direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Assendorp, Zuiderkerkstraat 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP15020-0004

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Door een viertal initiatiefnemers is verzocht op het perceel Zuiderkerkstraat 2 twee woningen te mogen bouwen. Op grond van het geldende bestemmingsplan Assendorp is dit niet mogelijk. Op grond van dit bestemmingsplan mogen woningen slechts worden gebouwd binnen het bouwvlak. De twee woningen zijn buiten het bouwvlak geprojecteerd.

1.2 Plangebied

Het plangebied is gelegen in de wijk Assendorp op het perceel aan de Zuiderkerkstraat 2.

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Bestemmingsplan Assendorp

Vastgesteld door de raad op 13 mei 2013, in werking getreden op 19 juli 2013.

Bestemmingsplan Zwolle, Parapluplan Parkeren

Vastgesteld door de raad op 3 juli 2017, in werking getreden op 24 augustus 2017.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid

2.1.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur (hierna: SVIR) vastgesteld. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. De SVIR geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Die ambitie is vertaald in doelen voor de middellange termijn tot 2028.

Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn slechts 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt, of;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan, of;
  • het een onderwerp betreft dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.

Conclusie

Er is bij het plan geen sprake van rijksbelangen, waardoor de conclusie is dat het plan niet in strijd is met het rijksbeleid.

2.1.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Per 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening ten aanzien van de ladder gewijzigd.

Artikel 3.1.6 lid 2 Bro

"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.".

Stedelijke ontwikkeling

In artikel 1.1.1 is omschreven wat verstaan moet worden onder een stedelijke ontwikkeling. Namelijk een ruimtelijke ontwikkeling van bijvoorbeeld een woningbouwlocatie.

Op grond van jurisprudentie blijkt dat een initiatief vanaf 12 woningen of meer gezien wordt als een stedelijke ontwikkeling, waardoor de toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking nodig is. Aangezien er in dit plan slechts twee nieuwe woningen mogelijk worden gemaakt, is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

2.1.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening provincie Overijssel

Provinciale Staten van Overijssel hebben op 12 april 2017 de ‘Omgevingsvisie Overijssel 2017. Beken kleur en Omgevingsverordening Overijssel 2017’ vastgesteld.

Beleid: Overijssel in 2030, daar werken we nu aan

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de visie wordt het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel gebruikt. In het uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door provinciale generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven geven richting aan waar wat ontwikkeld kan worden en de gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij de vraag hoe een initiatief ingepast kan worden .

De sturingsfilosofie van de provincie is als volgt samen te vatten: als sprake is van een bepaalde ontwikkeling, dan moet eerst worden nagegaan, aan de hand van de generieke beleidsuitgangspunten die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen, of er behoefte is aan de ontwikkeling. Indien dat zo is, moet worden nagegaan of de gekozen plek geschikt is voor het aldaar doorvoeren van de ontwikkeling.

Om antwoord te kunnen geven op die laatste vraag dient de ontwikkelingsperspectievenkaart bekeken te worden. Wanneer uit die kaart blijkt dat een ontwikkeling, zoals gepland, niet in strijd is met deze kaart, kan verder worden bezien hoe de ontwikkeling vormgegeven moet worden. Hierbij heeft de provincie gekozen voor een vierlagenbenadering, in welke benadering vier kaarten/lagen worden onderscheiden.

Dit zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarische cultuurlandschap, de stedelijke laag en de laag van de beleving. Samen met de catalogus gebiedskenmerken kan worden geconstrueerd welke kenmerken per laag van belang zijn om rekening mee te houden bij de planvorming

Voor het plangebied wordt hieronder deze bovengenoemde punten beschreven.

"7.1.3 Concentratiebeleid

Het concentratiebeleid van de provincie Overijssel houdt in dat stedelijke ontwikkelingen (wonen, werken en voorzieningen) zoveel mogelijk geconcentreerd worden in de stedelijke netwerken Twente (Enschede, Hengelo, Almelo, Oldenzaal en Borne), Zwolle-Kampen en Deventer Stedendriehoek. Daar mag gebouwd worden voor de (boven)regionale behoefte. De kernen Hardenberg en Steenwijk kunnen bouwen voor de regionale behoefte mits dit past binnen de regionale programmering.

In de onderbouwing van nieuwe initiatieven geeft de gemeente inzicht in de wijze waarop daarmee wordt voorzien in de behoefte van deze gemeente."

"7.1.4 (Boven)regionale afstemming

De verplichting tot (boven)regionale afstemming is erop gericht om gemeenten gezamenlijk verantwoordelijkheid te laten nemen voor de regionale programmering van woningbouw, werklocaties en stedelijke voorzieningen. Ook wanneer een gemeente alleen voorziet in haar eigen (lokale) behoefte is onderlinge afstemming gewenst, omdat het aanbod in een gemeente aan woningen, werklocaties en voorzieningen onderdeel uitmaakt van een regionale markt.

Wij zien het als onze taak om ervoor te zorgen dat het proces van regionale afstemming zodanig vorm krijgt dat daardoor vraag en aanbod per regio in balans is of wordt gebracht.

In de onderbouwing van nieuwe initiatieven geeft de gemeente inzicht in de wijze waarop invulling is gegeven aan de (boven)regionale afstemming."

"8 Ontwikkelingsperspectieven (waar)

8.2.1.2 Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerk

Rond de binnensteden liggen de diverse woon- en werklocaties, elk met hun eigen woon-, werk- of mixmilieu. Herstructurering en transformatie moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur of water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld door in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening te houden met risico’s op overstroming of wateroverlast. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten)".

Gebiedskenmerken

Het plangebied is onderdeel van de stedelijke omgeving van Zwolle. Het maakt deel uit van het gebied, dat is aangemerkt als 'Historische centra binnensteden'

In de omgevingsvisie wordt voor deze gebieden de volgende ontwikkelingsrichting aangegeven:

Richting

Als ontwikkelingen plaats vinden in historische centra, binnensteden en landstadjes, dan dragen deze bij aan behoud en versterking de mix van functies, het historisch gegroeide patroon van wegen en openbare ruimten en de leefbaarheid. Grote bouwopgaven, zoals bij herstructurering, inbreiding of intensivering van woon-, werk-, en voorzieningen milieus worden ingepast met respect voor de historie, het individuele karakter van de bebouwing en de leefbaarheid, in relatie tot de problematiek van verkeer en parkeren.

Inspiratie

Nieuwe bebouwing is individueel en afwisselend; voegt zich in de structuur van de omgeving.

Ambitie

Vitale stads- en dorpscentra met een gevarieerd functioneel en ruimtelijk beeld. Eigen karakter van het centrum wordt opgezocht en versterkt. Het patroon van straten, pleinen en andere openbare ruimten wordt in stand gehouden en waar mogelijk versterkt of hersteld. Archeologische en historische waarden worden zichtbaar gemaakt en ingezet ter versterking van de eigen identiteit van gebieden. Cultuurhistorisch waardevolle en beeldbepalende gebouwen krijgen waar nodig nieuwe functies en economische dragers. Bijzondere condities (waterfront, stationsgebied) worden benut.

Behouden en versterken van de leefbaarheid van de centra door het behouden en versterken van de mix van functies (bijvoorbeeld door het stimuleren van wonen boven winkels) en integrale oplossingen voor de functionele claim op de openbare ruimte (bijvoorbeeld door het toepassen 'shared space' concept: een integrale herinrichting van weg en omgeving met minimaal gebruik van verkeersborden, belijning, gescheidenrijbanen, drempels etc ).

Conclusie

Gezien de bovenstaande ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken voldoet de herontwikkeling in het plangebed aan het provinciale beleid.

2.1.3 Gemeentelijk beleid

Structuurplan Zwolle 2020

Het structuurplan dat op 16 juni 2008 door de raad is vastgesteld geeft de gemeentelijke visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020 weer. Het Structuurplan verwoordt niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie wordt uiteengerafeld in programma's voor de verschillende beleidsterreinen. De globale visies op de toekomstige sociale, economische en ruimtelijke structuur zijn uitgewerkt tot de kern van het structuurplan: de plankaart met een beschrijving in hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkelingen voor de komende vijftien jaar. De plankaart geeft zo een integraal beeld van de beoogde functies van stad en ommeland tot 2020. Het plangebied is in het Structuurplan aangeduid als "Centrum stedelijk".

"Het stedelijk wonen kent een grote variatie aan milieutypen. De nadruk ligt op compacte voor- en naoorlogse woonmilieus met een bruto dichtheid van 30-50 woningen per hectare. Ook hier zijn veel regionale voorzieningen zoals onderwijs, zorg en overheidsinstellingen. Ruim 40% van de huidige woningvoorraad in Zwolle maakt deel uit van het stedelijk woonmilieu. De vooroorlogse wijken omvatten de populaire woonmilieus van herenhuizen (in de Veerallee en rond het station), tuindorpen (Dieze-West, Pierik) en grondgebonden woningen (Wipstrik, Kamperpoort, Dieze-Oost en deel Assendorp)."

De ambitie voor Zwolle als woonstad:
"Zwolle is een aantrekkelijk stad om in te wonen. Het woonbeleid is er op gericht om de bestaande kwaliteiten van Zwolle als woonstad minimaal te behouden, maar liever nog te versterken. Dat geldt voor de kwaliteit van de nieuw te bouwen woonwijken, maar zeker ook voor de bestaande wijken. De ambitie is om de woonmilieudifferentiatie te versterken door in te spelen op de woonwensen die voortkomen uit verschillende leefstijlprofielen. Met andere woorden, in de wijken moeten een gevarieerde bevolking en verschillende leefstijlen kunnen wonen. Wijken moeten levensloopbestendig worden."

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het gemeentelijke structuurplan.

2.2 Archeologisch en cultuurhistorisch beleid

Archeologisch beleid

Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.

Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit. Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).

Cultuurhistorisch beleid

Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwolse monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.

Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit: het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een rijksmonument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een rijksmonument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht..

Op grond van de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Ook is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Op 1 juli 2015 is artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd. Daarmee dienen cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dit betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan verbinden die in een bestemmingsplan verankerd worden. De gemeente Zwolle heeft als onderdeel van de hele inventarisatie van haar grondgebied voor dit plangebied inventarisaties van cultuurhistorische waarden laten uitvoeren. De gemeente Zwolle heeft als onderdeel van de hele inventarisatie van haar grondgebied voor dit plangebied inventarisaties van cultuurhistorische waarden laten uitvoeren. In deze inventarisatie zijn cultuurhistorische waarden van de tuin benoemd.

De tuinmuur is aangewezen als gemeentelijk monument.

Binnen dit bestemmingsplan wordt rekening gehouden met deze tuinmuur. Daarnaast houdt het bestemmingsplan er rekening mee dat de directe omgeving van monumenten niet onevenredig wordt verstoord.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het archeologisch en cultuurhistorisch beleid.

2.3 Verkeersbeleid

Provinciaal beleid

Het verkeer en vervoerbeleid van de provincie staat weergegeven in de Omgevingsvisie Overijssel (2017). In deze omgevingsvisie heeft de provincie als ambities geformuleerd:

  • Een vlotte en veilige reis over weg, water, spoor en per fiets van en naar stedelijke netwerken en streekcentra binnen en buiten Overijssel.
  • Goede bereikbaarheid voor het autoverkeer van en naar de stedelijke netwerken en streekcentra.
  • Vergroten van kwaliteit en aandeel van het openbaar vervoer.
  • Vergroten van de kwaliteit en het aandeel van het fietsverkeer.

In de omgevingsvisie zijn als hoofdlijnen van het provinciaal beleid opgenomen:

  • Een gedifferentieerde bereikbaarheid, de ontwikkeling van de hoofdinfrastructuur en een integraal verkeer en vervoersysteem met een multimodale netwerkaanpak van het hogere en onderliggende wegennet.
  • Het buitengebied wordt vanaf de hoofdinfrastructuur ontsloten met gebiedsontsluitingswegen naar locaties en gebieden met bovenlokale verkeersbewegingen. Vorm en functie van wegen in het buitengebied voegen zich naar de gebiedskenmerken en versterken de leefbaarheid.
  • Een integraal openbaarvervoersysteem, gericht op vervoer van deur tot deur, met aandacht voor verschillende doelgroepen. We zetten in op hoogwaardige internationale en regionale verbindingen en een doorontwikkeling van het openbaar vervoer naar lightrail- en tramsystemen.
  • Goede aansluiting van het aanvullende openbaar vervoernet op hoofdverbindingen van en naar stedelijke centra en streekcentra. Stimuleren van de deur-tot-deur-benadering met hoogwaardige overstappunten en OV-fiets bij regionale stations.
  • Een samenhangend fietsroutenetwerk met een goede aansluiting van utilitaire en recreatieve fietspaden op hoofdfietsroutes, (regionale) stations en knooppunten van en naar stedelijke netwerken en streekcentra. Van-deur-tot-deur-benadering met OV-fiets.
  • Investeren op de hoofdfietsroutes in en naar stedelijke centra in fietssnelwegen en hoogwaardige fietsroutes.
  • Een kwaliteitsimpuls aan stallingvoorzieningen en uitbreiding van OV-fietsconcepten.

Gemeentelijke beleid

Mobiliteitsvisie

In maart 2009 is door de gemeenteraad van Zwolle de Mobiliteitsvisie vastgesteld. De Mobiliteitsvisie vervangt het GVVP uit 2001. De Mobiliteitsvisie richt zich vooral op niet-infrastructurele aspecten omdat dit tot op heden onderbelicht gebleven in het mobiliteitsbeleid van de gemeente.

In 2013 is de Mobiliteitsvisie herijkt en geconcretiseerd in het Actieprogramma Mobiliteit 2014-2017. Het doel van het Actieprogramma Mobiliteit is:

“Het op een toekomstgerichte wijze garanderen van de bereikbaarheid van de stad en de regio en het leveren van een bijdrage aan de gastvrije stad door op een doelgroepgerichte wijze bestaande en toekomstige knelpunten op te lossen en flexibel in te spelen op ontwikkelingen en kansen die zich voordoen. De gemeente stimuleert en faciliteert mensen, bedrijven en organisaties vanuit de eigen verantwoordelijkheid hieraan een bijdrage te leveren".

In het GVVP en in de Mobiliteitsvisie is de Burgemeester Van Roijensingel gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg B ( 50 km/uur ). De Burgemeester Van Roijensingel vormt een onderdeel van de binnenring van Zwolle en is tevens onderdeel van de parkeerring rondom de binnenstad. De Zuiderkerkstraat is onderdeel van een 30 km gebied.

Parkeren

De Regeling Parkeernormen 2016 is het toetsingskader voor parkeren in het geval van vastgoedontwikkelingen, bestemmingsplannen en aanvragen van een omgevingsvergunning in de gemeente Zwolle. Het uitgangspunt van het beleid van de Gemeente Zwolle is dat de parkeeropgave van een bouwplan of een ontwikkeling primair op eigen terrein van het bouwplan of ontwikkeling gerealiseerd moet worden. Hier kan beargumenteerd van worden afgeweken.

De parkeeropgave wordt bepaald aan de hand van de parkeerkencijfers CROW.

Het plan ligt in een gebied waar gereguleerd parkeren door middel van parkeervergunningen van kracht is. In het gebied is de parkeerdruk hoog en de uitgifte van vergunningen niet onbeperkt maar gerelateerd aan het aantal beschikbare openbare parkeerplaatsen. Op dit moment worden er geen vergunningen meer verstrekt in het gebied om de parkeerdruk niet nog verder te laten oplopen

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het verkeersbeleid.

2.4 Groenbeleid

Groenbeleidsplan en Structuurplan 2020

Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Buurtgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het Structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus.

Bomenverordening

Voor de bomen geldt de in 2013 vastgestelde Bomenverordening.

Voor het vellen van een boom binnen de op de Groene Kaart weergegeven groenstructuren (Hoofdgroenstructuur, Wijkgroenstructuur, Groenvoorzienend boomgebied en Hoogstedelijk boomgebied), zoals die staan aangegeven op de Groene Kaart, is een (kap)omgevingsvergunning nodig voor bomen met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben.

Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan op de Groene Kaart aangegeven als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Dit verbod geldt voor alle bijzondere bomen, ongeacht de locatie op de Groene Kaart, de stamomvang van de boom en de perceelsgrootte van het perceel waarop de bijzondere boom staat. Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom. Wanneer er geen mogelijkheden zijn voor (voldoende) herplant, moet financiële compensatie plaatsvinden.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het groenbeleid.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het groenbeleid.

2.5 Waterbeleid

Europees en nationaal beleid

Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn heel in het kort de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water.

Europese Kaderrichtlijn Water

De KRW moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire gevaarlijke stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat 'een goede ecologische toestand'. Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand. Dit heet 'een goede kwantitatieve toestand'.

Waterwet

De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de watersysteembenadering centraal. Er wordt uitgegaan van het geheel van relaties tussen waterkwaliteit, waterkwantiteit, oppervlaktewater, grondwater, watergebruikers en grondgebruikers. Hierbij wordt het kader geschept voor het Nederlandse waterbeheer in de komende decennia. Per 1 januari 2017 is de Waterwet gewijzigd. De beoordeling van de veiligheid van primaire waterkeringen wordt nu gebaseerd op de overstromingskans. In 2050 moeten de waterkeringen voldoen aan de normen die per 1 januari 2017 van kracht zijn.

Waterbeheer 21e eeuw

De commissie Waterbeheer 21e eeuw (WB21) is gevraagd advies uit te brengen over de waterhuishoudkundige inrichting van Nederland, rekening houdend met ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzaam waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer:

  • Vasthouden, bergen en vertraagt afvoeren;
  • Schoonhouden, scheiden en zuiveren.

Bij “vasthouden, bergen, afvoeren” wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer toch een wateroverschot ontstaat, wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij “schoonhouden, scheiden en zuiveren” gaat het om een voorkeurvolgorde, waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon- en vuilwater zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.

Deltawet

Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoog water en de zoetwatervoorziening op orde houden.

De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om ons land voor te bereiden op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken het rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris. De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu is de coördinerend bewindspersoon voor het Deltaprogramma.

Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en Hoogwaterbeschermingsprogramma, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Voor 2015 worden die voorgelegd aan het kabinet. Deze beslissingen gaan over:

  • de normen van onze belangrijkste dijken en andere waterkeringen en de strategieën voor onze waterveiligheid;
  • de beschikbaarheid en verdeling van zoetwater;
  • het peil van het IJsselmeer;
  • de manier waarop gebieden veilig kunnen blijven zonder aan economische waarde in te boeten en;
  • hoe bij het bouwen van buurten en wijken rekening kan worden gehouden met water.

Provinciaal beleid
De Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening. De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de nieuwe Waterwet, de status van Provinciaal Waterhuishoudingsplan onder de Wet op de waterhuishouding tot de inwerkingtreding van de Waterwet en de status van Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.

Waterschapsbeleid
Het algemene beleid van waterschap Drents Overijsselse Delta is verwoord in het Waterbeheerplan 2016-2021, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Het beleid van het waterschap sluit nauw aan bij de uitgangspunten van WB21. In 2013 is de beleidsnota "Water raakt!" door het Algemeen Bestuur vastgesteld. Deze nota beschrijft de voor het waterschap gewenste situatie in bestaand en nieuw stedelijk gebied. Om deze situatie te bereiken heeft het waterschap in 2015 het beheer en onderhoud van veel wateren overgenomen van de gemeente Zwolle. Op watergangen van waterschap Drents Overijsselse Delta is de keur van toepassing. In de keur is aangegeven wat wel en niet mag bij watergangen, waterkeringen en kernzones. Bijvoorbeeld regels voor bouwwerken op of langs watergangen. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van waterschap Drents Overijsselse Delta. Ook zijn deze te raadplegen op de website: www.wdodelta.nl.

Gemeentelijk beleid
Gemeente Zwolle heeft in de Wateragenda (2015) uitgangspunten vastgelegd om vorm te geven aan de opgaven rondom water en (aanpassen aan het) klimaat. Gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020 ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het waterbeleid.

2.6 Volkshuisvestingsbeleid

Woonvisie Zwolle "Ruimte voor wonen 2017 - 2027"

In mei 2017 is de Woonvisie Zwolle "Ruimte voor wonen 2017 - 2027" vastgesteld.

Zwolle groeit. Dat komt onder meer doordat Zwolle een jonge stad is met een sterke geboortegroei. Daarnaast komen mensen heel gericht naar Zwolle, omdat het goed wonen, werken en leven is in Zwolle. Vanuit deze groei wil Zwolle haar sterke regiofunctie behouden en zich als centrumstad verder ontwikkelen. Dat betekent goed nadenken over de plek, de woonvorm en de doelgroep en ons bewust zijn van leefomgeving en woonmilieu. Ruimte voor Wonen betekent bij het maken van keuzes voor woonmilieus rekening houden met het water dat Zwolle omringt en vormt; onze waardevolle blauw/groenstructuur die we als aantrekkelijke woonomgeving beter kunnen benutten. Het betekent ook ruimte geven aan (particuliere) initiatieven die zorgen voor variatie in nieuwe, duurzame woonconcepten. Bijvoorbeeld met (collectief) particuliere vormen van zelfbouw, CPO, duurzame (energie)initiatieven of nieuwe woonzorgconcepten die langer zelfstandig wonen mogelijk maken. Vernieuwing kan ook door transformatie van kantoren of ander vastgoed, waarbij functiemenging (wonen, werken, recreëren) en diversiteit in woontypen gewenst zijn. Daarbij zijn natuurlijke wijkvernieuwing en toekomstbestendige wijken met goede voorzieningen belangrijke uitgangspunten.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het volkshuisvestingsbeleid.

2.7 Economisch beleid

Beroep- en bedrijf aan huis

Beroep aan huis wordt toegestaan.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het economisch beleid.

2.8 Milieubeleid

Algemeen beleid

De gemeenteraad heeft in 2005 de milieuvisie 'Milieu op scherp' vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd. Per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enzovoort) wordt beleid geformuleerd. Op dit moment (anno 2017) is voor de sectoren energie, duurzaam bouwen, bodem, grondwater, geluid, afval, luchtkwaliteit en externe veiligheid beleid vastgesteld. Zwolle heeft daarnaast gebiedsgericht milieubeleid ontwikkeld. Door middel van gebiedsgerichte aanpak wordt het sectorale milieubeleid per gebied geïntegreerd. Het principe is dat binnen het grondgebied van Zwolle diverse gebiedstypen worden onderscheiden op basis van ruimtelijke kenmerken en functies. Vervolgens wordt vastgesteld welke milieukwaliteit nagestreefd wordt bij een dergelijk gebiedstype. Uiteindelijk zal dit referentie milieukwaliteitsprofiel de basis vormen voor de uitwerking van het milieubeleid in een specifiek gebied.

Voor het plangebied “Zuiderkerkstraat” worden de verschillende milieuthema's hierna kort beschreven.

Bedrijvigheid en Inwaartse zonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurd onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we enerzijds het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen en gevoelige bestemmingen zoals woningen. Anderzijds worden milieugevoelige functies zoals wonen en recreëren beoordeeld. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. De onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • Het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • Het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteit duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren.

Zwolle hanteert bij de uitwerking van het bovenstaande principe de veel gebruikte VNG-handreiking “Bedrijven en Milieuzonering”(2009). Hierin zijn richtafstanden aangegeven die aangehouden kunnen worden tussen bedrijven c.q. voorzieningen en woningen.

Geluid

In de milieuvisie “Milieu op scherp” wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven. Zwolle is een dynamische stad met geluidniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied en ook de geluidbelasting binnen het gebied is gerelateerd aan de functie van het gebied. Dit is vastgelegd in de 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle'. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.

In de door de gemeenteraad vastgestelde 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle' (juli 2007) en in de beleidsregel 'Hogere waarden Wet geluidhinder' (februari 2007) worden de ambities en de grenswaarden (dit is de maximale waarde waarvoor nog hogere grenswaarden worden vastgesteld) per gebiedstype genoemd. Bij de beoordeling van een plan komt het onderzoeken van varianten nadrukkelijk aan bod en wordt gekeken naar mogelijkheden bij aanpak bij de bron (o.a. stillere wegdeksoorten), in het overdrachtsgebied (scherm of wal) en als laatste een hogere grenswaarde waarbij weer specifiek wordt gekeken naar maatregelen binnen het plan waardoor er ondanks een hogere milieubelasting toch een goed woon- en leefklimaat ontstaat.

Het plangebied behoort tot het gebiedstype 'Centrum stedelijk '. In het gemeentelijke beleid is een ambitiewaarde van 53 dB en een basiskwaliteit van 63 dB voor wegverkeerslawaai voor het gebied opgenomen. In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) is de eventuele hogere grenswaarde maximaal 63 dB wegverkeerslawaai.

Gebiedstype     Type wegen   Ambitie     Voorkeurs-grenswaarde
Wgh    
Grenswaarde     maximale ontheffingswaarde Wgh    
Centrum stedelijk     binnenstedelijke wegen   53 dB     48 dB   63 dB   63 dB  

Luchtkwaliteit

Het Luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteit situatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken. Zwolle wil, binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit.

Daartoe zijn de volgende doelen geformuleerd:

  • voldoen aan wet- en regelgeving;
  • anticiperen op de toekomst;
  • knelpunten in de toekomst moeten voorkomen worden. Dit betekent dat de luchtkwaliteit in het planvormingsproces van ruimtelijke plannen en verkeersplannen wordt meegenomen;
  • beleid ten aanzien van luchtkwaliteit inbedden in bestaand gemeentelijk beleid.

De gemeente streeft ernaar dat het aspect door gaat werken in het verkeers- en vervoersbeleid, het ruimtelijke ordeningsbeleid en het beleid van vergunningen en handhaving.

Externe veiligheid

De beleidsvisie externe veiligheid is op 6 maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. De gemeente streeft ernaar voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid.

Dit betekent dat:

  • Overal voldaan wordt aan de normen voor plaatsgebonden risico;
  • Gebiedsgerichte invulling wordt gegeven aan groepsrisicobeleid met een gebiedsgericht kader externe veiligheid;
  • Veiligheidsdoelstellingen passen bij de typering van het gebied dat wordt ontwikkeld;
  • Zoveel mogelijk geanticipeerd wordt op de landelijke beleidsontwikkeling die een ongunstige invloed kunnen hebben op de veiligheidssituatie in Zwolle met als doel het bewaken van een optimaal veiligheidsniveau.

Op 20 januari 2009 heeft het college van B & W het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Hier is een ruimtelijke vertaling gemaakt van het groepsrisico en het plaatsgebonden risico voor de verschillende gebiedstypen. Hierbij gelden de wettelijke PR-normen als uitgangspunt. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van een mogelijke toename van het groepsrisico.

Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen. Een afwijkend gebiedstype vormen de stroomzones. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd.

Het plangebied behoort tot het gebiedstype 'Centrumstedelijk' . Het gebiedstype 'Centrum Stedelijk' is het centrumgebied van Zwolle met een hoge dynamiek en een sterke menging van de functies wonen, werken (horeca, winkels) en recreatie. De bebouwings- en personendichtheid is zeer hoog. Winkelstraten zijn vaak ingericht als voetgangersdomein. Autovrije woongebieden vormen oases in het stadshart. De risicoruimte is, vanwege de zeer hoge personendichtheid, de slechte bereikbaarheid voor hulpdiensten en de lage organisatiegraad, zeer beperkt. Voor dit gebiedstype geldt een 'stand still-beleid' waarbij een overschrijding van de oriëntatiewaarde en toename van het groepsrisico als gevolg van interne gebiedsontwikkelingen niet is toegestaan. Dit betekent dat er, gezien de hoge kwetsbaarheid, binnen dit gebiedstype geen plek is voor risicovolle activiteiten.

Duurzaamheid

De gemeente Zwolle heeft in 2011 een visie op duurzaamheid aangenomen, waarin een omschrijving van het begrip duurzaamheid wordt gegeven, namelijk; voor Zwolle betekent duurzaamheid een langdurige balans tussen people, planet en profit. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten voor beleids- en gebiedsontwikkelingen.

  • Duurzaamheid als leidend principe; beslissingen worden genomen op basis van duurzaamheid.
  • Duurzaamheid is van en voor de stad; niet opgelegd maar gedragen door de stad, omdat het de stad dient.
  • Benutting van lokale bronnen
  • Transitie en innovatie; deze zijn nodig voor het realiseren van de voorgaande principes.

In het bijbehorende programma duurzaamheid is de doelstelling opgenomen om in de gebouwde omgeving van Zwolle (woningen én bedrijven) in 2020 20 % CO2- uitstoot te hebben gereduceerd ten opzichte van 1990. Om deze doelstelling te bereiken zal gestreefd moeten worden naar energieneutrale nieuwbouw, waarbij geen gebruik meer wordt gemaakt van fossiele brandstoffen, maar energie zoveel mogelijk duurzaam en lokaal wordt opgewekt (bodemenergie en/of zonne-energie).

Klimaatadaptatie en Energietransitie zijn belangrijke pijlers in het coalitieakkoord en in de contouren van de nog te ontwikkelen Zwolse omgevingsvisie. Het college heeft klimaatadaptatie en energietransitie benoemd als speerpunten voor de toekomstige stad Zwolle waarin het prettige wonen, werken en recreëren is. Zwolle wil koploper zijn in het praktisch maken van het energieakkoord en de deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie en ziet klimaatadaptatie en energietransitie als kans om te innoveren en als verdienmodel.

Klimaatadaptatie (aanpassing) gaat over het verminderen van de kwetsbaarheid voor klimaatverandering (zowel fysiek als mentaal = acceptatie) en het profiteren van de kansen die een veranderend klimaat biedt. Belangrijk is om schade door (weers)extremen te voorkomen en de woon-werkomgeving zodanig in te richten dat mensen zo min mogelijk last hebben van extreme weersomstandigheden. Kenmerken van een veranderd klimaat zijn bijvoorbeeld extreme regenbuien en langdurige hitte. Voorbeelden van uitwerking zijn een groene inrichting/gevel, waterdoorlatende verharding, beperkte zoninval in de zomer, maar ook een regenafvoer met een noodoverlaat zodat er bij een hoosbui geen regenwater het gebouw instroomt. Rekening houden met een veranderd klimaat levert tevens wooncomfort op. Denk bijvoorbeeld aan slapen of werken in (te) warme ruimten wat onprettig is en bij langdurig aanhoudende hitte zelfs negatieve effecten heeft op de gezondheid. Door bij het ontwerp hier rekening mee te houden kunnen gebouwen en openbare ruimte robuust, gezond en comfortabel worden ingericht én voorbereid zijn op extremen. Ten aanzien van water is het beleid verder uitgewerkt in 2.5 Waterbeleid

Bodem

Het bodembeleidsplan (2010) kent in overeenstemming met het gemeentelijk milieubeleid een gebiedsgerichte benadering. In het plan wordt onderscheid gemaakt tussen de bovengrond en de ondergrond.

bovengrond

Op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit in werking getreden. In dat kader heeft de gemeente Zwolle op 24 augustus 2015 een bodemfunctieklassenkaart vastgesteld, waarop voor de hele gemeente wordt aangegeven welke functie de bodem heeft of welke functie in de toekomst wordt nagestreefd. De functieklassenindeling is gebaseerd op het gebiedsgericht milieubeleid van de gemeente. De volgende functies worden onderscheiden: wonen, industrie, water, buitendijksgebied, landbouw/natuur en hoofdwegen. Het plangebied “Zuiderkerkstraat ” valt binnen het functieklassengebied wonen.

Met de invoering van het Besluit bodemkwaliteit zijn de kwaliteitsklassen landbouw/natuur, wonen en industrie ingevoerd. Op 24 augustus 2015 heeft de gemeente ook de bodemkwaliteitskaart vastgesteld gebaseerd op de kwaliteitsklassen van het Besluit bodemkwaliteit. Het plangebied valt binnen het gebied met de kwaliteitsklasse 'industrie' vanwege de oud-stedelijke verontreiniging van de bovengrond.

Volgens het gemeentelijke Bodembeleidsplan (van kracht per 11 januari 2010) mag de bodemkwaliteitskaart als kwaliteitsbewijs worden gebruikt bij het ontwikkelen van een locatie. Een onderzoek is dan niet nodig. Eventueel vrijkomende grond mag volgens het bodembeleid binnen de gemeente worden hergebruikt met de bodemkwaliteitskaart als kwaliteitsbewijs. Voorwaarde hiervoor is dat de bodem niet verdacht is van verontreiniging op basis van het huidige of historische gebruik, en er geen (al dan niet gesaneerd) geval van bodemverontreiniging bekend is.

Indien er aanwijzingen zijn dat de bodemkwaliteit niet geschikt is voor de functie, kan een bodemonderzoek nodig zijn om te bepalen of de locatie gesaneerd dient te worden. In principe worden verontreinigingen in de bovengrond functiegericht gesaneerd.

Ondergrond

In juni 2007 heeft de gemeenteraad van Zwolle ingestemd met de Visie op de Ondergrond en besloten de volgende vijf basisprincipes vast te stellen en te gaan toepassen in projecten:

  • Werken met ondergrondse bestemmingen / functies
  • Structureel en georganiseerd gebruik maken van WKO (warmte- / koudeopslag) en WKO koppelen aan grondwatersanering en waterwinning en peilbeheer
  • Bodemsanering gebiedsgericht benaderen
  • Natuur, recreatie, agrarische activiteiten, waterwinning en bescherming van kwalitatief hoogwaardig grondwater met elkaar te combineren in één gebied
  • Structureel en georganiseerd afstemmen van vraag en aanbod van (grond)water, koude en warmte.

Deze vijf basisprincipes vormen ook het vertrekpunt voor de beleidsmatige invulling voor het omgaan met de ondergrond. Het bodembeleidsplan levert een bijdrage aan de implementatie van de basisprincipes door:

  • Het kader te geven voor gebiedsgericht benadering van de bodemsanering
  • De doelstelling voor sanering te koppelen aan de beoogde functies in de ondergrond
  • De mogelijkheid te creëren om de aanpak van bodemverontreiniging integraal af te wegen tegen en af te stemmen met koude-warmte opslag, peilbeheer en/of grondwaterwinning.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het milieubeleid.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied omschreven. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.

3.1 Stedenbouw

3.1.1 Huidige situatie

De panden Zuiderkerkstraat 2 en Tuinstraat 1 zijn in 1899 gebouwd door architect H. van Dijk. Zij hebben de status gemeentelijke monument. Naast dit pand op de hoek staat een gepleisterd pand met lijstgevel met een lagere aanbouw met dezelfde afwerking. Naast het pand staat een gemetselde tuinmuur. De tuinmuur is meegenomen in de redengevende omschrijving als te beschermen waarde. Deze heeft geen directe architectonische relatie met de met de naastliggende panden maar het is wel een waardevolle afscheiding van de tuin en heeft een hoge monumentwaarde. De tuin behorende bij Zuiderkerkstraat 2 heeft op dit moment een woonbestemming, waar enkel erfbebouwing tot 6 meter hoog is toegestaan met een maximale oppervlakte van 100 m² .

3.1.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Voor de locatie is een verzoek gedaan om het bestemmingsplan te wijzigen om woningbouw toe te staan op de gronden die nu in gebruik zijn als tuin bij het perceel Zuiderkerkstraat 2. De afweging om hier aan mee te werken ligt in het feit dat de stedenbouwkundige structuur ter plaatse versterkt kan worden door op deze plek inbreiding toe te staan. Het Structuurplan Zwolle biedt hiertoe de mogelijkheid. Op dit moment is dit gedeelte van de Zuiderkerkstraat minder levendig en bevinden zich geen woonfuncties aan dit deel van het straatje. De bestaande tuinmuur vormt weliswaar een rooilijn, maar eigenlijk mist dit deel van de Zuiderkerkstraat een begeleiding daarvan en is het straatbeeld vrij gesloten en daarmee anoniem.

Voor de locatie is een plan ontwikkeld waarbij twee nieuwe woningen worden gebouwd, die enerzijds de cultuurhistorische waarden van de locatie respecteren en anderzijds een moderne toevoeging zijn op de bestaande villabebouwing in de omgeving, ondergeschikt aan de aanpalende historische bebouwing. Het bouwvolume van hoofdzakelijk twee lagen, voegt zich naar de omgeving en is geleed in diverse kleinere volumes die zich presenteren achter en over de bestaande tuinmuur. Deze is zorgvuldig ingepast in het ontwerp van de woningen en begeleid de rooilijn ter plaatse.

De kwaliteiten van het groene achterterrein worden zoveel mogelijk benut en ingepast door de woningen te schakelen, één in de diepte en één in de breedte. De diepte van de woningen bedraagt ca. 12 meter in de hoofdmassa, vergelijkbaar met de aanpalende bouwstrook uit het geldende bestemmingsplan Assendorp. In de massaopbouw naar de achterzijde toe is rekening gehouden met de belendende woningen en gaat de maximale hoogte terug van twee bouwlagen naar één bouwlaag. Er zijn geen negatieve effecten m.b.t. schaduwwerking te verwachten. Het gewaardeerde groen in de randen van de bestaande tuin kan met dit plan behouden blijven waardoor de impact van de nieuwbouw t.a.v. zicht en privacy beperkt blijft.

De innovatieve parkeeroplossing op eigen terrein vraagt, daar waar de kavel grenst aan Zuiderkerkstraat 8, ruimte op begane grond niveau, waardoor gekozen is om de bebouwing hier te laten overbouwen, zodat de diepte van de hoofdmassa beperkt kan blijven en aansluit bij de belending.

3.2 Archeologie

3.2.1 Huidige situatie

Het plangebied heeft grotendeels een archeologische verwachtingswaarde van 50%.

Het perceel Zuiderkerkstraat 2 ligt vermoedelijk op een dekzandhoogte, Deze hoogte is ook tijdens het onderzoek Zuiderkerkstraat-Van Vilsterenshuizen aangetroffen.

Het onderzoeksgebied Zuiderkerkstraat maakte oorspronkelijk deel uit van de marke Assendorp en Middelwijk en was in de late middeleeuwen in gebruik als landbouwgrond. Op de oudste stadsplattegrond van Zwolle uit ca. 1560 is te zien dat de Tuinstraat en de Deventerstraat (=Van Karnebeekstraat) al aanwezig waren. Het hoornwerk is tussen 1606 en 1619 aangelegd. De latere Zuiderkerkstraat, toen nog Deventerdwarsstraat geheten lag op de plek van de buitengracht van het hoornwerk. Het onderzoeksgebied Zuiderkerkstraat 2 ligt daarnet buiten. In het begin van de 18de eeuw worden in het gebied veel stukken grond aangekocht voor de aanleg van tuinen en tuinhuizen. Deze lusthoven lag dichtbij het woonhuis van de welgestelde lieden die zich bevonden in de stad. De naam Tuinstraat en de naam van het gebied in 1832 'Hoven buiten de Sassenpoort' refereren hier nog aan.

Op het oudste kadastrale minuutplan uit 1832 staat op het perceel hoek Zuiderkerkstraat/Tuinstraat een tuinhuisje aangegeven. Dit tuinhuisje met de bijbehorende tuin was eigendom van Frans Gerard Engeler. Het perceel stond kadastraal bekend als D537. In 1867 is het eigendom van de heer P.H. Queijsen en staat het bekend als Zeven Alleetjes L166. Queijssen verhuurde het perceel huis met tuintje aan de Deventerdwarsstraat in 1873. In 1880 is er al sprake van een herenhuis met tuin. In 1887 wordt het huis gekocht van de weduwe Queijssen door de fabrikant D.F.C. Ansingh. Ansingh is een van de leden van de firma Klinkert, Ansingh & Comp, fabriceren van lakken en vernissen en handel in verfwaren. Na Ansingh is Klinkert de bewoner en eigenaar van het herenhuis. Na Klinkert werd het tot in de jaren 50 van de vorige eeuw bewoond door Frans Vonk die een manufacturenhandel dreef in de Diezerstraat.

In al deze periode is het aangrenzende perceel in gebruik geweest als tuin en zijn er nauwelijks verstoringen opgetreden. Gezien de voorgeschiedenis is daarom een inventariserend veldonderzoek proefsleuven noodzakelijk.

3.2.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

De gronden met een archeologische waardering van 50% hebben in het bestemmingsplan de dubbelbestemming Waarde - Archeologie gekregen. Deze dubbelbestemming bevat een regeling om op een passende manier rekening te houden met de kans op archeologische vondsten. Zie hoofdstuk 4.3 en artikel Artikel 6 Waarde - Archeologie.

3.3 Cultuurhistorie

Ontstaansgeschiedenis

Assendorp is vanaf het begin van de 19e eeuw ontstaan, maar de geschiedenis van dit gebied gaat veel verder terug. De naam komt reeds in de Middeleeuwen voor, maar mogelijk was al in een veel vroegere periode sprake van een nederzetting. De eeuwenoude buurtschap van boeren en tuinders, die omstreeks 1850 nog een overwegend landelijk karakter had, ontpopte zich in de decennia daarna tot een buurt met een compleet andere sociale structuur. Door de relatief hoge ligging ten opzichte van de 'natte' Wezenlanden en de strook Assendorperlure/Schelle was Assendorp bij uitstek geschikt om de groeiende arbeidersbevolking op te vangen. Al in 1861 was sprake van 'den aanbouw van vele woningen op de Sassenpoortenvoorstad (...)'. De buitenwijk nam vooral vanaf eind jaren zestig in omvang toe. Assendorp was vanwege de nabijheid van het werk de meest gewilde woonplaats voor het talrijke Zwolse spoorwegenpersoneel. Aannemers construeerden in dit stadsdeel in hoog tempo eenvoudige, dicht op elkaar gepakte rijtjeshuizen met hoogstens twee vertrekken. Veel landbouwpercelen werden opgekocht door huisjesmelkers en speculanten. De destijds geringe overheidsbemoeienis bij de inrichting van de wijk heeft geresulteerd in het kenmerkende grillige stratenpatroon. De oorspronkelijke verkaveling van de akkers en weilanden bepaalde de opzet van de bebouwing.

Het deel van de Stationsbuurt rondom de Stationsweg wordt gekenmerkt door villa´s. De villabouw op de voormalige agrarische gronden ten zuiden van de stadsgracht was in de jaren 1840 aarzelend begonnen. De bewoning kwam echter pas goed op gang toen enkele jaren later de trein tot Zwolle was doorgedrongen. De locatie voldeed daarmee aan alle eisen van het nieuwe ideaal voor wonen ´op den hoogsten stand´ met riante onderkomens in een rustige, lommerrijke omgeving op een steenworp afstand van zowel het centrum als het station. De statige bebouwing gaf de route tussen het spoor en de stad allure.

Het plangebied ligt aan de rand van een zeventiende eeuws hoornwerk dat voor de brug naar de Sassenpoort was aangelegd. De Zuiderkerkstraat volgt het tracé van de weg die langs dit vestingwerk buiten de gracht lag. Op de kaart van Blaeu zijn rond in het gebied rond het hoornwerk weilanden akkers en een enkele tuin met huisje getekend. Op de locatie van het pand Zuiderkerkstaat 2 is nog geen bebouwing aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP15020-0004_0001.png"

Op de kadastrale minuut van 1832 staat op de noordwestelijke hoek van de Zuiderkerkstraat en de Tuinstraat een langwerpig gebouw op een groot bijna vierkant perceel. De kadastrale aanduiding van het perceel geeft de functie “tuin met huisje” Aan de zuidwestelijke zijde van de Tuinstraat is er een hap uit dit perceel genomen waar drie huisjes met erf staan. Ook op een kaart uit 1847 is op de hoek van de Tuinstaat een gebouw getekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP15020-0004_0002.png"

In de huidige situatie is er van de bebouwing uit deze tijd niets meer overgebleven. De kadastrale grens aan de Zuiderkerkstraat lijkt na 1832 ook verlegd. Uit bouwhistorisch onderzoek blijkt dat de tuinmuur in de periode 1853-1854 is gebouwd.In 1899 werd op de hoek van de Zuiderkerkstraat en de Tuinstraat een dubbel woonhuis opgetrokken naar een ontwerp van de Zwolse architect H. van Dijk. De grote tuin achter de tuinmuur werd bij de woning Zuiderkerkstraat 2 aangetrokken.

Monument

De historische tuinmuur aan de Zuiderkerkstraat is onderdeel van het gemeentelijk monument Zuiderkerkstraat 2 en Tuinstraat 1.

3.4 Verkeer

3.4.1 Huidige situatie

De Zuiderkerkstraat ligt in een gebied waar wegen een snelheidsregiem hebben van 30km/uur. En als zodanig in het kader van een duurzaam veilige inrichting gecategoriseerd zijn als erftoegangsweg. De inrichting is sober met de aanleg van plateaus, drempels en andere verkeersremmende maatregelen. Ook voor langzaam verkeer is het perceel goed ontsloten.

3.4.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Parkeren 

Het perceel zelf wordt door middel van twee inritten aan de Zuiderkerkstraat ontsloten. Waarbij het huidige aantal openbare parkeerplaatsen gehandhaafd blijft. Het bouwen van twee nieuwe woningen zorgt voor een wijziging in de parkeervraag. De parkeerbehoefte van de twee nieuwe woningen wordt op eigen terrein gerealiseerd.

3.5 Natuur

3.5.1 Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit de aanbouw van de woning aan de Zuiderkerkstraat 2 en de siertuin. In de tuin staat een aantal bomen, die grotendeels behouden blijven.

3.5.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Voor de locatie is door Ecogroen een quikscan uitgevoerd. De resultaten van de quikscan zijn als Quikscan Natuurtoets Zuiderkerkstraat 2 aan de toelichting toegevoegd.

In de tuin worden twee woningen gerealiseerd en de aanbouw aan de bestaande woning wordt gesloopt.

3.5.2.1 Beschermde soorten
  • In de tuin zijn enkele algemene voorkomen broedvogels te verwachten. Jaarrond beschermde nesten van broedvogels ontbreken in de tuin.
  • In het woonhuis aan de Zuiderkerkstraat 2 zijn geschikte verblijfplaatsen aanwezig voor vleermuizen, huismussen en gierzwaluwen. Aan dit woonhuis vinden in het kader van het bestemmingsplan geen werkzaamheden plaats.
  • In de tuin en de woning aan de Zuiderkerkstraat 2 zijn geen groeiplaatsen van flora en voortplantings en andere vaste verblijfplaatsen van grondgebonden zoogdieren, reptielen, vissen en ongewervelde aangetroffen of te verwachten die bescherming genieten binnen de provincie Overijssel.

Maatregelen

Er moet bij de uitvoering rekening gehouden worden met de broedtijd van vogels. In dit verband dient het rooien van groen buiten de broedtijd plaats te vinden.

Conclusie

De conclusie van de quickscan is dat de Wet Natuurbescherming door het wijzigen van het bestemmingsplan en/of het verlenen van toekomstige vergunningen niet wordt overtreden indien (voorzorgs)maatregelen worden getroffen. De quickscan maakt het aannemelijk dat op basis van de bevindingen het bestemmingsplan uitgevoerd kan worden.

3.6 Water

3.6.1 Huidige situatie
3.6.1.1 Waterstructuur

Het plangebied ligt ten zuiden van de stadsgracht dat in eigendom en beheer is van waterschap Drents Overijsselse Delta. Het plangebied ligt buiten de beschermingszone van het waterstaatswerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP15020-0004_0003.png"

Riolering

De droogweerafvoer (DWA) en hemelwaterafvoer (HWA) vanuit het gebied worden afgevoerd naar het bestaande gemeentelijke gemengde rioolstelsel.

Ontwateringsdiepte

In het plangebied wordt een ontwateringsdiepte van minimaal 0,8 m gehanteerd om grondwateroverlast te voorkomen. De ontwateringsdiepte is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld.

3.6.1.2 Overstromingsrisico

Het plangebied is gelegen achter een waterkering, waarbij in extreme situaties een kans op overstroming bestaat. Het gebied dat dan overstroomt, wordt omsloten door IJssel, Zwolle-IJsselkanaal/Zwarte Water, Vecht en hoger gelegen gronden aan de oostzijde. Voor bestemmingsplannen in gebieden waar een kans op overstroming vanuit het primaire watersysteem bestaat, is een overstromingsrisicoparagraaf vereist.

Risico-inventarisatie

Dijktrajecten die een gebied tegen overstromingen beschermen, kennen een overstromingskans. Voor het primaire dijktraject nabij het plangebied geldt een overstromingskans van 1 op 10.000 per jaar. De overstromingskans wordt in de Waterwet toegelicht als: “kans op verlies van waterkerend vermogen van een dijktraject, waardoor het door het dijktraject beschermde gebied zodanig overstroomt, dat dit leidt tot dodelijke slachtoffers of substantiële economische schade”.

Met behulp van de provinciale digitale Wateratlas wordt de maximale waterdiepte in het plangebied tijdens een overstroming geschat tussen de 0,8 tot 2,0 meter (figuur 2). De tijd tot overstroming is afhankelijk van de locatie waar de waterkering faalt. In figuur 3 is de tijd tot overstroming van het plangebied bij een dijkdoorbraak ter hoogte van de IJsselcentrale weergegeven, namelijk 0 tot 6 uur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP15020-0004_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP15020-0004_0005.png"

Maatregelen

Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en). Het betreft hierbij ook bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Wat betreft maatregelen kan worden gedacht aan: aanvullend ophogen (voor zover mogelijk) van het plangebied, voldoende hoog aanbrengen vloerpeil, verhoogde drempels, zodanige inrichting gebouw dat bij eventuele overstroming schade zoveel mogelijk wordt beperkt (denk aan materiaalgebruik en minder gevoelige ruimten op de begane grond), aansluiting van het plangebied op dichtstbijzijnde weg waardoor bereikbaarheid gewaarborgd blijft en opstellen van een evacuatieplan. Meer informatie is o.a. te vinden op de website www.onswater.nl.

3.6.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Waterstructuur

Onveranderd t.o.v. de huidige situatie.

Riolering

De droogweerafvoer (DWA) uit het plangebied moet naar gemeentelijk gemengde rioolstelsel worden afgevoerd.

Bij de ontwikkeling van het gebied is sprake van een toename van de hoeveelheid afvalwater ten opzichte van de huidige situatie. Er is echter geen sprake van overbelasting ten aanzien van de capaciteit van het rioleringsstelsel en de capaciteit van zuiveringstechnische werken (rioolwaterzuiveringsinstallatie, transportleidingen en rioolgemalen).

De hemelwaterafvoer (HWA) van de daken en verharding moet binnen het plangebied worden geborgen (infiltreren). Binnen het plangebied dient daartoe minimaal een statische berging gecreëerd te worden van 20 mm per vierkante meter afvoerend verhard oppervlak, zie document “Infiltratievoorziening woongebieden, versie 2016”. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een optie. De afvoer van overtollig hemelwater uit het plangebied mag, ongeacht de toegepaste methode, niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen. Denk bijvoorbeeld rekening gehouden worden met oude – vaak niet waterdichte – kelders in de omgeving. Bovendien is het uitgangspunt dat (grond)waterstromen in de omgeving niet negatief worden beïnvloed door ontwikkeling in het plangebied.

Voor de benodigde nieuwe rioolaansluiting kan een aanvraag worden ingediend bij de gemeente. Het waterhuishoudings- en rioleringsplan (infiltratieplan) wordt dan getoetst op een bui van T=100, die kan worden gedefinieerd als een bui van 67 mm neerslag in 1 uur en 100 mm neerslag in 24 uur.

Ontwateringsdiepte

Onveranderd t.o.v. de huidige situatie.

Wateroverlast

Om wateroverlast en schade in gebouwen te voorkomen, wordt geadviseerd om een vloerpeil van minimaal 20 cm boven het niveau van de openbare weg te hanteren. Ook aan lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders) moet aandacht worden besteed om wateroverlast te voorkomen (bijvoorbeeld toepassing van waterdichte materialen of drempels).

3.7 Wonen

3.7.1 Huidige situatie

Op het perceel Zuiderkerkstraat 2 is 1 woning aanwezig. Het plangebied is in gebruik als tuin behorende bij dit perceel.

3.7.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

De aanbouw aan de woning aan de Zuiderkerkstraat 2 zal worden gesloopt. In de zijtuin worden twee woningen gerealiseerd.

3.8 Milieu

In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten die van belang zijn bij het toekennen van bestemmingen. Tevens komt de ligging van kabels, leidingen en straalpaden aan bod.

3.8.1 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de geluidsproductie van wegverkeer, spoorwegen en industrie. Aan deze aspecten wordt in deze paragraaf aandacht besteed. In de Wgh wordt het begrip 'geluidszone' gehanteerd. Met een geluidszone wordt het aandachtsgebied rond (spoor)wegen en industriegebieden afgebakend waarbinnen de regels van de Wgh van kracht zijn. Het akoestisch onderzoek richt zich altijd op woningen en 'andere geluidsgevoelige bestemmingen' die binnen de geluidszone zijn gelegen.

Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de toekomstige geluidsbelasting, indien een bestemmingsplan nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen toestaat voor gebieden die binnen de verplichte onderzoekszone van wegen liggen. Volgens de Wgh heeft iedere weg een geluidszone behalve de volgende wegen:

  • wegen die binnen een woonerf liggen;
  • wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km uur geldt.

De planlocatie valt binnen de geluidszone van de Burgemeester van Roijensingel, de Stationsweg, de Oosterlaan en het spoor. De overige wegen grenzend aan de planlocatie zijn als 30 km/uur wegen ingericht.

Uit de geluidskaart van de gemeente Zwolle blijkt dat de geluidsbelasting ten gevolge van de genoemde wegen en het spoor ter plaatse van de planlocatie lager is dan 49 dB Lden, zie onderstaande figuur. Derhalve wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde en is nader onderzoek niet nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP15020-0004_0006.png"

3.8.2 Bedrijvigheid (Wet milieubeheer)

Het bestemmingsplan maakt de bouw van twee woningen mogelijk. De directe omgeving kent een beperkt aantal functies, namelijk kantoren, wonen en maatschappelijk (gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen). De hierbij horende richtafstanden (10 meter) leveren geen beperkingen op. Het plan en haar omliggende functies hebben geen beperkende invloed op elkaar.

3.8.3 Luchtkwaliteit

Besluit gevoelige bestemmingen

De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn een gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen.

In het plan worden 2 woningen gerealiseerd. Woningen vallen niet onder de definitie 'gevoelige bestemming' op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen.

Niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) 

In de Regeling NIBM is voor diverse categorieën aangegeven bij welke omvang van een initiatief deze iet in een betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging. Daarbij moet aannemelijk worden gemaakt dat de 3%-grens niet wordt overschreden. Voor de categorie woningbouw is de omvang tot waar geen toetsing nodig is, gesteld op 1.500 woningen (Regeling NIBM bijlage 3B). Aangezien het de nieuwbouw van 2 woningen betreft, is het plan per definitie NIBM en hoeft geen verdere toetsing plaats te vinden. Een nader detailonderzoek naar de luchtkwaliteit als gevolg van het plan is niet noodzakelijk.

3.8.4 Bodemkwaliteit

Voor de locatie zijn geen bodemonderzoeken bekend. Ook is er geen verdenking van bodemverontreiniging op basis van historische bedrijfsactiviteiten. Wel is mogelijk oud stedelijke bodemverontreiniging ontstaan door bijvoorbeeld ophogingen en het legen van asladen. Ten aanzien van de bodemkwaliteit wordt verondersteld dat er geen onoverkomelijke belemmeringen zijn voor de bouw van de woningen.

3.8.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico's. Er wordt gelet op het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen in bedrijven alsmede op het transport van gevaarlijke stoffen via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen.

De planlocatie bevindt zich op meer dan 300 meter van het spoor waarover gevaarlijke stoffen worden vervoer en verder niet binnen de invloedssfeer van andere transportroutes voor gevaarlijke stoffen en/of bedrijven, die gevaarlijke stoffen opslaan dan wel verwerken of produceren.

Op deze afstand van het spoor kan een eventuele calamiteit met een toxisch gas effect hebben op het plangebied. Het is dan belangrijk dat er schuilmogelijkheid is en ramen en deuren gesloten kunnen worden. Aangezien het plan de nieuwbouw van 2 woningen betreft, wordt er waarschijnlijk geen airconditioningsinstallatie aangelegd, waardoor het toxisch gas naar binnen wordt gezogen. Ook via andere ventilatiemethode kan toxisch gas de woningen indringen. Mocht dit wel het geval zijn dan is het belangrijk dat de bewoners deze in geval van een calamiteit moeten kunnen uitschakelen. Verder zijn er vanuit externe veiligheid geen belemmeringen voor de geplande nieuwbouw.

3.8.6 Kabels, leidingen en straalpaden

In de buurt van de locatie is geen hoofdwaterleidingen, -gasleidingen of -rioolleidingen gelegen.
Ook zijn er geen straalpaden in de buurt van de locatie gelegen

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten

4.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Assendorp, Zuiderkerkstraat 2 zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Assendorp, Zuiderkerkstraat 2.

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels:

De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:

Artikel 1 Begrippen;

Artikel 2 Wijze van meten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:

Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:

Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.

Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.

Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.

De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:

  • 1. Bestemmingsomschrijving;
  • 2. Bouwregels;
  • 3. Nadere eisen;
  • 4. Afwijken van de bouwregels;
  • 5. Specifieke gebruiksregels;
  • 6. Afwijken van de gebruiksregels;
  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • 8. Wijzigingsbevoegdheid.

Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.

  • 1. Bestemmingsomschrijving:

In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.

  • 2. Bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.

Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.

De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.

De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximum goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximum bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.

  • 3. Nadere eisen:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.

De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 10 Algemene procedureregels.

  • 4. Afwijken van de bouwregels:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.

De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

  • 5. Specifieke gebruiksregels:

In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.

  • 6. Afwijken van de gebruiksregels:

Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro

De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.

  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingsregel opgenomen.

  • 8. Wijzigingsbevoegdheid:

Het gaat hier om een specifieke op een bepaalde bestemming gerichte wijzigingsbevoegdheid als bedoel in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen.

Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Uov) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Toelichting op de regels voor dubbelbestemmingen:

Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.

Het betreft in dit plan:

Artikel 6 Waarde - Archeologie;

bestemmingen liggen als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.

De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels:

In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel;

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels;

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels;

Artikel 10 Algemene procedureregels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:

In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.

4.2 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.

Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.

4.3 Bestemmingsregels

Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven

Artikel 3 Tuin

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en carports bij recht worden gebouwd. Via een afwijking zijn bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bouwwerken wel mogelijk, mits geen aantasting plaatsvindt van de in de afwijkingsbevoegdheid genoemde criteria. Het gaat hier om bebouwing ten behoeve van uitbreiding van hoofdgebouwen, bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bijgebouwen en carports. Tevens moet zo nodig rekening worden gehouden met de Wet geluidhinder.

Artikel 5 Wonen

Deze bestemming is bedoeld voor de eengezinshuizen. Dit zijn gebouwen, welke één woning omvatten.

Uitgangspunten:

  • Binnen het bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd.
  • Op het erf binnen deze bestemming, dat buiten het bouwvlak is gelegen, mogen bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd, maar geen zelfstandige hoofdgebouwen, waarvan situering niet ondenkbaar wordt bij het toestaan van grotere oppervlakten.
  • Halve meters bij hoogtebepalingen worden in het kader van de deregulering afgerond naar boven.
  • In het kader van de deregulering mag het erf binnen deze bestemming aan de zijkant en de achterkant van het bouwvlak zonder afwijking worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken tot maximaal 50% en 100 m².
  • Ter wille van de openheid in het stedenbouwkundig beeld blijft het uitgangspunt waar mogelijk van toepassing om bijbehorende bouwwerken in de zijtuin achter de voorgevel van het hoofdgebouw te plaatsen.
  • Bij de bepaling van de voorzijde wordt gekeken waar de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak en de naar de weg toegekeerde grens van de gevel van een hoofdgebouw is gelegen. Hierbij is de zijde van de hoofdtoegang van het hoofdgebouw bepalend.
  • In de voortuinen komt de bestemming 'Tuin', waar in principe geen gebouwen en carports zijn toegestaan.
  • Zo nodig kunnen nadere eisen worden gesteld aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodat bij het ontwikkelen van ongewenste situaties nog kan worden ingegrepen.
  • De huidige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, die groter zijn dan de standaardregeling worden als afwijkend gebruik toegestaan.

Beroep aan huis:

Volgens vaste jurisprudentie moet binnen een woonbestemming ook een aan huis verbonden beroep worden toegelaten. Uit de jurisprudentie kan als enige ruimtelijk relevant criterium worden afgeleid het hebben van 'een ruimtelijke uitwerking of uitstraling, die in overeenstemming is met de woonfunctie van het betrokken perceel'.

Er is in dit plan een regeling opgenomen voor het gebruik van een deel van een woning voor een aan huis verbonden beroep, zoals in de gemeente Zwolle bij deze bestemming gebruikelijk is. De beperking van het ruimtebeslag van de woning met inbegrip van de bijgebouwen tot 30% van het vloeroppervlak van de woning (met een absoluut maximum van 50 m²) dient om het verlies of de bovenmatige aantasting van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. Op deze wijze wordt tevens voorkomen dat de verkeersaantrekkende werking te groot zal worden.

Het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden voor de uitoefening van een beroep of bedrijf, hoe gering ook van omvang, is zonder meer als strijdig met de woonbestemming aan te merken.

In de begrippen is een definitie opgenomen over wat onder een aan huis verbonden beroep moet worden verstaan. Het gaat om een dienstverlenend beroep. De definitie van beroep aan huis is gelijk aan de landelijk gehanteerde standaarddefinitie. Indien er personeel in dienst wordt genomen kan er eerder sprake zijn van een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die niet met de woonfunctie in overeenstemming is.

Bouwwerken, zonder dak:

Bij de regeling van deze bouwwerken is geen verschil gemaakt tussen verschillende soorten bouwwerken. Elk bouwwerk dat functioneel past in de bestemming kan worden toegelaten. Volstaan is met algemene bepalingen omtrent de maximum hoogte. Daarbij is voor erf- of perceelafscheidingen aansluiting gezocht bij het criterium voor vergunningvrij bouwen van het Bor en voor de afwijking bij het criterium van de Bouwverordening.

Artikel 6 Waarde - Archeologie

Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:

  • De gebieden die volgens de gemeentelijke archeologische waarderingskaart een grote vondstkans hebben (50% of meer) zijn mede bestemd tot archeologisch waardevol gebied (zie kaart ....).
  • Bij de regeling voor de dubbelbestemming is nauwe aansluiting gezocht bij de Wet op de archeologische monumentenzorg.
  • Bij verstoringen in de bodem met een grotere diepte dan 0,5 meter en een grotere oppervlakte dan 100 m² zijn specifieke bouwregels en een omgevingsgunningenstelsel conform de regeling uit de Wet op de archeologische monumentenzorg van toepassing.

4.4 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.

Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

Deze regel maakt het mogelijk de bestemmingen ', 'Tuin', alsmede 'Wonen' onder in deze regel omschreven voorwaarden zodanig te wijzigen dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden aangegeven.

Artikel 10 Algemene procedureregels

Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.

Artikel 11 Overige regels

In dit artikel wordt geregeld dat bij een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Daarbij moet worden voldaan worden aan de parkeeropgave, zoals neergelegd in de “Regeling Parkeernormen 2016”. Indien deze regeling wordt gewijzigd, moet rekening worden gehouden met deze wijziging.


Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van de “Regeling Parkeernormen 2016”

4.5 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.

Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.

Artikel 13 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.

4.6 Handboek

Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

In het onderhavige bestemmingsplan is voorzien in een aangewezen bouwplan op de bij derden in eigendom zijnde percelen kadastraal gemeente Zwolle, sectie G nummers 11705 en 11706, plaatselijk bekend als Zuiderkerkstraat 2.

Ten aanzien van voornoemde percelen is een anterieure overeenkomst gesloten. Middels deze anterieure overeenkomst zijn de kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd. De overeenkomst is overeenkomstig artikel 6.24 Wro en artikel 6.2.12 Bro gepubliceerd en ter inzage gelegd. Bij vaststelling van het bestemmingsplan is de gemeenteraad, op grond van de anterieure overeenkomst, geadviseerd geen exploitatieplan vast te stellen.

Op basis van het bovenstaand wordt het bestemmingsplan geacht economisch uitvoerbaar te zijn.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.2.1 Uitkomsten overleg buurt

Inloopbijeenkomst 5 juli 2017

Op 5 juli 2017 is er een informatieavond gehouden voor de buurt. De uitnodiging voor de buurtbijeenkomst is huis-aan-huis in de bus gedaan bij Tuinstraat 1 t/m 11, bij Zuiderkerkstraat 8 t/m 20 en bij Zuiderkerkstraat 23. Allemaal panden die rechtstreeks grenzen aan het plangebied. Deze bijeenkomst was georganiseerd door de initiatiefnemers. Er waren bewoners uit de Zuiderkerkstraat, Tuinstraat en Zeven Alleetjes. Ook waren de architect en vertegenwoordigers van de gemeente aanwezig.

Er zijn samengevat de volgende onderwerpen het meest aan de orde geweest:

  • over bomen / groen, uit visueel oogpunt en als waarborg voor privacy;

Verschillende buurtbewoners bepleiten dat zoveel mogelijk 'groen' c.q. bomen behouden blijven, zij het dat er ook gesnoeid moet worden. 'Privacy' is een belangrijke overweging bij deze wens.

In reactie hierop zeggen de initiatiefnemers deze wens zeker te respecteren. Zij beloven dan ook ruimhartig overleg en dat er nader overleg komt over bomen en groen.

  • hoogte en bouwvolume van het nieuw te bouwen huis dat grenst aan de tuinen van de percelen aan de Zuiderkerkstraat 10 tot en met 18, vanwege de mogelijke schaduwwerking en 'horizonvervuiling' vanuit de tuinen in de Zuiderkerkstraat;

De vraag wordt gesteld waarom het huis zo diep de tuin is geprojecteerd en wat is het hoogteverschil tussen het laagste en hoogste deel van het dak van dit huis? Met andere woorden waarom niet een groter en deel van het bouwvolume aan de straatkant om te sparen op de diepte van dit huis?

Ook is het de vraag of het hoogste deel van dit huis de toetreding van zuiderlicht in een aantal van de woningen aan de Zuiderkerkstraat in zekere mate beperkt.

Enkele buurtbewoners doen de suggestie aan de straatkant meer van het beoogde bouwvolume te projecteren om dan minder ver de tuin in te bouwen.

  • architectonisch geheel en de stedenbouwkundige inpassing: relatie nieuwbouw en bestaande bouw;

Hoe verhoudt zich de nieuwbouw tot de beeldbepalende betekenis van het gemeentelijke monument Zuiderkerkstraat 2? Hoe wordt ingehaakt op de verschillende gebouwen in de directe omgeving in de straat en aan het plein?

De architect geeft zijn visie: de bestaande bebouwing wordt gevormd door een palet van verschillende architectonische stijlen uit verschillende perioden en er is dan ook plaats voor een moderne toevoeging; immers de geschiedenis gaat door en dat mag of moet zichtbaar zijn; overigens met respect voor de monumentale waarde van de villa en de historische tuinmuur. In het uiteindelijke beeld monument mét de gerestaureerde tuinmuur en de van latere toevoegingen ontdane villa wil de architect het een tuinachtige sfeer oproepen met een belangrijke rol voor de ginko (boom) en de houten bekleding van de twee nieuwe tuinhuisachtige nieuwe villa's.

Er wordt gevraagd of de wand aan de straatkant niet erg gesloten is, met weinig detaillering.

De architect antwoordt dat de tekening niet meer is dan een schets voor de bouwvolumes maar dat de gedetailleerde tekening nog gemaakt wordt bij de aanvraag van de bouwvergunning.

  • mogelijke overlast in bouwfase.

Eén van de omwonende vraagt aandacht voor het minimaliseren van de overlast voor de omwonenden tijdens de bouw.

De doorlooptijd is volgens de initiatiefnemers niet helemaal te voorspellen. Maar redelijkerwijs loopt de planprocedure tot het late voorjaar van 2018. De bouw start niet voor de zomer van 2018. De ruwbouw duurt vervolgens ongeveer driekwart jaar en daarna volgt de rest.

Reactie van initiatiefnemers op inloopbijeenkomst

Naar aanleiding van de bijeenkomst hebben de initiatiefnemers nog een nadere reactie gegeven naar alle omwonenden die op bijeenkomst aanwezig waren en die hun emailadres hadden opgegeven.

Deze reacties ging over parkeren en de groene erfafscheidingen in relatie tot privacy.

Met betrekking tot parkeren wordt opgemerkt dat het plan geen extra parkeerdruk zal opleveren in de vorm van meer parkeervergunninghouders. Het parkeren zal op eigen terrein worden opgelost. In overleg met de gemeente zal een kleine herinrichting van de Zuiderkerkstraat plaatsvinden, zodat het aantal parkeerplaatsen in het openbaar gebied gelijk blijft. Verder is toegezegd dat met omwonenden zal worden gesproken zodra de uitwerking aan de groenplannen aan de orde is.

Tenslotte is naar aanleiding van de reactie dat de woning die grenst aan de tuinen van de percelen aan de Zuiderkerkstraat 10 tot en met 18, zo diep in de tuin is geprojecteerd, door de architect een aangepast plan gemaakt. De “footprint” in de tuin is minder diep en het zicht op het bouwvolume vanuit de buurtuinen aan de Zuiderkerkstraat wordt minder dan het in de oorspronkelijke plannen was.

Aangepast plan december 2017

De aangepaste plannen zijn eind december 2017 in de vorm van een aangepast presentatieboekje opgestuurd aan de omwonenden die aanwezig waren op de inloopbijeenkomst met het verzoek hierop te reageren. Ook is een plattegrond met de verschillen tussen de oorspronkelijke plannen en de nieuwe situatie meegestuurd. Hierop zijn een aantal reacties gekomen.

Eén van de omwonenden verzoekt in verband met privacy van de bewoners van de percelen Zuiderkerkstraat 10 tot met 18 om het in standhouden van de groenstrook tussen het plangebied en de hiervoor genoemde percelen en bij voorkeur een groenstrook die wintergroen blijft.

Een andere omwonende vindt het goed dat het pand minder ver in de tuin komt, maar blijft het plan een te grote inbreuk vinden op zijn privacy. Met name doordat er op de verdieping gewoond zal gaan worden en er een dakterras op de uitbouw komt. Vandaar uit is er zicht op de tuinen van de woningen aan de Zuiderkerkstraat. Het feit dat er bomen als afscheiding zullen komen, is naar zijn mening geen garantie dat deze in de toekomst niet weggehaald zullen worden.

De initiatiefnemers hebben richting deze omwonende nogmaals benadrukt dat het ook in ieders belang is dat de maximale privacy worden gehaald. Ook zullen ze de omwonenden betrekken bij de groenplannen.

5.2.2 Uitkomsten overleg

Provincie

Samenvatting reactie

Er wordt geconstateerd dat het bestemmingsplan past in het provinciaalruimtelijk beleid. Indien het plan in de huidige vorm in procedure wordt gebracht, zijn er vanuit het provinciaal belang geen beletselen voor het verdere vervolg van deze procedure. Hiermee is, voor zover het de provinciale diensten betreft, voldaan aan het ambtelijke vooroverleg als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening.

Reactie gemeente

Hier wordt kennis van genomen.

Waterschap Drents Overijsselse Delta

Samenvatting reactie

Het waterschap heeft geen opmerkingen op dit voorontwerpbestemmingsplan.

Reactie gemeente

Hier wordt kennis van genomen.

Veiligheidsregio IJsselland

Samenvatting reactie

Bij een eventueel incident met toxische stoffen kan er een toxische wolk ontstaan. Bij zo'n incident krijgen aanwezigen in de omgeving het advies om binnen te schuilen, ramen en deuren te sluiten en ventilatie af te sluiten. Hiervoor is het nodig dat de woningen voorzien zijn van een ventilatiesysteem wat de bewoners zelf kunnen afsluiten. Er wordt geadviseerd de tekst in paragraaf 3.8.5 van de toelichting hierop aan te passen.

Tevens wordt geadviseerd de toekomstige bewoners voor te lichten over de risico's die zij lopen bij een eventueel incident en wat zij zelf kunnen doen.

Reactie gemeente

De toelichting zal worden aangepast en de initiatiefnemers hebben het advies van de brandweer toegestuurd gekregen.