direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Buitengebied, Heinoseweg 25, Herfterlaan 85
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP15022-0004

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Inleiding

In het kader van de Rood voor Roodregeling is een plan ingediend. Het hoofddoel van de Rood voor Roodregeling is verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door de sloop van landschap ontsierende bedrijfsgebouwen. Om dit doel te bereiken mag ter compensatie van de sloop van minimaal 850 m² aan bedrijfsgebouwen, een woning worden gebouwd op een daarvoor geschikte locatie.

De initiatiefnemer van dit plan heeft een melkveebedrijf op twee locaties. Op de hoofdlocatie aan de Kroesenallee wordt hoofdzakelijk melkvee gehouden. Op de andere locatie, Heinoseweg 25 werd tot voor kort vleesvarkens en jongvee gehouden. Voor de bedrijfsgebouwen aan de Heinoseweg 25 wil initiatienemer, in samenwerking met de eigenaar van Herfterlaan 85, deelnemen aan de Rood voor Roodregeling. Het plan is om alle bedrijfsgebouwen, in totaal 1182 m², aan de Heinoseweg te slopen en een schuur van 200 m² terug te bouwen. Vanwege onder meer de geluidsbelasting Heinoseweg, leent de locatie aan de Heinoseweg zich niet voor de bouw van de compensatiewoning. Reden dat initiatiefnemer met de eigenaar van Herfterlaan 85 afspraken heeft gemaakt om de compensatiewoning te realiseren op de locatie Herfterlaan 85.

1.2 Plangebied

Het plangebied bestaat uit de percelen Heinoseweg 25, kadastraat perceel ZLK00 sectie G nummers 03248 en 00592, en Herfterlaan 85, kadastraat perceel ZLE00 sectie G nummer 00776.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP15022-0004_0001.png"

figuur 1.1 plangebied Heinoseweg 25

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP15022-0004_0002.png"

figuur 1.2 plangebied Herfterlaan 85

1.3 Geldende bestemmingsplannen

De percelen Heinoseweg 25 en Herfterlaan 85 liggen in het plangebied van:

  • Bestemmingsplan 'Buitengebied Zwolle', vastgesteld bij raadsbesluit van 7 juni 1979, nr. 217, gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten op 21 oktober 1980, afd. 2, nr.79565, gedeeltelijk goedgekeurd en gedeeltelijk onherroepelijk geworden bij Koninklijk Besluit van 27 juni 1986, nr. 112.
  • Beheersverordening 'Buitengebied Herfte, Wijthmen, vastgesteld bij raadsbesluit van 1 juli 2013 en in werking getreden op 11 juli 2013.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Inleiding

2.2 Ruimtelijk beleid

2.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur (hierna: SVIR) vastgesteld. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. De SVIR geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Die ambitie is vertaald in doelen voor de middellange termijn tot 2028.

Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn slechts 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt, of;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan, of;
  • het een onderwerp betreft dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.

Conclusie

Er is bij het plan geen sprake van rijksbelangen, waardoor de conclusie is dat het plan niet in strijd is met het rijksbeleid.

2.2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Met de inwerkingtreding van het Barro heeft er ook een wijziging plaatsgevonden van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is opgenomen dat gemeenten en provincies verplicht zijn om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen, wanneer een zodanig ruimtelijk besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling (zie art. 1.1.1 Bro) mogelijk maakt.

Wat onder stedelijke ontwikkeling wordt verstaan is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen. Een stedelijke ontwikkeling is volgens het besluit 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' De term woningbouwlocatie is niet gedefinieerd in het Bro. Uit jurisprudentie (zie bijvoorbeeld ABRvS 18 december 2013, ECLI:RVS:2013:2471) blijkt dat woningbouwplannen met enkele woningen (circa 4 woningen) niet hoeven te worden aangemerkt als woningbouwlocatie.

2.2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening provincie Overijssel

De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd. In het beleid van de provincie staan de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. Deze elementen zijn derhalve binnen de hele omgevingsvisie terug te vinden.

De sturingsfilosofie van de provincie is als volgt samen te vatten: als sprake is van een bepaalde ontwikkeling, dan moet eerst worden nagegaan, aan de hand van de generieke beleidsuitgangspunten die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen, of er behoefte is aan de ontwikkeling. Indien dat zo is, moet worden nagegaan of de gekozen plek geschikt is voor het aldaar doorvoeren van de ontwikkeling.

Om antwoord te kunnen geven op die laatste vraag dient de ontwikkelingsperspectievenkaart bekeken te worden. Wanneer uit die kaart blijkt dat een ontwikkeling, zoals gepland, niet in strijd is met deze kaart, kan verder worden bezien hoe de ontwikkeling vormgegeven moet worden. Hierbij heeft de provincie gekozen voor een vierlagenbenadering, in welke benadering vier kaarten/lagen worden onderscheiden. Dit zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarische cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust- en leisurelaag. Samen met de catalogus gebiedskenmerken kan worden geconstrueerd welke kenmerken per laag van belang zijn om rekening mee te houden bij de planvorming.

Ontwikkelingsperspectief

Op de kaart ontwikkelingsperspectief worden de percelen Heinoseweg 25 en Herfterlaan 85 niet aangeduid.

Gebiedskenmerken

Op de Gebiedskenmerkenkaarten blijkt voor de percelen Heinoseweg 25 en Herfterlaan 85 dat de natuurlijke laag van het plangebied aangemerkt dient te worden als 'dekzandvlakte'. Het agrarische cultuurlandschap wordt aangeduid als 'oude hoevenlandschap' en de lust- en leisurelaag als 'stads- en dorpsranden'. De stedelijke laag is niet aangeduid.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het provinciaal beleid.

2.2.3 Gemeentelijk beleid

Structuurplan Zwolle 2020

Het structuurplan dat op 16 juni 2008 door de raad is vastgesteld, geeft de gemeentelijke visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020 weer. Het Structuurplan verwoordt niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie wordt uiteengerafeld in programma's voor de verschillende beleidsterreinen. De globale visies op de toekomstige sociale, economische en ruimtelijke structuur zijn uitgewerkt tot de kern van het structuurplan: de plankaart met een beschrijving in hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkelingen voor de komende vijftien jaar. De plankaart geeft zo een integraal beeld van de beoogde functies van stad en ommeland tot 2020.

In het structuurplan worden de percelen Heinoseweg 25 en Herfterlaan 85 aangemerkt als 'gemengd landelijk gebied'.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het gemeentelijke structuurplan.

2.3 Archeologisch en cultuurhistorisch beleid

Archeologisch beleid

Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.

Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit. Centraal thema daarbij is, dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).

Cultuurhistorisch beleid

In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief modernisering monumentenzorg (MoMo). Het behoud en de bescherming van monumenten is hiervan een belangrijk doel én er vindt een verbreding plaats naar de omgeving. Overal in steden, dorpen en landschappen zijn plaatsen van herinnering, plaatsen met een bijzondere cultuurhistorische betekenis. Goede ruimtelijke ordening betekent dat alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte in de besluitvorming worden betrokken. Daarom is de eerste pijler van MoMo gericht op cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Om meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening zullen gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.

Op grond van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Ook is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het archeologisch en cultuurhistorisch beleid.

2.4 Verkeersbeleid

Mobiliteitsvisie

Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijks – en provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie. De Mobiliteitsvisie is door de gemeenteraad vastgesteld op 2 februari 2009.

Uit de Mobiliteitsvisie komt naar voren dat de verdere groei van de mobiliteit niet opgevangen kan worden door de mobiliteitsvraag te faciliteren met nieuwe infrastructuur. Zwolle heeft een gunstige positie qua ontwikkeling. In de na te streven doelen op het gebied van duurzaamheid, milieu, bereikbaarheid, economische groei, leefbaarheid en dergelijke is het daarom noodzakelijk om prioriteiten te stellen. Zwolle wil de kwaliteiten als bereikbare en gezonde stad vasthouden door, naast de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur, de samenleving te mobiliseren om de groeiende vraag naar mobiliteit om te buigen in een duurzame richting.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het verkeersbeleid.

2.5 Groenbeleid

Groenbeleidsplan en Structuurplan 2020

Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Buurtgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het Structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus.

Het gemeentelijk groenbeleid voor het buitengebied is vastgelegd in het gemeentelijk Landschapsontwikkelingsplan (LOP). De locatie ligt in het landschapstype 'Dekzandruggenlandschap'. Hiervoor wordt het volgende beleid geformuleerd:

Versterken van het contrast tussen besloten ruggen en open laagtes.

Op de hoger gelegen ruggen:

  • Het dichte en besloten karakter handhaven en versterken.
  • afwisseling van bos en open ruimtes.
  • versterking landschapselementen en vergroten biodiversiteit.
  • microreliëf koesteren: essen en steilranden.
  • hoogwaardige bebouwing.

In de lager gelegen gebieden:

  • openheid handhaven.
  • accent op grondgebonden landbouw.
  • spaarzaam met beplanting.
  • natte natuurontwikkeling langs de weteringen.

Bomenverordening

Voor de bomen geldt de in 2005 vastgestelde Bomenverordening. In de bomenverordening zijn criteria, weigeringsgronden en voorschriften opgenomen over het (compenseren van het) kappen van bomen. Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaatsvindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom.

Voor het vellen van een boom met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter, is een (kap)vergunning nodig. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben. Een ernstige beschadiging kan bijvoorbeeld optreden wanneer de wortels aangetast worden. Daarbij geldt als vuistregel dat de ruimte die bovengronds wordt ingenomen door de kroon, ondergronds wordt ingenomen door het wortelgestel. Daarom is het niet alleen ongewenst dat er gebouwd wordt binnen de projectie van de kroon op de grond, maar ook dat daar bijvoorbeeld verharding wordt aangebracht, wordt afgegraven of opgehoogd. Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan geregistreerd als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Voor een kapvergunning is een aparte procedure vereist. Aan de vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden, waaronder aanwijzingen voor herplant.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het groenbeleid.

2.6 Waterbeleid

Europees en nationaal beleid

Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn heel in het kort de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water.

Europese Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn Water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat 'een goede ecologische toestand'. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen.

Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).

In de geldende Europese richtlijnen en de EU richtlijn Prioritaire Stoffen staat precies omschreven wat een goede chemische toestand voor oppervlaktewater is. De ecologische doelstellingen stellen de lidstaten onderling vast in zogeheten (internationale) stroomgebiedbeheersplannen. Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.

Waterbeheer 21e eeuw (WB21)

WB21 anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzame waterkwantiteit- en duurzaam waterkwaliteitsbeheer:

  • vasthouden, bergen en vertraagd afvoeren;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.

Bij 'vasthouden, bergen en afvoeren' wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het om een voorkeursvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon en vuil water zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.

Deltawet

Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoogwater en de zoetwatervoorziening op orde houden.

De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om de huidige veiligheid op orde te krijgen en ervoor te zorgen dat ons land is voorbereid op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris, waarvan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu de coördinerende bewindspersoon is.

Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en Hoogwaterbeschermingsprogramma, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Deze beslissingen gaan over de normen van onze belangrijkste dijken en andere waterkeringen en de strategieën voor onze waterveiligheid, over de beschikbaarheid en verdeling van zoetwater, over het peil van het IJsselmeer, over de manier waarop gebieden veilig kunnen blijven zonder aan economische waarde in te boeten en over hoe bij het bouwen van buurten en wijken rekening kan worden gehouden met water. In 2014 zijn de deltabeslissingen in de Tweede Kamer besproken.

Provinciaal beleid
Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een omgevingsvisie en de omgevingsverordening. Op 1 juli 2009 zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd, dat onder meer in plaats treedt van het Streekplan Overijssel 2000+ en de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving (VFLO). De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de Waterwet en het Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.

Waterschapsbeleid
Het algemene beleid van Waterschap Drents Overijsselse Delta is verwoord in het Waterbeheerplan 2016-2021, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050, het Beleidskader Recreatief Medegebruik en de Beleidsnota Water Raakt van 2013. Het beleid van het waterschap sluit nauw aan bij de uitgangspunten van WB21. In 2007 is de nota "Leven met Water in stedelijk gebied" vastgesteld. Deze nota beschrijft de voor het waterschap gewenste situatie in bestaand en nieuw stedelijk gebied. Om deze situatie te bereiken heeft het waterschap in 2015 het beheer en onderhoud van deze wateren overgenomen van de gemeente Zwolle. Op watergangen van Waterschap Drents Overijsselse Delta is de keur van toepassing. In de keur is aangegeven wat wel en niet mag bij watergangen, waterkeringen en kernzones. Bijvoorbeeld regels voor bouwwerken op of langs watergangen. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van Waterschap Drents Overijsselse Delta. Ook zijn deze te raadplegen op de website: www.wdodelta.nl.

Gemeentelijk beleid
Gemeente Zwolle heeft in de Wateragenda (2015) uitgangspunten vastgelegd om vorm te geven aan de opgaven rondom water en (aanpassen aan het) klimaat. Gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015 ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het waterbeleid.

2.7 Milieubeleid

De gemeenteraad heeft in 2005 de milieuvisie 'Milieu op scherp' vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid.
In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd.

  • Per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enzovoort) wordt beleid geformuleerd. Op dit moment is voor de sectoren energie, duurzaam bouwen, bodem, grondwater, geluid, afval en externe veiligheid beleid vastgesteld.
  • Zwolle heeft daarnaast gebiedsgericht milieubeleid ontwikkeld. Door middel van een gebiedsgerichte aanpak wordt het sectorale milieubeleid per gebied geïntegreerd. Het principe is dat binnen het grondgebied van Zwolle diverse gebiedstypen worden onderscheiden op basis van ruimtelijke kenmerken en functies. Vervolgens wordt vastgesteld welke milieukwaliteit nagestreefd wordt bij een dergelijk gebiedstype. Uiteindelijk zal dit referentie milieukwaliteitsprofiel de basis vormen voor de uitwerking van het milieubeleid in een specifiek gebied.

Door de gemeente is het gebiedsgericht milieubeleid (2007) vastgesteld samen met de beleidsregel “Hogere waarden Wet geluidhinder” waarin de ambities en grenswaarden per gebiedstype is opgenomen.

Het beleid voor de aspecten geluid, externe veiligheid en luchtkwaliteit wordt hierna kort beschreven.

Geluid

In de milieuvisie 'Milieu op scherp' wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven:
Zwolle is een dynamische stad met geluidsniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.

In de door de gemeenteraad vastgestelde 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle' (juli 2007) en in de beleidsregel 'Hogere waarden Wet geluidhinder' (februari 2007) worden de begrippen ambitieniveau en grenswaarde (dit is de basiskwaliteit, die de gemeente voor een bepaald gebied nastreeft; indien de basiskwaliteit niet wordt bereikt, dan dient akoestische compensatie te worden verkregen) geïntroduceerd. Ambitieniveau en grenswaarde verschillen per gebiedstype. Naast het ambitieniveau en de grenswaarde blijven de voorkeursgrenswaarde en de hoogste toelaatbare waarde uit de Wet geluidhinder gehanteerd.

Het perceel Heinoseweg 25 behoort tot het gebiedstype 'stroomzone' en het perceel Herfterlaan 85 tot het gebiedstype 'gemengd landelijk'.

Voor het gebiedstype 'stroomzone' geldt een grenswaarde van 63 dB en een ambitiewaarde van 48 dB. Voor het gebiedstype 'gemengd landelijk' geldt een grenswaarde van 58 dB en een ambitiewaarde van 43 dB

In onderstaande tabel zijn de desbetreffende waarden van de Wet geluidhinder en het gemeentelijk beleid opgenomen.

Gebiedstype   Ambitieniveau   Voorkeursgrens
Waarde (Wgh)  
Grenswaarde   Hoogst toelaatbare waarde (Wgh)  
Stroomzone   48 dB   48 dB   63 dB   63 dB  
Gemengd landelijk   43 dB   48 dB   58 dB   63 dB  

Luchtkwaliteit

Het luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteitssituatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken.
Zwolle wil binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Om dat te bereiken, zijn de volgende doelen geformuleerd:

  • voldoen aan wet- en regelgeving;
  • anticiperen op de toekomst;
    Knelpunten in de toekomst moeten voorkomen worden. Dit betekent dat de luchtkwaliteit in het planvormingsproces van ruimtelijke plannen en verkeersplannen wordt meegenomen;
  • beleid ten aanzien van luchtkwaliteit inbedden in bestaand gemeentelijk beleid
    De gemeente streeft ernaar dat het aspect door gaat werken in het verkeers- en vervoersbeleid, het ruimtelijke ordeningsbeleid en het beleid van vergunningen en handhaving.

Externe veiligheid

De beleidsvisie externe veiligheid is in maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad en geactualiseerd in 2013. Grote lijn van de visie is het voldoen aan de basisveiligheid binnen de gemeentelijke grenzen. Dit betekent dat:

  • Overal voldaan wordt aan de normen voor plaatsgebonden risico.
  • Een gebiedsgerichte invulling wordt gegeven aan groepsrisicobeleid met een gebiedsgericht kader voor externe veiligheid.
  • Veiligheidsdoelstellingen passend bij de typering van het gebied worden ontwikkeld.
  • Zoveel mogelijk geanticipeerd wordt op de landelijke beleidsontwikkeling die een ongunstige invloed kan hebben op de veiligheidssituatie in Zwolle met als doel het bewaken van een optimaal veiligheidsniveau.

In januari 2009 hebben burgemeester en wethouders het gebiedsgerichte beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van een mogelijke toename van het groepsrisico.

Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.

De zone langs de Heinoseweg is getypeerd als stroomzone. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd.

Het beleidskader voor de stroomzone is, anders dan de overige gebieden, niet normatief (t.a.v. het groepsrisico) maar is vooral gericht op een goede borging van de externe veiligheid belangen in het gebiedsontwikkelingsproces. Dit betekent dat er bij het ontwerpproces op voorhand geen maximaal groepsrisiconiveau voorgeschreven wordt maar dat er gezamenlijk gezocht wordt naar een verantwoorde ontwikkeling. Dit gebeurt door vanuit het beleidskader randvoorwaarden, uitgangspunten en handreikingen aan het ontwerp mee te geven ten aanzien van functies, inrichting en eventuele maatregelen. Op deze manier zal het groepsrisico zoveel mogelijk beperkt worden en kan het bestuur een verantwoord besluit nemen over het eventueel te accepteren restrisico.

De zone langs de Herfterlaan behoort tot het gebiedstype 'gemengd landelijk gebied'. Binnen dit gebiedstype zijn risicovolle activiteiten niet toegestaan (stand still). Een uitzondering wordt gemaakt voor kleine risicovolle activiteiten waarvan de PR 10-6 contour binnen de inrichtingsgrens blijft en die geen invloed op het groepsrisico hebben.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het milieubeleid.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied omschreven. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.

3.1 Het plan

3.1.1 Huidige situatie

De initiatiefnemer van dit plan heeft een melkveebedrijf op twee locaties. Op de hoofdlocatie aan de Kroesenallee wordt hoofdzakelijk melkvee gehouden. Op de andere locatie, Heinoseweg 25 werd tot voor kort vleesvarkens en jongvee gehouden.

De huidige gebouwensituatie aan de Heinoseweg is als volgt:

  • 1. De oorspronkelijke boerderij. Deze stamt uit ongeveer 1770 en wordt omgeven door een aantal lindebomen. Deze monumentale boerderij met bedrijfsgebouwen staat in totaal op ongeveer 5,5 ha grond.
  • 2. Een vleesvarkensschuur van 30 x 15 m (450 m²). Hierin is plaats voor 440 vleesvarkens. Deze stal is gebouwd in 1979.
  • 3. Een kapschuur van 16 x 12 m (192 m²), gebouwd in 1963, zijnde een berging met grupstal voor 13 dieren.
  • 4. Een voerligboxenstal van 20 x 12 m. (240 m²) die vastzit aan de onder 3 genoemde kapschuur. Hierin zitten 43 plaatsen voor melkkoeien, alsmede een wachtruimte. De stal is gebouwd in 1981.
  • 5. Een oude schuur/berging uit 1960 van 10 x 10 m. (100 m²).
  • 6. Een wagenloods uit 1970 met 4 vakken (20 x 8 m), alsmede een afdeling van 4,4 x 9 m.
  • 7. Een mestopslag onder een maïsopslag van 30 x 6 x 2 m. (180 m²), met een inhoud van 360 m³.

Op de locatie Herfterlaan 85 staan momenteel twee (veld)schuren en een sleufsilo.

3.1.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Voor de bedrijfsgebouwen aan de Heinoseweg 25 wil initiatienemer, in samenwerking met de eigenaar van Herfterlaan 85, deelnemen aan de Rood voor Roodregeling. Het plan is om alle bedrijfsgebouwen, in totaal 1182 m², aan de Heinoseweg te slopen en een schuur van 200 m² terug te bouwen. Met de sloop van de bedrijfsgebouwen neemt het bebouwde oppervlak af. Dit levert een kwaliteitsimpuls op. Vanwege onder meer de geluidsbelasting Heinoseweg, leent de locatie aan de Heinoseweg zich niet voor de bouw van de compensatiewoning. Reden dat initiatiefnemer met de eigenaar van Herfterlaan 85 afspraken heeft gemaakt om de compensatiewoning te realiseren op de locatie Herfterlaan 85.

Heinoseweg

Uitgangspunten inrichting locatie Heinoseweg;

  • restaureren monumentale boerderij;
  • bestaande inrit ontsluit het erf;
  • sloop van 1.182 m² landschapsontsierende bebouwing;
  • bouw schuur, maximaal 200 m², met een donkere kleurstelling en eenvoudige vorm. De schuur wordt haaks op de bestaande boerderij gesitueerd;
  • herinrichting erf in een passende streekeigen uitvoering van materialen en beplanting (geschoren haag als erfafscheiding), zoals:
  • erfverharding in gebakken klinkers/halfverharding in aardetinten;
  • behouden van 2 linden ;
  • behouden meidoornhaag aan de straatzijde. Deze wordt verlengd rondom een nieuw te realiseren hoogstamfruitgaard;
  • aan de zuidzijde van het erf worden verspreid enkele lindes, noten en paardekastanjes geplant;
  • aan noord-oostzijde wordt bestaande houtsingel gerooid, enkele inlandse eiken blijven behouden.

Herfterlaan

Voor deze locatie is gekozen omdat het aansluit op een bestaande cluster van gebouwen op een dekzandrug. De erven in de omgeving zijn allemaal op de hoger gelegen plekken gesitueerd. Het contrast tussen open, bebouwing en groen wordt gezien als kwaliteit. Om aan te sluiten op het landschapsontwikkelingsplan is er voor gekozen het nieuwe woonerf met ongeveer een meter op te hogen tot de maaiveldhoogte van de aanwezige veldschuur, rondom de nieuw te bouwen woning en de bestaande schuur groen aan te brengen. Hiermee krijgt de rug meer massa en sluit het erf goed aan op de karakteristiek van het landschap. De woning hoeft niet helemaal verstopt te worden in het groen. Door de gekozen aanplant wordt onderscheid gemaakt tussen het 'achtererf' en het 'voorerf'. Op het voorerf wordt hoogstamfruit- en notenbomen geplant in combinatie met een haag en dichtere beplanting rondom de schuur. De haag volgt de hoogtelijn van de dekzandrug en accentueert de organische vorm van de rug. Strakke lijnen komen niet voor in dit landschap. De fruitbomen zullen daarom verstrooid op het erf geplant worden. Het achtererf wordt meer besloten door de aanplant van streekeigen struiken en bomen. Hiermee wordt de bestaande veldschuur afgeschermd. Midden op het erf is de centrale ontsluiting, waar geparkeerd kan worden. De voorzijde van de woning is zichtbaar vanaf de Eierweg. Vanaf de Eierweg wordt een nieuwe half verharde ontsluitingsweg aangelegd, die ter hoogte van het woonerf wordt aangesloten op de bestaande halfverharde ontsluitingsweg vanaf de Herfterlaan. De bestaande ontsluiting vanaf de Herfterlaan blijft in stand. De laagten zijn in het gebied open en geven fraaie doorkijken naar het lager gelegen landschap. Reden om rond het erf geen beplanting aan te leggen, zodat deze kwaliteit behouden blijft .

Uitgangspunten inrichting van het erf:

  • de rug wordt verdicht met de aanplant van streekeigen groen;
  • het erf wordt opgehoogd tot circa 1,90 meter boven NAP;
  • karakteristieke compacte erfopbouw met woning gericht op de straat en een meer functioneel gesloten achtererf;
  • het erf presenteerd zich met de bestaande schuur en de nieuwe woning als eenheid in het landschap;
  • de woning past in het landschap door een donkere kleurstelling en eenvoudige vorm;
  • het erf sluit aan op bestaande landschappelijke structuren, groen op de hoge delen, openheid en vergezichten bij de lage delen;
  • deze structuren worden versterkt met streekeigen beplanting als hagen en bomen;
  • rechtstreekse ontsluiting van het erf op de Eierweg;
  • keren en parkeren op het eigen erf.

In de regels van het bestemmingsplan zijn de Erfinrichtingsplannen met daarin de uitgangspunten voor de bebouwing en beplanting voor beide percelen vastgelegd. Tevens is bepaald dat de omgevingsvergunning voor de nieuw te bouwen woning pas kan worden aangevraagd na sloop van de bedrijfsgebouwen op het perceel aan de Heinoseweg, danwel dat in één omgevingsvergunning de bouw van de woning Herfterlaan en de sloop van de bedrijfsgebouwen op het perceel aan de Heinoseweg wordt aangevraagd. Verder is aangegeven dat de woning aan de Herfterlaan pas in gebruik mag worden genomen, nadat de bedrijfsgebouwen op het perceel aan de Heinoseweg zijn gesloopt en de (bij)gebouwen op de percelen Heinoseweg en Herfterlaan niet voor een bedrijf mogen worden gebruikt. De uitgangspunten om mee te kunnen werken op basis van de Rood voor Roodregeling zijn op deze manier gewaarborgd.

3.2 Archeologie

3.2.1 Huidige situatie

In 2000 heeft het college van burgemeester en wethouders opdracht gegeven om een archeologische waarderingskaart te maken voor het gemeentelijke grondgebied. Met behulp van deze beleidsadvieskaart, die in september 2003 in gebruik is genomen, kunnen tijdig maatregelen genomen worden bij planologische procedures. Het is een onontbeerlijk instrument om actief beleid op te baseren, waardevolle gebieden aan te wijzen en bouwplannen in een vroeg stadium te toetsen.

De archeologische dienst van de gemeente Zwolle heeft de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (AWZ) opgesteld, die fijnmazig van karakter is. De binnenstad is vrij gedifferentieerd gewaardeerd terwijl het buitengebied qua potentieel vrij nauwkeurig in kaart is gebracht. Het archeologisch potentieel van de verschillende gebieden is in de volgende percentages uitgedrukt:

  • 0%: archeologisch leeg; geheel verstoord of reeds opgegraven;
  • 10%: archeologische waarde onbekend; proefonderzoek wordt aanbevolen;
  • 50%:archeologisch waardevol; een opgraving is noodzakelijk en de vondstkans is 1:2;
  • 90%: archeologisch zeer waardevol; een opgraving is noodzakelijk en de vondstkans is nagenoeg 100%;
  • 100%: archeologische toplocatie; indien bescherming niet kan, dan is een opgraving altijd noodzakelijk, de vondstkans is 100%.

Het voorliggende plangebied Heinoseweg 25 bevindt zich op een verhoging, een dekzandrug. Het gebied heeft een verwachtingswaarde van 50%. Praktisch betekent dit dat er voordat er gebouwd kan worden, een Inventariserend Veldonderzoek middels proefsleuven zal moeten worden gedaan.

Het plangebied Herfterlaan 85 ligt op een afgegraven deel van een dekzandrug, in een gebied met een verwachtingswaarde van 90%. Een 90% gebied is zeer waardevol met een trefkans tussen de 90 en 100%. Dit betekent praktisch dat er archeologisch onderzoek gedaan dient te worden. Initiatiefnemer overlegt met de archeoloog wat er aan archeologisch onderzoek noodzakelijk is. De hiermee gepaard gaande kosten komen ten laste van de 'verstoorder'.

3.2.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

In het bestemmingsplan zijn voor beide locaties een dubbelbestemming 'Waarde - archeologie' opgenomen.

3.3 Cultuurhistorie

3.3.1 Huidige situatie

Het ensemble Heinoseweg 25 bestaat uit een boerderij met een kapschuur en nieuwe schuren. Het hoofdvolume, de boerderij, is van het hallenhuistype en heeft bakstenen gevels boven een gecementeerde plint en een zadeldak met wolfseinden dat laag is doorgetrokken. De voorgevel heeft een klassieke indeling met hoge vensters en entree en twee vierkante vensters aan de zijkant. De achtergevel is vernieuwd en in de zijgevel is een groot modern raam aangebracht. Haaks op de boerderij staat een kapschuur met gedeeltelijk ouder metselwerk. Het erf heeft één erftoegang en is zelf transparant van opzet met enkele losse bomen voor de gevel en een haag aan de zijde.

Waardering

Zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse 'Karakteristieke erfensembles in het buitengebied van Zwolle' heeft het ensemble van de boerderij met de kapschuur en de schuren erachter een hoge waardering. De boerderij is vanwege de gevelindeling van de voorgevel en het gave dakvlak, het materiaalgebruik en de detaillering beschermingswaardig. Waardevol is ook de heldere erfstructuur met een opdeling in een voor- en achtererf en het agrarische karakter. Waardevol zijn verder de monumentale knotlindes voor de gevel, het hekwerk van palen met draad, de haag van meidoorn en het 'karrenspoor'.

Conclusie

In de plannen wordt de boerderij behouden, maar de kapschuur en de overige bijgebouwen gesloopt. Sloop van de kapschuur is te rechtvaardigen omdat de waarde niet zozeer ligt in de bouwsubstantie, maar eerder in het ensemble van de boerderij met de kapschuur. In het nieuwe plan dient het nieuwe bijgebouw op dezelfde manier ten opzichte van de boerderij gesitueerd te worden.

Voor wat betreft de compensatiewoning aan de Herfterlaan moet in het architectonische ontwerp rekening worden gehouden met de situering van de bebouwing op het erf en aansluiting gezocht worden bij het landelijke karakter van de bebouwing in de directe omgeving.

3.3.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Voor de locatie Heinoseweg is een dubbelbestemming 'Waarde - cultuurhistorie' opgenomen. Verder zijn voor beide locaties de uitgangspunten voor de erfinrichting in de regels vastgelegd.

3.4 Verkeer

3.4.1 Huidige situatie

Verkeersstructuur

De Herfterlaan 85 is een perceel in het gehucht Herfte, tussen Zwolle-zuid en Berkum. Het perceel wordt ontsloten door een doodlopende zijweg vanaf Herfterlaan. De Herfterlaan is een erftoegangsweg in het buitengebied met een maximale snelheid van 60 km/u.

De Heinoseweg 25 is een perceel aan de N35, tussen Zwolle en Wythem. In de huidige situatie wordt het perceel via de parallelweg direct ontsloten op de N35.

Parkeren

Parkeren vindt op beide percelen plaats op eigen terrein.

3.4.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Het perceel aan de Herfterlaan is momenteel alleen in gebruik voor agrarische doeleinden en de veldschuur voor opslag. Om op het terrein een woning te kunnen realiseren wordt gebruik gemaakt van de rood-voor-rood regeling. Hiervoor worden de bijgebouwen op het terrein van de Heinoseweg 25 gesloopt. De Heinoseweg 25 verliest daarmee zijn functie als boerderij en wordt een reguliere woning. De veldschuur aan de Herfterlaan wordt een bijgebouw van de nieuwe woning op dit perceel, zodat het hele perceel inclusief de opstallen in overeenstemming zal zijn met de woonbestemming.

Verkeersstructuur

Ten behoeve van de nieuwe woning op het perceel aan de Herfterlaan wordt een ontsluiting gerealiseerd op de Eierweg.De bestaande ontsluitingsweg op de Herfterlaan blijft gehandhaafd. Op deze weg is recht van overpad gevestigd voor de naastgelegen percelen. Net als de Herfterlaan is de Eierweg een erftoegangsweg in het buitengebied, waar een maximale snelheid van 60 km/u geldt. Een directe erftontsluiting is hier daarom passend.

Als gevolg van de verbreding van de N35, zal de verkeerssituatie rond het perceel aan de Heinoseweg 25 in beperkte mate veranderen. De parallelweg behoudt zijn functie, maar in verband met de verkeersveiligheid op de nieuwe N35 vervallen de rechtstreekse aansluitingen, voor zover die er zijn. In de toekomstige situatie vindt de ontsluiting vanuit de richting Wijthmen plaats via de nieuwe ongelijkvloerse aansluiting op de nieuwe N35 bij Wijthmen.

Parkeren

Parkeren wordt ook in de toekomstige situatie opgelost op de eigen terreinen.

3.5 Natuur

3.5.1 Huidige situatie

Het perceel Heinoseweg 25 is gelegen in de Sallandse dekzandvlakte die zich kenmerkt door de afwisseling van opgewaaide dekzandruggen en uitgesleten beekdalachtige laagten en de daarbij horende hoogteverschillen. De genoemde ruggen en laagten zijn overwegend zuidoost-noordwest georiënteerd. Het bestaande boerenerf ligt op het westelijke uiteinde van een dergelijke dekzandrug. Ook de bebouwing en de bebossing naar het oosten aan weerszijden van de Heinoseweg liggen op dezelfde rug. Het bos direct achter het erf is rond de eeuwwisseling aangeplant als openbaar wandelbos, en wordt aan de zijde van het erf door een ongeschoren meidoornhaag begrensd. Westelijk van het erf is het landschap opener en de bodem vochtiger. Dit is ook zichtbaar in de opgaande beplanting. Hier is sprake van een natuurlijke laagte, waar de enige beplanting bestaat uit enkele knotbomen langs een sloot.

Het erf heeft twee geknotte linden voor de voorgevel, en enkele halfwas eiken op het achtererf in de meidoornhaag. Verder is de aanwezige geschoren haag op het zijerf van landschappelijke betekenis.

Het perceel Herfterlaan 85 is gelegen in de Sallandse dekzandvlakte die zich kenmerkt door de afwisseling van opgewaaide dekzandruggen en uitgesleten beekdalachtige laagten en de daarbij horende hoogteverschillen. De genoemde ruggen en laagten zijn overwegend zuidoost-noordwest georiënteerd. Het plangebied ligt op een dergelijke dekzandrug die loopt van Wijthmen naar Berkum. Ook de bebouwing en de bebossing naar het noordwesten langs de Herfterlaan liggen op deze zandrug. Ter plaatse van het plangebied is de dekzandrug gedeeltelijk afgegraven, wat te zien is aan het hoogteverschil naast de aanwezige veldschuur. Behalve het bos aan de westzijde is er geen beplanting aanwezig op en in de buurt van het plangebied. Noordoostelijk van het erf is het landschap opener, het maaiveld lager en de bodem vochtiger.

3.5.2 Uitgangspunt bestemmingsplan
3.5.2.1 Natuurbescherming

Er is is een natuurtoets uitgevoerd om te kunnen bepalen of de Flora- en faunawet of de Natuurbeschermingswet aan de uitvoering van het plan in de weg zou kunnen staan. De conclusies en aanbevelingen zijn de volgende:

Beschermde soorten

Er zijn binnen het plangebied en omgeving geen beschermde soorten of vaste rust- of verblijfplaatsen daarvan aangetroffen.

Beschermde gebieden 

Er worden ten opzichte van beschermde gebieden geen conflicten verwacht met de Natuurbeschermingswet en de regelgeving omtrent de EHS

3.5.2.2 Flora en fauna

Landschappelijke inpassing

Kenmerkend voor de omgeving van het perceel Heinoseweg 25 is de kleinschaligheid door de afwisseling van open grasland, kavelscheidende beplanting en bosjes. In het verlengde hiervan is het landschapsplan ontwikkeld. Dit plan houdt onder meer in dat het huidige boerenerf wordt verkleind en heringericht. Op de plek van de te slopen stallen wordt een eenvoudig bijgebouw gezet. Tussen hoofd- en bijgebouw een verharding van gebakken klinkers. De bestaande halfverharding van de toegangsweg blijft gehandhaafd. Het erf wordt aan drie zijden door een geschoren haag omkaderd. Twee grote knotlindes blijven behouden en worden met nieuwe aangevuld. Rechts van de toegang wordt een hoogstamfruitgaard geplant. Het erf wordt aan de achterzijde begrensd door de vrij te stellen bestaande beplanting van eiken en door een wilde meidoornhaag door te zetten en aan te vullen. De rij knotpopulieren in de westelijke laagte wordt aangevuld tot een volledige rij.

Kenmerkend voor de directe omgeving van het perceel Herfterlaan 85 is de kleinschaligheid, door de afwisseling van open grasland, erven, kavelscheidende beplanting en bosjes. In groter verband is de markante overgang tussen dit kleinschalige landschap en de brede beekdalachtige laagte aan de noordoostzijde van het plangebied waardevol. In het verlengde hiervan is het landschapsplan ontwikkeld. Dit plan houdt onder meer in dat het toekomstige erf met ongeveer een meter wordt opgehoogd tot de maaiveldhoogte voor de ontzanding, zoals deze nog waarneembaar is rond de aanwezige veldschuur. Daarmee ontstaat een hooggelegen erf, zoals dat op de dekzandrug veel voorkomt. Tussen hoofd- en bijgebouw komt een verharding van gebakken klinkers. De toegangsweg, die in halfverharding wordt uitgevoerd, loopt van het erf rechtstandig langs een bestaande perceelgrens naar de Herfterlaan. Het erf wordt aan de noordwestzijde begrensd door het bestaande bos. De veldschuur wordt enigszins in deze rand opgenomen door een omplanting met opgaand inheems groen. Aan de voorzijde (zuid en oost) wordt het erf omkaderd door een op de boven-insteek van het talud geplante geschoren haag. Enkele goed geplaatste walnoten, hoogstamfruitbomen en inlandse eiken geven het erf massa en schaduw.

Het ruimtelijk kwaliteitsplan is als bijlage bij de toelichting gevoegd.

Ecologie

Het plan kan worden uitgevoerd zonder aan de bestaande flora en fauna schade aan te brengen. Het uitvoeren van het erfinrichtingsplannen Heinoseweg 25 (knotlindes, boomgaard, haagbeplanting) en het aanvullen van de rij knotwilgen betekenen een schuil-, broed- en foerageergelegenheid voor vruchten-, muizen- en insektenetende vogels (lijsterachtigen, steenuil, kerkuil) betekenen een schuil-, broed- en foerageergelegenheid voor vruchten-, muizen- en insektenetende vogels en zoogdieren.

Het uitvoeren van het erfinrichtingsplan van het perceel Herfterlaan 85 (opgaand inheems groen, noten- en vruchtbomen, haagbeplanting) betekenen een schuil-, broed- en foerageergelegenheid voor vruchten-, muizen- en insektenetende vogels en zoogdieren. Het is een geschikte locatie voor het ophangen van een nestkast voor kerkuil of steenuil.

De erfinrichtingsplannen zijn als bijlage bij de regels gevoegd.

3.6 Water

3.6.1 Riolering

Het perceel Heinoseweg 25 is niet aangesloten op de riolering en bevindt zich meer dan 40 meter van de bestaande riolering. Daarom moet in het plangebied voor droogwaterafvoer (DWA) worden aangesloten op een Individuele Behandeling van Afvalwater (IBA). Particulieren zijn zelf eigenaar en beheerder van een IBA. Bij toepassing van een nieuwe IBA die loost op oppervlaktewater of bodem, dient een vergunning te worden aangevraagd bij het bevoegd gezag (waterschap of gemeente). De hemelwaterafvoer (HWA) van daken, terrassen en parkeerplaatsen moet binnen het plangebied worden geborgen en worden geïnfiltreerd in de bodem.

De inzameling van afvalwater grenzend aan het perceel Herfterlaan 85 vindt plaats middels een drukrioleringssysteem (riolering waarbij het transport plaatsvindt door middel van pompen en persleidingen). Drukriolering heeft een beperkte capaciteit waarop alleen afvalwater van huishoudelijke aard of bedrijfsafvalwater mag worden aangesloten, als de capaciteit van het stelsel dit toelaat. Om aan te kunnen sluiten op de drukriolering kan een rioleringsaanvraag via het Omgevingsloket van de gemeente worden gedaan. Op het drukrioleringssysteem mag geen drainage of regenwater worden aangesloten, omdat het rioleringssysteem daar niet op is berekend. De hemelwaterafvoer (HWA) van daken, terrassen en parkeerplaatsen moet binnen het plangebied worden geborgen en worden geïnfiltreerd in de bodem.

3.6.2 Drooglegging

De richtlijn binnen de gemeente Zwolle is om een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 m te hanteren om grondwateroverlast te voorkomen. De ontwateringsdiepte is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en de kruin van de weg in de openbare ruimte. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte.

3.6.3 Wateroverlast

Om wateroverlast en schade in gebouwen te voorkomen, wordt geadviseerd om een drempelhoogte van minimaal 20 cm boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders) moet aandacht worden besteed om wateroverlast te voorkomen (bv. toepassing van waterdichte materialen).

3.6.4 Overstromingsrisico

Het percelen Heinoseweg 25 en Herfterlaan 85 zijn gelegen in dijkring 53, 'Salland' (zie figuur 3.1). Deze dijkring wordt omsloten door de Vecht aan de noordzijde, de IJssel aan de westzijde, het Zwolle-IJsselkanaal en Zwarte Water aan de noordwestzijde en aan de oostzijde door hooggelegen gronden. Deze dijkring heeft een risico op een overstroming. Voor bestemmingsplannen in deze dijkring is een overstromingsrisicoparagraaf vereist.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP15022-0004_0003.png"

figuur 3.1 Dijkring 53 'Salland'

3.6.5 Risico-inventarisatie

Voor de keringen van dijkring 53 geldt een veiligheidsnorm van 1/1250 per jaar (overschrijdingskans). Op basis van de risicokaart wordt de maximale waterdiepte voor het perceel Heinoseweg 25 in het plangebied tijdens een overstroming geschat tussen de 2 en 5 meter en voor de Herfterlaan tussen de 0,8 en 2 meter (figuur 3.2). De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als diep. In figuur 3.3 is de tijd tot overstroming van dijkring 53 bij een dijkdoorbraak bij Olst weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP15022-0004_0004.png"

figuur 3.2 Maximale waterdiepte in Dijkring 53 (bron: Nederlandse Risicokaart)

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP15022-0004_0005.png"

figuur 3.3 Tijd tot overstroming na dijkdoorbraak bij Olst (bron: provincie Overijssel)

3.6.6 Maatregelen

Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en). Het betreft ook een stuk bewustwording, dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Wat betreft maatregelen kan worden gedacht aan: aanvullend ophogen (voor zover mogelijk) van het plangebied, voldoende hoog aanbrengen vloerpeil, verhoogde drempels, zodanige inrichting gebouw dat bij eventuele overstroming schade zoveel mogelijk wordt beperkt (denk aan materiaalgebruik en minder gevoelige ruimten op de begane grond), aansluiting van het plangebied op dichtstbijzijnde weg waardoor bereikbaarheid gewaarborgd blijft en opstellen van een evacuatieplan. Meer informatie is o.a. te vinden op de website www.onswater.nl.

3.7 Milieu

In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten die van belang zijn bij het toekennen van bestemmingen. Tevens komt de ligging van kabels, leidingen en straalpaden aan bod.

3.7.1 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de geluidsproductie van wegverkeer, industrie en spoorwegen. Aan deze aspecten wordt in deze paragraaf aandacht besteed.

Wegverkeerslawaai

Volgens de Wgh moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de actuele geluidsbelasting indien een bestemmingsplan geluidsgevoelige functieveranderingen toestaat voor gebieden die liggen langs zoneplichtige wegen.

In de huidige situatie is de woning aan de Heinoseweg 25 een agrarische bedrijfswoning, in de nieuwe situatie is het agrarische bedrijf opgeheven en wordt de woning een burgerwoning. Omdat de functie woning gehandhaafd blijft, geldt de onderzoeksverplichting niet. De woning wordt niet uitgebreid en er vindt ook geen nieuwbouw plaats.
Ten behoeve van het Tracé besluit N35 Zwolle-Wijthmen van juni 2015 is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden wordt overschreden ten gevolge van de N35. In het kader van de Tracébesluit N35 Zwolle – Wijthem zal Rijkswaterstaat beoordelen of na realisatie van de N35 Zwolle – Wijthem aanvullende geluidswerende maatregelen noodzakelijk zijn voor de te handhaven woning op basis van de huidige agrarische bestemming.

De Herfterlaan en de Eierlaan zijn zoneplichtige wegen. Aan de hand van de geluidskaart 2030 Zwolle is geconcludeerd dat de geluidsbelasting op de geprojecteerde woning ten gevolge van beide wegen ruim onder de voorkeursgrenswaarde (48 dB) ligt.

Spoorweglawaai

De percelen zijn niet gelegen binnen een geluidzone van een spoorweg.

Industrielawaai

In de nabijheid van de woning aan de Heinoseweg 25 is een kartbaan gelegen. De kartbaan is ingevolge de Wet geluidhinder gezoneerd. De woning is niet gelegen binnen de 50 dB(A) contour van de kartbaan.
Aan de westzijde is het gezoneerde industrieterrein Marslanden gelegen. De woning is ruim buiten de vastgestelde geluidcontour gelegen.

Het perceel Herfterlaan 85 is niet gelegen binnen de milieuzones van bedrijven (richtafstanden bedrijven en milieuzonering) of binnen de geluidszone van een bedrijventerrein

3.7.2 Luchtkwaliteit

In 2007 heeft de gemeente Zwolle ter voorbereiding op de vaststelling van het luchtkwaliteitsplan de luchtkwaliteit berekend ten gevolge van het autoverkeer op de gemeentelijke wegen en de rijksweg A28 in 2010 en 2020.

Gebleken is dat op het percelen Heinoseweg 25 en Herfterlaan 85 in beide jaren geen overschrijdingen en ook geen bijna-overschrijdingen van de normen voor fijn stof (PM10) en NOx voorkomen. Ook uit de jaarrapportage 2012 van het ministerie van I&M voor de luchtkwaliteit in Nederland blijkt dat de concentraties PM10 en NOx in 2011, 2015 en 2020 ver onder de normen blijft. Er is geen overschrijding van de 24 uursconcentraties voor PM10 (minder dan 35 dagen).


Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. In dit nieuwe stelsel speelt het begrip 'niet in betekenende mate'(NIBM) een belangrijke rol. Een project is NIBM als aannemelijk wordt gemaakt dat het project een toename van concentratie van niet meer dan 3 % veroorzaakt.Er hoeft voor beide percelen geen verdere toetsing van de gevolgen van de ontwikkeling aan de grenswaarden plaats te vinden:

  • Door het opheffen van het agrarische bedrijf aan de Heinoseweg 25 ontstaat een verbetering van de luchtkwaliteit.
  • Een toename van de concentratie van meer dan 3 % vindt plaats bij de realisatie van een woningaantal van meer dan 500. Het gaat aan de Herfterlaan 85 om slechts een enkele woning.
3.7.3 Geur

In de Wet geurhinder is in artikel 4 opgenomen dat de afstand tussen een veehouderij en een geurgevoelig object in het buitengebied ten minste 50 meter moet bedragen. De woning aan de Heinoseweg en de woning aan de Herfterlaan zijn niet gelegen binnen de geurcirkel van omliggende veehouderijen.

3.7.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico's. Er wordt gelet op het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen in bedrijven alsmede op het transport van gevaarlijke stoffen via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen. De Heinoseweg is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen.

In het algemeen geldt dat de wegen op de risicokaart (www.risicokaart.nl) vermeld staan waarvan bekend is dat er een overschrijding van de wettelijke norm is. Van de situatie bij de beide percelen is er geen sprake van een norm overschrijding zodat er geen sprake is van een extern veiligheidsrisico.

3.7.5 Hoogspanningslijnen

In 2005 heeft het rijk een advies opgesteld waarin is opgenomen dat vanuit het voorzorgprincipe rekening moet worden gehouden met de invloed van de magneetvelden bij bovengrondse hoogspanningslijnen op de gezondheid van kinderen. In het advies is opgenomen dat zoveel als mogelijk moet worden voorkomen dat er nieuwe situaties ontstaan van gevoelige bestemmingen waarbij kinderen (jonger dan 15 jaar) langdurig blootgesteld kunnen worden aan magneetvelden van meer dan 0,4 microTesla. Onder gevoelige bestemmingen wordt met betrekking tot het perceel Herfterlaan 85 naast de woning ook het erf beschouwd (brief van de minister van VROM met kenmerk DGM\2008105664 d.d. 4 november 2008).

In de nabije omgeving van de Herfterlaan 85 bevindt zich een hoogspanningslijn met een spanning van 380 kV waarvoor een indicatieve zone geldt van 135 meter (aan weerszijden van de mast) en een hoogspanningslijn met een spanning van 110 kV, waarvoor een indicatieve zone geldt van 50m. De netbeheerders zijn respectievelijk TenneT TSO bv en Enexis. De indicatieve afstand geeft bij benadering een magneetveldzone van 0,4 micro Tesla (bij een jaargemiddelde belasting van 30 %) aan.

De woning aan de Herfterlaan is buiten de indicatieve zone van zowel de 380 kV hoogspanningslijn als de 110 kV hoogspanningslijn geprojecteerd. Nader onderzoek naar de specifieke zone is dan ook niet noodzakelijk.

3.7.6 Conclusie milieu

Ten aanzien van de verschillende milieucompartimenten en de ligging van de woning is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat. Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten

4.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Buitengebied, Heinoseweg 25, Herfterlaan 85 zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied, Heinoseweg 25, Herfterlaan 85.

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:

Gevolgd door de volgende bijlagen:

Bijlage 1 Cultuurhistorische waarden Heinoseweg 25;

Bijlage 2 Erfinrichting Heinoseweg 25;

Bijlage 3 Erfinrichting Herfterlaan 85.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels:

De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:

Artikel 1 Begrippen;

Artikel 2 Wijze van meten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:

Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:

Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Op enkele plekken wordt de enkelbestemming overlapt door een andere bestemming, de zogenaamde dubbelbestemming. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.

Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.

Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.

De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:

  • 1. Bestemmingsomschrijving;
  • 2. Bouwregels;
  • 3. Nadere eisen;
  • 4. Afwijken van de bouwregels;
  • 5. Specifieke gebruiksregels;
  • 6. Afwijken van de gebruiksregels;
  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • 8. Wijzigingsbevoegdheid.

Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.

  • 1. Bestemmingsomschrijving:

In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.

  • 2. Bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.

Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.

De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.

De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximum goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximum bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.

  • 3. Nadere eisen:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.

De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Algemene regels en Algemene procedureregels.

  • 4. Afwijken van de bouwregels:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.

De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

  • 5. Specifieke gebruiksregels:

In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.

  • 6. Afwijken van de gebruiksregels:

Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro

De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.

  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingsregel opgenomen.

  • 8. Wijzigingsbevoegdheid:

Het gaat hier om een specifieke op een bepaalde bestemming gerichte wijzigingsbevoegdheid als bedoel in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen.

Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Uov) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Toelichting op de regels voor dubbelbestemmingen:

Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.

Het betreft in dit plan:

Artikel 7 Waarde - Archeologie;

Artikel 8 Waarde - Cultuurhistorie;

Deze bestemmingen liggen als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.

De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels:

In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel;

Artikel 10 Algemene bouwregels;

Artikel 11 Algemene gebruiksregels;

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels luchtvaartverkeerzone;

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels;

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels;

Artikel 15 Algemene procedureregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In het laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.

Artikel 16 Overgangsrecht;

Artikel 17 Slotregel

BIJLAGEN BIJ DE REGELS :

Ten slotte zijn als bijlagen bij de regels gevoegd:

4.2 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.

Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.

4.3 Bestemmingsregels

Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschap

Binnen deze bestemming worden uitsluitend grondgebonden bedrijven toegestaan. Omschakeling van
grondgebonden naar niet-grondgebonden bedrijfsvoering is niet toegestaan. In een grondgebonden
agrarische bedrijf vindt de bedrijfsvoering hoofdzakelijk niet in gebouwen plaats, zoals een melkveehouderij, een akkerbouwbedrijf of een tuinbouwbedrijf. Het gebruik van agrarische gronden is noodzakelijk voor het
functioneren van het bedrijf.
Ter bescherming van de landschappelijke waarden is voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden een
aanlegvergunningenstelsel opgenomen.

Artikel 4 Tuin

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en carports bij recht worden gebouwd. Via een afwijking zijn bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bouwwerken wel mogelijk, mits geen aantasting plaatsvindt van de in de afwijkingsbevoegdheid genoemde criteria. Het gaat hier om bebouwing ten behoeve van uitbreiding van hoofdgebouwen, bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bijgebouwen en carports. Tevens moet zo nodig rekening worden gehouden met de Wet geluidhinder.

Artikel 5 Wonen

Deze bestemming is bedoeld voor de eengezinshuizen. Dit zijn gebouwen, welke één woning omvatten.

Uitgangspunten:

  • Alle bestaande eengezinshuizen in het plangebied worden als zodanig bestemd.
  • De bestaande bebouwing wordt conform het huidige legale gebruik en volume bestemd. Indien het geldende plan ruimere mogelijkheden geeft dan er gerealiseerd zijn, wordt volgens die ruimere mogelijkheden bestemd, indien realisatie nog aanvaardbaar is qua licht- en luchttoetreding.
  • Binnen het bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd.
  • Op het erf binnen deze bestemming, dat buiten het bouwvlak is gelegen, mogen bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd, maar geen zelfstandige hoofdgebouwen, waarvan situering niet ondenkbaar wordt bij het toestaan van grotere oppervlakten.
  • Halve meters bij hoogtebepalingen worden in het kader van de deregulering afgerond naar boven.
  • In het kader van de deregulering mag het erf binnen deze bestemming aan de zijkant en de achterkant van het bouwvlak zonder afwijking worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken tot maximaal 50% en 100 m².
  • Ter wille van de openheid in het stedenbouwkundig beeld blijft het uitgangspunt waar mogelijk van toepassing om bijbehorende bouwwerken in de zijtuin achter de voorgevel van het hoofdgebouw te plaatsen.
  • Bij de bepaling van de voorzijde wordt gekeken waar de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak en de naar de weg toegekeerde grens van de gevel van een hoofdgebouw is gelegen. Hierbij is de zijde van de hoofdtoegang van het hoofdgebouw bepalend.
  • In de voortuinen komt de bestemming 'Tuin', waar in principe geen gebouwen en carports zijn toegestaan.
  • Indien in de voortuinen gebouwen aanwezig zijn, wordt ter wille van de eenvoud van regeling en beheer een gebied met de bestemming 'Wonen' aangegeven dat voor 100% mag worden bebouwd.
  • Zo nodig kunnen nadere eisen worden gesteld aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodat bij het ontwikkelen van ongewenste situaties nog kan worden ingegrepen.
  • De huidige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, die groter zijn dan de standaardregeling worden als afwijkend gebruik toegestaan.

Beroep aan huis:

Volgens vaste jurisprudentie moet binnen een woonbestemming ook een aan huis verbonden beroep worden toegelaten. Uit de jurisprudentie kan als enige ruimtelijk relevant criterium worden afgeleid het hebben van 'een ruimtelijke uitwerking of uitstraling, die in overeenstemming is met de woonfunctie van het betrokken perceel'.

Er is in dit plan een regeling opgenomen voor het gebruik van een deel van een woning voor een aan huis verbonden beroep, zoals in de gemeente Zwolle bij deze bestemming gebruikelijk is. De beperking van het ruimtebeslag van de woning met inbegrip van de bijgebouwen tot 30% van het vloeroppervlak van de woning (met een absoluut maximum van 50 m²) dient om het verlies of de bovenmatige aantasting van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. Op deze wijze wordt tevens voorkomen dat de verkeersaantrekkende werking te groot zal worden.

Het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden voor de uitoefening van een beroep of bedrijf, hoe gering ook van omvang, is zonder meer als strijdig met de woonbestemming aan te merken.

In de begrippen is een definitie opgenomen over wat onder een aan huis verbonden beroep moet worden verstaan. Het gaat om een dienstverlenend beroep. De definitie van beroep aan huis is gelijk aan de landelijk gehanteerde standaarddefinitie. Indien er personeel in dienst wordt genomen kan er eerder sprake zijn van een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die niet met de woonfunctie in overeenstemming is.

Bouwwerken, zonder dak:

Bij de regeling van deze bouwwerken is geen verschil gemaakt tussen verschillende soorten bouwwerken. Elk bouwwerk dat functioneel past in de bestemming kan worden toegelaten. Volstaan is met algemene bepalingen omtrent de maximum hoogte. Daarbij is voor erf- of perceelafscheidingen aansluiting gezocht bij het criterium voor vergunningvrij bouwen van het Bor en voor de afwijking bij het criterium van de Bouwverordening.

Afwijkend gebruik:

De hoofdgebouwen met een afwijkend gebruik dat niet valt onder beroep aan huis of met een beroep aan huis groter dan 30% / 50m² zijn met een aanduiding op de plankaart aangegeven.

Artikel 7 Waarde - Archeologie

Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:

  • De gebieden die volgens de gemeentelijke archeologische waarderingskaart een grote vondstkans hebben (50% of meer) zijn mede bestemd tot archeologisch waardevol gebied.
  • Bij de regeling voor de dubbelbestemming is nauwe aansluiting gezocht bij de Wet op de archeologische monumentenzorg.
  • Bij verstoringen in de bodem met een grotere diepte dan 0,5 meter en een grotere oppervlakte dan 100 m² zijn specifieke bouwregels en een omgevingsgunningenstelsel conform de regeling uit de Wet op de archeologische monumentenzorg van toepassing.

4.4 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 10 Algemene bouwregels

In dit artikel wordt geregeld dat een bouwplan moet voorzien in voldoende ruimte voor parkeren, laden en lossen. Wat voldoende is, wordt op basis van het algemene parkeerbeleid van de gemeente Zwolle bepaald tijdens de beoordeling van een bouwplan.
Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van het algemene parkeerbeleid.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels luchtvaartverkeerzone
Door het plangebied loopt een laaagvliegroute van defensie. Indien de bouwhoogte van de bouwwerken 30 meter of meer bedraagt, zal het college van burgmeester en wethouders dit moeten melden aan het ministerie van Defensie zodat in het belang van de vliegveiligheid zorg kan worden gedragen voor het vermelden ervan in de vluchtplannen van de Koninklijke Luchtmacht.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.

Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

Deze regel maakt het mogelijk de bestemmingen 'Tuin' alsmede 'Wonen' onder in deze regel omschreven voorwaarden zodanig te wijzigen dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden aangegeven.

Artikel 15 Algemene procedureregels

Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.

4.5 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.

Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.

Artikel 17 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.

4.7 Handboek

Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

De planontwikkeling en -uitvoering zijn in goed overleg met de gemeente Zwolle en de initiatiefnemer gestart. Voor vaststelling van het bestemmingsplan wordt er een anterieure overeenkomst gesloten om alle bedrijfsgebouwen, in totaal 1182 m², aan de Heinoseweg te slopen en een schuur van 200 m² terug te bouwen en de compensatiewoning te realiseren op de locatie Herfterlaan 85.

De daadwerkelijke uitvoering van het bestemmingsplan komt voor rekening van de initiatiefnemer, evenals de mogelijke planschade als gevolg van nieuwbouw. Het plan is dus in financiële zin uitvoerbaar.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.2.1 Uitkomsten overleg

Rijk

De toenmalige minister van VROM heeft op 26 mei 2009 een brief gezonden aan alle Nederlandse gemeenten, waarin ze onder ander ingaat op de vraag in welke gevallen vooroverleg is vereist met de Rijksdiensten. In deze brief geeft zij aan dat vooroverleg alleen is vereist over plannen wanneer bepaalde nationale belangen gemoeid zijn. Welke nationale belangen dit zijn is opgesomd in een bijlage bij deze brief. Met dit plan is geen nationaal belang gemoeid dat op de bedoelde bijlage voorkomt, waardoor over dit plan geen vooroverleg met de Rijksdiensten gevoerd hoeft te worden.

Rijkswaterstaat

Het plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Provincie

De provincie heeft aangegeven dat het bestemmingsplan niet in strijd is met het ruimtelijk beleid van de provincie. Indien het plan ongewijzigd in procedure wordt gebracht ziet de provicincie vanuit het provinciaal belang geen beletselen voor het verdere vervolg van deze procedure.

Waterschap

Het plan geeft geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.

Veiligheidsregio

De Veiligheidsregio ziet geen reden om nader advies uit te brengen over het plan.