijk gemaakt binnen het geografische informatiesysteem Geopoort. In 2002 is vastgelegd dat de kaart dynamisch is. Dit betekent dat de waarde van de gebieden kan veranderen.
In de Wet voor de archeologische monumentenzorg en het daarop gebaseerde archeologiebeleid binnen de gemeente Zwolle is vastgelegd dat de archeologische waarden in de ruimtelijke plannen vastgelegd moeten worden met de erbij horende consequenties. Aan de verschillende waarden worden consequenties verbonden. Er zijn 5 waarden: 0%, 10%, 50%, 90% en 100%.
Het plangebied bevindt zich op de Archeologische Waardenkaart van de gemeente Zwolle in een gebied dat met 50% gewaardeerd is. Dit betekent, dat het gebied vanuit archeologisch oogpunt als "waardevol" wordt aangemerkt. De reden hiervoor is dat in het gebied een dekzandrug aanwezig is en dat er elders in het gebied archeologische waarden vanaf de 10e eeuw n. Chr. zijn aangetroffen.
Locatie van het plangebied op de archeologische waardenkaart van de gemeente Zwolle
Op basis van deze waardering is een archeologisch verkennend onderzoek uitgevoerd in de vorm van boringen (IVO – O). Dit onderzoek is uitgevoerd door het Bureau voor Archeologie en is opgenomen in Bijlage 1. Op basis van het uitgevoerde onderzoek kunnen de volgende antwoorden gegeven worden op de onderzoeksvragen:
• Waaruit bestaan de voorgenomen bodemingrepen?
In het plangebied zal de huidige bebouwing gesloopt worden en zal een nieuw appartementencomplex gebouwd worden. De oostelijke vleugel van dit appartementencomplex wordt geheel onderkelderd.
• Wat is de landschappelijke ligging van het plangebied in termen van geomorfologie, geologie en bodemkunde?
Het plangebied maakt deel uit van het oorspronkelijke dekzandgebied ten noorden van Zwolle. Waarschijnlijk heeft het plangebied op een dekzandrug gelegen. In het plangebied is door het langdurige gebruik als akkerland en langdurige bemesting een akker- of plaggendek ontstaan.
• Is sprake van een natuurlijke (intacte) bodemopbouw of is deze (deels) verstoord? Indien sprake is van verstoringen, wat is de diepte en omvang van de verstoring?
De bovenste 100 tot 170 cm -mv bestaat uit recent opgebrachte grond. Hieronder is het plaggendek nog (deels) bewaard gebleven. In boring 2 is nog een restant van de oorspronkelijke podzolbodem in de vorm van een B-horizont aangetroffen.
• Zijn er (aanwijzingen voor) archeologische waarden in het plangebied aanwezig, en zo ja, wat is naar verwachting de omvang, ligging, aard en datering hiervan?
Het onderzoek had een verkennende strategie en was dus allereerst bedoeld om de intactheid van de bodem te onderzoeken. Uit het onderzoek blijkt dat in het plangebied het oorspronkelijke plaggendek bewaard is gebleven. Een eventueel archeologisch sporenniveau onder het plaggendek en in de top van het dekzandpakket zal intact gebleven zijn. De ondergrens van het plaggendek is aanwezig op 140 tot 200 cm -mv. Tijdens het zetten van boring 1 is een mogelijk spoor uit de Nieuwe tijd aangetroffen onder het plaggendek. Op en in het plaggendek kunnen sporen uit de nieuwe tijd aanwezig zijn.
• Indien er (mogelijk) archeologische waarden aanwezig zijn:
• Worden deze archeologische waarden verstoord door de voorgenomen bodemingrepen? Zo ja, op welke wijze?
Door het gebruik van heipalen zullen mogelijk aanwezige archeologische waarden in het hele plangebied worden verstoord. Tijdens de realisatie van de kelder in de oostelijke vleugel van het appartementencomplex zal dieper dan de ondergrens van het plaggendek gegraven worden. Op deze locatie zal dus het potentiële archeologische sporenniveau onder het plaggendek worden vergraven. De verstoringsdiepte van de werkzaamheden aan de noordelijke vleugel zijn nog niet precies bekend. Mogelijk worden hier potentiële sporen op en in de top van het plaggendek vergraven.
• Welke maatregelen kunnen worden genomen om voldoende rekening te houden met deze archeologische waarden?
Op basis van bovenstaande onderzoeksresultaten adviseert Bureau voor Archeologie om in het hele plangebied een proefsleuvenonderzoek uit te voeren. Ten behoeve van het proefsleuvenonderzoek is een Programma van Eisen (PvE) vereist.
Dit onderzoek is met grote zorgvuldigheid uitgevoerd. Het is echter nooit uit te sluiten dat toch archeologische resten worden aangetroffen bij de graafwerkzaamheden. Eventuele archeologische resten is men verplicht te melden bij de Minister van OCW in overeenstemming met artikel 53 van de Monumentenwet uit 1988. In dit geval wordt aangeraden om contact op te nemen met de gemeente Zwolle.
De aanwezigheid van archeologische resten in het plangebied kan niet uitgesloten worden. Ter plaatse van de fietsenkelder zal door middel van proefsleuvenonderzoek onderzocht worden of er archeologische resten aanwezig zijn. Voor de rest van het plangebied is de verstoringsdiepte van de werkzaamheden beperkt. Echter, het is niet uitgesloten, dat zich onder de laag, waar de werkzaamheden plaatsvinden toch nog archeologische resten bevinden.
Op basis van het bovenstaande zal voor het gehele plangebied de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" gehandhaafd worden.
In het rapport van het Bureau voor Archeologie wordt het plangebied in historisch perspectief geplaatst:
Het plangebied bevindt zich in het gebied rond de Diezerpoort. Al vanaf de 10e eeuw n. Chr. is dit gebied bewoond geweest. Op de stadsplattegrond van Zwolle die in ca. 1550 door Jacob van Deventer is gemaakt is de Diezerpoort duidelijk afgebeeld als een voorstad van Zwolle (zie onderstaande afbeelding). De voorgangers van de Bisschop Willebrandstraat en Molenkampstraat zijn op deze kaart afgebeeld. Het plangebied bevindt zich ten zuidwesten van een boerderij aan de Molenkampsstraat. Het plangebied zelf lijkt in gebruik als bouwland.
Locatie van het plangebied op de stadsplattegrond van Zwolle uit ca. 1550, door van Deventer (Bron: Rapport van het Bureau voor Archeologie).
Op de kadastrale minuutkaart uit de periode van 1811 tot en met 1832 maakt het plangebied volgens de bijbehorende Oorspronkelijke Aanwijzende Tafelen (OAT) deel uit van enkele percelen bouwland. Van west naar oost werd het plangebied doorkruist door een weg van de Bisschop Willebrandstraat naar de Molenkampstraat, specifiek naar de molen die daar gestaan heeft op de hoek van de Molenkampstraat en de Meppelerstraatweg.
Op de Bonnekaarten van 1865 en 1890 is het plangebied gekarteerd als bouwland. Op de Bonnekaarten vanaf 1907 is langs de Bisschop Willebrandstraat bebouwing gekarteerd (fig. 7).
Locatie van het plangebied op de Bonnekaart van 1907 (Bron: Rapport van het Bureau voor Archeologie)
Volgens de gegevens van de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) dateert de klokketoren uit 1968 en de overige bebouwing in het plangebied uit 1970. In deze periode is in het plangebied de Rooms-Katholieke Michaelskerk gebouwd. Deze kerk is in 2005 gesloten.
Door Bureau MAB uit Nijmegen is een cultuurhistorische analyse uitgevoerd voor deze locatie. Deze analyse is opgenomen in Bijlage 2. Bureau MAB uit Nijmegen stelt in haar cultuurhistorische analyse voor Diezerpoort het volgende vast:
De bouw van de rooms-katholieke St. Michaëlskerk aan de Bisschop Willebrandlaan in 1964 (architect C. Pouderoyen) hangt samen met de groei van de wijk Dieze in de jaren zestig. De kerk is een goed voorbeeld van de moderne naoorlogse kerkarchitectuur. Om deze reden heeft de kerk een zeer hoge cultuurhistorische waarde. De klokkentoren fungeert als een duidelijk herkenbaar landmark aan de Bisschop Willebrandlaan en is als zodanig vanuit ruimtelijk oogpunt beeldbepalend.
Bij de stedenbouwkundige verkenning is gekeken naar de beoogde versterking van de groenstructuur van de Middelwegzone in relatie tot het in zeker opzicht herkenbaar maken van de cultuurhistorische waarden door behoud van de kerktoren, de vorm van het appartementengebouw en de inrichting van de openbare ruimte. In dit verband voorziet het bestemmingsplan in:
Het gebouw is niet geplaatst op de gemeentelijke monumentenlijst. Zoals in paragraaf 1.1 Aanleiding is aangegeven had Vastbouw al in 2006 de kerk aangekocht voor woningbouw en is het in dit stadium en onder deze omstandigheden niet meer realistisch om hergebruik af te dwingen binnen de geldende "Gemengde Doeleinden - 5" bestemming. Hergebruik van het kerkcomplex voor wonen is bouwkundig gezien niet haalbaar.
Gelet hierop en met de bovengenoemde randvoorwaarden is de sloop van het kerkgebouw te verdedigen.
De klokkentoren zal als herkenbaar zelfstandig element gehandhaafd worden en op de verbeelding als zodanig worden aangeduid. De genoemde nieuwe toegang vanaf de begraafplaats naar de berging ligt buiten het plangebied en wordt dan ook niet meegenomen in dit bestemmingsplan.
Categorisering van wegen
Om de gewenste afstemming tussen vormgeving en functie van de weg te kunnen bereiken, is het Zwolse wegennet gecategoriseerd naar een aantal te onderscheiden verkeersfuncties. Binnen de bebouwde kom onderscheiden we wegen met een erftoegangsfunctie en wegen met een gebiedsontsluitende functie. De Bisschop Willebrandlaan is aangeduid als gebiedsontsluitingsweg type B. Dit type wegen hebben hoofdzakelijk een lokale binding en een ontsluitende functie, gericht op het bereikbaar maken van de wijk. Een goede doorstroming is hier van belang, op kruispunten vindt veelvuldig uitwisseling van verkeer van en naar andere wegen plaats. De maximumsnelheid op een gebiedsontsluitingsweg B is 50 km/uur. De Bisschop Willebrandlaan maakt tevens deel uit van de binnenring van Zwolle en heeft een ontsluitende functie voor (parkeervoorzieningen in en om) de binnenstad. De kruisingen met de Thomas a Kempisstraat en Van Wevelinckhovenstraat zijn voorzien van een verkeersregelinstallatie.
Parkeren
De openbare ruimte in de omgeving van het plangebied heeft een beperkte opnamecapaciteit voor het parkeren. In het deel van Diezerpoort dat ligt tussen de Bisschop Willebrandlaan en de binnenstad geldt een systeem van gereguleerd parkeren. Direct ten zuidoosten van het plangebied ligt het parkeerterrein dat door bezoekers van o.a. de Aldi wordt gebruikt. Op dit terrein, dat een capaciteit heeft van 56 parkeerplaatsen, geldt betaald parkeren.
In-en uitritten op de Bisschop Willebrandlaan
Tussen de Thomas a Kempislaan en Van Wevelinckhovenstraat zijn er in de huidige situatie vier in-/uitritten op de Bisschop Willebrandlaan (oostzijde). Het betreft de in-/uitritten van Oving, de begraafplaats, het gebouw Bisschop Willebrandlaan 34 en het parkeerterrein van de Aldi.
Voor de geplande toegang vanaf de Bisschop Willebrandlaan naar het achterterrein van het appartementengebouw wordt gebruik gemaakt van de bestaande in- uitrit. Het aantal in- en uitritten op de Bisschop Willebrandlaan wordt dus niet vergroot. Op het achterterrein van het appartementengebouw kunnen maximaal 54 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Dit betekent, dat bij een maximale benutting van de bouwmogelijkheden (52 woningen in het appartementencomplex en 1 woning in de klokkentoren) er voldaan kan worden aan de eis om 1 parkeerplaats per woning op eigen terrein te realiseren.
Fietsverkeer
De Bisschop Willebrandlaan maakt deel uit van het hoofdfietsroutenetwerk van Zwolle. Aan de oostzijde van de weg ligt ter hoogte van de kerk een vrijliggend fietspad voor fietsers in noordelijke richting. Direct ten zuidoosten van het plangebied wordt voor fietsers een doorsteek gecreëerd tussen de Bisschop Willebrandlaan en de Molenkampsweg.
Openbaar vervoer
Er rijden bussen op de Bisschop Willebrandlaan en er zijn ook bushaltes in de directe omgeving van het geplande appartementengebouw.
Parkeren
De Regeling Parkeernormen 2016 is het toetsingskader voor parkeren in het geval van vastgoedontwikkelingen, bestemmingsplannen en aanvragen van een omgevingsvergunning in de gemeente Zwolle. Het beleid van de Gemeente Zwolle is dat de parkeeropgave van een bouwplan of een ontwikkeling primair op eigen terrein van het bouwplan of ontwikkeling gerealiseerd moet worden. Wat de parkeeropgave is, wordt bepaald aan de hand van de parkeerkencijfers CROW. De hoogte van de parkeernorm voor (gestapelde) woningen is afhankelijk van het prijssegment en of het koop of huur betreft. Daarnaast speelt de locatie een rol. De parkeerplaatsen moeten afzonderlijk kunnen worden gebruikt en bereikbaar zijn op een verkeersveilige wijze. Aan de parkeerbehoefte voor de bewoners en bezoekers van de (45 tot maximaal circa 52 te realiseren) appartementen en de mogelijke woning in de klokkentoren moet in principe tegemoetgekomen worden op eigen terrein.
Vanuit ruimtelijk oogpunt is het gewenst om de voorterreinen van de functies aan de Bisschop Willebrandlaan waar mogelijk te vergroenen. Ter hoogte van het appartementencomplex dient daarom een "groene" bestemming aan het voorterrein gegeven te worden, waardoor het onmogelijk wordt om het terrein tussen de nieuwbouw en de Bisschop Willebrandlaan te benutten voor parkeerdoeleinden. Het groen mag het uitzicht op het verkeer op de Bisschop Willebrandlaan niet belemmeren. Bij het te realiseren appartementencomplex is gezien het bovenstaande het uitgangspunt dat aan de achterzijde in de eigen parkeerbehoefte van de nieuwe bewoners wordt voorzien. Gemiddeld komt dat neer op circa 1 parkeerplaats per appartement. De parkeeropgave voor de bezoekers is (afhankelijk van het definitieve aantal appartementen) 14 tot 16 parkeerplaatsen en hiervoor is op het eigen terrein van het appartementencomplex geen ruimte omdat de voorzijde niet benut kan worden. In het bestemmingsplan dient zorg gedragen te worden voor de mogelijkheid om het achterterrein voor parkeerdoeleinden te benutten. Daarom moet het mogelijk zijn een verbinding te realiseren tussen het parkeerterrein achter het appartementengebouw en de Bisschop Willebrandlaan, bijvoorbeeld door een onderdoorgang onder het gebouw of een aansluiting op het bestaande parkeerterrein naast de Aldi.
Onder voorwaarden kan worden afgeweken van de parkeeropgave op eigen terrein. Voor de parkeeropgave voor de bezoekers is daarom o.a. gekeken naar de parkeerdruk binnen het invloedgebied van het bouwplan. Dit plan ligt net buiten het parkeerreguleringsgebied (parkeersector DIEZE). In dit gebied, gelegen aan de overzijde van de Bisschop Willebrandlaan, kan niet de parkeerbehoefte van de bezoekers van het appartementencomplex worden opgevangen. Er kan alleen ruimte gevonden worden aan de zijde van de Bisschop Willebrandlaan waar het plangebied ligt. In de directe nabijheid ligt, tussen het plangebied en de Aldi-supermarkt, een openbaar betaald parkeerterrein met een capaciteit van 56 parkeerplaatsen. Uit parkeerdrukmetingen blijkt dat het terrein maximaal 50% bezet is, ook op maatgevende momenten zoals de donderdagavond en zaterdagmiddag. Gelet hierop zijn er momenteel voldoende parkeerplaatsen beschikbaar op dit parkeerterrein om de resterende parkeerbehoefte van bezoekers van het te realiseren appartementencomplex te kunnen opvangen. Bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor de bouw zal de definitieve toets van het aantal benodigde parkeerplaatsen plaatsvinden en kan definitief ingeschat worden welk aantal parkeerplaatsen op het naast de Aldi gelegen parkeerterrein benut zou kunnen worden. Indien die ruimte er niet meer is, dan zal het bouwplan meer parkeerplaatsen op eigen terrein moeten realiseren om aan de parkeeropgave te voldoen.
Aansluiting op Bisschop Willebrandlaan
In het plan is ervoor gekozen om het achterterrein vanaf een in-/uitrit aan de Bisschop Willebrandlaan toegankelijk te maken en een onderdoorgang in het appartementengebouw te maken. In de nieuwe situatie wordt gebruikgemaakt van de bestaande in-/uitrit ter hoogte van Bisschop Willebrandlaan 34. Hoewel er meer autobewegingen verwacht worden vanwege het aantal appartementen dat ontsloten wordt is het verkeerskundig een acceptabele oplossing wanneer rekening gehouden wordt met voldoende uitzicht op de Bisschop Willebrandlaan. Het aantal in-/uitritten op de Bisschop Willebrandlaan blijft gelijk.
Fietsverkeer
Om het fietsverkeer te stimuleren zal het appartementsgebouw voorzien worden van een fietsenkelder. Vanuit deze kelder is het mogelijk om direct toegang te krijgen tot het hoofdfietsroutenetwerk van Zwolle.
In het structuurplan zijn wegen aangegeven, waarlangs structuurgroen gewenst is. Tot deze wegen behoort ook de Bisschop Willebrandlaan. Deze weg wordt nu al over een grote lengte door laanbomen geflankeerd. Om het groen verder te versterken zal bij elke nieuwe ontwikkeling getracht worden om groene voorterreinen te realiseren. Met de initiatiefnemer voor de ontwikkeling op de locatie van de voormalige St. Michaelskerk zijn afspraken gemaakt over de gewenste vergroening van het voorterrein.
Door Ecogroen is een quick scan Natuurtoets uitgevoerd. Daarbij is niet alleen gekeken naar de invloed van de voorgenomen ontwikkelingen op nabijgelegen natuurgebieden, maar ook naar de mogelijke invloed van de voorgenomen ontwikkelingen op beschermde soorten (flora en fauna) ter plaatse. Aanvullend is een vleermuizenonderzoek uitgevoerd. Beide onderzoeken zijn opgenomen in Bijlage 3.
Op basis van deze onderzoeken kunnen de volgende conclusies getrokken worden:
In het bestemmingsplan dient ervoor gezorgd te worden, dat het voorterrein van de geplande nieuwbouw een groene uitstraling krijgt. Dit betekent, dat hier geen parkeerplaatsen worden toegestaan.
Er behoeven in het bestemmingsplan geen maatregelen getroffen te worden ten behoeve van flora en fauna.
In het plangebied is geen open water aanwezig.
Het plangebied is geen onderdeel van een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied.
Quickscan
Het plangebied is gelegen in dijkring 53, Salland (zie onderstaande afbeelding). Deze dijkring wordt omsloten door de Vecht aan de noordzijde, de IJssel aan de westzijde en het Zwarte Water aan de noordwestzijde.
Dijkring 53
Risico-inventarisatie
Voor de keringen van dijkring 53 is de overschrijdingskans genormeerd op 1/1.250e per jaar. Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte, in Zwolle voor dijkring 53 tijdens een overstroming, geschat tussen de 0,8 en 2,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep (zie onderstaande afbeelding).
Maximale waterdiepte tijdens een overstroming in dijkring 53
Afhankelijk van de locatie waar een dijk doorbreekt zal water dijkring 53 binnen stromen. Op de navolgende afbeelding zijn twee maatgevende locaties (Olst en Berkum) weergegeven die uiteindelijk zullen leiden tot een waterstand weergegeven op bovenstaande afbeelding en de snelheid waarmee het water dijkring 53 instroomt. Afhankelijk van de locatie binnen dijkring 53 kan het wenselijk zijn om maatregelen dan wel voorzieningen te treffen.
Zie de volgende afbeeldingen dijkdoorbraak Olst (boven) en 4 dijkdoorbraak Berkum in Zwolle (beneden).
Maatregelen
Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijkringen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstromingen. Voor onderhavige ontwikkeling kan worden gedacht aan navolgende voorzieningen/ maatregelen:
Watertoets
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te 'toetsen op water', de zogenaamde Watertoets. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Voor dit plan is de watertoets uitgevoerd. De resultaten daarvan zijn hieronder opgenomen.
Relevant beleid
Het beleid van het Waterschap Drents Overijsselse Delta staat beschreven in het Waterbeheerplan 2016-2021, de beleidsnota Water Raakt!, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050, Beleid Beheer en Onderhoud Stedelijk water 2013-2018 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten kunnen worden ingezien op het hoofdkantoor van het Waterschap Drents Overijsselse Delta. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wdodelta.nl. Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.
Invloed op de waterhuishouding
Binnen het bestemmingsplan worden meer dan 10 wooneenheden gerealiseerd. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beekdal, primair watergebied of een stedelijke watercorridor. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.
Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Om een goed inzicht te krijgen in het grondwatersysteem wordt geadviseerd om in overleg met het waterschap zo spoedig mogelijk te starten met een grondwateronderzoek. Dit kan in eerste instantie op basis van bestaande peilbuizen binnen of in de omgeving van het plangebied. Indien noodzakelijk kunnen nieuwe peilbuizen worden geplaatst.
Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 20 à 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast door onder andere te voorkomen dat afstromend hemelwater vanaf het straatoppervlak naar binnen kan stromen. Bij de aanleg van kelderconstructies dient aandacht te worden geschonken aan de toepassing van waterdichte materialen en constructies.
Voor het dempen van watergangen / sloten (ook die niet in beheer zijn bij het waterschap) dient altijd een Watervergunning te worden aangevraagd bij het Waterschap Drents Overijsselse Delta.
Voor lozingen van huishoudelijk afvalwater vanuit woningen geldt het “Besluit lozing afvalwater huishoudens” (Blah). Uitgangspunt is dat het huishoudelijk afvalwater op een gemeentelijk rioolstelsel wordt geloosd. Indien dit niet mogelijk is, moet een voorziening worden aangelegd die een gelijkwaardig milieubeschermingsniveau biedt. De voorschriften, opgenomen in de algemene regels van het bovengenoemde besluit, voldoen aan het criterium van best bestaande techniek (bbt).
Het generieke beleid ten aanzien van lozingen is opgenomen in het Handboek Water. Dit Handboek kan worden geraadpleegd via de site van Infomil. Link:http://www.infomil.nl/onderwerpen/klimaat-lucht/handboek-water/menu/nieuws/handboek-water/
Voor lozingen kan een melding of een vergunning noodzakelijk zijn.
Naast bovenstaande kunnen op basis van de Keur ook kwantiteitseisen aan de lozing en de bijbehorende lozingswerken worden gesteld. Hiervoor is een vergunning of een melding op basis van de Waterwet noodzakelijk.
Gezien de verschillende belangen, die meerdere partijen hebben bij het grondwater, is het beheer van het grondwater wettelijk geregeld in de Waterwet. Het waterschap is bevoegd gezag tenzij het onttrekkingen betreft t.a.v. drinkwaterwaterwinningen, bedrijfsmatige onttrekkingen >150.000m3 per jaar of koude/warmte opslag (open systeem). In deze gevallen is de provincie het bevoegde gezag.
Voor koude/warmte opslag met een gesloten systeem is de gemeente per 1 juli 2013 bevoegd gezag.
Voor kleine en kortdurende onttrekkingen kan meestal worden volstaan met een melding. Voor grote en/of langdurige onttrekkingen is een Watervergunning noodzakelijk.
Het plan bevat een rioleringscomponent, want door het plan neemt het afvalwaterdebiet in het bestaande gemengde- of vuilwaterstelsel toe. Door de uitvoering van het bestemmingsplan neemt de belasting van het bestaande rioleringsstelsel toe. Dit levert geen problemen op ten aanzien van de capaciteit van het rioleringsstelsel en de capaciteit van de rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Voorkeursbeleid hemelwater
Bij de afvoer van overtollig hemelwater is het landelijk beleid dat het afstromend hemelwater ter plaatse in het milieu moet worden gebracht, dat wil zeggen lozen in de bodem (infiltratie) of in het oppervlaktewater. Het waterschap heeft de voorkeur om het hemelwater, daar waar mogelijk, te infiltreren in de bodem. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's geniet daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. De afvoer van overtollig hemelwater uit het plangebied mag, ongeacht de toegepaste methode, niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen. De hemelwaterafvoer (HWA) van daken, terrassen en parkeerplaatsen moet binnen het plangebied worden geborgen (infiltreren). Binnen het plangebied dient daartoe minimaal een statische berging gecreëerd te worden van 20 mm per vierkante meter afvoerend verhard oppervlak (zie document Infiltratievoorziening Woongebieden, versie 2016).
Conclusie watertoetsproces
De initiatiefnemer heeft het Waterschap Drents Overijsselse Delta geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van http://www.dewatertoets.nl . De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding en de afvalwaterketen. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Waterschap Drents Overijsselse Delta geeft een positief wateradvies.
In het bestemmingsplan worden geen aanpassingen aan het watersysteem voorgesteld. Het watersysteem van het plangebied blijft daarom ongewijzigd.
In de huidige situatie wordt er op het betreffende perceel aan de Bisschop Willebrandlaan niet gewoond.
In het bestemmingsplan wordt woningbouw mogelijk gemaakt in de vorm van een appartementsgebouw met een capaciteit van ongeveer 45 tot maximaal 52 woningen. Afhankelijk van de uiteindelijk gekozen mix van kleine en wat grotere appartementen (2 - en/of 3-kamerappartementen) is het mogelijk, dat de uiteindelijke capaciteit net boven de 50 uitkomt.
In het bestemmingsplan zal het bouwvlak vastgelegd worden en zal aangegeven worden, dat de bouwhoogte maximaal 12 meter bedraagt.
Op dit moment is het mogelijk de bestaande bebouwing voor een hele reeks functies te benutten. Onder andere voor maatschappelijke voorzieningen, kantoren en bijzondere woonvormen. Hieraan zal een eind gemaakt worden door het benutten van de locatie voor woningbouw. Wel is het mogelijk de klokkentoren voor diverse doeleinden te benutten.
In het bestemmingsplan wordt het appartementsgebouw voorzien van een woonbestemming, terwijl de klokkentoren ruimere gebruiksmogelijkheden krijgt (waaronder het realiseren van maximaal 1 woning).
In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten die van belang zijn bij het toekennen van bestemmingen. Tevens komt de ligging van kabels, leidingen en straalpaden aan bod.
Zwolle heeft in 2014 een actieplan geluid opgesteld. Op basis van een analyse van de geluidssituatie in de stad is bepaald waar de geluidhinderknelpunten zich bevinden. In- of nabij het plangebied aan de Bisschop Willebrandlaan bevinden zich geen geluidhinderknelpunten.
Wegverkeerslawaai
Volgens de Wet geluidhinder moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de actuele geluidsbelasting indien een ruimtelijk plan geluidsgevoelige functieverandering toestaat voor gebieden die liggen langs zoneplichtige wegen. Om deze reden heeft De Milieuadviseur een akoestisch onderzoek ingesteld naar de geluidsbelasting van de geplande nieuwbouw ten gevolge van wegverkeerslawaai.
Het rapport is opgenomen als Bijlage 4. Mede op basis van het akoestische onderzoek kunnen de volgende conclusies getrokken worden:
Spoorweglawaai
In en in de nabije omgeving van het plangebied zijn geen spoorwegen aanwezig.
Industrielawaai
In en in de nabije omgeving van het plangebied zijn geen (geluidszones van) industrieterreinen gelegen.
Er is geïnventariseerd welke bedrijvigheid voorkomt binnen en in de nabijheid van het plangebied. Voor zover er geen milieuvergunning van deze bedrijvigheid aanwezig is, vindt een inschatting van de milieu-invloeden plaats aan de hand van de lijst van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) getiteld "Bedrijven en milieuzonering". De VNG-lijst geeft per bedrijfstype indicaties voor afstanden aan tussen bedrijven en woningen om de hinder tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Daarbij gaat het vooral om de milieu-invloeden die ruimtelijke consequenties hebben zoals geluid, geur- en luchtverontreiniging en externe veiligheid.
Bedrijvenlocaties
Ver buiten het plangebied zijn bedrijvenlocaties gelegen zoals Floresstraat, Oosterenk, de Vrolijkheid en de Marslanden. In de milieuvergunningen van de bedrijven op deze locaties zijn voorwaarden opgenomen zodat wordt voldaan aan de wettelijke normen.
In de omgeving van het plangebied is verspreid liggende kleinschalige bedrijvigheid aanwezig, vooral praktijken, dienstverlenende instellingen, kantoren en detailhandel. Deze hebben geen invloed op het plangebied.
Bedrijven op woonlocaties
In de omgeving van het plangebied is een aantal functies (kantoren, detailhandel, dienstverlening, aan huis verbonden beroep of bedrijf) in woningen, of een gedeelte daarvan, gevestigd. Het beleid is er op gericht om (voormalige) woonhuizen de bestemming eengezinshuizen of meergezinshuizen te geven. De woonfunctie is uiteindelijk de belangrijkste functie in de wijk. Dit betekent echter niet dat een afwijkende bestemming niet is toegestaan. De bedrijvigheid is kleinschalig en heeft geen invloed op het plangebied.
Met de jaarlijkse monitoring van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) wordt de ontwikkeling van de luchtkwaliteit gevolgd en wordt de uitvoering van de maatregelen en projecten (die zijn opgenomen in het NSL) bijgehouden. Om de monitoring van het NSL uit te kunnen voeren, heeft destijds het ministerie van VROM, op basis van de Saneringstool/Rapportagetool, de Monitoringstool ontwikkeld. Hieruit blijkt dat er binnen de gemeente Zwolle geen overschrijdingen van de normen voor luchtkwaliteit gevonden. Ook het plangebied voldoet daarmee aan de normen voor luchtkwaliteit.
Er is een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd door Ecoreest. Doel van het onderzoek is een indruk te verkrijgen omtrent de eventuele aanwezigheid van verontreinigingen in de grond en in het grondwater van het onderzoeksterrein. Dit gebeurt teneinde te bepalen of er vanuit milieuhygiënisch oogpunt belemmeringen bestaan voor het toekomstige gebruik van de locatie (Wonen). Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 5. Op basis van het verrichte onderzoek kunnen de volgende conclusies getrokken worden:
Vooronderzoek
De huidige bebouwing op de locatie is gebouwd in 1970, en is in het verleden in gebruik geweest als kerk. In de huidige situatie is de bebouwing op de locatie in gebruik als theater. Inpandig zijn betonvloeren aanwezig. Het buitenterrein van de locatie is deels verhard met klinkers en deels onverhard (gras). Bij de terreininspectie zijn ter plaatse geen kenmerken van de aanwezigheid van een eventuele ondergrondse tank waargenomen. De opdrachtgever is voornemens de bestaande bebouwing te slopen ten behoeve van nieuwbouw.
Veldwerkzaamheden
Uit de veldwerkzaamheden blijkt dat de bodem van de onderzochte locatie opgebouwd is uit matig fijn zand tot circa 3,5 m -mv. Het grondwaterniveau is tijdens het onderzoek vastgesteld op 2,3 m -mv. Tijdens het veldwerk zijn sporen, tot lichte bijmengingen met puin en in de ondergrond lichte bijmengingen met kolengruis waargenomen. Bij de beoordeling van het terrein en het opgeboorde materiaal is ook speciaal gelet op asbest(houdende) materialen. Deze zijn zintuiglijk niet op de bodem en in het opgeboorde materiaal ter plaatse van het onderzoeksterrein waargenomen.
Uit de chemische analyses is het volgende naar voren gekomen:
Grond:
In de bovengrond (mp 3 t/m 8) en in de ondergrond overschrijden de gehalten aan zware metalen, minerale olie en PAK de achtergrondwaarden. Omdat de interventiewaarden in geen van de gevallen overschreden worden behoeft er geen aanvullend onderzoek plaats te vinden. terzijde kan nog opgemerkt worden, dat het verspreidingsrisico van de gevonden gehalten aan zware metalen, minerale olie en PAK zeer beperkt is.
Grondwater:
In het grondwater uit peilbuis 1 overschrijdt het gehalte aan barium de streefwaarde.
Samenvattend advies:
Op basis van het verrichte onderzoek komt Ecoreest tot de volgende aanbeveling:
Gezien de aard en de concentraties van de aangetoonde parameters in relatie tot de toekomstige woonbestemming van het terrein, concluderen wij dat verhoogde risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu op basis van de aangetoonde milieuhygiënische bodemkwaliteit, niet te verwachten zijn. De resultaten van het onderzoek vormen dan ook geen aanleiding tot nader onderzoek en zijn geen milieuhygiënische belemmering in relatie tot de toekomstige woonbestemming van het terrein.
Route voor transport gevaarlijke stoffen
Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van de A28 met betrekking tot toxische stoffen zone 4 (afstand van 300-1500 meter). Als het gaat om effectieve maatregelen wordt in het gemeentelijk beleidskader voor zone 4 aan het volgende gedacht:
Het plan voorziet niet in de realisatie van specifiek maatschappelijke voorzieningen zoals een verzorgingshuis, ziekenhuis e.d. waarbij er sprake is van minder zelfredzame personen. Gezien de ligging, de afstand tot de A28 en de doelgroep (zelfredzame personen) is er geen aanleiding voor het realiseren van specifieke maatregelen of beperkingen. Wel worden de drie genoemde punten uit het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid aanbevolen om mee te nemen in het bouwplan en bij de communicatie bij de toekomstige bewoners.
Opslag gevaarlijke stoffen
In de nabijheid van het plangebied komt geen opslag van gevaarlijke stoffen voor.
Andere risicobronnen
In de nabijheid van het plangebied liggen geen andere risicobronnen die van invloed zijn op het plangebied.
Boven het zuidelijke deel van het plangebied bevindt zich een straalpad van KPN-telecom dat loopt van de straalverbindingstoren Zwollerkerspel naar de Westerlaan. De hoogteligging van het straalpad boven het plangebied is 33 meter.
Als door bebouwing of andere obstakels de op de kaart genoemde hoogtes niet worden overschreden zal de straalverbinding er geen hinder van ondervinden. Binnen de begrenzing van het straalpad is de maximaal toegestane bouwhoogte 40 meter. Het betreft hier een bestaande situatie (klokkentoren) en de nieuwbouw blijft beperkt tot een bouwhoogte van 12 meter, zodat er geen sprake is van een mogelijk nieuwe conflicterende situatie.
Op 8 januari 2007 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie Duurzaam Bouwen vastgesteld. Het beleid is van toepassing op gebouwen en grond-, weg- en waterbouw en is erop gericht dat overal een minimaal niveau voor duurzaamheid bereikt moeten worden. De beleidsvisie biedt 2 mogelijkheden voor het realiseren van het minimale niveau. Bouwpartijen kunnen een keuze kunnen maken voor één van beide. De methodes verschillen in flexibiliteit. Eén methode, toepassing van GPR Gebouw geeft maximale flexibiliteit voor de bouwpartijen. Hierbij wordt het minimale niveau meegegeven, waarbij bouwpartijen door selectie uit een keur van maatregelen aan dit niveau kunnen komen. Het andere betreft een lijst van acht maatregelen, waaruit minimaal vijf maatregelen gekozen moeten worden. Dit geeft minder flexibiliteit aan bouwpartijen, maar wel duidelijkheid. Ook het minimale niveau is bovenwettelijk en ligt dus boven het niveau van het Bouwbesluit. Daarom zal gewerkt moeten worden met andere instrumenten, zoals bijvoorbeeld een convenant met de projectontwikkelaars.
Vastbouw heeft aangegeven duurzaamheid hoog in het vaandel te voeren. Er wordt van uitgegaan, dat de woningen niet aangesloten zullen worden op gas. Dat betekent concreet, dat electriciteit de belangrijkste energiebron zal zijn. Om hier zo duurzaam mogelijk mee om te gaan wordt gedacht aan het toepassen van infrarood vloerverwarming. Daarnaast wordt onderzocht of het mogelijk is de nodige energie op te wekken met behulp van nieuwe types (kleine) windmolens op het dak.
Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Diezerpoort, Bisschop Willebrandlaan 32 - 34 zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Diezerpoort, Bisschop Willebrandlaan 32 - 34.
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels:
De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:
Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:
Binnen het plangebied 'zijn 3 enkelbestemmingen aanwezig, te weten: 'Gemengd -5', 'Tuin' en 'Wonen - Meergezinshuizen.
Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.
De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:
Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.
In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.
Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.
De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.
De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 12 Algemene procedureregels.
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.
De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.
Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro
De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.
Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingsregel opgenomen.
Het gaat hier om een specifieke op een bepaalde bestemming gerichte wijzigingsbevoegdheid als bedoel in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen.
Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Uov) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Toelichting op de regel voor de dubbelbestemming:
Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.
Het betreft in dit plan de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie":
Deze bestemming ligt als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.
De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.
In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel;
Artikel 10 Vrijwaringszone - straalpad;
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels;
Artikel 12 Algemene procedureregels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:
In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.
Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.
Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.
Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.
Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:
Deze bestemming is toegekend aan de Klokkentoren. Op basis van deze bestemming mag de klokkentoren benut worden voor maatschappelijke voorzieningen en/of kantoren. Daarnaast wordt de mogelijkheid geboden om maximaal 1 woning in de klokkentoren te situeren.
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en carports worden gebouwd. Ook zijn binnen deze bestemming geen parkeervoorzieningen toegestaan.
Artikel 5 Wonen - Meergezinshuis
Deze bestemming is bedoeld voor meergezinshuizen. Dit zijn flats en andere gebouwen met meerdere naast en/of boven elkaar gelegen woningen, welke in tegenstelling tot het eengezinshuis qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kunnen worden. De definitie van meergezinshuis is opgenomen in de begrippen.
In de regels is bepaald, dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12 meter. Dit is lager dan aangegeven op de randvoorwaardenkaart, waar een bouwhoogte van maximaal 15 meter is aangegeven. Op basis van het gevoerde overleg met het bestuur van de begraafplaats en op basis van reacties van omwonenden is duidelijk geworden, dat een bouwhoogte van 15 meter zal stuiten op veel bezwaren. Daarom is besloten de bouwhoogte te beperken tot 4 bouwlagen (12 meter).
Verder is op de plankaart een bouwvlak aangegeven, waarbinnen het appartementengebouw gesitueerd dient te worden. Bewust is niet gekozen voor een groot bouwvlak met een bebouwingspercentage van maximaal 50% (zoals aangegeven op de randvoorwaardenkaart), maar voor een duidelijk begrensd bouwvlak, dat voor 100% bebouwd mag worden. Op deze wijze wordt inzichtelijk gemaakt, dat het appartementengebouw niet langs een groot deel van de grens met de begraafplaats mag worden opgericht, maar in plaats daarvan gesitueerd dient te worden "in de rooilijn" van de bestaande bebouwing langs de Bisschop Willebrandlaan en langs het parkeerterrein bij de ALDI. Tevens is op de plankaart een kleiner bouwvlak opgenomen langs de erfgrens met de begraafplaats. Dit bouwvlak is bedoeld voor de situering van bergingen. De situering van deze bergingen is tot stand gekomen in overleg met het bestuur van de begraafplaats.
Bijgebouwenregeling:
De regels voor bijbehorende bouwwerken wijken af van de regeling voor de eengezinshuizen. Er mogen namelijk buiten de bouwvlakken geen "bijgebouwen" worden gerealiseerd.
Artikel 6 Waarde - Archeologie
uitgangspunten voor de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie':
Artikel 7 Waarde - Cultuurhistorie
De cultuurhistorische waarden van de bebouwing moet worden gewaarborgd. Deze dubbelbestemming omvat, voor zover gelegen binnen het plangebied, de Kerktoren.
De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
In dit artikel wordt geregeld dat een bouwplan moet voorzien in voldoende ruimte voor parkeren, laden en lossen. Daarbij moet worden voldaan worden aan de parkeeropgave, zoals neergelegd in de "Regeling Parkeernormen 2016". Indien deze regeling wordt gewijzigd, moet rekening worden gehouden met deze wijziging.
Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien op een andere wijze voorzien kan worden in voldoende parkeerruimte en voldoende ruimte voor laden en lossen. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken voor zover het voldoen aan de regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
Artikel 10 Vrijwaringszone - straalpad
In dit artikel wordt bepaald, dat ter plaatse van het straalpad geen hogere bebouwing opgericht mag worden dan een bepaalde aangegeven hoogte ter bescherming van een ongehinderde communicatie tussen 2 straalpadtorens.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.
Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.
Artikel 12 Algemene procedureregels
Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.
Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.
Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.
Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.
Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21.
Indien sprake is van een of meerdere aangewezen bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, (hierna “een aangewezen bouwplan”), in combinatie met een bestemmingsplan, wijzigingsplan, projectuitvoeringsbesluit of omgevingsvergunning is de afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (Grondexploitatiewet) van toepassing. Dit houdt in dat de gemeenteraad een exploitatieplan dient vast te stellen tenzij middels gemeentelijke gronduitgifte dan wel, of in combinatie met, een anterieure overeenkomst de kosten in de grondexploitatie anderszins verzekerd zijn en, indien noodzakelijk, er afspraken zijn gemaakt over een tijdvak, fasering en locatie-eisen.
Met de ontwikkelaar is een anterieure overeenkomst gesloten, waardoor er geen exploitatieplan vastgesteld hoeft te worden en de economische uitvoerbaarheid van het project verzekerd is.
Met direct belanghebbenden
Over het verkenningsresultaat van Vastbouw heeft in de context van de visievorming voor de Middelwegzone in augustus en september 2016 communicatie plaatsgevonden met de 'shareholders': de ontwikkelaar, belendende eigenaren en andere direct belanghebbenden, zoals Vastbouw, bestuur RK-Kerkhof Zwolle en de heer Oving. Dit geldt ook voor de 'stakeholders': de (tijdelijke) eindgebruikers/huurders en andere indirect belanghebbenden, zoals Stichting The(ater) The Young Ones (TYO), Futureforce en T-Mobile Netherlands BV (via eigenaar Vastbouw).
Het bestuur van het RK-Kerkhof heeft in deze gesprekken de vrees geuit, dat bewoning ernstig inbreuk zal maken op de rust en privacy van het kerkhof. Ter eerbiediging hiervan verdient deze 175-jarige oase van rust & bezinning (steden-) bouwkundig gezien een optimale inpassing. Daarom is op 25 oktober 2016 door het college van burgemeester en wethouders besloten, dat dit een cruciale randvoorwaarde (ook in de anterieure overeenkomst) voor de vorming van bestemmingsplan tot concreet bouw- en inrichtingsplan.
TYO heroriënteert zich op de toekomst. Vanuit dit perspectief hebben ze zelf in de zomer van 2016 besloten om de kerk te verlaten. Recent heeft men ook een huuropzegging van Vastbouw ontvangen. Inmiddels zijn alle betrokkenen bij TYO, waaronder ouders en deelnemers, geïnformeerd over en betrokken bij de besluiten om de kerk te verlaten. TYO en Zwolse Theaters zijn met elkaar in gesprek over de toekomst. De groep is opgenomen in de cultuurnota voor structurele financiële ondersteuning vanwege ambities, zichtbaarheid, verbinding en samenwerking en cultureel ondernemerschap.
Tijdens inloopavond
Door Vastbouw is in het kader van de formele start als project samen met de gemeente op 10 november 2016 een inloopavond in de kerk gehouden. Doel ervan was om belanghebbenden en wijkbewoners te informeren over de ontwikkelingen en hun mening te peilen over de beoogde ingrepen volgens de concept-visie Park Hogekamp-/Middelwegzone. Er zijn op het voornemen om woningbouw te ontwikkelen uiteenlopende reacties geuit, die te bundelen zijn in de volgende onderwerpen.
Handhaving toren, respectering voorgevelrooilijn en vergroening buitenruimten
Velen waren blij verrast dat de toren behouden blijft en dat er meer groen komt. Een aantal mensen is benieuwd over de invulling van de toren en of de klok gerepareerd kan worden.
Woningprogramma
De buurt is beducht voor nog meer nieuwe sociale woningbouw in Diezerpoort. Er is wel draagvlak voor het voornemen van Vastbouw om koopwoningen te ontwikkelen. Men is dan ook opgelucht, dat dit geen sociale huurwoningen zijn.
Daarnaast is er de nodige belangstelling om een nieuw appartement van Vastbouw te kopen - zowel buurtbewoners als bewoners die van verder kwamen zoals uit de Aalanden en Stadshagen. Men heeft interesse in de koop van een appartement (een aantal had liever willen huren). De meesten waren 50+ plussers die nu alleen wonen of inmiddels zonder kinderen wonen. En dus kleiner willen wonen en op korte afstand van het centrum.
Bouwhoogte en parkeren
Sommige omwonenden en buurtbewoners zijn bezorgd over de hoogte en een enkeling is helemaal tegen de vierde bouwlaag. Past bebouwing in vier lagen op deze plek?
Er is bezorgdheid geuit over de toenamen van de parkeerdruk, die dit met zich meebrengt. Waar zetten bezoekers hun auto neer? Men is bezorgd, dat bezoekers hiervoor de buurt inrijden.
Ligging appartementen nabij RK Kerkhof
Er zijn weliswaar geen bezwaren geuit om naast een kerkhof te wonen. Dat neemt niet weg, dat het kerkhofbestuur en enkele burgers hun bezorgdheid uitten over de wijze waarop in het te realiseren bouw- en inrichtingsplan de rust en privacy op het belendend RK Kerkhof Zwolle te eerbiedigen is. De gestelde randvoorwaarden hieromtrent nemen deze bezorgdheid niet weg. Daarom opperde het bestuur in een pamflet voor een andere oplossing: maak van de kerklocatie een park als onderdeel van een groenere Middelwegzone door uitruil van deze inbreidingslocatie met een deel van het park Hogekamp. In een nader gesprek met de gemeente op 8 december 2016 is door het RK Kerkhof aan de gemeente gevraagd om deze optie alsnog in overweging te nemen. Uitgelegd is waarom dit niet wenselijk en realistisch te achten is. Er is in dit gesprek toegezegd dit nader te onderbouwen.
Uitruil is onwenselijk, omdat in het structuurplan Zwolle en in de visie Gedroomd Diezerpoort is het park Hogekamp aangegeven als stedelijk structuurgroen. Bebouwing ervan is ongewenst en de gesuggereerde uitruil met de kerklocatie zou lijden tot een ongewenste versnippering van dit structuurgroen. Bebouwing in het park Hogekamp betekent een structurele verkleining van dit wijkpark. Deze verkleining doet afbreuk aan de functie ervan als ontmoetingsplek voor wijkbewoners en als buitenruimte voor de bewoners van de omliggende bestaande flats. Dit geldt ook voor mogelijk nieuwe woningen op locatie Stilohal e.o.; deze appartementen hebben/krijgen geen tuin en zijn volledig afhankelijk van de bestaande groene buitenruimte van het park. Het maken van nieuw groen op de kerklocatie is niet wenselijk, omdat dit sloop betekent van de karakteristieke kerktoren, die cultuurhistorisch gezien van hoge waarde is.
Uitruil is onrealistisch en onuitvoerbaar te achten, omdat dekking gevonden moet worden voor de extra kosten, die dit per saldo met zich mee zou brengen, zoals voor compleet hernieuwde visie- & planvorming omtrent de uit te ruilen locaties, alsmede sloop-/aanlegkosten van bestaand/nieuw openbaar groen. Het vinden van geld hiervoor zal lastig zijn, temeer omdat er tijdens de visievorming voor een groenere Middelwegzone voor het opknappen of uitwisselen van structuurgroen op andere plekken nauwelijks tot geen geld binnen de gemeente te vinden was (ook niet bij de provincie). Uitruil zou bovendien opnieuw onzekerheid en vertraging voor het Vastgoedinitiatief met zich meebrengen, alsmede voor de andere op te starten nieuwe vastgoedprojecten in de Middelwegzone.
Vervolg
De reacties zijn van dien aard, dat het maatschappelijk draagvlak voor herontwikkeling niet bij iedereen even groot is als het gaat over bouwhoogte, parkeren en rust/privacy RK Kerkhof.
Aan de vooravond van de 1e ter inzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan, wordt wederom een inloopavond gehouden, waarbij meer informatie te geven is over deze aspecten. In het kader van de 1e ter inzagelegging kan men al dan niet zienswijzen over deze en ander zaken indienen.
Na het mogelijk vigerend worden van het bestemmingsplan worden het RK Kerkhof, andere belanghebbenden, de buurt en andere belangstellenden betrokken bij de uitwerking tot concrete bouw- en inrichtingsplannen.
Op 2 februari 2017 is het voorontwerpbestemmingsplan Diezerpoort, Bisschop Willebrandlaan 32-34 in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening naar instanties en organisaties verzonden met het verzoek om uiterlijk 23 februari 2017 schriftelijk te reageren.
Het plan is toegezonden naar de volgende 6 instanties en organisaties:
Onderstaand de vooroverlegreacties die ontvangen zijn. Dit betreft de nummers 1 tot en met 5. Van de gemeente Kampen is geen reactie ontvangen. Aangenomen wordt, dat zij geen op- of aanmerkingen hebben op het plan.
1. Provincie Overijssel
Opmerking:
Aangegeven wordt, dat het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de bouw van ongeveer 50 wooneenheden aan de Bisschop Willebrandlaan in Zwolle. Het plan is niet in strijd met het ruimtelijk beleid. Indien het plan ongewijzigd in procedure wordt gebracht ziet de provincie vanuit het provinciaal belang geen beletselen voor het verdere vervolg van deze procedure. Hiermee is, voor zover het de provinciale diensten betreft, voldaan aan het ambtelijke vooroverleg als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening.
Reactie:
Van de vooroverlegreactie is kennis genomen.
2. Rijkswaterstaat
Opmerking:
Aangegeven wordt, dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van op- of aanmerkingen.
Reactie:
Het is goed om te horen, dat het plan bij Rijkswaterstaat geen aanleiding geeft tot het maken van op- of aanmerkingen.
3. Veiligheidsregio IJsselland
Opmerking:
De veiligheidsregio merkt op, dat het plangebied op ongeveer 650 meter van de A28 ligt waarover gevaarlijke stoffen vervoerd worden. Verder geldt voor de locatie een overstromingsrisico.
Geadviseerd wordt om:
Aangegeven wordt, dat het advies beperkt is tot zaken, die relevant zijn voor de (externe) veiligheid. Het advies is afgestemd met de Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR) en de Politie Oost Nederland, district Overijssel.
Reactie:
De ontwikkelaar zal op de hoogte gebracht worden van het advies ten aanzien van de afsluitbare mechanische ventilatie. Verder zal paragraaf 3.9.5. aangepast worden met in acht neming van de opmerkingen van de Veiligheidsregio. Tenslotte zullen de toekomstige bewoners worden voorgelicht over de risico's, die zij lopen op deze locatie en wat zij bij een eventueel incident kunnen doen.
4. Waterschap Drents Overijsselse Delta
Aangegeven wordt, dat het plan eerder n.a.v. de Digitale Watertoets besproken is. Op basis van de daar getoonde waterhuishoudkundige maatregelen is een positief wateradvies gegeven. Gezien de reconstructie van het gebied is een waterhuishoudkundig-/rioleringsplan als bijlage op het bestemmingsplan wenselijk waarin wordt onderbouwd hoe de afkoppeling en de berging van het hemelwater gaat plaatsvinden.
Reactie:
Uit nader contact met het Waterschap is gebleken, dat een waterhuishoudkundig-/rioleringsplan op dit moment weliswaar "wenselijk" is, maar pas echt nodig is in de volgende stap, bij de aanvraag van de omgevingsvergunning. Daarom is afgesproken, het opstellen van een waterhuishoudkundig- en rioleringsplan te koppelen aan de aanvraag van de omgevingsvergunning.
5. Gemeente Zwartewaterland
Opmerking:
Aangegeven wordt, dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van op- of aanmerkingen.
Reactie:
Het is goed om te horen, dat het plan bij de gemeente Zwartewaterland geen aanleiding geeft tot het maken van op- of aanmerkingen.