direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Diezerpoort, Esdoornstraat 5
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP16005-0004

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Inleiding

In de wijk Diezerpoort aan de Esdoornstraat 5 wordt een appartementencomplex met 35 appartementen voor senioren gerealiseerd.

Slokker Vastgoed bv heeft in samenwerking met de Zonnehuisgroep IJssel-Vecht de afgelopen 2 jaar intensief gewerkt aan de totstandkoming van plannen voor dit appartementencomplex. Het beoogde gebouw ligt direct naast Woonzorgcentrum de Esdoorn. Het betreft hier vervangende nieuwbouw. De 35 zelfstandige appartementen hebben een gemiddeld woonoppervlak van 56 m² tot ongeveer 70m². Het betreft huurappartementen met een beoogde huursom kleiner dan € 600,- per maand. Deze vallen daarmee in de lage prijscategorie van de sociale huurwoningen.De appartementen krijgen een reguliere woonbestemming. Met Zonnehuis is afgesproken dat de appartementen in eerste instantie bedoeld zijn voor de doelgroep van Zonnehuis. Een lijstje met mensen die zich nu reeds hebben ingeschreven is bij Zonnehuis aanwezig. Woningstichting WetlandWonen uit Vollenhove heeft zich bereid verklaard eigenaar te worden van perceel en opstallen.

Deze ontwikkeling is in strijd met het reeds geldende bestemmingsplan, omdat de bestemming van het perceel 'maatschappelijk' is. Door het wijzigen van de bestemming in 'wonen- meergezinshuis' maakt dit bestemmingsplan de realisatie van het appartementencomplex mogelijk.

1.2 Plangebied

Het plangebied is het kadastraal perceel ZLE00, Sectie A, nummer 8556, KOZ-typering G aan de Esdoornstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP16005-0004_0001.png"

figuur 1.1 plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplan

Het plangebied valt in het bestemmingsplan 'Diezerpoort'. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 13 mei 2013 onder besluitnummer EC1303-0113 en is op 8 augustus 2013 in werking getreden. Door uitspraak van de Raad van State op 26 februari 2014 onder besluitnummer 201307153/1 is het bestemmingsplan geheel onherroepelijk geworden. Het plangebied heeft in het bestemmingsplan Diezerpoort de bestemming 'Maatschappelijk'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP16005-0004_0002.png"

figuur 1.2 plangebied op plankaart bestemmingsplan 'Diezerpoort

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid

2.1.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur (hierna: SVIR) vastgesteld. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. De SVIR geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Die ambitie is vertaald in doelen voor de middellange termijn tot 2028.

Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn slechts 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt, of;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan, of;
  • het een onderwerp betreft dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.

Conclusie

Er is bij het plan geen sprake van rijksbelangen, waardoor de conclusie is dat het plan niet in strijd is met het rijksbeleid.

2.1.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Aan artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking (hierna te noemen: ladder) toegevoegd. Dit artikel bepaalt dat bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen, ruimtelijke ontwikkelingen van bijvoorbeeld een woningbouwlocatie, gemotiveerd moet worden dat er een regionale behoefte is aan die ontwikkeling en dat bovendien de gekozen locatie daarvoor geschikt is.

Voor het bestemmingsplan Diezerpoort, Esdoornstraat 5, worden de treden van de ladder als volgt doorlopen.

Trede 1: Regionale behoefte

De eerste stap die de ladder voorschrijft is om te motiveren dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling
voorziet in een actuele regionale behoefte. In het Regionale woonprogramma Twente/West-Overijssel zijn regionale afspraken gemaakt, zodat iedere gemeente binnen de eigen behoefte ontwikkelt. Vraag en aanbod zijn voor de regio in kaart gebracht op basis van dezelfde uitgangspunten en afspraken die zijn gemaakt over programmering en afstemming van woonplannen.
Gemeenten in Overijssel maken maximaal 100% van de gemeentelijke vraag voor de komende 10 jaar naar woningen beschikbaar in harde plannen. Onder harde plannen worden plannen verstaan die woningen bij recht mogelijk maken, zonder nadere afweging of procedure, danwel die woningen mogelijk maken door toepassing van een uitwerkingsverplichting of wijzigingsbevoegdheid. Door te programmeren voor de eigen behoefte zorgen gemeenten ervoor dat er geen overaanbod in harde plannen ontstaat op de (regionale) woningmarkt. Hierdoor gaat er in principe geen extra aanzuigende werking uit naar huishoudens uit andere gemeenten. Daarbij zijn migratiecijfers verwerkt in de huishoudensprognose en daarmee ook de regionale behoefte.
De provincie borgt deze afspraken. Ook zijn afspraken gemaakt met gemeenten die over een 'historische' harde bestemmingsplancapaciteit beschikken van meer dan 100% van de woningvraag. Zij zullen het overaanbod met maximale voortvarendheid - dat is binnen maximaal drie jaar vanaf januari 2016 - terugbrengen. De provincie ziet ook hierop toe. Met de gemaakte afspraken worden buurgemeenten beschermd tegen negatieve effecten van overprogrammering bij buurgemeenten.

De Overijsselse gemeenten gebruiken de huishoudingsprognose van Primos 2013 als basis voor het vaststellen van de vraag naar nieuwe woningen en de programmering daarvan. Uiteraard wordt er vinger aan de pols gehouden, zowel door de gemeenten als door de provincie als het gaat om actuele cijfers van Primos.

In de gemeenten Zwolle is sprake van een kwantitatieve actuele behoefte van 6121 woningen voor de periode 2016-2026. Die behoefte is gebaseerd door Primos2013 te confronteren met het aanbod in harde plannen, te weten 3810 woningen. Vastgesteld is dat de gemeente Zwolle een ondercapaciteit heeft in haar harde plannen van 2311 woningen en dus niet op korte termijn hoeft af te waarderen.

Specifiek voor dit plan geldt, dat wordt voorzien in een actuele regionale behoefte naar centrumstedelijke woningen. Er is sprake van afstemming volgens de in het RWP opgenomen afstemmingsprocedure. Gemeenten in de subregio vinden het plan daarmee ook passend binnen de ladder en programmering in de regio.

Naast deze afspraken vormen de in 2005 opgestelde Woonvisie 2005-2020, het Woonplan 2011-2015 en de uitvoeringsgerichte Woonagenda de basis voor de Zwolse gebiedsontwikkelingen, stedelijke vernieuwingsopgaven en een nieuw partnership met de Zwolse woningcorporaties. Verder kan ter onderbouwing worden gewezen op de volgende gegevens:


Trede 2: Bestaand stedelijk gebied

De tweede stap van de ladder van duurzame verstedelijking vraagt naar een onderbouwing waarom deze locatie binnen het stedelijk gebied een geschikte locatie is voor de voorgestane ontwikkeling door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie, inbreiding of anderszins. Daarbij wordt verstaan onder bestaand stedelijk gebied het bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.

De locatie waar de woningen zijn voorzien behoort tot het bestaand stedelijk gebied en is onderdeel van de wijk Diezerpoort. Het appartementencomplex wordt gerealiseerd naast Woonzorgcentrum De Esdoorn. De doelgroep van de appartementen is alleenstaande of nog samenwonende ouderen, die nu nog in de reguliere huur- of koopwoning wonen en die voorsorteren op een meer beschermde woonomgeving, direct in de buurt van de faciliteiten/ zorgfaciliteiten.

Vanuit het woningbouwprogramma is de omslag gemaakt van programmeren naar stimuleren, zodat vanuit de kracht van de locatie en met de nodige flexibiliteit kan worden ingespeeld op de marktvraag. De gemeente schrijft niet vooraf in detail voor welke woningen, waar en wanneer gebouwd moeten worden. Maar vanuit haar publieke rol toetst de gemeente de plannen op ruimtelijke kwaliteit en het ontstaan van een mix van producten en woningtypen. Daarbij is de opgestelde Kleurenwaaier, onderdeel van de Woonagenda, een hulpmiddel.

Daarnaast is plan regionaal afgestemd volgends de in het RWP opgenomen afstemmingsprocedure. Gemeenten in de subregio en andere planrelevante gemeenten (voor ontwikkelingen buiten BSG) vinden het plan daarmee ook passend binnen de Ladder en programmering in de regio.

Trede 3: Aanbod multimodale locaties buiten bestaand stedelijk gebied

De derde stap die de ladder voorschrijft moet worden doorlopen als de behoefte niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen. De beoogde ontwikkeling wordt gerealiseerd in bestaand stedelijk gebied, daarom behoeft deze stap niet verder te worden uitgewerkt.

2.1.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening provincie Overijssel

De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd. In het beleid van de provincie staan de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. Deze elementen zijn derhalve binnen de hele omgevingsvisie terug te vinden.

De sturingsfilosofie van de provincie is als volgt samen te vatten: als sprake is van een bepaalde ontwikkeling, dan moet eerst worden nagegaan, aan de hand van de generieke beleidsuitgangspunten die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen, of er behoefte is aan de ontwikkeling. Indien dat zo is, moet worden nagegaan of de gekozen plek geschikt is voor het aldaar doorvoeren van de ontwikkeling.

Om antwoord te kunnen geven op die laatste vraag dient de ontwikkelingsperspectievenkaart bekeken te worden. Wanneer uit die kaart blijkt dat een ontwikkeling, zoals gepland, niet in strijd is met deze kaart, kan verder worden bezien hoe de ontwikkeling vormgegeven moet worden. Hierbij heeft de provincie gekozen voor een vierlagenbenadering, in welke benadering vier kaarten/lagen worden onderscheiden. Dit zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarische cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust- en leisurelaag. Samen met de catalogus gebiedskenmerken kan worden geconstrueerd welke kenmerken per laag van belang zijn om rekening mee te houden bij de planvorming.

Ontwikkelingsperspectief

Op de kaart Ontwikkelingsperspectief wordt het plangebied niet aangeduidt.

Gebiedskenmerken

Op de Gebiedskenmerken kaarten blijkt dat de natuurlijke laag van het plangebied aangemerkt dient te worden als 'dekzandvlakte'. De laag van agrarische cultuurlandschap wordt aangeduid als 'bebouwing' en de stedelijke laag als 'woonwijken 1955 - nu'. De lust- en leisurelaag laag is niet aangeduid.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het provinciaal beleid.

2.1.3 Gemeentelijk beleid

Structuurplan Zwolle 2020

Het structuurplan dat op 16 juni 2008 door de raad is vastgesteld geeft de gemeentelijke visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020 weer. Het Structuurplan verwoordt niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie wordt uiteengerafeld in programma's voor de verschillende beleidsterreinen. De globale visies op de toekomstige sociale, economische en ruimtelijke structuur zijn uitgewerkt tot de kern van het structuurplan: de plankaart met een beschrijving in hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkelingen voor de komende vijftien jaar. De plankaart geeft zo een integraal beeld van de beoogde functies van stad en ommeland tot 2020.

In het structuurplan wordt het plangebied aangemerkt als 'Woongebied (stedelijk/groenstedelijk/dorps)

Voor het grootste deel van de wijk is de bouwhoogte getypeerd als laag tot middelhoog, volgens het Structuurplan 2020. Dit betekent een bouwhoogte die varieert tussen de twee en vier bouwlagen met een kap (max. 16m). Het bouwplan past binnen deze kaders.

Gedroomd Diezerpoort

In 2010 is 'Gedroomd Diezerpoort' opgesteld. Hierin wordt voor de komende 10 tot 20 jaar richting aan de ruimtelijke vernieuwing van de wijk gegeven om daarmee de wijk in sociaal en economisch opzicht duurzaam te versterken. Gedroomd Diezerpoort is is géén programma of plan. Een bestaande, honderden jaren oude stadswijk, waar volop wordt gewoond, geleefd en gewerkt, wordt niet 'gemaakt', hij groeit.

Visie Diezerpoort Ben Ik

Op 11 mei 2009 heeft de raad deze ontwikkelingsvisie vastgesteld. De ontwikkelingsvisie presenteert geen blauwdruk van de wijk in 2020. Hoe de wijk er in zijn geheel uiteindelijk uit gaat zien, kan nu nog niet worden voorspeld, laat staan bepaald. Wat wel zeker is dat de gemeente en corporaties met deze visie een weg inslaan naar een structurele verbetering van de wijk in een richting die door bewoners en ondernemers in de wijk is aangegeven.

Ambities

In deze visie worden vijf ambities voor de wijk omschreven. De opgaven liggen op het gebied van al deze vijf ambities.

  • Sociaal krachtig;
  • Levensfase-proof;
  • Gezonde leefomgeving;
  • Stedelijke pionier: welkom!;
  • Authentieke wijk.

Conclusie

De nieuwe ontwikkeling is in overeenstemming met het gemeentelijk beleid.

2.2 Archeologisch en cultuurhistorisch beleid

Archeologisch beleid

Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.

Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit. Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).

Cultuurhistorisch beleid

In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief modernisering monumentenzorg (MoMo). Het behoud en de bescherming van monumenten is hiervan een belangrijk doel én er vindt een verbreding plaats naar de omgeving. Overal in steden, dorpen en landschappen zijn plaatsen van herinnering, plaatsen met een bijzondere cultuurhistorische betekenis. Goede ruimtelijke ordening betekent dat alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte in de besluitvorming worden betrokken. Daarom is de eerste pijler van MoMo gericht op cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Om meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening zullen gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.

Op grond van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Ook is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het archeologisch en cultuurhistorisch beleid.

2.3 Verkeersbeleid

Mobiliteitsvisie

Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijks – en provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie. De Mobiliteitsvisie is door de gemeenteraad vastgesteld op 2 februari 2009.

Uit de Mobiliteitsvisie komt naar voren dat de verdere groei van de mobiliteit niet opgevangen kan worden door de mobiliteitsvraag te faciliteren met nieuwe infrastructuur. Zwolle heeft een gunstige positie qua ontwikkeling. In de na te streven doelen op het gebied van duurzaamheid, milieu, bereikbaarheid, economische groei, leefbaarheid en dergelijke is het daarom noodzakelijk om prioriteiten te stellen. Zwolle wil de kwaliteiten als bereikbare en gezonde stad vasthouden door, naast de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur, de samenleving te mobiliseren om de groeiende vraag naar mobiliteit om te buigen in een duurzame richting.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het verkeersbeleid. .

2.4 Groenbeleid

Groenbeleidsplan en Structuurplan 2020

Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Buurtgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het Structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus.

Bomenverordening

Voor de bomen geldt de in 2005 vastgestelde Bomenverordening. In de bomenverordening zijn criteria, weigeringsgronden en voorschriften opgenomen over het (compenseren van het) kappen van bomen. Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom.

Voor het vellen van een boom met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter, is een (kap)vergunning nodig. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben. Een ernstige beschadiging kan bijvoorbeeld optreden wanneer de wortels aangetast worden. Daarbij geldt als vuistregel dat de ruimte die bovengronds wordt ingenomen door de kroon, ondergronds wordt ingenomen door het wortelgestel. Daarom is het niet alleen ongewenst dat er gebouwd wordt binnen de projectie van de kroon op de grond, maar ook dat daar bijvoorbeeld verharding wordt aangebracht, wordt afgegraven of opgehoogd. Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan geregistreerd als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Voor een kapvergunning is een aparte procedure vereist. Aan de vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden, waaronder aanwijzingen voor herplant.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het groenbeleid.

2.5 Waterbeleid

Europees en nationaal beleid

Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn heel in het kort de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water.

Europese Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn Water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat 'een goede ecologische toestand'. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen.

Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).

In de geldende Europese richtlijnen en de EU richtlijn Prioritaire Stoffen staat precies omschreven wat een goede chemische toestand voor oppervlaktewater is. De ecologische doelstellingen stellen de lidstaten onderling vast in zogeheten (internationale) stroomgebiedbeheersplannen. Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.

Waterbeheer 21e eeuw

Waterbeheer 21e eeuw (WB21) anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzaam waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer:

  • Vasthouden, bergen en vertraagt afvoeren;
  • Schoonhouden, scheiden en zuiveren.

Bij 'vasthouden, bergen, afvoeren' wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat, wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het om een voorkeurvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon- en vuilwater zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.

Deltawet

Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoogwater en de zoetwatervoorziening op orde houden.

De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om de huidige veiligheid op orde te krijgen en ervoor te zorgen dat ons land is voorbereid op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris, waarvan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu de coördinerende bewindspersoon is.

Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en Hoogwaterbeschermingsprogramma, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Deze beslissingen gaan over de normen van onze belangrijkste dijken en andere waterkeringen en de strategieën voor onze waterveiligheid, over de beschikbaarheid en verdeling van zoetwater, over het peil van het IJsselmeer, over de manier waarop gebieden veilig kunnen blijven zonder aan economische waarde in te boeten en over hoe bij het bouwen van buurten en wijken rekening kan worden gehouden met water. In 2014 zijn de deltabeslissingen in de Tweede Kamer besproken.

Provinciaal beleid
Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een omgevingsvisie en de omgevingsverordening. Op 1 juli 2009 zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd, dat onder meer in plaats treedt van het Streekplan Overijssel 2000+ en de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving (VFLO). De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de Waterwet en het Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.

Waterschapsbeleid
Het algemene beleid van Waterschap Drents Overijsselse Delta is verwoord in het Waterbeheerplan 2016-2021, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Het beleid van het waterschap sluit nauw aan bij de uitgangspunten van WB21. In 2013 is de beleidsnota 'Water raakt!' door het Algemeen Bestuur vastgesteld. Deze nota beschrijft de voor het waterschap gewenste situatie in bestaand en nieuw stedelijk gebied. Om deze situatie te bereiken heeft het waterschap in 2015 het beheer en onderhoud van veel wateren overgenomen van de gemeente Zwolle. Op watergangen van Waterschap Drents Overijsselse Delta is de keur van toepassing. In de keur is aangegeven wat wel en niet mag bij watergangen, waterkeringen en kernzones. Bijvoorbeeld regels voor bouwwerken op of langs watergangen. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van Waterschap Drents Overijsselse Delta. Ook zijn deze te raadplegen op de website: www.wdodelta.nl.

Gemeentelijk beleid
Gemeente Zwolle heeft in de Wateragenda (2015) uitgangspunten vastgelegd om vorm te geven aan de opgaven rondom water en (aanpassen aan het) klimaat. Gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015 ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het waterbeleid.

2.6 Volkshuisvestingsbeleid

Voor het volkshuisvestingsbeleid zijn een aantal stukken opgesteld, die ook al zijn benoemd in paragraaf 2.2.1.1. In eerste instantie werd een Woonvisie 2005-2020 opgesteld. Al snel werd duidelijk dat deze visie, mede ten gevolge van de crisis, diende te worden geactualiseerd. De visie zelf is echter niet geactualiseerd, maar er is een Woonplan 2011-2015 opgesteld, waarin gekeken is naar de onderdelen die aan revisie of bijstelling toe zijn. De woonvisie 2005-2020 blijft dan ook bestaan.

Daarnaast is er nog een uitvoeringsgerichte Woonagenda opgesteld. Dit is een actieplan voor de Zwolse woningmarkt, waarin analyse van en visie op het functioneren van de woningmarkt is vertaald in een aantal ambities, (bijgestelde) kaders en concrete uitvoeringsmaatregelen. Het is een dynamische agenda die, indien nodig, op elk moment geactualiseerd en aangevuld zal worden met aanvullende maatregelen. Met die Woonagenda wordt geen nieuw beleid omschreven, maar wordt voortgeborduurd - op basis van actuele.

Omdat goed te kunnen schakelen tussen de lange termijn en de actualiteit van de korte termijn op de woningmarkt, is er sprake van een cyclus binnen het woonbeleid, waarbij de lange termijn doelen en ontwikkelingen zoals zij verwoord zijn in de Woonvisie, via vijfjaarlijkse Woonplannen en jaarlijkse Woonprogramma's steeds kunnen worden bijgesteld en geactualiseerd. Ook is onderzoek gedaan naar de kwalitatieve behoefte van Zwolle (WoOn 2012).

  • Kwalitatief zien we met name een toenemend tekort bij de volgende categorieën:
  • Eengezinskoopwoningen
  • Meergezinshuurwoningen
  • Huurwoningen in de goedkoopste prijsklasse en tevens in de vrije sector
  • Middeldure koopwoningen
  • Kleine woningen (tot 2 kamers) en grote woningen (5 kamers of meer)

In dit plan wordt voorzien in kleinere woningen in de vorm van appartementen. Dat sluit dus aan bij de onderzochte behoefte.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het volkshuisvestingsbeleid.

2.7 Milieubeleid

Inleiding
De gemeenteraad heeft in 2005 de milieuvisie 'Milieu op scherp' vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd. Per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enzovoort) wordt beleid geformuleerd. Op dit moment (anno september 2016) is voor de sectoren energie, duurzaam bouwen, bodem, grondwater, geluid, afval, luchtkwaliteit en externe veiligheid beleid vastgesteld. Zwolle heeft daarnaast gebiedsgericht milieubeleid ontwikkeld. Door middel van gebiedsgerichte aanpak wordt het sectorale milieubeleid per gebied geïntegreerd. Het principe is dat binnen het grondgebied van Zwolle diverse gebiedstypen worden onderscheiden op basis van ruimtelijke kenmerken en functies. Vervolgens wordt vastgesteld welke milieukwaliteit nagestreefd wordt bij en dergelijk gebiedstype. Uiteindelijk zal dit referentie milieukwaliteitsprofiel de basis vormen voor de uitwerking van het milieubeleid in een specifiek gebied.

Voor het plangebied 'Diezerpoort, Esdoornstraat 5' worden de verschillende milieuthema's hierna kort beschreven.

Geluid
In de milieuvisie 'Milieu op scherp' wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven. Zwolle is een dynamische stad met geluidniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied en ook de geluidbelasting binnen het gebied is gerelateerd aan de functie van het gebied. Dit is vastgelegd in de 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle'. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.

In de door de gemeenteraad vastgestelde 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle' (juli 2007) en in de beleidsregel 'Hogere waarden Wet geluidhinder' (februari 2007) worden de ambities en de grenswaarden (dit is de maximale waarde waarvoor nog hogere grenswaarden worden vastgesteld) per gebiedstype genoemd. Bij de beoordeling van een plan komt het onderzoeken van varianten nadrukkelijk aan bod en wordt gekeken naar mogelijkheden bij aanpak bij de bron (o.a. stillere wegdeksoorten), in het overdrachtsgebied (scherm of wal) en als laatste een hogere grenswaarde waarbij weer specifiek wordt gekeken naar maatregelen binnen het plan waardoor er ondanks een hogere milieubelasting toch een goed woon- en leefklimaat ontstaat.

Het plangebied behoort tot het gebiedstype 'Stroomzone' en 'Stedelijk'. Stroomzones zijn gebieden rond hoofdinfrastructuur en hebben afhankelijk van de weg een bepaalde zonebreedte. Voor de A28 is de zonebreedte 70 meter. Het plangebied valt voor ongeveer de helft van de oppervlakte binnen deze zone. Het andere gedeelte is gelegen in het gebiedstype “Stedelijk”. Voor beide gebieden zijn in het gemeentelijke beleid grenswaarden opgenomen, welke overeenkomen met de ten hoogst toelaatbare grenswaarde uit de Wet geluidhinder. Er kan een hogere grenswaare worden verleend indien uit het akoestisch onderzoek blijkt dat kan worden voldaan aan de grenswaarde en indien aan één of meer van de volgende criteria wordt voldaan:

  • door de gekozen situering of bouwvorm gaan de woningen een doelmatige akoestisch afschermende functie vervullen voor andere woningen of voor andere geluidsgevoelige objecten, of:
  • de woningen zijn ter plaatse noodzakelijk om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid, of;
  • door de gekozen situering vullen de woningen een open plaats tussen aanwezige bebouwing op, of;
  • de woningen worden ter plaatse gesitueerd als vervanging van bestaande bebouwing.

Hogere grenswaarden worden slechts dan vastgesteld indien de toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de verwachte geluidsbelasting op de gevel van de betrokken woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen tot de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, onvoldoende doeltreffend zal zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeers- of vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.

In tabel Gebiedstype is een overzicht weergegeven van de verschillende waarden geldende voor het van toepassing zijnde gebiedstype voor de Wet geluidhinder (nieuwbouw en vervangende nieuwbouw) en het gebiedsgerichte milieubeleid (stoomzone en stedelijk).

Wet geluidhinder (buitenstedelijk)   Gebiedsgericht milieubeleid  
53 dB (nieuwbouw)
 
63 dB stroomzone

 
58 dB (vervangende nieuwbouw)

 
58 dB stedelijk


 

Tabel gebiedstype. Bron; gebiedsgericht milieubeleid 2007.

Voor industrielawaai vormt de “Nota industriegeluid Zwolle” het gebiedsgerichte kader. In deze nota worden ook grenswaarden en ambitiewaarden genoemd voor bepaalde gebiedstypen. Aangezien het plan niet is gelegen binnen enige geluidzone van een industrieterrein wordt hierop niet verder ingegaan.

Luchtkwaliteit
Het Luchtkwaliteitplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteit situatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken. Zwolle wil, binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit.

Daartoe zijn de volgende doelen geformuleerd:

  • voldoen aan wet- en regelgeving;
  • anticiperen op de toekomst;
  • knelpunten in de toekomst moeten voorkomen worden. Dit betekent dat de luchtkwaliteit in het planvormingsproces van ruimtelijke plannen en verkeersplannen wordt meegenomen;
  • beleid ten aanzien van luchtkwaliteit inbedden in bestaand gemeentelijk beleid. De gemeente streeft ernaar dat het aspect door gaat werken in het verkeers- en vervoersbeleid, het ruimtelijke ordeningsbeleid en het beleid van vergunningen en handhaving.

Externe veiligheid

De beleidsvisie externe veiligheid is op 6 maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. De gemeente streeft ernaar voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid.

Dit betekent dat:

  • Overal voldaan wordt aan de normen voor plaatsgebonden risico;
  • Een gebiedsgericht invulling wordt gegeven aan groepsrisicobeleid met een gebiedsgericht kader externe veiligheid;
  • Veiligheidsdoelstellingen passend bij de typering van het gebied worden ontwikkeld;
  • Zoveel mogelijk geanticipeerd wordt op de landelijke beleidsontwikkeling die een ongunstige invloed kunnen hebben op de veiligheidssituatie in Zwolle met als doel het bewaken van een optimaal veiligheidsniveau.

Op 20 januari 2009 heeft het college van B & W het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van een mogelijke toename van het groepsrisico.

Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.

Een afwijkend gebiedstype vormen de stroomzones. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd.

Het plangebied behoort tot het gebiedstype stroomzone. De locatie ligt tussen de 32 en 103 meter van de A28. Op basis van het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid ligt het gebied in zones 2 t/m 4 (invloedsgebied BLEVE, brandbaar gas en toxisch gas). Per zone zijn de eventueel uit te voeren maatregelen verschillend. Voor toxisch gas (zone 4) dienen de maatregelen vooral gericht te zijn op het vergroten van de schuilmogelijkheden terwijl in geval van brandbaar gas (zone 3) vooral de brandwerendheid van gebouwen en de vluchtmogelijkheden geborgd moeten zijn.

Duurzaam bouwen
Op 8 januari 2007 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie Duurzaam Bouwen vastgesteld. Het beleid is van toepassing op gebouwen en grond.-, weg- en waterbouw en is erop gericht dat overal een minimaal niveau voor duurzaamheid bereikt moeten worden.

Duurzaam bouwen heeft betrekking op de thema's energie, materialen, afval, water, gezondheid en woonkwaliteit. De beleidsvisie biedt 2 methodieken voor het realiseren van het minimale niveau. Bouwpartijen kunnen een keuze kunnen maken voor één van beide. De methodes verschillen in flexibiliteit:

De toepassing van GPR Gebouw geeft maximale flexibiliteit voor de bouwpartijen. GPR (Gemeentelijke Praktijk Richtlijn) Gebouw is een computerprogramma dat ontwerpgegevens van een gebouw omzet in kwaliteit- en duurzaamheidprestaties, verdeeld over de thema's energie, materialen, afval, water, gezondheid en woonkwaliteit. Het programma is bruikbaar voor zowel woningbouw als utiliteitsbouw (kantoren en scholen). Het minimaal te bereiken niveau van kwaliteit- en duurzaamheidprestaties (GPR=7) komt overeen met de toepassing van de vaste, kostenneutrale maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzame (Utiliteits)bouw (maatregelen, die altijd technisch goed toepasbaar zijn en in de regel kostenneutraal zijn). De gemeente stelt het computerprogramma ter beschikking van de ontwikkelende partij. In gezamenlijk overleg wordt het te realiseren prestatieniveau vastgelegd.

Toepassing van de lijst van 8 maatregelen, waaruit minimaal 5 maatregelen gekozen moeten worden. Dit geeft minder flexibiliteit aan bouwpartijen, maar wel duidelijkheid.

Bodemkwaliteit

Bodembeleid
Op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit in werking getreden. In dat kader heeft de gemeente Zwolle op 9 december 2008 een bodemfunctieklassenkaart vastgesteld, waarop voor de hele gemeente wordt aangegeven welke functie de bodem heeft of welke functie in de toekomst wordt nagestreefd. De functieklassenindeling is gebaseerd op het gebiedsgericht milieubeleid van de gemeente. De volgende functies worden onderscheiden: wonen, industrie, water, buitendijksgebied, landbouw/natuur en hoofdwegen. Het plangebied Esdoornstraat 5 valt binnen het functieklassengebied wonen.

Met de invoering van het Besluit bodemkwaliteit zijn de kwaliteitsklassen landbouw/natuur, wonen en industrie ingevoerd. Op 24 augustus 2015 heeft de gemeente de bodemkwaliteitskaart vastgesteld gebaseerd op de kwaliteitsklassen van het Besluit bodemkwaliteit. Het plangebied valt binnen de bodemfunctie wonen, dat de kwaliteitsklasse 'wonen' voor de bovengrond (bovenste 50 cm onder maaiveld en landbouw en natuur voor de ondergrond (van 0,5 tot 2,0 meter onder maaiveld)heeft.

Volgens het gemeentelijke Bodembeleidsplan (van kracht per 11 januari 2010) mag de bodemkwaliteitskaart als kwaliteitsbewijs worden gebruikt bij het her ontwikkelen van een locatie. Een onderzoek is dan niet nodig. Eventueel vrijkomende grond mag volgens het bodembeleid binnen de gemeente worden hergebruikt met de bodemkwaliteitskaart als kwaliteitsbewijs. Voorwaarde hiervoor is dat de bodem niet verdacht is van verontreiniging op basis van het huidige of historische gebruik, en er geen (al dan niet gesaneerd) geval van bodemverontreiniging bekend is.

Indien er aanwijzingen zijn dat de bodemkwaliteit niet geschikt is voor de functie, kan een bodemonderzoek nodig zijn om te bepalen of de locatie gesaneerd dient te worden. In principe worden verontreinigingen in de bovengrond functiegericht gesaneerd.

In januari 2010 heeft de gemeente een nieuw bodembeleidsplan vastgesteld. Dit bodembeleidsplan kent in overeenstemming met het gemeentelijk milieubeleid een gebiedsgerichte benadering.

In het plan wordt onderscheid gemaakt tussen de bovengrond en de ondergrond.

Ondergrond
In juni 2007 heeft de gemeenteraad van Zwolle ingestemd met de Visie op de Ondergrond en besloten de volgende vijf basisprincipes vast te stellen en te gaan toepassen in projecten:

  • Werken met ondergrondse bestemmingen / functies
  • Structureel en georganiseerd gebruik maken van WKO (warmte- / koudeopslag) en WKO koppelen aan grondwatersanering en waterwinning en peilbeheer
  • Bodemsanering gebiedsgericht benaderen
  • Natuur, recreatie, agrarische activiteiten, waterwinning en bescherming van kwalitatief hoogwaardig grondwater met elkaar te combineren in één gebied
  • Structureel en georganiseerd afstemmen van vraag en aanbod van (grond)water, koude en warmte

Deze vijf basisprincipes vormen ook het vertrekpunt voor de beleidsmatige invulling voor het omgaan met de ondergrond. Het bodembeleidsplan levert een bijdrage aan de implementatie van de vijf basisprincipes door:

Het kader te geven voor gebiedsgericht benadering van de bodemsanering

De doelstelling voor sanering te koppelen aan de beoogde functies in de ondergrond

De mogelijkheid te creëren om de aanpak van bodemverontreiniging integraal af te wegen tegen en af te stemmen met koude-warmte opslag, peilbeheer en/of grondwaterwinning.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het milieubeleid.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied omschreven. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.

3.1 Stedenbouw

3.1.1 Huidige situatie

De locatie Esdoornstraat is gelegen in het noord westelijk deel van Dieze West. Dit deelgebied wordt ook wel aangeduid als de Bollenbieste (Bomenbuurt). Dieze West bestaat uit een lappendeken van woninguit- en inbreidingen. De hoofdwegenstructuur bestaat uit een netwerk van enkele in oorsprong eeuwenoude landwegen en een veel jonger stratenplan, dat in hoofdzaak uit de decennia direct na de Tweede Wereldoorlog stamt. De opzet bestaat uit een eenvoudig orthogonaal stratenplan, die binnen de hoofdstructuren nogal op zichzelf staan. Enkele oude buurtjes zijn door ingrijpende saneringen geheel vernieuwd, deels met behoud van het oude stratenplan. De wijk kent voornamelijk een woonfunctie met langs de grotere ontsluitingswegen en A28 een grote diversiteit aan stedelijke functies. De wijk is kleinschalige van opzet en vormt een contrast met de grootschalige, solitaire bebouwing langs de Burgemeester Roelenweg, Schuttevaerkade, Burgemeester Drijbersingel en de A28.

De Esdoornstraat is een lange doorgaande weg die de Middelweg met de Hogenkampsweg verbindt. De weg vormt een scheiding tussen de woonwijk en de groene strook met verschillende stedelijke functies ten tegen de A28. Op de locatie is in 2008 het oorspronkelijke gebouw gesloopt waarbij bij de nieuwbouw slechts de helft van de kavel is ingevuld. Door hier een nieuw gebouw te realiseren wordt de schakel van gebouwen langs de Esdoornstraat weer gesloten. De bestaande gebouwen liggen gestrooid in de groene strook en hebben een eigen karakter, juist deze verscheidenheid in combinatie met de groene omzoming zorgt voor eenheid in de zone.

Het ondertussen gesloopte gebouw op de locatie bestond uit een groot zorgcomplex van appartementen uit de jaren 70. Deze was opgebouwd uit drie vleugels van drie woonlagen die diagonaal op de weg stonden georiënteerd en haaks op de richting onderling met elkaar waren verbonden

3.1.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

In lijn met het welstandsbeleid is continuïteit in sfeer en beeld van de omgeving uitgangspunt voor de architectuur van de bebouwing en de inrichting van de buitenruimte. Voor de herontwikkeling van de locatie Hogekampsweg is de referentie Dieze West. De nieuwe ontwikkeling moet verschijnen als een herkenbare eenheid, een samenhangend ensemble met een eigen ritme en sfeer. Er is een zorgvuldige inpassing van de nieuwe verkaveling in de bestaande omgeving.

Uitgangspunt op de locatie is beleving van het groen aan de zijde van de Esdoornstraat. In combinatie met de afscherming van de woonfunctie voor het verkeersgeluid van de A28 wordt het gebouw zoveel mogelijk achter op de kavel geplaatst. De rooilijn volgt daarbij de kavelgrens en verwijst met zijn deels diagonale oriënatie naar het oude, gesloopte gebouw. Het gebouw is opgebouwd uit vier lagen met een verspringing naar drielagen aan de zijde van de Esdoornstraat. Hiermee wordt een natuurlijke overgang gecreëerd naar de woningen van twee lagen aan de overzijde van de weg.

De voorzijde van het gebouw is georiënteerd op de Esdoornstraat. Hier bevind zich de centrale entree en de leefruimtes van de woningen en balkons zijn gericht op deze zijde. Daar waar de kopgevel grenst aan de Esdoornstraat is er vanuit leefbaarheid en sociale veiligheid extra aandacht voor de oriëntatie. Hier zijn de appartementen gedraaid waardoor de leefruimte en het balkon gericht zijn op de openbare ruimte. De achterzijde bestaat uit een geluidwerende gevel. Deze heeft gesloten karakter maar door de afwisseling van gevel openingen en verbijzondering

3.2 Archeologie

3.2.1 Huidige situatie

In 2000 heeft het college van burgemeester en wethouders opdracht gegeven om een archeologische waarderingskaart te maken voor het gemeentelijke grondgebied. Met behulp van deze beleidsadvieskaart, die in september 2003 in gebruik is genomen, kunnen tijdig maatregelen genomen worden bij planologische procedures. Het is een onontbeerlijk instrument om actief beleid op te baseren, waardevolle gebieden aan te wijzen en bouwplannen in een vroeg stadium te toetsen.

De archeologische dienst van de gemeente Zwolle heeft de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (AWZ) opgesteld, die fijnmazig van karakter is. De binnenstad is vrij gedifferentieerd gewaardeerd terwijl het buitengebied qua potentieel vrij nauwkeurig in kaart is gebracht.

Het archeologisch potentieel van de verschillende gebieden is in de volgende percentages uitgedrukt:

  • 0%: archeologisch leeg; geheel verstoord of reeds opgegraven;
  • 10%: archeologische waarde onbekend; proefonderzoek wordt aanbevolen;
  • 50%:archeologisch waardevol; een opgraving is noodzakelijk en de vondstkans is 1:2;
  • 90%: archeologisch zeer waardevol; een opgraving is noodzakelijk en de vondstkans is nagenoeg
  • 100%;
  • 100%: archeologische toplocatie; indien bescherming niet kan, dan is een opgraving altijd noodzakelijk, de vondstkans is 100%.

Het voorliggende plangebied Esdoornstraat 5 heeft een verwachtingswaarde van 50%.

3.2.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Een verwachtingswaarde van 50 % betekent praktisch gezien, dat er voordat er gebouwd kan worden een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven plaats moet vinden.

De Archeologische dienst van de gemeente Zwolle is na besturdering van alle mogelijke bronnen tot de conclusie gekomen dat het gebied zo zwaar is aangetast in de laatste eeuw dat archeologisch onderzoek op de locatie Esdoornstraat 5 niet noodzakelijk is. Het terrein is hiermee archeologisch vrijgegeven.

3.3 Verkeer

3.3.1 Huidige situatie

Verkeersstructuur
De Esdoornstraat ligt aan de noordelijke rand van de wijk Diezerpoort. Esdoornstraat 5 betreft op dit moment een lege kavel. De straat heeft een erftoegangsfunctie en is onderdeel van een verblijfsgebied. De maximale snelheid is hier 30 km/u en kruispunten zijn gelijkwaardig. De maatvoering en inrichting van de straten in het gebied sluiten aan op de functie van de weg als woonstraten en op het 30 km/uur-regime.

Parkeren
Parkeren vindt in de Diezerpoort met name plaats langs de openbare weg. De voorzieningen aan de noordzijde van de Esdoornstraat hebben daarbij allen een parkeervoorziening op eigen terrein. Dit deel van de Diezerpoort is geen onderdeel van het gereguleerd gebied.

3.3.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Verkeersstructuur
In de nieuwe situatie komt op de locatie Esdoornstraat 5 een appartementencomplex waar ook zorg kan worden geboden. Het complex wordt door middel van een inrit ontsloten op de Esdoornstraat. De verkeersstructuur in het gebied blijft als gevolg van het project ongewijzigd.

Parkeren
Ten behoeve van het wooncomplex worden zowel op eigen terrein als in de openbare ruimte parkeerplaatsen gerealiseerd. Deze parkeerplaatsen dienen in aantal en maatvoering te voldoen aan de eisen uit het parkeerbeleid van de gemeente Zwolle. Naast het realiseren van nieuwe parkeerplaatsen is er ook sprake van de mogelijkheid van dubbelgebruik van de parkeerplaatsen op het naastgelegen terrein van het Zonnehuis.

3.4 Natuur

3.4.1 Huidige situatie

De te bebouwen locatie is momenteel een grasveldje. Om te bouwen hoeft er niet gesloopt te worden.

3.4.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

In opdracht van de initiatiefnemer is er een quickscan natuurtoets uitgevoerd om de effecten van de bebouwing te beoordelen. (zie bijlage 1).

Er vinden geen werkzaamheden plaats met negatieve effecten op de natuur. Een vervolgonderzoek of vervolgstappen zijn dan ook niet aan de orde.

3.5 Water

3.5.1 Huidige situatie
3.5.1.1 Waterstructuur

Binnen het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied bevindt zich geen oppervlaktewater.

3.5.1.2 Riolering

In de omgeving van het plangebied ligt een gemengd rioolstelsel. De droogwaterafvoer (DWA) uit het plangebied moet naar dit gemeentelijk riool worden afgevoerd. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de bestaande huisaansluiting op de riolering, mits deze leiding kwalitatief voldoende is om het functioneren van de afvoer niet negatief te beïnvloeden.

Bij de ontwikkeling van het gebied is sprake van een toename van de hoeveelheid afvalwater ten opzichte van de huidige situatie. Er is echter geen sprake van overbelasting ten aanzien van de capaciteit van het rioleringsstelsel en de capaciteit van zuiveringstechnische werken (rioolwaterzuiveringsinstallatie, transportleidingen en rioolgemalen).

De hemelwaterafvoer (HWA) van daken, terrassen en parkeerplaatsen moet binnen het plangebied worden geborgen (infiltreren). Binnen het plangebied dient daartoe minimaal een statische berging gecreëerd te worden van 20 mm per vierkante meter afvoerend verhard oppervlak, zie document Infiltratievoorziening Woongebieden, versie 2016. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een optie. De afvoer van overtollig hemelwater uit het plangebied mag, ongeacht de toegepaste methode, niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.

3.5.1.3 Drooglegging

In het plangebied wordt een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 m gehanteerd om grondwateroverlast te voorkomen. De ontwateringsdiepte is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en de kruin van de weg in de openbare ruimte.

3.5.1.4 Wateroverlast

Om wateroverlast en schade in gebouwen te voorkomen, wordt geadviseerd om een vloerpeil van minimaal 20 cm boven het niveau van de openbare weg te hanteren. Ook aan lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders) moet aandacht worden besteed om wateroverlast te voorkomen (bv. toepassing van waterdichte materialen of drempels).

3.5.1.5 Overstromingsrisico

Het plangebied is gelegen in dijkring 53, 'Salland' (zie figuur 3.1). Deze dijkring wordt omsloten door de Vecht aan de noordzijde, de IJssel aan de westzijde, het Zwolle-IJsselkanaal en Zwarte Water aan de noordwestzijde en aan de oostzijde door hooggelegen gronden. Deze dijkring heeft een risico op een overstroming. Voor bestemmingsplannen in deze dijkring is een overstromingsrisicoparagraaf vereist.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP16005-0004_0003.png"

figuur 3.1 Dijkring 53, Salland

3.5.1.6 Risico-inventarisatie

Voor de keringen van dijkring 53 geldt een veiligheidsnorm van 1/1250 per jaar (overschrijdingskans). Met behulp van de risicokaart (figuur 3.2) wordt de maximale waterdiepte in het plangebied tijdens een overstroming geschat tussen de 0,5 tot 0,8 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep. In figuur 3 is de tijd tot overstroming van dijkring 53 bij een dijkdoorbraak bij de IJsselcentrale weergegeven. Als een bres ontstaat verderop in de waterkering (op 850 meter afstand van het plangebied), zal de tijd tot overstroming veel korter zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP16005-0004_0004.png"

Figuur 3.2 Maximale waterdiepte in dijkring 53 (bron: Nederlandse Risicokaart)

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP16005-0004_0005.png"

Figuur 3.3 Tijd tot overstroming na dijkdoorbraak t.h.v. de IJsselcentrale (bron: provincie overijssel)

3.5.1.7 Maatregelen

Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en). Het betreft hierbij ook bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Wat betreft maatregelen kan worden gedacht aan: aanvullend ophogen (voor zover mogelijk) van het plangebied, voldoende hoog aanbrengen vloerpeil, verhoogde drempels, zodanige inrichting gebouw dat bij eventuele overstroming schade zoveel mogelijk wordt beperkt (denk aan materiaalgebruik en minder gevoelige ruimten op de begane grond), aansluiting van het plangebied op dichtstbijzijnde weg waardoor bereikbaarheid gewaarborgd blijft en opstellen van een evacuatieplan. Meer informatie is o.a. te vinden op de website www.onswater.nl.

3.6 Milieu

In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten die van belang zijn bij het toekennen van bestemmingen. Tevens komt de ligging van kabels, leidingen en straalpaden aan bod.

3.6.1 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt dat bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan, dat geheel of gedeeltelijk binnen een zone van een (spoor)weg of industrieterrein is gelegen, onderzocht dient te worden wat de optredende geluidbelasting is ter plaatse van een geluidgevoelige bestemming binnen het nieuwe bestemmingsplan.

Spoor
De ontwikkellocatie is niet gelegen in de nabijheid van de spoorlijnen Zwolle-Kampen, Zwolle-Amersfoort, Zwolle Meppel en de Hanzelijn. Op basis van de geluidsproductieplafonds geldt voor deze spoorlijnen een onderzoeksgebied langs weerszijden van respectievelijk 100 en 200 meter. De ontwikkellocatie bevindt zich ruim buiten deze afstanden en ligt daarmee buiten het aandachtsgebied waarbinnen akoestisch onderzoek noodzakelijk is. Het aspect railverkeerslawaai is daarmee niet relevant.

Industrielawaai
Het bouwplan is niet gelegen binnen de invloedssfeer van een gezoneerd industrieterrein. Het gezoneerde industrieterrein Voorst is op meter ten westen van het pan gelegen en het gezoneerde industrieterren Hanzeland (o.a spooremplacement) is op meter ten zuiden gelegen. Het bouwplan geeft geen belemmeringen voor de bedrijven op de gezoneerde industrieterreinen.

Wegverkeer
Het bestemmingsplan is gelegen binnen de zone van de A28, de Zwartewaterallee, de Middelweg en de Monteverdilaan. Om inzichtelijk te maken wat de optredende geluidbelasting wordt, is er door DPA Cauberg-Huygen een akoestisch rapport opgesteld (Herontwikkeling (tweede fase) De Esdoorn te Zwolle, Akoestisch onderzoek Wet geluidhinder met kenmerk 00923-16421-02 van 20 oktober 2016 ). Het bouwplan omvat de realisatie van 35 appartementen in vier bouwlagen. De gevel aan de zijde van de A28 (kopgevel west, en de gehele achtergevel van noord naar zuid) wordt gerealiseerd als een zogenaamde dove gevel. Dat wil zeggen dat er geen te openen delen in de gevel worden gerealiseerd welke grenzen aan geluidgevoelige ruimten. In het kader van een mogelijke hogere grenswaarde behoeft deze gevel niet onderzocht te worden. Uit het geluidrapport blijkt dat de geluidbelasting ten gevolge van de A28 op één appartement op de derde bouwlaag en vijf appartementen op de vierde bouwlaag boven de voorkeursgrenswaarde uit komt. De maximaal waarde bedraagt 52 dB en voldoet hiermee aan zowel de Wet geluidhinder (lager dan de maximale ontheffingswaarde) en aan het gemeentelijke gebiedsgerichte milieubeleid. Maatregelen aan de bron (aanpassen wegdektype) en in het overdrachtsgebied (verhogen bestaande scherm) worden niet als doelmatig beschouwd. Een hogere grenswaarde voor 6 appartementen is noodzakelijk.

De op onderstaande kaart aangegeven gevels moeten worden uitgevoerd als dove gevel. In deze dove gevel mogen geen te openen delen worden aangebracht tenzij de achterliggende ruimte geen geluidgevoelige ruimte betreft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP16005-0004_0006.png"

figuur 3.4 dove gevels; zie rode lijn

Het aspect geluid geeft na het vaststellen van hogere grenswaarden en het realiseren van geluiddove gevels geen belemmeringen.

3.6.2 Bedrijvigheid (Wet milieubeheer)

Met het inpassen van dit woningbouwplan ten opzichte van de omliggende bedrijven (gemengd gebied) zijn er geen milieubelemmeringen voor de omgeving. De directe omgeving kent een beperkt aantal functies, namelijk wonen en maatschappelijk (gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen, bijzondere woonvormen, detailhandel e.d.). De hierbij horende categorieën (A, B en C) leveren geen beperkingen op.

3.6.3 Trillingen

Als mogelijke relevante trillingsbron voor de woonomgeving is het wegverkeer op de rijksweg A28 van met name bussen en zware vrachtwagens. Het trillingsniveau is verder afhankelijk van de wegdekverharding (asfalt) en de bodemstructuur (voornamelijk klei, veen en zand). De verwachte afstand waarbij mogelijk trillinghinder kan ontstaan is 25 meter. De woningen zijn buiten deze afstand gesitueerd. Als uitgangspunt voor de beoordeling van mogelijke trillingshinder is de SBR-richtlijn B “Hinder voor personen in gebouwen door trillingen' gehanteerd.

3.6.4 Luchtkwaliteit

Besluit gevoelige bestemmingen
In de Regeling NIBM (niet in betekende mate) is voor diverse categorieën aangegeven bij welke omvang van een initiatief de 3%-grens bereikt is. Voor de categorie woningbouw is de omvang tot waar geen toetsing nodig is, gesteld op 1.500 woningen (Regeling NIBM bijlage 3B). Aangezien het woningbouwproject ca. 35 woningen/wooneenheden omvat, is het plan per definitie NIBM en hoeft geen verdere toetsing plaats te vinden. Een nader detailonderzoek naar de luchtkwaliteit als gevolg van het plan is niet noodzakelijk.

Uit het Luchtkwaliteitplan Gemeente Zwolle 2007-2011 blijkt daarnaast dat de luchtkwaliteit ter plaatse van de nieuwe woningen geen van de grenswaarden uit hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet Milieubeheer overschrijdt. Voor het aspect luchtkwaliteit is fijnstof en stikstofdioxide het meest maatgevende. Langs de A28 staan geluidschermen met daarachter een groene singel (houtopstand) waardoor de lucht wordt afgebogen en in mindere mate het gebied in gaat.

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

3.6.5 Geur

Het plangebied is gelegen in stedelijk gebied. Het plangebied is niet gelegen binnen de invloedsfeer van nabijgelegen bedrijven met geurhinder. Geurhinder wordt niet verwacht.

3.6.6 Bodemkwaliteit

In 2006 heeft er een verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden naar aanleiding van een voorgenomen nieuwbouw op de locatie. Het onderzoeksgebied betrof zowel het huidige bouwplan als ook het terrein Esdoornstraat 5 (totaal ongeveer 10.000 m2). De conclusie van dit bodemonderzoek was dat er zintuigelijk geen bijzonderheden waargenomen zijn die duiden op het voorkomen van een mogelijke bodemverontreiniging. Uit het analytische onderzoek bleek dat er zowel in de bovengrond (0,0 – 0,5 m-mv) als ook in de ondergrond (0,5 – 2,0 m-mv) licht verhoogde waarden aan Pak en metalen aanwezig was. In het grondwater werd een licht verhoogde waarde aan arseen en chroom gemeten. De aangetroffen gehalten waren dusdanig dat er geen nader onderzoek noodzakelijk was. In 2012 heeft er naar aanleiding van een transactie een verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden op het gedeelte dat op dat moment braakliggend is (totaal ongeveer 3.800 m2). Uit dat onderzoek bleek ook dat er geen nader onderzoek met betrekking tot de bodem noodzakelijk is. De aangetroffen gehalten in de bovengrond en in de ondergrond gaven geen aanleiding tot nader onderzoek. Wel is in het grondwater een sterk verhoogde waarde aangetroffen aan minerale olie waarvoor een nader onderzoek noodzakelijk is. In januari 2016 heeft er door het bedrijf Van der Poel Milieu Advies B.V. (projectnummer 11205 fase II.189) een aanvullend bodemonderzoek met betrekking tot de verhoogde waarden in het grondwater en een asbest (in de bodem) onderzoek plaatsgevonden. De conclusie van dit onderzoek is dat er geen asbest is aangetroffen en er geen verhoogde waarden in het grondwater aanwezig is.

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

3.6.7 Verzuring

Natura 2000-gebieden zijn gevoelig voor verzuring. Het plan is gelegen op een afstand van 1750 meter van het natura 2000-gebied 'Uiterwaarden Zwarte Waarden en Vecht'. De verwachting is dat de nieuwe situatie een verbetering geeft ten opzichte van de bestaande situatie. Met behulp van het AERIUS Calculator kan berekend worden wat de invloed van het plan is op het natura 2000-gebied. Deze berekening is gezien de afstand en het geringe aantal woningen niet uitgevoerd. De verwachting is dat de depositie van het plan onder de drempelwaarde blijft en daarmee geen significante negatieve bijdrage levert.

Het aspect verzuring, Natura 2000 gebied 'Zwarte Water en Vecht' geeft geen beperking voor het plan en het plan heeft geen significante bijdrage op het natura 2000-gebied.

3.6.8 Externe veiligheid

De essentie van het aspect externe veiligheid is een ruimtelijke scheiding aanhouden (zonering) tussen (beperkt) kwetsbare objecten en risicobronnen. Risicobronnen voor de externe veiligheid zijn bedrijven waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen aanwezig zijn en transportroutes voor vervoer van gevaarlijke stoffen (via weg, water, spoor en buisleidingen)

Het wettelijk kader word gevormd door onder andere het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) met o.a. de Regeling Basisnet. Het gebiedsgericht kader externe veiligheid vormt het beleidsmatige kader.

In de nabijheid van het plangebied zijn geen bedrijven gelegen met een opslag van gevaarlijke stoffen waarbij de van toepassing zijnde risicocontour het plan raakt.

Het bedrijf DPA Cauberg-Huygen heeft (rapport Herontwikkeling De Esdoorn te Zwolle, referentie 20140929-04, 6 oktober 2014) een onderzoek gedaan naar de kwalitatieve onderbouwing van het aspect externe veiligheid. In 2016 is door het zelfde bedrijf een aanvulling op het voorgaande rapport geschreven

Op korte afstand van het plangebied is de A28 aanwezig waarvoor het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van toepassing is. Parallel aan de A28 is een transportleiding van de Gasunie aanwezig waarop de Regeling externe veiligheid transportroutes van toepassing is. Onderzocht is het plaatsgebonden risico, het plasbrandaandachtsgebied en het groepsrisico in relatie met de A28 en voor de buisleiding (gasleiding).

Buisleiding

De buisleiding van de Gasunie (aan zuidzijde A28) ligt op ongeveer 33 meter afstand. Voor de buisleiding is het plaatsgebonden risico en het groepsrisico relevant.

Plaatsgebonden risico

Uit eerder uitgevoerde onderzoeken (Memorandum Gasunie 4 juni 2008, DET 2008.M.0361) blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour 0 meter bedraagt. Dit betekend dat een belemmerende strook van 4 meter aan weerszijden van de strook vrijgehouden moet worden van bebouwing. Het bouwplan is buiten deze vrijwaringszone gelegen en geeft geen belemmering voor het bouwplan.

Groepsrisico

De herontwikkeling voorziet in 35 appartementen (over vierbouwlagen) met een gemiddelde bezetting van 2 personen per appartementen. Het aantal personen in het plangebied is ten hoogst 70 personen. In het huidige bestemmingsplan zijn meer personen mogelijk. Er is daarom redelijkerwijs te verwachten dat de dichtheid van personen zal afnemen. Hierdoor zal de oriëntatiewaarde niet worden overschreden en is een nadere berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk.

Rijksweg A28

Voor de A28 is het plaatsgebonden risico, het groepsrisico en het plasbrandaandachtsgebied nader beschouwd.

Groepsrisico

Voor de autosnelweg A28 geldt, in het kader van de Bevt (Besluit externe veiligheid transportroutes), een vaste grens van 200 meter (het groepsrisicoaandachtsgebied). Binnen deze grens dient een verantwoording te worden opgesteld, tenzij wordt aangetoond dat het groepsrisico lager is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Buiten 200 meter is een verantwoording niet noodzakelijk. Het plangebied is in zijn geheel gelegen binnen het groepsrisicoaandachtsgebied. Een nadere onderbouwing (berekening is noodzakelijk indien het groepsrisico zal toenemen. In de huidige situatie is een zorgfunctie toegestaan waarbij wordt uitgegaan van 1 persoon per 30 m2 bvo met een aanwezigheidspercentage van 100 % voor zowel de dag- als de nachtperiode. Het bvo (bruto vloer oppervlak) in de huidige situatie is ongeveer 5700m2 (drie bouwlagen en maximaal 50 % bebouwd) wat overeenkomt met maximaal 190 personen. In de nieuwe situatie worden 35 appartementen voor elk 2 personen gerealiseerd. Er is een duidelijke afname van het aantal personen binnen het gebied waardoor het groepsrisico zal afnemen (een lagere dichtheid van personen). Door het bedrijf Van der Zee (onderdeel van het bestemmingsplan Geert Grootestraat, NL.IMRO.0931.BP14007-0004 , 16 oktober 2015) is een notitie geschreven met betrekking tot de risicoberekening Parkgebouw Geert Grootestraat Zwolle. Dit plangebied is gelegen in de nabijheid van het plan Esdoornstraat 5. Uit dit onderzoek blijkt dat de hoogte van het groepsrisico in de toekomstige situatie onder de oriëntatiewaarde ligt, factor 0,684, waarbij de factor 1 de oriëntatiewaarde is. Het plangebied Esdoornstraat is gelegen binnen het onderzoeksgebied van de Geert Grootestraat, met dien verstande dat in het onderzoek de huidige situatie is betrokken. De oriëntatiewaarde wordt niet overschreden waardoor het aannemelijk is dat bij het plan Esdoornstraat met een lager dichtheid de oriëntatiewaarde zeker niet wordt overschreden.

Een nadere berekening is derhalve niet noodzakelijk.

Plasbrandaandachtsgebied

Gemeenten moeten langs routes waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd rekening houden met de effecten van een ongeluk met brandbare vloeistoffen. Bij een ongeluk met brandbare vloeistoffen kan zo'n stof uitstromen en in de brand vliegen (plasbrand). Dit kan in een gebied van 30 meter langs de route tot slachtoffers leiden (gemeten vanaf de rand van het asfalt). Het plan is gelegen buiten het plasbrandaandachtsgebied.

Plaatsgebonden risico

De veiligheidszone voor de A28 vanaf de wegas, ter hoogte van het plangebied, bedraagt 13 meter. Het plangebied is niet gelegen binnen deze zone. Het plaatsgebonden risico vormt daarom geen belemmering voor dit plan.

Gebruiksruimte

Het basisnet geeft voor het vervoer van gevaarlijke stoffen gebruiksruimtes aan. Deze gebruiksruimtes worden uitgedrukt in maximale risico's (Veiligheidszones). Het rijk stelt langs alle hoofdvaarwegen en rijkswegen een maximale ligging van de PR10-6 contour vast. Binnen deze contour mogen geen kwetsbare functies aanwezig zijn. Beperkt kwetsbare functies worden bij voorkeur uitgesloten.

De veiligheidszone van de A28 ter hoogte van het plangebied bedraagt 13 meter gemeten vanaf het midden van de weg ( Regeling basisnet). De veiligheidszone komt daarmee niet buiten het asfalt van de A28. Het plangebied valt ver buiten de veiligheidszone van de A28.

Het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid.

Het bouwplan is gelegen binnen de invloedsfeer van de A28, zowel in zone 2, zone 3 als ook in zone 4.

Ten aanzien van de verantwoordingsopgave geldt dat deze toeneemt naarmate de afstand tot de A28 kleiner wordt en het aantal relevante (stoffen)scenario's groter wordt.

Zone 2 bevat het gebied van 30 tot 250 meter afstand van de A28 met een potentieel effect van een BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion). Preventieve maatregelen bestaan uit het zoveel als mogelijk beperken van hoge personendichtheden en zo ver mogelijk projecteren van de transportroute. Minimaal twee vluchtroutes en aanrijdroutes hulpdiensten realiseren. Overige maatregelen betreffen bijvoorbeeld brandwerend glas, voldoende bluswatervoorzieningen en centrale afgrendeling van het luchtcirculatiesysteem.

Zone 3 omvat het gebied tussen 250 en 300 meter waarbij brandbaar gas maatgevend is. Een belangrijke maatregel naast de maatregelen van zone 2 is het opvangen drukgolven door versteviging van kozijnen en verstevigd glas.

Het plangebied ligt ook in zone 4 (300-1500 meter). Voor deze zone is alleen het potentiële effect van een calamiteit met toxisch gas relevant.

Als het gaat om effectieve maatregelen wordt in het gemeentelijk beleidskader voor zone 4 aan het volgende gedacht:

1. Maatregelen om de vluchttijd en –mogelijkheden te vergroten en maatregelen om de gevolgen van een brand zoveel mogelijk te beperken (zoals brandwerend glas, voldoende bluswater);

2. Centraal afgrendelen van het luchtventilatiesysteem of andere maatregelen om schuilmogelijkheden in geval van een toxisch gas te vergroten;

3. Aandacht voor risicocommunicatie (wat te doen in geval van een calamiteit).

In het huidige bestemmingsplan is een maatschappelijke voorziening zijnde een verzorghuis opgenomen. Hier is veelal sprake van niet of nauwelijks zelfredzame personen. Met het nieuwe bouwplan wordt het aantal bewoners sterk verminderd en ook de doelgroep is voor meer zelfredzame personen. Hierin wordt enigszins tegemoet gekomen aan de maatregel behorende bij zone 2. Ook wordt door de situering van de appartementen met een galerij aan de zijde van de A28 enige afscherming gerealiseerd i.v.m. een drukgolf zoals bedoeld in zone 3. Voor de hulpdiensten is er rekening gehouden met de aanvoerroute en de vluchtroute.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

3.6.9 Kabels, leidingen en straalpaden

Ten zuiden van het plangebied loopt door de Esdoornstraat een hoofdtransportleiding voor drinkwater. De ligging van deze leiding maakt geen onderdeel uit van het plangebied en levert geen belemmering voor het bouwplan.

Langs de rijksweg A28 loopt een hoge druk gasleiding met een aandachtsgebied van 140 meter. Het plan is geheel gelegen binnen het aandachtsgebied. Maatgevend hierin is het groepsrisico. Zie voor de verder toelichting bij de paragraaf externe veiligheid.

Op een afstand van 870 meter is het straalpad Zwollerkerspel-Zwolle (hoogte 34 meter) gelegen met een aandachtsgebied van 200 meter (100 meter aan weerszijden van de mast). Het plangebied is ruim buiten het aandachtsgebied gelegen waardoor er geen belemmeringen zijn.

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten

4.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Diezerpoort, Esdoornstraat 5 zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Diezerpoort, Esdoornstraat 5.

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels:

De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:

Artikel 1 Begrippen;

Artikel 2 Wijze van meten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:

Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:

Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.

Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.

Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.

De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:

  • 1. Bestemmingsomschrijving;
  • 2. Bouwregels;
  • 3. Nadere eisen;
  • 4. Afwijken van de bouwregels;
  • 5. Specifieke gebruiksregels;
  • 6. Afwijken van de gebruiksregels;
  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;

Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.

  • 1. Bestemmingsomschrijving:

In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.

  • 2. Bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.

Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.

De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.

De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximum goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximum bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.

  • 3. Nadere eisen:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.

De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 11 Algemene procedureregels.

  • 4. Afwijken van de bouwregels:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.

De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

  • 5. Specifieke gebruiksregels:

In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.

  • 6. Afwijken van de gebruiksregels:

Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro

De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.

  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingsregel opgenomen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels:

In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel;

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels;

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels;

Artikel 11 Algemene procedureregels;

Artikel 12 Overige regels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:

In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.

4.2 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.

Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.

4.3 Bestemmingsregels

Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:

Artikel 3 Maatschappelijk

Deze bestemming is gericht op maatschappelijke voorzieningen en bijzondere woonvormen. Deze begrippen zijn gedefinieerd in de begripsbepalingen.

Artikel 4 Tuin

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en carports bij recht worden gebouwd. Via een afwijking zijn bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bouwwerken wel mogelijk, mits geen aantasting plaatsvindt van de in de afwijkingsbevoegdheid genoemde criteria. Het gaat hier om bebouwing ten behoeve van uitbreiding van hoofdgebouwen, bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bijgebouwen en carports. Tevens moet zo nodig rekening worden gehouden met de Wet geluidhinder.

Artikel 5 Wonen - Meergezinshuis

Deze bestemming is bedoeld voor meergezinshuizen. Dit zijn flats en andere gebouwen met meerdere naast en/of boven elkaar gelegen woningen, welke in tegenstelling tot het eengezinshuis qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kunnen worden. De definitie van eengezinshuis en meergezinshuis is opgenomen in de begrippen.

Bijgebouwenregeling:

De regels voor bijbehorende bouwwerken wijken af van de regeling voor de eengezinshuizen. Per afzonderlijke gestapelde woning mag buiten het bouwvlak 25 m² worden gebouwd. Daarnaast mag er een onbeperkte oppervlakte worden gebouwd ten behoeve van algemene voorzieningen voor het meergezinshuis. Dit voorzover het bestemmingsvlak dit toelaat. Waar geen bijbehorende bouwwerken gewenst zijn, komt de bestemming 'Tuin'.

Artikel 6 Leiding - Water

Deze dubbelbestemming is ten behoeve van hoofdwaterleidingen.

Artikel 7 Waarde - Archeologie

Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:

  • De gebieden die volgens de gemeentelijke archeologische waarderingskaart een grote vondstkans hebben (50% of meer) zijn mede bestemd tot archeologisch waardevol gebied.
  • Bij de regeling voor de dubbelbestemming is nauwe aansluiting gezocht bij de Wet op de archeologische monumentenzorg.
  • Bij verstoringen in de bodem met een grotere diepte dan 0,5 meter en een grotere oppervlakte dan 100 m² zijn specifieke bouwregels en een omgevingsgunningenstelsel conform de regeling uit de Wet op de archeologische monumentenzorg van toepassing.

4.4 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.

Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Deze regel maakt het mogelijk de bestemmingen '', 'Tuin', alsmede 'Wonen - Meergezinshuis' onder in deze regel omschreven voorwaarden zodanig te wijzigen dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden aangegeven.

Artikel 11 Algemene procedureregels

Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.

Artikel 12 Overige regels

In dit artikel wordt geregeld dat een bouwplan moet voorzien in voldoende ruimte voor parkeren, laden en lossen. Wat voldoende is, wordt op basis van de Regeling Parkeernormen 2016 van de gemeente Zwolle bepaald tijdens de beoordeling van een bouwplan. Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden.

4.5 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.

Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.

Artikel 14 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.

4.6 Handboek

Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

De planontwikkeling en -uitvoering zijn in goed overleg met de gemeente Zwolle en de initiatiefnemer gestart. Voor vaststelling van het bestemmingsplan wordt er een anterieure overeenkomst gesloten om het appartementencomplex voor senioren te kunnen realiseren.

De daadwerkelijke uitvoering van het bestemmingsplan komt voor rekening van de initiatiefnemer, evenals de mogelijke planschade als gevolg van nieuwbouw. Het plan is dus in financiële zin uitvoerbaar.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Rijk

De toenmalige minister van VROM heeft op 26 mei 2009 een brief gezonden aan alle Nederlandse gemeenten, waarin ze onder ander ingaat op de vraag in welke gevallen vooroverleg is vereist met de Rijksdiensten. In deze brief geeft zij aan dat vooroverleg alleen is vereist over plannen wanneer bepaalde nationale belangen gemoeid zijn. Welke nationale belangen dit zijn is opgesomd in een bijlage bij deze brief. Met dit plan is geen nationaal belang gemoeid dat op de bedoelde bijlage voorkomt, waardoor over dit plan geen vooroverleg met de Rijksdiensten gevoerd hoeft te worden.

Provincie

De provincie heeft kennis genomen van het voorontwerp bestemmingsplan en ziet geen belemmeringen waarom dit plan niet door kan gaan. Hiermee is voldaan aan het ambtelijke vooroverleg als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening.

Rijkswaterstaat

Rijkswaterstaat heeft kennis genomen van het voorontwerp bestemmingsplan en ziet geen belemmeringen waarom dit plan niet door kan gaan. Hiermee is voldaan aan het ambtelijke vooroverleg als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening.

In het gecombineerde vooroverleg met de GGD, de Veiligheidsregio en het Waterschap is op 27 oktober 2016 met de gemeente Zwolle deze ontwikkeling besproken en de adviezen zijn voor kennisgeving aangenomen.

Waterschap

Het Waterschap voorziet geen problemen. Opgemerkt wordt dat er wel hemelwaterinfiltratie geregeld dient te worden en misschien iets klimatadaptiefs doen door groene daken en zonnepanelen te gebruiken.

GGD

Deze locatie ligt nabij de A28; binnen 100 meter. De concentratie van bijvoorbeeld fijnstof en stikstofdioxide is het hoogt in de directe nabijheid van de snelweg. De doelgroep, senioren, is kwetsbaar en deze mensen wil je beschermen en zou je liever op een 'gezonde' plek willen hebben en niet op een 'kwetsbare' plek. De voorkeur gaat dan ook uit naar een afstand groter dan 300 meter van de A28. Deze uitgangspunten zijn ook opgenomen in het milieubeleid van de gemeente Zwolle. De verwachting van de doelgroep is dat ze veel binnen zullen zitten, de conclusie is dat de GGD deze ontwikkeling niet wenselijk vindt en wanneer de gemeente geen andere mogelijkheden ziet, dan zoeken naar minste gezondheidseffecten; zo ver mogelijk van de A28 af, keuze voor minder kwetsbare bewoners, zoals studenten en hoger geschoolden vanwege mogelijkheden voor eigen regie. Positief is wel dat de A28 uit het zicht is door de aanwezigheid van bomen.

Veiligheidsregio

Externe veiligheid
Ook hier de voorkeur voor een doelgroep van zelfredzame mensen. Maar in casu komen nu juist mensen die minder zelfredzaam zijn; namelijk senioren. Aan de andere kant is deze functie al aanwezig. En deze senioren wonen er straks zelfstandig. Er komt dan ook een gewone woonbestemming. In theorie kan de doelgroep wijzigen. De senioren van nu zouden bijvoorbeeld plaats kunnen maken voor studenten en die zijn weer meer zelfredzaam. Gezinnen lijkt onlogisch, gelet op de grootte van de woningen. Bovendien zitten de mensen veel binnen. Conclusie: het kan vanuit optiek Externe veiligheid.

Geluid
Het appartementencomplex is zodanig ontworpen dat er geen overlast van de weg ervaren wordt. De galerij zit aan de kant van de A28 en dat is ook de vluchtkant. Dit is niet ideaal. Als er een calamiteit is op de snelweg, dan moeten de mensen juist aan die kant van het complex vluchten. Daar graag aandacht voor en voor het materiaal van de bescherming. Ook wordt geadviseerd afsluitbare ventialatie te regelen.

Buurt

Op 6 oktober 2016 is er voor de buurt een inloopavond gehouden om kennis te nemen van de geplande ontwikkelingen aan de Esdoornstraat.