Plan: | Berkum, Campherbeeklaan 53-55 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0193.BP16015-0005 |
De Campherbeeklaan 53-55 is de locatie van de Emmaüskerk. Op het perceel is momenteel het kerkgebouw en de voormalige pastorie aanwezig. Door het opgaan van de kerkgemeenschap in de Sionskerk (Aalanden) zijn het kerkgebouw en de pastoriewoning niet meer als zodanig in gebruik.
Het plan van de initiatiefnemer is om op de locatie van het kerkgebouw en de pastorie een appartementengebouw met 27 levensloopbestendige appartementen te realiseren.
Het plangebied omvat globaal bezien de percelen van de Campherbeeklaan 53-55.
De percelen zijn kadastraal bekend onder kadastrale gemeente ZLK00, sectie F, perceelnummer 3740, perceelnummer 3741 en perceelnummer 2248.
De exacte begrenzing van het plangebied is te raadplegen op de verbeelding van het bestemmingsplan.
afbeelding: luchtfoto Campherbeeklaan 53-55 met kadastrale grenzen
Voor het plangebied geldt het volgende bestemmingsplan:
Bestemmingsplan Berkum
Bestemmingsplan Berkum is vastgesteld door de gemeenteraad op 1 december 2008, nummer EC0810-0024, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 28 januari 2009, nummer 2009/0013871, en onherroepelijk geworden op 26 maart 2009.
In het bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemmingen 'Maatschappelijke doeleinden' en 'Verkeers- en verblijfsdoeleinden'. Het gebruik ten behoeven van appartementen (woningen, meergezinshuis) past niet binnen de maatschappelijke bestemming.
De begrenzing van het, op de verbeelding aangegeven bouwvlak wordt met de ontwikkeling overschreden alsook de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte.
afbeelding: fragment vigerend bestemmingsplan Berkum (voor de gronden buiten het plangebied is het geactualiseerde bestemmingsplan Berkum uit 2019 van toepassing)
Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur (hierna: SVIR) vastgesteld. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. De SVIR geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Die ambitie is vertaald in doelen voor de middellange termijn tot 2028.
Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn slechts 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:
Artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), zoals die geldt vanaf 1 juli 2017, bevat de verplichting om in de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving te geven van de behoefte aan die ontwikkeling. Daarnaast, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient een motivering te worden gegeven waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
In artikel 1.1.1 van het Bro is omschreven wat verstaan moet worden onder een stedelijke ontwikkeling. Namelijk een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Volgens de Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) vallen onder het begrip 'andere stedelijke voorzieningen' onder meer accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure. Bovendien zijn er inmiddels meerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State, waarin het begrip stedelijke ontwikkeling verder is verduidelijkt.
Of bij een bovengenoemde voorziening sprake is van een stedelijke ontwikkeling, hangt af van de omvang en de gebruiksmogelijkheden. In de uitspraak van 25 maart 2015; ECLI:NL:RVS:2015:953 is bepaald dat woningbouwplannen met een omvang vanaf 12 woningen als stedelijke ontwikkeling kunnen worden gezien, terwijl in de uitspraak van de Afdeling van 16 september 2015:ECLI:NBL:RVS:2015:2921 een plan van 11 woningen niet als stedelijke ontwikkeling werd gezien vanwege de beperkte omvang.
Dit betekent dat er voor wat betreft het bouwplan voor deze locatie dat voorziet in de bouw van 27 appartementen, wel sprake is van een woningbouwlocatie, welke aan te merken is als een stedelijke ontwikkeling. Derhalve is de ladder van duurzame verstedelijking wel van toepassing.
Nu de ladder van toepassing is, moet worden omschreven wat de behoefte is aan de woningen die mogelijk gemaakt worden binnen het ruimtelijk verzorgingsgebied van de woningbouwontwikkeling. Daarbij zijn de aard en omvang van de ontwikkeling leidend voor het schaalniveau waarop de ruimtebehoefte moet worden afgewogen.
Tevens moet op basis van de aard en omvang van het woningbouwplan worden bepaald of er regionale afstemming nodig is.
Tenslotte moet worden gemotiveerd, indien de woningbouwontwikkeling voorziet in een behoefte en gepland is buiten het bestaand stedelijk gebied, waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Behoefte binnen het ruimtelijk verzorgingsgebied en afstemming
Kort gezegd is de 'behoefte' het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, zijnde de looptijd van het bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit).
De provincie Overijssel heeft eind 2014 een regionale woonvisie West Overijssel vastgesteld. Ter uitvoering hiervan is in 2015 het Regionale Woonprogrammering (RWP West-Overijssel, 7 december 2015) opgesteld. Het doel hiervan is om tot een betere balans van vraag en aanbod op de woningmarkt te komen, kwantitatief en kwalitatief, waarbij iedere gemeente bouwt voor de lokale behoefte. In dit document - RWP West-Overijssel (Regionale Woon Programmering) - zijn afspraken gemaakt over woonregio's en nadere afspraken over aantallen woningen en afstemming met de regio. De gemeenten en de provincie hebben op 27 januari 2016 de samenwerkingsovereenkomst getekend. Het RWP West-Overijssel wordt tweejaarlijks geactualiseerd. In het rapport RWP West-Overijssel (Regionale Woon Programmering) zullen de gemeenten en de provincie elke twee jaar de wijzigingen doorvoeren door besluiten van de colleges van Gedeputeerde Staten en de colleges van burgemeester en wethouders. In 2017 zijn de regionale woonafspraken op basis van nieuwe huishoudprognoses geactualiseerd en in mei 2017 bestuurlijk vastgesteld.
De gemeenten in West-Overijssel hebben de hoofdafspraak gemaakt dat iedere gemeente maximaal 100% van de eigen vraag naar woningen als harde plancapaciteit beschikbaar maakt. Dat is in lijn met de Ladder voor duurzame verstedelijking en de visie van provincie.
Voor Zwolle is de woningbehoefte in de periode 2017-2027 circa 5500 - 6000 woningen. De harde plancapaciteit (inclusief de gebieden met uitwerkingsplicht) is opnieuw geïnventariseerd en komt voor Zwolle uit op ruim 70% van de behoefte (peildatum 1 januari 2017). Daarmee is er een resterende actuele behoefte van 30% wat neerkomt op circa 1500-2000 woningen. Dit biedt voldoende ruimte voor verdere ontwikkeling van de stad door inbreidings- en transformatieplannen en de afbouw van Stadshagen.
Conclusie
Er is bij het plan geen sprake van rijksbelangen, waardoor de conclusie is dat het plan niet in strijd is met het rijksbeleid.
Omgevingsvisie en Omgevingsverordening provincie Overijssel
Provinciale Staten van Overijssel hebben op 12 april 2017 de ‘Omgevingsvisie Overijssel 2017. Beken kleur en Omgevingsverordening Overijssel 2017’ vastgesteld.
Beleid: Overijssel in 2030, daar werken we nu aan
Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de visie wordt het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel gebruikt. In het uitvoeringsmodel staan centraal de stappen of, waar en hoe. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door provinciale generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven geven richting aan waar wat ontwikkeld kan worden en de gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij de vraag hoe een initiatief ingepast kan worden.
De sturingsfilosofie van de provincie is als volgt samen te vatten: als sprake is van een bepaalde ontwikkeling, dan moet eerst worden nagegaan, aan de hand van de generieke beleidsuitgangspunten die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen, of er behoefte is aan de ontwikkeling. Indien dat zo is, moet worden nagegaan of de gekozen plek geschikt is voor het aldaar doorvoeren van de ontwikkeling.
Om antwoord te kunnen geven op die laatste vraag dient de ontwikkelingsperspectievenkaart bekeken te worden. Wanneer uit die kaart blijkt dat een ontwikkeling, zoals gepland, niet in strijd is met deze kaart, kan verder worden bezien hoe de ontwikkeling vormgegeven moet worden. Hierbij heeft de provincie gekozen voor een vierlagenbenadering, in welke benadering vier kaarten/lagen worden onderscheiden.
Dit zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarische cultuurlandschap, de stedelijke laag en de laag van de beleving. Samen met de catalogus gebiedskenmerken kan worden geconstrueerd welke kenmerken per laag van belang zijn om rekening mee te houden bij de planvorming
Voor het plangebied wordt hieronder deze bovengenoemde punten beschreven.
Ontwikkelperspectief
Uit de kaart Ontwikkelingsperspectieven blijkt dat de locaties in het gebied liggen dat is aangemerkt voor 'veelzijdige leefmilieus, breed spectrum woon-, werk- en mixmilieus' met de subcategorie 'woonwijk' en de beleidsaanduiding 'beekdal'. In de gebieden aangemerkt als 'woonwijk' is ruimte voor herstructurering, inbreiding en transformatie naar diverse woon- werk- en gemengde stadsmilieus.
Gebiedskenmerken
Op de Gebiedskenmerken kaarten blijkt dat de natuurlijke laag van het plangebied aangemerkt dient te worden als 'dekzandvlakte'. Het agrarische cultuurlandschap wordt aangeduid als 'bebouwing' en de stedelijke laag als 'bebouwing: woonwijken 1955 - nu'. De vierde laag, de lust en leisurelaag is niet aangeduid.
Conclusie
Gezien de bovenstaande ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken valt de herontwikkeling van de in het generieke beleid van de provincie.
Structuurplan Zwolle 2020
Het structuurplan dat op 16 juni 2008 door de raad is vastgesteld geeft de gemeentelijke visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020 weer. Het Structuurplan verwoordt niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie wordt uiteengerafeld in programma's voor de verschillende beleidsterreinen. De globale visies op de toekomstige sociale, economische en ruimtelijke structuur zijn uitgewerkt tot de kern van het structuurplan: de plankaart met een beschrijving in hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkelingen voor de komende vijftien jaar. De plankaart geeft zo een integraal beeld van de beoogde functies van stad en ommeland tot 2020.
Woongebied
De locatie Campherbeeklaan 53-55 in de wijk Berkum is op de kaart van het Structuurplan aangemerkt als 'woongebied'.
De ambitie voor Zwolle als woonstad:
"Zwolle is een aantrekkelijk stad om in te wonen. Het woonbeleid is er op gericht om de bestaande kwaliteiten van Zwolle als woonstad minimaal te behouden, maar liever nog te versterken. Dat geldt voor de kwaliteit van de nieuw te bouwen woonwijken, maar zeker ook voor de bestaande wijken. De ambitie is om de woonmilieudifferentiatie te versterken door in te spelen op de woonwensen die voortkomen uit verschillende leefstijlprofielen. Met andere woorden, in de wijken moeten een gevarieerde bevolking en verschillende leefstijlen kunnen wonen. Wijken moeten levensloopbestendig worden."
Met de ontwikkeling aan de Campherbeeklaan 53-55 wordt herontwikkeling van de locatie met levensloopbestendige appartementen beoogd. Het past binnen de ambitie van het Structuurplan om de vitaliteit van Berkum als bestaande wijk op peil te houden door op deze locatie levensloopbestendige woningen te realiseren.
Hoogbouwvisie
In het structuurplan is een hoogbouwvisie gegeven, in de vorm van een kaart met bouwhoogtezonering. De Campherbeeklaan 53-55 is op deze kaart opgenomen in de zone "Laag (<16 meter)". De ontwikkeling aan de Campherbeeklaan 53-55 is minder dan 16 meter hoog en is met zijn vorm en functie op deze beeldbepalende plek langs de Campherbeeklaan goed inpasbaar en in overeenstemming met de hoogbouwvisie (zie ook paragraaf 3.1 Stedenbouw).
Structuurgroen langs wegen
Aangeduid is dat de Boerendanserdijk en Campherbeeklaan een groene drager vormen met structuurgroen. Dit houdt in dat bijvoorbeeld de bermen en laanbeplanting langs wegen als structuurbepalend groen worden gezien.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het gemeentelijke structuurplan.
Omgevingsvisie
Naast het vigerende structuurplan Zwolle 2020, wordt inmiddels hard gewerkt aan het opstellen van een omgevingsvisie ter voorbereiding op de komst van de Omgevingswet.
Het college heeft inmiddels op 29 juni 2017 deel 1 van de omgevingsvisie “Mijn Zwolle van morgen” vastgesteld. De raad zal naar verwachting in november met deel 1 van de omgevingsvisie instemmen. Deel 1 is “slechts” een document op hoofdlijnen, waarin, met aandacht voor de strategische opgaven, de verschillende ambities op integrale wijze worden samengebracht. Het document geeft op hoofdlijnen richting aan de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving in de toekomst, maar dient in een opvolgend document, omgevingsvisie deel 2, nader te worden uitgewerkt. Dan kunnen ook keuzes gemaakt worden op gebiedsniveau. Dat betekent dat het Structuurplan 2020 zijn status als structuurvisie, zoals bedoeld onder de huidige Wet ruimtelijke ordening, voor het grootste deel behoudt. Het document kan pas vervallen, nadat de volledige omgevingsvisie (deel 2) zal zijn vastgesteld.
Als onderlegger voor de omgevingsvisie geldt onder meer de Woonvisie van de gemeente Zwolle, zoals vastgesteld op 8 mei 2017, waarin een richtinggevend kader is neergelegd voor de wijze waarop wij tot keuzes willen komen ten aanzien van woningbouw, waarbij de behoefte enerzijds en de belangen vanuit de kwaliteit van de centrumstad anderzijds van belang zijn en waarbij tevens voldoende ruimte wordt gegeven aan woonpartners en andere initiatiefnemers.
Dit plan is “getoetst” aan de hoofdlijnen en ambities uit de omgevingsvisie deel 1. Uit de toets blijkt dat het plan daarmee in overeenstemming is.
Archeologisch beleid
Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.
Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit. Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).
In dit bestemmingsplan zijn de archeologische waarden van het plangebied geïnventariseerd en wordt een afweging gemaakt over bescherming ervan met een dubbelbestemming (paragraaf 3.2 Archeologie).
Cultuurhistorisch beleid
In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief modernisering monumentenzorg (MoMo). Het behoud en de bescherming van monumenten is hiervan een belangrijk doel én er vindt een verbreding plaats naar de omgeving. Overal in steden, dorpen en landschappen zijn plaatsen van herinnering, plaatsen met een bijzondere cultuurhistorische betekenis. Goede ruimtelijke ordening betekent dat alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte in de besluitvorming worden betrokken. Daarom is de eerste pijler van MoMo gericht op cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Om meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening zullen gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.
Op grond van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Ook is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
In dit bestemmingsplan zijn de cultuurhistorische waarden van het plangebied geinventariseerd, in paragraaf 3.3 Cultuurhistorie wordt hier nader op ingegaan.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het archeologisch en cultuurhistorisch beleid.
Mobiliteitsvisie
Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijks – en provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie. De Mobiliteitsvisie is door de gemeenteraad vastgesteld op 2 februari 2009.
Uit de Mobiliteitsvisie komt naar voren dat de verdere groei van de mobiliteit niet opgevangen kan worden door de mobiliteitsvraag te faciliteren met nieuwe infrastructuur. Zwolle heeft een gunstige positie qua ontwikkeling. In de na te streven doelen op het gebied van duurzaamheid, milieu, bereikbaarheid, economische groei, leefbaarheid en dergelijke is het daarom noodzakelijk om prioriteiten te stellen. Zwolle wil de kwaliteiten als bereikbare en gezonde stad vasthouden door, naast de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur, de samenleving te mobiliseren om de groeiende vraag naar mobiliteit om te buigen in een duurzame richting.
In dit bestemmingsplan zijn de mobiliteitsaspecten onderbouwd in paragraaf 3.4 Verkeer.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het verkeersbeleid.
Groenbeleidsplan en Structuurplan 2020
Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Buurtgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het Structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus.
Bomenverordening
Voor de bomen geldt de in 2005 vastgestelde Bomenverordening. In de bomenverordening zijn criteria, weigeringsgronden en voorschriften opgenomen over het (compenseren van het) kappen van bomen. Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom.
Voor het vellen van een boom met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter, is een (kap)vergunning nodig. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben. Een ernstige beschadiging kan bijvoorbeeld optreden wanneer de wortels aangetast worden. Daarbij geldt als vuistregel dat de ruimte die bovengronds wordt ingenomen door de kroon, ondergronds wordt ingenomen door het wortelgestel. Daarom is het niet alleen ongewenst dat er gebouwd wordt binnen de projectie van de kroon op de grond, maar ook dat daar bijvoorbeeld verharding wordt aangebracht, wordt afgegraven of opgehoogd. Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan geregistreerd als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Voor een kapvergunning is een aparte procedure vereist. Aan de vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden, waaronder aanwijzingen voor herplant.
In dit bestemmingsplan zijn de groenaspecten onderbouwd in paragraaf 3.5 Natuur.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het groenbeleid.
Europees en nationaal beleid
Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn heel in het kort de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water.
Europese Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn Water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat “een goede ecologische toestand”. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen.
Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).
In de geldende Europese richtlijnen en de EU richtlijn Prioritaire Stoffen staat precies omschreven wat een goede chemische toestand voor oppervlaktewater is. De ecologische doelstellingen stellen de lidstaten onderling vast in zogeheten (internationale) stroomgebiedbeheersplannen. Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.
Van 2010 tot 2015 is de eerste tranche uitgevoerd. De tweede tranche maatregelen loopt van 2016 tot 2021.
Waterwet
De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de watersysteembenadering centraal. Er wordt uitgegaan van het geheel van relaties tussen waterkwaliteit, waterkwantiteit, oppervlaktewater, grondwater, watergebruikers en grondgebruikers. Hierbij wordt het kader geschept voor het Nederlandse waterbeheer in de komende decennia. Per 1 januari 2017 is de Waterwet gewijzigd. De beoordeling van de veiligheid van primaire waterkeringen wordt nu gebaseerd op de overstromingskans. In 2050 moeten de waterkeringen voldoen aan de normen die per 1 januari 2017 van kracht zijn.
Waterbeheer 21e eeuw
De commissie Waterbeheer 21e eeuw (WB21) is gevraagd advies uit te brengen over de waterhuishoudkundige inrichting van Nederland, rekening houdend met ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzaam waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer:
Bij 'vasthouden, bergen en afvoeren' wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het om een voorkeursvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon en vuil water zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.
Deltawet
Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoogwater en de zoetwatervoorziening op orde houden.
De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om de huidige veiligheid op orde te krijgen en ervoor te zorgen dat ons land is voorbereid op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. Deze zaken worden opgepakt door het hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) Stadsdijken Zwolle. In het Deltaprogramma werken het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris, waarvan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu de coördinerende bewindspersoon is.
Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en HWBP, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Deze beslissingen gaan over de normen van onze belangrijkste dijken en andere waterkeringen en de strategieën voor onze waterveiligheid, over de beschikbaarheid en verdeling van zoetwater, over het peil van het IJsselmeer, over de manier waarop gebieden veilig kunnen blijven zonder aan economische waarde in te boeten en over hoe bij het bouwen van buurten en wijken rekening kan worden gehouden met water. In 2014 zijn de deltabeslissingen in de Tweede Kamer besproken.
Provinciaal beleid
Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een omgevingsvisie en de omgevingsverordening. Op 12 april 2017 zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd. De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de Waterwet en het Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.
Waterschapsbeleid
Het algemene beleid van Waterschap Drents Overijsselse Delta is verwoord in het Waterbeheerplan 2016-2021, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Het beleid van het waterschap sluit nauw aan bij de uitgangspunten van WB21. In 2013 is de beleidsnota "Water raakt!" door het Algemeen Bestuur vastgesteld. Deze nota beschrijft de voor het waterschap gewenste situatie in bestaand en nieuw stedelijk gebied. Om deze situatie te bereiken heeft het waterschap in 2015 het beheer en onderhoud van veel wateren overgenomen van de gemeente Zwolle. Op watergangen van Waterschap Drents Overijsselse Delta is de keur van toepassing. In de keur is aangegeven wat wel en niet mag bij watergangen, waterkeringen en kernzones. Bijvoorbeeld regels voor bouwwerken op of langs watergangen. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van Waterschap Drents Overijsselse Delta. Ook zijn deze te raadplegen op de website: www.wdodelta.nl.
Gemeentelijk beleid
Gemeente Zwolle heeft in de Wateragenda (2015) uitgangspunten vastgelegd om vorm te geven aan de opgaven rondom water en (aanpassen aan het) klimaat. Gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020 ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.
In dit bestemmingsplan zijn de wateraspecten onderbouwd in paragraaf 3.6 Water.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het waterbeleid.
Woonvisie
De Woonvisie Ruimte voor Wonen 2017 is vastgesteld door de raad op 8 mei 2017 en geldt als onderlegger voor de Omgevingsvisie. De Woonvisie bevat vier ambities: sterke groeistad, moderne woonstad, solidaire leefstad en duurzame deltastad. Zwolle groeit hard en staat voor de grote uitdaging veel nieuwe woningen toe te voegen. Binnen die groeiopgave wil Zwolle zorgen voor vernieuwende en particuliere woonconcepten en voldoende betaalbare woningen zodat Zwolle een inclusieve stad blijft. De groei van het aantal huishoudens in Zwolle (en daarmee dito de behoefte aan nieuwe woningen) bestaat voor een belangrijke deel uit de groei van een- en tweepersoons huishoudens. Op 14 april 2019 heeft de raad Ontwikkelstrategie Wonen 2019-2024 vastgesteld als actualisatie en uitvoeringsprogramma van de Woonvisie 2017.
In de Woonvisie en Ontwikkelstrategie zijn kaders vastgelegd voor de woningbouw in Zwolle:
In de Ontwikkelstrategie is als actualisatie op de Woonvisie de behoefte voor de periode 2019-2024 opgehoogd van 1.000 woningen per jaar. De Woonvisie gaat uit van 600 woningen per jaar tot 2027 en daarna 400 woningen per jaar. Zwolle groeit op dit moment zo hard dat in het perspectief van een groeiende behoefte aan stedelijk wonen, een programma van 600 woningen per jaar ver beneden de marktvraag ligt.
Het ministerie van BZK, de provincie Overijssel en de gemeente Zwolle hebben op 7 maart 2019 de overeenkomst “Pilot woningbouw Zwolle” ondertekend waarin voor de jaren 2019 en 2020 is vastgelegd dat voor woningbouwplannen binnen bestaand stedelijk gebied in Zwolle de behoefteprognoses die gehanteerd worden binnen de woonafspraken West Overijssel worden losgelaten. Voor de provincie Overijssel betekent dit een lichte planologische toetsing op bestemmingsplannen met woningbouw.
Als we voor het bepalen van de behoefte aan woningbouw in Zwolle de Ontwikkelstrategie Wonen 2019-2024 en de Woonvisie 2017-2027 combineren, zou de behoefte aan nieuwe woningen voor de periode 2019 tot 2029 uitkomen op 7.600 woningen. Op dit moment bereidt de provincie nieuwe regionale woonafspraken voor die in de loop van 2020 moeten worden vastgesteld.
De harde plancapaciteit in Zwolle bedraagt (peildatum 1 oktober 2019) nog ongeveer 3.750 woningen. Dat betekent dat voor dit plan voldoende ruimte bestaat.
In dit bestemmingsplan zijn de aspecten met betrekking tot het wonen onderbouwd in paragraaf 2.2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking en paragraaf 3.7 Wonen.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het volkshuisvestingsbeleid.
Geluid
In de milieuvisie 'Milieu op scherp' wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven:
Zwolle is een dynamische stad met geluidniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied en ook de geluidbelasting binnen het gebied is gerelateerd aan de functie van het gebied. Dit is vastgelegd in de 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle'. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.
In de door de gemeenteraad vastgestelde 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle' (juli 2007) en in de beleidsregel 'Hogere waarden Wet geluidhinder' (2 april 2007) worden de ambities en de grenswaarden (dit is de maximale waarde waarvoor nog hogere grenswaarden worden vastgesteld) per gebiedstype genoemd.
Is de geluidsbelasting lager dan de grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid dan kan na een eenvoudige administratieve toets de hogere waarde worden vastgesteld. Is de geluidsbelasting hoger dan de grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid, maar onder het wettelijke maximum dan is een meer diepgaande beoordeling noodzakelijk. Bij de beoordeling komt het onderzoeken van varianten nadrukkelijk aan bod en wordt gekeken naar mogelijkheden van bijvoorbeeld een geluidsluwe gevel, aangepaste indeling van de woning (hoofdslaapkamer aan de geluidsluwe gevel), een balkon of tuin aan de geluidsluwe zijde van de woning, indien het balkon aan de voorzijde is gesitueerd wordt gekeken naar mogelijkheden om deze afsluitbaar te maken, waardoor akoestische compensatie wordt verkregen.
Het plangebied ligt in het gebiedstype groen stedelijk. Hiervoor geldt een ambitiewaarde van 43 dB en een grenswaarde van 53 dB. In paragraaf 3.8.1 Geluid wordt nader ingegaan op het aspect geluid.
Luchtkwaliteit
Het Luchtkwaliteitplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteitsituatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken. Zwolle wil, binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit.
Daartoe zijn de volgende doelen geformuleerd:
Externe veiligheid
De beleidsvisie externe veiligheid is op 6 maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. De gemeente streeft ernaar voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid.
Dit betekent dat:
Op 20 januari 2009 heeft het college van B & W het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van ene mogelijke toename van het groepsrisico. Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.
Een afwijkend gebiedstype vormen de stroomzones. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd.
Het plangebied behoort tot het gebiedstype 'Groen stedelijk' en ligt net buiten het gebiedstype stroomzone. De locatie ligt op ruim 300 meter van de A28. Ofwel, op basis van het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid ligt het gebied in zone 4 (300-1500 meter).
Voor het gebiedstype 'Groen stedelijk' geldt dat de risicoruimte zeer beperkt is vanwege de zeer hoge personendichtheid en de lage organisatiegraad (met het oog op preparatie op calamiteiten met gevaarlijke stoffen). Voor dit gebiedstype geldt een 'stand still-beleid' voor het groepsrisico, met andere woorden een overschrijding van de oriëntatiewaarde en een toename van het groepsrisico als gevolg van interne gebiedsontwikkelingen is niet toegestaan.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het milieubeleid.
In dit hoofdstuk wordt de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied omschreven. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.
De naastgelegen (reeds gesloopte) duplexwoningen en de buurt ten oosten van het plangebied zijn begin jaren '50 gebouwd als één architectonisch ensemble met de Emmaüskerk, zie afbeelding hieronder. Het was de eerste grote uitbreiding in Berkum en bedoeld om de grote woningnood na de Tweede Wereldoorlog te lenigen.
afbeelding: eertijdse maquette met impressie stedenbouwkundige opzet
Kenmerkend voor de stedenbouwkundige opzet is de aanwezige groenstrook en de teruggeschoven rooilijn van de woningen. Deze groene wig opent het zicht op het kerkgebouw en de achterliggende centrumvoorzieningen. Kenmerkend aan de locatie is niet de architectuur van de woningen, maar het samenhangend stedenbouwkundig ensemble van woningen en kerk.
afbeelding: foto in vogelvlucht bestaande situatie Campherbeeklaan 53-55
De Emmaüskerk bezit bijzondere kenmerken van wederopbouwarchitectuur, waarin ondanks schaarste in middelen en geld, oog was voor bijzondere details en materiaalgebruik. In de kerk is dit bijvoorbeeld de verbijzondering van de hoeken van het vierkante gebouw door grote raampartijen.
Voor een nieuwe invulling van de locatie is het de opgave om recht te doen aan de oorspronkelijke samenhang tussen woonbebouwing en deze locatie, de ruime en groene planopzet en een architectonische verbijzondering te maken op de kop van de Campherbeeklaan en de Acacialaan.
Hoofdmassa en rooilijnen
De geprojecteerde nieuwbouw past qua footprint grotendeels binnen het vigerende bouwvlak uit bestemmingsplan Berkum, met uitzondering van de gevel aan de Campherbeeklaan die (circa 2 meter) dichter naar de weg wordt gesitueerd. Hiermee komt het nieuwe hoekvolume meer in de zichtlijn vanaf de Campherbeeklaan als Boerendanserdijk en blijft er voldoende ruimte om deze kop groen in te passen en een nieuw trottoir aan te brengen ter verbetering van de routestructuur ter plaatse.
De rooilijnen van het plan sluiten goed aan de op de stedenbouwkundige opzet van dit gebied en borgen de groene planopzet. De rooilijn aan de Campherbeeklaan benadrukt de naar voren geschoven ligging van het hoofdvolume op de locatie van de voormalige kerk. De rooilijn ter plaatse van de direct aangrenzende woonbebouwing aan de Acacialaan is 4 meter teruggelegd t.o.v. het vigerende bouwvlak, om de geleding in het bouwvolume te benadrukken en iets meer licht en ruimte te creëren in het smalle profiel van de Acacialaan. Ter plaatse van de belending aan de Campherbeeklaan is de huidige rooilijn aangehouden. In de planopzet is bewust gekozen om het vigerende bouwrecht ter plaatse van het nieuwe parkeerterrein niet te benutten om een passende aansluiting te vinden met de buitenruimten/tuinen van aangrenzende woningen.
Qua massa opbouw gaat het bestemmingsplan Berkum uit van een bouwhoogte van 11 meter voor de hoofdzaal, afbouwend naar 9 meter richting pastorie. In de voorliggende planopzet wordt de kenmerkende massaopbouw met een hoekaccent dat lager wordt richting belendende bebouwing overgenomen.
Op de kop van de Campherbeeklaan/Acacialaan wordt een volume geplaatst van 4 bouwlagen met aansluitend een vleugel van 3 bouwlagen aan de zijde van de Campherbeeklaan. Vanaf de Campherbeeklaan gezien vormt het middendeel van 3 bouwlagen een verbinding tussen het kopdeel en het overige deel van 3 bouwlagen. Aan de Acacialaan wordt een min of meer losgekoppeld woonvolume gerealiseerd dat middels loopbruggen met het kopdeel in verbinding staat. De planopzet sluit aan bij het bebouwingsbeeld in de omgeving en doet door de geleding in meerdere bouwdelen, recht aan de schaal, maat en het karakter van de locatie.
Hoogte en kapvorm
De hoogte van de nieuwbouw in 3 lagen (2 lagen met gedeeltelijke kapconstructie) is in overeenstemming met de vigerende bouwhoogte van het bestemmingsplan Berkum. Alleen het gedeelte dat in 4 lagen met kap wordt gebouwd, wordt hoger dan 11 meter, namelijk circa 14-15 meter. De 4 lagen bebouwing wordt ingezet om het hoekaccent vorm te geven en sluit goed aan bij de oorspronkelijke stedenbouwkundige opzet. De effecten van de hogere hoogte van het hoekaccent op de omgeving zijn gelet op de ligging ten opzichte van de woningen in de omgeving zeer beperkt. De situatie ten aanzien van de bezonning van omliggende woningen kan blijkens de gemaakte bezonningsstudie in elk geval voldoen aan de TNO-norm.
Daar waar de nieuwbouw grenst aan de belending is zorgvuldig gekeken naar een passende aansluiting op die bouwvolumes. De vigerende maximale goothoogte is teruggebracht van 11 meter naar 7 meter aan de Acacialaan, en van 9 meter naar 6 meter aan de Campherbeeklaan.
Het appartementencomplex wordt voorzien van kapvormige daken waardoor aansluiting ontstaat met de woningen in de directe omgeving. De hoogten zijn in overeenstemming met de hoogbouwvisie die in het Structuurplan is gegeven. De Campherbeeklaan 53-55 is namelijk op de kaart met bouwhoogtezonering opgenomen in de zone "Laag (<16 meter)". Binnen deze zone is een maximale bouwhoogte van 16 meter toegestaan. Zie hiervoor ook paragraaf 2.2.3 Gemeentelijk beleid.
afbeelding: impressie nieuwe situatie Campherbeeklaan 53-55 (voorgevel Acacialaan)
afbeelding: impressie nieuwe situatie Campherbeeklaan 53-55 (voorgevel Campherbeeklaan)
afbeelding: impressie nieuwe situatie Campherbeeklaan 53-55 (zij- en achtergevel, links van het appartementencomplex ligt de Campherbeeklaan)
afbeelding: impressie nieuwe situatie Campherbeeklaan 53-55 (achter- en zijgevel, rechts van het appartementencomplex ligt de Acacialaan)
De locatie Campherbeeklaan 53-55 heeft een archeologische verwachtingswaarde van 10%. Onderstaande afbeelding toont een uitsnede van de archeologische waarderingskaart.
Uitsnede archeologische waarderingskaart met globale locatie plangebied aangegeven met blauwe stip
Een 10% gebied staat gelijk aan 'onbekend', wat betekent dat we geen kennis hebben van archeologische waarden op deze locatie. Een 'grondverstoorder' kan derhalve niet verantwoordelijk gesteld worden voor onderzoek dat gedaan zou moeten worden om meer inzicht in het gebied te krijgen. De locatie Campherbeeklaan 53-55 is daarom niet nader onderzocht. Aan de initiatiefnemer wordt verzocht om de aanvangsdatum van de grondverstorende werkzaamheden te melden bij de gemeente, zodat die in de gelegenheid is om mee te kijken bij de graafwerkzaamheden en eventueel de situatie in beeld te brengen.
Voor de locatie Campherbeeklaan 53-55 zijn, gelet op de geringe archeologische verwachtingswaarde, geen onderzoeken of maatregelen nodig.
De locatie Campherbeeklaan 53-55 ligt in Berkum. Voor de wijk Berkum zijn de cultuurhistorische waarden geïnventariseerd (Cultuurhistorische quickscan Berkum bebouwde kom, oktober 2013). Uit deze inventarisatie komt naar voren dat de ontwerpgedachte van de bebouwing aan de Campherbeeklaan 53 wordt gezien als van zeer hoge cultuurhistorische waarde.
Met name de centrale ligging in de wijk van deze voormalige kerklocatie en het winkelcentrum (ontmoetingspunt) worden als waardevol element gezien, dat aansluit bij de wijkgedachte in de naoorlogse stadsplanning. Op dit centrale gedeelte van de wijk Berkum neemt de bebouwing een opvallende positie in. Het bebouwingsaccent, momenteel de toren, wordt gezien als een markant element dat de bijzondere opvallende ligging van de bebouwing luister geeft.
Er is onderzocht of het (voormalige) kerkgebouw, al dan niet een deel daarvan, kan worden herbestemd tot appartementengebouw. Vanuit stedenbouwkundig, bouwkundig en parkeerkundig opzicht is gebleken dat herbestemming geen mogelijkheid is. Ondanks dat het huidige gebouw aan de Camperbeeklaan 53-55 niet behouden wordt, wordt recht gedaan aan de cultuurhistorisch waardevolle ontwerpgedachte van deze locatie in de wijk Berkum.
In paragraaf 3.1 Stedenbouw is beschreven hoe met het plan wordt aangesloten bij de oorspronkelijke stedenbouwkundige opzet van deze markante locatie in het centrale deel van de wijk Berkum.
Verkeersstructuur
Het plangebied ligt op de hoek van de Acacialaan en Campherbeeklaan, nabij de aansluiting met de Boerendanserdijk. De Acacialaan is een rustige woonstraat en ligt net als de Boerendanserdijk en Campherbeeklaan in de 30 km/uur-zone Berkum. De Boerendanserdijk en Campherbeeklaan zijn woonstraten waar meer zijstraten op uitkomen en hebben daardoor naast een erftoegangsfunctie ook een verzamelfunctie voor de wijk. Daardoor is het drukker dan in de achterliggende straten.
Parkeren
Parkeren in de directe omgeving van deze locatie vindt hoofdzakelijk plaats in de openbare ruimte, langs de kant van de weg of in (langs-)parkeervakken.
Verkeersstructuur
Aan de Acacialaan is de inrit naar het achtergelegen parkeerterrein gedacht. In de nieuwe situatie zal het verkeer van en naar het nieuwe appartementencomplex zich in tijd meer spreiden over de dagen en de week dan in de tijd dat de Emmaüskerk nog in gebruik was.
Parkeren
De Regeling Parkeernormen 2016 is het toetsingskader voor parkeren in het geval van vastgoedontwikkelingen, bestemmingsplannen en aanvragen van een omgevingsvergunning in de gemeente Zwolle. Het beleid van de Gemeente Zwolle is dat de parkeeropgave van een bouwplan of een ontwikkeling primair op eigen terrein van het bouwplan of ontwikkeling gerealiseerd moet worden. Wat de parkeeropgave is, wordt bepaald aan de hand van de parkeerkerncijfers CROW. De hoogte van de parkeernorm voor (gestapelde) woningen is afhankelijk van het prijssegment en of het koop of huur betreft. Daarnaast speelt de locatie een rol. De parkeerplaatsen moeten afzonderlijk kunnen worden gebruikt en bereikbaar zijn op een verkeersveilige wijze. De aan te leggen parkeerplaatsen dienen ook te voldoen aan de eisen uit de 'Regeling Parkeernormen 2016' van de gemeente Zwolle t.a.v. maatvoering en bruikbaarheid: de afmeting en inrichting van een parkeerplaats moeten minimaal voldoen aan de meest recente ASVV, de aanbevelingen voor parkeervoorzieningen binnen de bebouwde kom.
Aan de parkeerbehoefte voor de bewoners en bezoekers van de appartementen moet in principe tegemoetgekomen worden op eigen terrein. Indien dit niet haalbaar is, dient te worden gekeken naar de mogelijkheden om gebruik te kunnen maken van parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Hierbij dient de parkeerdruk maximaal 80 procent te bedragen.
Omdat de parkeeropgave van de appartementen niet volledig op eigen terrein kan worden opgelost is onderzocht of gebruik gemaakt kan worden van de parkeerplaatsen in de directe omgeving. Uit het parkeeronderzoek, bijgevoegd in de bijlagen van deze toelichting, blijkt dat er voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn in de directe omgeving. Er wordt voldaan aan de eisen van de parkeerregeling.
Er is sprake van een bestaande stedelijke omgeving.
In het structuurplan zijn wegen aangegeven, waarlangs structuurgroen gewenst is. Tot deze wegen behoort ook de Campherbeeklaan. Deze weg wordt door laanbomen geflankeerd.
Om het groen verder te versterken zal bij elke nieuwe ontwikkeling getracht worden om groene voorterreinen te realiseren. Met de initiatiefnemer voor de ontwikkeling op de locatie van de voormalige Emmaüskerk zijn afspraken gemaakt over de gewenste groeninrichting van het terrein.
In het kader van het zorgvuldig handelen zoals genoemd in de Flora- en Faunawet is ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in 2016 een quickscan uitgevoerd door EcoTierra ecologisch adviesbureau. Het onderzoek is in bijlagen van de toelichting opgenomen.
De bevindingen van de quickscan zijn:
Dit betekent dat in het bestemmingsplan geen maatregelen hoeven te worden getroffen ten behoeve van de flora en fauna.
Onderzoek stikstofdepositie
In oktober 2019 is door Tauw bv een stikstofdepositie onderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt dat de aanleg en het gebruik van het appartementencomplex geen significante gevolgen heeft voor relevante Natura 2000-gebieden. Het onderzoek is te vinden in de bijlagen van deze bestemmingsplantoelichting.
Binnen het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied bevindt zich geen oppervlaktewater.
Het plangebied is geen onderdeel van een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied.
In de omgeving van het plangebied ligt een gemengd rioolstelsel. De droogwaterafvoer (DWA) uit het plangebied moet naar dit gemeentelijk riool worden afgevoerd. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de bestaande huisaansluiting op de riolering, mits deze leiding kwalitatief voldoende is om het functioneren van de afvoer niet negatief te beïnvloeden.
Bij de ontwikkeling van het gebied is sprake van een toename van de hoeveelheid afvalwater ten opzichte van de huidige situatie. Er is echter geen sprake van overbelasting ten aanzien van de capaciteit van het rioleringsstelsel en de capaciteit van zuiveringstechnische werken (rioolwaterzuiveringsinstallatie, transportleidingen en rioolgemalen).
De hemelwaterafvoer (HWA) van daken, terrassen en parkeerplaatsen moet binnen het plangebied worden geborgen (infiltreren). Binnen het plangebied dient daartoe minimaal een statische berging gecreëerd te worden van 20 mm per vierkante meter afvoerend verhard oppervlak. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een optie. De afvoer van overtollig hemelwater uit het plangebied mag, ongeacht de toegepaste methode, niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.
In de planuitwerking dient rekening te worden gehouden met bovenstaande aandachtspunten.
In het plangebied wordt een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 m gehanteerd om grondwateroverlast te voorkomen. De ontwateringsdiepte is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en de kruin van de weg in de openbare ruimte.
Om wateroverlast en schade in gebouwen te voorkomen, wordt geadviseerd om een vloerpeil van minimaal 20 cm boven het niveau van de openbare weg te hanteren. Ook aan lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders) moet aandacht worden besteed om wateroverlast te voorkomen (bv. toepassing van waterdichte materialen of drempels).
Waterveiligheid
Ten oosten van het plangebied bevindt zich de primaire waterkering die het gebied tussen Vecht, Zwolle-IJsselkanaal en IJssel (voormalige dijkring 53) beschermt (zie onderstaande figuur). Waterkeringen worden beheerd en onderhouden door het waterschap Drents Overijsselse Delta. Voor activiteiten, anders dan in overeenstemming met de functie, ter hoogte van een waterstaatswerk of in de bijbehorende beschermingszone is een watervergunning nodig. De beschermingszone van de primaire waterkering strekt zich uit tot 100 meter uit de teen van de dijk. Eigenaren en gebruikers van een woning, bedrijf of perceel grond nabij een waterkering zijn verplicht om zich aan de keur te houden. De keur behoudt te allen tijde zijn zelfstandige werking.
Figuur: Waterkeringen nabij het plangebied (bron: Legger Waterkeringen, WDODelta)
Het plangebied is gelegen achter een waterkering, waarbij in extreme situaties een kans op overstroming bestaat. Het gebied dat dan overstroomt, wordt omsloten door IJssel, Zwolle-IJsselkanaal, Vecht en hoger gelegen gronden aan de oostzijde. Voor bestemmingsplannen in gebieden waar een kans op overstroming vanuit het primaire watersysteem bestaat, is een overstromingsrisicoparagraaf vereist
Dijktrajecten die een gebied tegen overstromingen beschermen, kennen een overstromingskans. Voor de primaire dijktrajecten nabij het plangebied geldt een overstromingskans van 1 op 10.000 per jaar. De overstromingskans wordt in de Waterwet toegelicht als: “kans op verlies van waterkerend vermogen van een dijktraject, waardoor het door het dijktraject beschermde gebied zodanig overstroomt, dat dit leidt tot dodelijke slachtoffers of substantiële economische schade”.
Met behulp van de provinciale digitale Wateratlas (onderstaande figuur) wordt de maximale waterdiepte in het plangebied tijdens een overstroming geschat tussen de 0,8 tot 2,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als redelijk diep.
Figuur: Maximale waterdiepte plangebied (bron: Nederlandse Risicokaart)
In onderstaande figuur is de tijd tot overstroming van het plangebied bij een dijkdoorbraak van de Vechtdijk bij Berkum weergegeven. Dit is snel, namelijk 6 tot 24 uur.
Figuur: Tijd tot overstroming na dijkdoorbraak t.h.v. Berkum (bron: Wateratlas, Provincie Overijssel)
Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en). Het betreft hierbij ook bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Wat betreft maatregelen kan worden gedacht aan: aanvullend ophogen (voor zover mogelijk) van het plangebied, voldoende hoog aanbrengen vloerpeil, verhoogde drempels, zodanige inrichting gebouw dat bij eventuele overstroming schade zoveel mogelijk wordt beperkt (denk aan materiaalgebruik en minder gevoelige ruimten op de begane grond), aansluiting van het plangebied op dichtstbijzijnde weg waardoor bereikbaarheid gewaarborgd blijft en opstellen van een evacuatieplan. Meer informatie is o.a. te vinden op de website www.onswater.nl.
Op de locatie aan de Campherbeeklaan 53-55 is in de huidige situatie het voormalige kerkgebouw en de voormalige pastorie aanwezig.
Op de locatie wordt een appartementengebouw gerealiseerd met 27 appartementen met liftvoorziening. De doelgroep is breed. Het plan sluit aan bij de vraag naar levensloopbestendige woningen in Berkum.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten die van belang zijn bij het toekennen van bestemmingen. Tevens komt de ligging van kabels, leidingen en straalpaden aan bod.
Uit de pandenkaart 2035 van de gemeente Zwolle blijkt dat de gecumuleerde geluidbelasting als gevolg van de aanwezige wegen varieert tussen 50 - 54 dB Lden voor de Acacialaan en tussen 55 - 59 dB Lden voor de Campherbeeklaan. De ambitiewaarde 43 dB, op basis van het milieubeleid van de gemeente Zwolle, voor geluidbelasting op de gevel wordt overstegen. Het treffen van bron- en overdrachtmaatregelen om de geluidbelasting op de gevel terug te brengen zijn hier niet mogelijk gezien de beperkte omvang van het plan en de kosten voor dergelijke maatregelen.
Omdat sprake is van nieuwbouw van woningen geldt het wettelijk binnenniveau zoals vastgelegd in het Bouwbesluit. Bij het bepalen van de gevelwering (en daarmee het voldoen aan het wettelijk binnenniveau) dient rekening te worden gehouden met de gecumuleerde geluidbelasting.
Op de locatie bevindt zich een transformatorhuisje. Deze was al aanwezig en er zijn geen plannen om deze te verwijderen. Volgens de VNG brochure Bedrijven en milieuzonering is geluid het maatgevende aspect voor deze activiteit. Er geldt een richtafstand van 10 meter. Afwijken hiervan is mogelijk mits dit gemotiveerd wordt.
De afstand tussen de nieuwbouw en het transformatorhuisje is kleiner dan 10 meter. Bij de inrichting van het gebied en de realisatie van de gebouwen dient rekening te worden gehouden door de aangrenzende buitenwand (gevel tegenover transformatorhuisje) te realiseren zonder te openen delen. Hierdoor hoeft het aanwezige transformatorhuisje geen belemmering te zijn en kan worden gesproken van een goede ruimtelijke ordening.
Besluit gevoelige bestemmingen
In het plan worden woningen gerealiseerd. Woningen vallen niet onder de definitie 'gevoelige bestemming' op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen. Daarnaast ligt de locatie niet binnen een afstand van 300 meter tot een rijksweg of 50 meter tot een provinciale weg. Derhalve is een nader detailonderzoek naar de luchtkwaliteit ter plaatste van de woningen niet noodzakelijk.
Niet in betekende mate (NIBM)
In de Regeling NIBM is voor diverse categorieën aangegeven bij welke omvang van een initiatief geen toetsing nodig is. De grens voor woningbouwplannen ligt op 2000 woningen. Het plan Campherbeeklaan 53-55 blijft ruimschoots onder die grens. Berekening van de luchtkwaliteit als gevolg van het plan is niet noodzakelijk.
Luchtkwaliteitsplan Gemeente Zwolle
Uit het Luchtkwaliteitplan Gemeente Zwolle 2007-2011 blijkt daarnaast dat de luchtkwaliteit ter plaatse van de nieuwe woningen geen van de grenswaarden uit hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer overschrijdt.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Uit het bodeminformatiesysteem van de gemeente Zwolle blijkt dat op de locatie een ondergrondse tank aanwezig die is afgevuld met zand. Er is bodemonderzoek verricht naar de bodemkwaliteit, deze is bijgevoegd in de bijlage van deze bestemmingsplantoelichting. Uit dit onderzoek blijkt dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van voorliggend plan. Indien grond vrijkomt bij de werkzaamheden en buiten het plangebied wordt toegepast dient voldaan te worden aan het Bouwbesluit Bodemkwaliteit en de nota Bodembeheer IJsselland.
Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen rond het projectgebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven.
Rijksweg A28 en overige risicobronnen
In de omgeving van het plangebied is alleen de Rijksweg A28 als transportas relevant. De buisleiding van de Gasunie (aan westzijde A28) ligt op meer dan 400 meter afstand (het invloedsgebied van deze regionale transportleiding is 140 meter). Het dichtstbijzijnde BEVI bedrijf (LPG tankstation Boerendanserdijk) ligt op ruim 500 meter, eveneens ruim buiten het invloedsgebied (150 meter).
Gebruiksruimte
Het basisnet geeft voor het vervoer van gevaarlijke stoffen gebruiksruimtes aan. Deze gebruiksruimtes worden uitgedrukt in maximale risico's (Veiligheidszones). Het rijk stelt langs alle hoofdvaarwegen en rijkswegen een maximale ligging van de PR10-6 contour vast. Binnen deze contour mogen geen kwetsbare functies aanwezig zijn. Beperkt kwetsbare functies worden bij voorkeur uitgesloten. De veiligheidszone van de A28 ter hoogte van het plangebied bedraagt 13 meter gemeten vanaf het midden van de weg. De veiligheidszone komt daarmee niet buiten het asfalt van de A28. Het plangebied valt ver buiten de veiligheidszone van de A28.
Groepsrisico
Het groepsrisico ligt zowel in de huidige als in de toekomstige situatie onder de oriëntatiewaarde. Het woningbouwplan vervangt een voormalig kerk. Er worden 27 appartementen gerealiseerd waarbij wordt uitgegaan dat deze bewoond (kunnen) worden door zelfredzame personen. Ten opzichte van het voormalige gebruik kan worden aangenomen dat een licht toename is van de personendichtheid in het gebied. Maar gelet op de ruime afstand van de Rijksweg A28 kan worden aangenomen dat deze geringe toename van personen geen invloed heeft op het groepsrisico. Een berekening kan derhalve achterwege blijven.
Ten aanzien van de verantwoordingsopgave geldt dat deze toeneemt naarmate de afstand tot de A28 kleiner wordt en het aantal relevante (stoffen)scenario's groter wordt. Het plangebied ligt in zone 4 (300-1500 meter). Voor deze zone is alleen het potentiële effect van een calamiteit met toxisch gas relevant.
Als het gaat om effectieve maatregelen wordt in het gemeentelijk beleidskader voor zone 3 en 4 aan het volgende gedacht:
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Voor het plangebied geldt dat gebruik gemaakt kan worden van de bestaande inzamelingsvoorzieningen in de wijk.
Gezien de urgentie van de CO2-reductie doelstellingen (tijdens de klimaatconferentie in Parijs is de noodzaak tot handelen nog eens duidelijk onder de aandacht gebracht) en de noodzaak van woonlastenverlaging wil de gemeente niet wachten tot de volgende aanscherping van de EPC in 2020 en met ingang van heden de bouw van energieneutrale (geen gebruik van fossiele brandstoffen) woningen bewerkstelligen.
Bij de realisatie van de woningen dient met het bovenstaande rekening te worden gehouden. Hierbij kan gedacht worden aan:
In de omgevingsvergunning dient de initiatiefnemer aan te geven hoe uitvoering wordt gegeven aan het voorgaande.
Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Berkum, Campherbeeklaan 53-55 zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Berkum, Campherbeeklaan 53-55.
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels:
De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:
Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:
Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.
Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.
Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.
De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:
Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.
In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.
Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.
De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.
De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximum goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximum bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.
De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 10 Algemene procedureregels.
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.
De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.
Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro
De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.
Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingsregel opgenomen.
Het gaat hier om een specifieke op een bepaalde bestemming gerichte wijzigingsbevoegdheid als bedoel in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen.
Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Uov) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel;
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels;
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels;
Artikel 10 Algemene procedureregels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:
In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.
Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.
Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.
Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.
Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:
Het grootste deel van de buitenruimte op het perceel is bestemd als 'Tuin'. Binnen deze bestemming is de functieaanduiding 'parkeerterrein' opgenomen voor de te realiseren parkeerplaatsen. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en carports bij recht worden gebouwd, met uitzondering van balkons ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'overbouwing'. Via een afwijking zijn bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bouwwerken wel mogelijk, mits geen aantasting plaatsvindt van de in de afwijkingsbevoegdheid genoemde criteria. Het gaat hier om bebouwing ten behoeve van uitbreiding van hoofdgebouwen en bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bijgebouwen. Tevens moet zo nodig rekening worden gehouden met de Wet geluidhinder.
Artikel 4 Verkeer - Erftoegangsweg
Deze bestemming is opgenomen voor een klein deel van het plangebied in de bocht van de Campherbeeklaan en de Acacialaan voor het behoud van een voldoende breed trottoir.
Artikel 5 Wonen - Meergezinshuis
Deze bestemming is bedoeld voor meergezinshuizen. Dit zijn woongebouwen met daarin meerdere naast en/of boven elkaar gelegen woningen, welke in tegenstelling tot het eengezinshuis qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kunnen worden. De definitie van eengezinshuis en meergezinshuis is opgenomen in de begrippen. Het maximaal aantal wooneenheden is aangegeven op de plankaart.
Uitgangspunten:
Beroep aan huis:
Volgens vaste jurisprudentie moet binnen een woonbestemming ook een aan huis verbonden beroep worden toegelaten. Uit de jurisprudentie kan als enige ruimtelijk relevant criterium worden afgeleid het hebben van 'een ruimtelijke uitwerking of uitstraling, die in overeenstemming is met de woonfunctie van het betrokken perceel'.
Er is in dit plan een regeling opgenomen voor het gebruik van een deel van een woning voor een aan huis verbonden beroep, zoals in de gemeente Zwolle bij deze bestemming gebruikelijk is. De beperking van het ruimtebeslag van de woning met inbegrip van de bijgebouwen tot 30% van het vloeroppervlak van de woning (met een absoluut maximum van 50 m²) dient om het verlies of de bovenmatige aantasting van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. Op deze wijze wordt tevens voorkomen dat de verkeersaantrekkende werking te groot zal worden.
Het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden voor de uitoefening van een beroep of bedrijf, hoe gering ook van omvang, is zonder meer als strijdig met de woonbestemming aan te merken.
In de begrippen is een definitie opgenomen over wat onder een aan huis verbonden beroep moet worden verstaan. Het gaat om een dienstverlenend beroep. De definitie van beroep aan huis is gelijk aan de landelijk gehanteerde standaarddefinitie. Indien er personeel in dienst wordt genomen kan er eerder sprake zijn van een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die niet met de woonfunctie in overeenstemming is.
Overige bouwwerken:
Bij de regeling van deze bouwwerken is geen verschil gemaakt tussen verschillende soorten bouwwerken. Elk bouwwerk dat functioneel past in de bestemming kan worden toegelaten. Volstaan is met algemene bepalingen omtrent de maximum hoogte. Daarbij is voor erf- of perceelafscheidingen aansluiting gezocht bij het criterium voor vergunningvrij bouwen van het Bor en voor de afwijking bij het criterium van de Bouwverordening.
Artikel 6 Waarde - Archeologie
Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:
De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.
Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
Deze regel maakt het mogelijk de bestemmingen 'Tuin', 'Verkeer - Erftoegangsweg', alsmede 'Wonen - Meergezinshuis' onder in deze regel omschreven voorwaarden zodanig te wijzigen dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden aangegeven.
Artikel 10 Algemene procedureregels
Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.
In dit artikel wordt geregeld dat bij een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Daarbij moet worden voldaan worden aan de parkeeropgave, zoals neergelegd in de “Regeling Parkeernormen 2016”. Indien deze regeling wordt gewijzigd, moet rekening worden gehouden met deze wijziging.
Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van de “Regeling Parkeernormen 2016”.
Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.
Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.
Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.
Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21.
De planontwikkeling en -uitvoering zijn in goed overleg met de gemeente Zwolle en de initiatiefnemer gestart. Voor vaststelling van het bestemmingsplan wordt er een anterieure overeenkomst gesloten om de bestaande bebouwing te slopen en het appartementengebouw te realiseren op de locatie Campherbeeklaan 53-55..
De daadwerkelijke uitvoering van het bestemmingsplan komt voor rekening van de initiatiefnemer, evenals de mogelijke planschade als gevolg van nieuwbouw. Het plan is dus in financiële zin uitvoerbaar.
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe het initiatief is gecommuniceerd met de buurt en wijkvereniging en wat de resultaten zijn van het vooroverleg met de vooroverlegpartners. Hiermee wordt de maatschappelijke uitvoerbaarheid toegelicht.
Sinds de start van het planproces in 2016 is er veelvuldig contact geweest tussen de gemeente en belanghebbenden. In mei 2016 is de eerste informatiebijeenkomst voor omwonenden georganiseerd waarbij ontwikkelaar Resido het toenmalige ontwerp heeft gepresenteerd. Sinds het coördinatiebesluit, dat in december 2016 is aangenomen door de raad, hebben er in 2017 meerdere overleggen plaatsgevonden met de buurt , de wijkvereniging en Resido n.a.v. de bezwaren tegen het plan. In deze periode zijn de stedenbouwkundige uitgangspunten nader besproken en afgestemd. In juni en december 2017 is er overleg gevoerd tussen de wethouder, ambtenaren, de wijkverenging en omwonenden. In juli 2017 is er een wandeling door de omgeving van de planlocatie georganiseerd met omwonenden, de wijkvereniging Berkum, Resido en de gemeente om de omgevingskwaliteiten te verkennen. Om tegemoet te komen aan de opgehaalde wensen en aandachtspunten is het ontwerp van het appartementencomplex en de inrichting van de buitenruimte meerdere malen aangepast en besproken met de wijkvereniging en de buurt. Naast bijeenkomsten is er meerdere malen contact per mail en telefoon geweest tussen de gemeente, Resido en de wijkvereniging over het plan, het planproces en de onderzoeken verkeer en parkeren.
Op 27 mei 2019 is het voorontwerpbestemmingsplan Berkum, Campherbeeklaan 53-55 in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening naar 6 instanties verzonden met het verzoek om vóór 8 juli 2019 schriftelijk te reageren.
Het plan is toegezonden naar de volgende instanties:
1. Provincie Overijssel;
2. Waterschap Drents Overijsselse Delta;
3. Veiligheidsregio IJsselland;
4. Rijkswaterstaat Oost Nederland;
5. N.V. Nederlandse Gasunie;
6. Enexis Netbeheer.
Onderstaand samengevat de vooroverlegreacties die ontvangen zijn. De Gasunie en Rijkswaterstaat Oost Nederland hebben aangegeven geen opmerkingen te hebben:
1. Provincie Overijssel
Opmerking: Het ontwerpplan past in het provinciaal ruimtelijk beleid, er zijn geen bezwaren.
2. Waterschap Drents Overijsselse Delta
Opmerkingen:
a. Het waterschapsbeleid zoals omschreven in paragraaf 2.6 van de bestemmingsplantoelichting dient te worden aangepast en te worden vermeld dat het stedelijk water beleid van het waterschap in de beleidsnota "Water Raakt!" staat.
b. Het is onduidelijk wat er met het overtollige regenwater van meer dan 20 mm gebeurt en waar dit heen stroomt.
c. In paragraaf 3.6.1 dient de toelichting van het overstromingsrisico en de risico-inventarisatie te worden aangepast naar het actuele beleid.
Reactie gemeente:
a. & c. De paragrafen zijn aangepast n.a.v. de opmerkingen.
b. Bij de vergunningaanvraag worden de maatregelen voor het afvoeren van overtollig regenwater beoordeeld.
3. Veiligheidsregio IJsselland
Opmerkingen: De veiligheidsregio adviseert om de bewoners op de hoogte te brengen van de handelingsperspectieven bij een overstroming, een incident met gevaarlijke stoffen op de A28 of bij het nabijgelegen zwembad. Daarnaast wordt geadviseerd de appartementen te voorzien van centraal afsluitbare ventilatie.
Reactie gemeente: De opmerkingen worden meegenomen in de planuitwerking