direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Aalanden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP15008-0004

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Dit bestemmingsplan Aalanden biedt een actuele juridisch-planologische regeling voor de wijk Aalanden. Aanleiding voor dit bestemmingsplan is het feit dat de bestaande planologische regeling voor de wijk bijna 10 jaar oud is. In de Wet ruimtelijke ordening is de actualiseringsplicht voor gemeenten opgenomen die inhoudt dat bestemmingsplannen niet ouder mogen zijn dan 10 jaar.

De gemeente Zwolle heeft onder het project 'Zwolle op Orde' van 2003-2013 een grote inhaalslag gemaakt in het actualiseren van bestemmingsplannen. Voor grote delen van de stad, waarbij in grote lijnen de wijkindeling is gevolgd, en voor het buitengebied zijn de planologische regelingen herzien. De eerste bestemmingsplannen van de actualiseringsronde van Zwolle op Orde zijn weer aan actualisatie toe, waaronder ook dit bestemmingsplan Aalanden.

De planologische regeling voor Aalanden, die is vastgesteld op 9 oktober 2006, nadert zijn uiterste houdbaarheidsdatum. Het plan is opgesteld vóór inwerkingtreding van de Wabo en de digitaliserings- en standaardiseringsverplichting uit de Wet ruimtelijke ordening. Ook zijn in de loop der jaren voor diverse bouwplannen afwijkingsprocedures gevoerd en zijn enkele (postzegel)bestemmingsplannen in het gebied opgesteld. Deze worden nu in het bestemmingsplan verwerkt. Het nieuwe plan voorziet weer in een actuele, uniforme, digitale en gestandaardiseerde regeling.

1.2 Plangebied

Het plangebied wordt globaal begrensd door watergangen nabij de Urksteeg en Kolksteeg en de Wijde Aa in het noorden, watergangen nabij de Brinkhoekweg aan de oostkant van de wijk, de A28 aan de zuidkant en de Middelweg aan de westkant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP15008-0004_0001.png"

figuur 1 plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP15008-0004_0002.jpg"

figuur 2 ligging Aalanden in Zwolle (bron: Google maps)

Binnen het plangebied zijn een aantal bijzondere gebieden die niet worden meegenomen in dit bestemmingsplan. Dit betreft de locatie van het voormalige Aabad en omgeving aan de Scheldelaan omdat daar een initiatief voor herontwikkeling is gestart. Hiervoor wordt een apart bestemmingsplan opgesteld. Ook voor de Krekenbuurt wordt een apart bestemmingsplan voorbereid. Deze buurt kent een bijzondere architectuur en wordt om die reden voorzien van een passende regeling.

1.3 Geldende bestemmingsplannen

In het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen:

0150

Bestemmingsplan Aalanden, vastgesteld bij raadsbesluit van 9 oktober 2006, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 8 mei 2007, inwerking getreden en onherroepelijk geworden op 26 juli 2007.

7000

Bestemmingsplan Zwolle op Orde, partiële herziening archeologie en bijgebouwen, vastgesteld bij besluit van 22 september 2008, goedgekeurd gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 26 november 2008, inwerking getreden en onherroepelijk geworden op 26 februari 2009.

10022

Bestemmingsplan Merwedelaan vastgesteld door de raad van de gemeente Zwolle in de vergadering van 14 juni 2011, inwerking getreden en onherroepelijk geworden op 1 september 2011.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk komen enkele, voor het bestemmingsplan relevante, onderdelen omtrent het beleidskader aan de orde zoals rijksbeleid inclusief de Ladder voor duurzame verstedelijking, provinciaal- en gemeentelijk beleid.

2.2 Ruimtelijk beleid

2.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur (hierna: SVIR) vastgesteld. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. De SVIR geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Die ambitie is vertaald in doelen voor de middellange termijn tot 2028.

Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn slechts 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt, of;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan, of;
  • het een onderwerp betreft dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.

Conclusie

Er is bij het plan geen sprake van rijksbelangen, waardoor de conclusie is dat het plan niet in strijd is met het rijksbeleid.

2.2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Aan artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking (hierna te noemen: ladder) toegevoegd. Dit artikel bepaalt dat bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen gemotiveerd moet worden dat er een regionale behoefte is aan die ontwikkeling en dat bovendien de gekozen locatie daarvoor geschikt is.

In artikel 1.1.1 is omschreven wat verstaan moet worden onder een stedelijke ontwikkeling. Namelijk een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Conclusie

Het bestemmingsplan Aalanden is conserverend van aard. Er worden geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen in de zin van het Bro mogelijk gemaakt. De ladder blijft verder buiten beschouwing.

2.2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening provincie Overijssel

De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd. In het beleid van de provincie staan de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. Deze elementen zijn derhalve binnen de hele omgevingsvisie terug te vinden.

De sturingsfilosofie van de provincie is als volgt samen te vatten: als sprake is van een bepaalde ontwikkeling, dan moet eerst worden nagegaan, aan de hand van de generieke beleidsuitgangspunten die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen, of er behoefte is aan de ontwikkeling. Indien dat zo is, moet worden nagegaan of de gekozen plek geschikt is voor het aldaar doorvoeren van de ontwikkeling.

Om antwoord te kunnen geven op die laatste vraag dient de ontwikkelingsperspectievenkaart bekeken te worden. Wanneer uit die kaart blijkt dat een ontwikkeling, zoals gepland, niet in strijd is met deze kaart, kan verder worden bezien hoe de ontwikkeling vormgegeven moet worden. Hierbij heeft de provincie gekozen voor een vierlagenbenadering, in welke benadering vier kaarten/lagen worden onderscheiden. Dit zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarische cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust- en leisurelaag. Samen met de catalogus gebiedskenmerken kan worden geconstrueerd welke kenmerken per laag van belang zijn om rekening mee te houden bij de planvorming.

Ontwikkelingsperspectief

Volgens de Ontwikkelingsperspectievenkaart wordt het plangebied aangeduid als woonwijk.

Gebiedskenmerken

Het plangebied heeft volgens de vierlagenbenadering de volgende gebiedskenmerken;

  • Natuurlijke laag: dekzandvlakte;
  • Agrarisch cultuurlandschap: stedelijk gebied;
  • Stedelijke laag: woonwijken 1955 - nu;
  • Lust- en leisurelaag: stedelijk gebied en stads- en dorpsranden.

Conclusie

In principe worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het plan is in overeenstemming met het provinciaal beleid.

2.2.3 Gemeentelijk beleid

Structuurplan Zwolle 2020

Het structuurplan dat op 16 juni 2008 door de raad is vastgesteld geeft de gemeentelijke visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020 weer. Het Structuurplan verwoordt niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie wordt uiteengerafeld in programma's voor de verschillende beleidsterreinen. De globale visies op de toekomstige sociale, economische en ruimtelijke structuur zijn uitgewerkt tot de kern van het structuurplan: de plankaart met een beschrijving in hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkelingen voor de komende vijftien jaar. De plankaart geeft zo een integraal beeld van de beoogde functies van stad en ommeland tot 2020.

Op de structuurplankaart is het plangebied aangeduid als 'woongebied'. Het woongebied heeft een 'groenstedelijk' woonmilieu wat wordt omschreven als een woongebied met laagbouwwoningen: rijtjeshuizen met tuin. Een beperkt deel is gestapeld. De bruto woningdichtheid is 20-30 woningen per hectare. Er zijn veel groene plekken en speelvoorzieningen en er is weinig functiemenging.

Het park aan weerszijde van de Westerveldse Aa en de randen rondom de Zwartewaterallee zijn aangeduid als structuurgroen. Het structuurplan geeft aan dat in het structuurgroen voorzieningen gebouwd kunnen worden die passen bij desbetreffende functie.

Het winkelcentrum Dobbe is aangewezen als nevencentrum.

Conclusie

In principe worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het plan is in overeenstemming met het gemeentelijke structuurplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP15008-0004_0003.png" 

figuur 3 Structuurplan Zwolle

2.3 Archeologisch en cultuurhistorisch beleid

Archeologisch beleid

Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.

Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit. Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).

Cultuurhistorisch beleid

In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief modernisering monumentenzorg (MoMo). Het behoud en de bescherming van monumenten is hiervan een belangrijk doel én er vindt een verbreding plaats naar de omgeving. Overal in steden, dorpen en landschappen zijn plaatsen van herinnering, plaatsen met een bijzondere cultuurhistorische betekenis. Goede ruimtelijke ordening betekent dat alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte in de besluitvorming worden betrokken. Daarom is de eerste pijler van MoMo gericht op cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Om meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening zullen gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.

Op grond van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Ook is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Conclusie

In principe worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het plan is in overeenstemming met het archeologisch en cultuurhistorisch beleid.

2.4 Verkeersbeleid

Mobiliteitsvisie

Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijks – en provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie. De Mobiliteitsvisie is door de gemeenteraad vastgesteld op 2 februari 2009 en in 2014 geactualiseerd in het Actieprogramma Mobiliteit 2014-2017.

Uit de Mobiliteitsvisie en het Actieprogramma Mobiliteit 2014-2017 komt naar voren dat de verdere groei van de mobiliteit niet opgevangen kan worden door de mobiliteitsvraag te faciliteren met nieuwe infrastructuur. Zwolle heeft een gunstige positie qua ontwikkeling. In de na te streven doelen op het gebied van duurzaamheid, milieu, bereikbaarheid, economische groei, leefbaarheid en dergelijke is het daarom noodzakelijk om prioriteiten te stellen. Zwolle wil de kwaliteiten als bereikbare en gezonde stad vasthouden door, naast de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur, de samenleving te mobiliseren om de groeiende vraag naar mobiliteit om te buigen in een duurzame richting. .

Conclusie

In principe worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het plan is in overeenstemming met het verkeersbeleid.

2.5 Groenbeleid

Groenbeleidsplan, Structuurplan 2020 en Groene Kaart

Het Groenbeleidsplan (1998) geeft aan dat de stedelijke hoofgroenstructuur bestaat uit een samenstel van groenelementen die tezamen een betekenis hebben voor de stad als geheel. Water maakt er veelal een onlosmakelijk onderdeel van uit. Deze hoofdgroenstructuur moet stevig genoeg zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Hij zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en zal duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Groen en water behoren tot de stedelijke hoofdgroenstructuur als zij een functie vervullen in één of meer van de volgende verbanden:

  • het draagt ruimtelijk of functioneel bij aan een min of meer aaneengesloten netwerk;
  • het is op stedelijk niveau in belangrijke mate structuur – en identiteit bepalend;
  • het behoort op stedelijk niveau tot de belangrijkste recreatieve gebruiksruimtes;
  • het begeleidt een recreatieve hoofdroute;
  • het heeft een belangrijke betekenis voor de stedelijke ecologische structuur;
  • het draag in belangrijke mate bij aan de leefbaarheid van de stad.

De visie is dat de stedelijke hoofdgroenstructuur in de toekomst in essentie overeind moet worden gehouden, omdat dat van belang is voor de stad als geheel. Er wordt een terughoudend beleid gevoerd met het toevoegen van nieuwe bebouwing binnen de stedelijke hoofdgroenstructuur. Initiatieven worden getoetst aan de groene functies die de stedelijke hoofdgroenstructuur ter plaatse moet vervullen. Het stedelijk groen zal in de bestemmingsplannen een goed op de groenfuncties toegesneden bestemming krijgen.

Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van de Hoofdgroenstructuur uit het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Wijkgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het Structuurplan, maar wel op de Groene Kaart (2013). Hoofdgroenstructuur en Wijkgroenstructuur vormen hier een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus.

Bomenverordening en Groene Kaart

Voor de bomen geldt de in 2013 vastgestelde Bomenverordening. Voor het vellen van een boom binnen de op de Groene Kaart weergegeven groenstructuren (Hoofdgroenstructuur, Wijkgroenstructuur, Groenvoorzienend boomgebied en Hoogstedelijk boomgebied), zoals die staan aangegeven op de Groene Kaart, is een (kap)omgevingsvergunning nodig voor bomen met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben.

Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan op de Groene Kaart aangegeven als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Dit verbod geldt voor alle bijzondere bomen, ongeacht de locatie op de Groene Kaart, de stamomvang van de boom en de perceelsgrootte van het perceel waarop de bijzondere boom staat.

Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom. Wanneer er geen mogelijkheden zijn voor (voldoende) herplant, moet financiële compensatie plaatsvinden.

Conclusie

In principe worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het plan is in overeenstemming met het groenbeleid.

2.6 Waterbeleid

Europees en nationaal beleid

Duurzaam, schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn, heel in het kort, de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW).

Europese Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van “een goede chemische toestand”. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat “een goede ecologische toestand”. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen. Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).

In de geldende Europese richtlijnen en de EU richtlijn Prioritaire Stoffen staat precies omschreven wat een goede chemische toestand voor oppervlaktewater is. De ecologische doelstellingen stellen de lidstaten onderling vast in zogeheten (internationale) stroomgebiedbeheersplannen. Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.

Waterbeer 21e eeuw

Waterbeheer 21e eeuw (WB21) anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzaam waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer:

  • Vasthouden, bergen en vertraagt afvoeren;
  • Schoonhouden, scheiden en zuiveren.

Bij “vasthouden, bergen en afvoeren” wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij “schoonhouden, scheiden en zuiveren” gaat het om een voorkeurvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon- en vuilwater zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.

Deltawet

Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoog water en de zoetwatervoorziening op orde houden.

De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om de huidige veiligheid op orde te krijgen en ervoor te zorgen dat ons land is voorbereid op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken het rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris, waarvan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu de coördinerende bewindspersoon is.

Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en Hoogwaterbeschermingsprogramma, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Voor 2015 worden die voorgelegd aan het kabinet. Deze beslissingen gaan over de normen van onze belangrijkste dijken en andere waterkeringen en de strategieën voor onze waterveiligheid, over de beschikbaarheid en verdeling van zoetwater, over het peil van het IJsselmeer, over de manier waarop gebieden veilig kunnen blijven zonder aan economische waarde in te boeten en over hoe bij het bouwen van buurten en wijken rekening kan worden gehouden met water.

Provinciaal beleid

Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een omgevingsvisie en de omgevingsverordening. Op 1 juli 2009 zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd, dat ondermeer in plaats treedt van het Streekplan Overijssel 2000+ en de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving (VFLO). De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de Waterwet en het Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.

Waterschapsbeleid

Het algemene beleid van Waterschap Drents Overijsselse Delta is verwoord in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Het beleid van het waterschap sluit nauw aan bij de uitgangspunten van WB21. In 2007 is de nota "Leven met Water in stedelijk gebied" vastgesteld. Deze nota beschrijft de voor het waterschap gewenste situatie in bestaand en nieuw stedelijk gebied. Om deze situatie te bereiken wil het waterschap het beheer en onderhoud van deze wateren overnemen van de gemeenten. Op watergangen van Waterschap Drents Overijsselse Delta is de keur van toepassing. In de keur is aangegeven wat wel en niet mag bij watergangen, waterkeringen en kernzones. Bijvoorbeeld regels voor bouwwerken op of langs watergangen. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van Waterschap Drents Overijsselse Delta. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wdodelta.nl.

Gemeentelijk beleid

Gemeente Zwolle heeft haar waterbeleid in 2008 vastgelegd in het Stedelijke Waterplan. Hierin zijn de ambities met betrekking tot de beleving en de kwaliteit van water beschreven. Gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het gemeentelijk rioleringsplan ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.

Conclusie

In principe worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het plan is in overeenstemming met het waterbeleid.

2.7 Volkshuisvestingsbeleid

Woonvisie 2005-2020 en Woonagenda 2013-2017

Het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid, waaronder de woningbouw, is vastgelegd in de Woonvisie 2005-2020 (vastgesteld raad april 2005). De Woonvisie 2005-2020 geeft de gemeentelijke koers voor de woningbouw in de komende jaren weer. Naast blijvende aandacht voor het realiseren van productieaantallen (bouwopgave) ligt de ambitie in een versterking van de woonmilieudifferentiatie waarbij wordt ingespeeld op de woonwensen vanuit de leefstijlprofielen.

Vanaf medio 2008, dus na de vaststelling van de Woonvisie, is de woningmarkt in een dip terecht gekomen als gevolg van de crisis. Deze terugval was van tijdelijke aard, de behoefte ligt inmiddels weer op het niveau van voor de crisis. De raad heeft in december 2012 ingestemd met de gedachte dat het beleid minder programmerend moet zijn, en meer faciliterend. Tevens is besloten de verwachtingen omtrent de woningproductie in de komende vijf jaar te halveren tot gemiddeld 400 woningen per jaar, waarvan de helft op locaties in bestaand stedelijke gebied. Voor de jaren na 2017 zou van een iets hogere productie mogen worden uitgegaan.

Deze nieuwe inzichten zijn uitgewerkt in de Woonagenda 2013-2017 (vastgesteld raad juni 2013). In de Woonagenda is onder meer vastgelegd dat voor ontwikkelaars op woningbouwlocaties in beginsel programmatische vrijheid bestaat, maar dat de plannen worden beoordeeld op basis van de 'kleurenwaaier'. De kleurenwaaier heeft als toekomstbeeld: toevoeging sociale huurwoningen, geen grootschalige clustering van koopwoningen met matige kwaliteit, toevoeging van de vrije sector huurwoningen, toevoeging ruime en goede middeldure koopwoningen, realiseren bijzondere architectuur en/of woonmilieus, realiseren functiemenging, realiseren pauzewoningen.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het volkshuisvestingsbeleid. Er worden geen nieuwe woonontwikkelingen mogelijk gemaakt.

2.8 Sportbeleid

Sportnota en Masterplan Sportaccommodaties

In 2006 is de sportnota 2006-2011 vastgesteld. Deze sportnota vormt nog steeds het voornaamste kader voor het Zwolse sportbeleid. Daarnaast is in 2009 het Masterplan Sportaccommodaties vastgesteld, dat het vigerende sportaccommodatiebeleid omvat en de kaders schetst voor de gewenste kwaliteit, kwantiteit en spreiding van de Zwolse sportaccommodaties voor de periode 2010 tot 2020. Op basis van de beide nota's en de actuele situatie omvat het huidige sportbeleid, met als missie 'een leven lang sporten en bewegen', de volgende doelstellingen:

  • Het in stand houden van de sportparticipatie.
  • Sport inzetten als integraal onderdeel van de maatschappij om middels sport andere (maatschappelijke) doelen te verwezenlijken. Sport vormt dan ook een integraal en onlosmakelijk onderdeel van het sociale domein.
  • Bevorderen van de samenwerking tussen verenigingen om de sportinfrastructuur te verstevigen.

Het waarborgen van een goede kwaliteit en kwantiteit aan sportvoorzieningen en -accommodaties is een randvoorwaarde om bovenstaande doelstellingen te bereiken.

Conclusie

In principe worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het plan is in overeenstemming met het sportbeleid.

2.9 Recreatiebeleid

Recreatievisie

In de Recreatievisie 2004 wordt het belang van goede recreatieve mogelijkheden in en om de stad benadrukt. Het aantrekkelijke en afwisselende buitengebied van Zwolle biedt veel mogelijkheden voor uiteenlopende vormen van recreatie en toerisme. In de Visie wordt gesteld dat deze mogelijkheden moeten worden versterkt, uitgebreid en gedifferentieerd. De voorzieningen zullen voortdurend afgestemd moeten worden op de veranderende behoeften en wensen van de recreant en toerist. Voorts wordt geconstateerd dat het recreatieve routenetwerk in en om de stad verder geoptimaliseerd kan worden.

Als algemeen geldende ambitie kan gesteld worden dat de gemeente Zwolle ernaar streeft de hoeveelheid voorzieningen mee te laten groeien met de recreatie behoefte van de stad. In het beleid wordt onderscheid gemaakt in watergebonden, intensieve en extensieve recreatie.

Speelbeleid

Het Zwolse speelbeleid is vastgelegd in de Nota Speelruimte in Zwolle uit 2000. Hierin is onder meer vastgelegd dat voor kinderen van 0 tot 6 jaar binnen 100 meter van hun woning een speelplek zou moeten zijn. Voor kinderen van 7 tot 12 is dat binnen 400 meter van hun woning. In de Speelruimtekaarten van 2004 zijn deze zogenaamde 100- en 400 meter speelvoorzieningen aangegeven.

Conclusie

In principe worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het plan is in overeenstemming met het recreatie- en speelbeleid. 

2.10 Evenementenbeleid

Evenementenbeleid 'Zwolle heeft het allemaal'

Op 21 mei 2012 heeft de gemeenteraad de nota evenementenbeleid 'Zwolle heeft het allemaal' vastgesteld. Het beleid is er mede op gericht dat de diverse evenementenlocaties binnen de gemeente moeten fungeren als geschikt decor voor de evenementen die op die locaties plaatsvinden. Dit betekent dat een locatie moet aansluiten op het karakter van het evenement en daaraan een meerwaarde moet geven. Bij de beoordeling of een locatie een geschikt decor voor een bepaald evenement is, wordt gekeken naar de risico's op het gebied van openbare orde en veiligheid, de impact op de omgeving en de eventuele gevolgen voor het verkeer.

Het publieksprofiel (bijvoorbeeld aantal en type bezoekers), het ruimtelijk profiel (bijvoorbeeld locatie evenement, toegankelijkheid aan- en afvoerwegen) en het activiteitenprofiel (bijvoorbeeld soort evenement, duur evenement ) zijn hier heel belangrijk.

Locaties waar grootschalige evenementen (evenementen voor meer dan 5000 bezoekers en/of evenementen met een toegestane geluidsbelasting van 85 dB(A)/95 dB(C)) op basis van het gemeentelijk beleid kunnen worden gehouden zijn de Grote Markt, het Grote Kerkplein, de Melkmarkt en het Rodetorenplein in de binnenstad, het manifestatieterrein park de Wezenlanden en in het buitengebied de locatie op en nabij de Wijthmenerplas.

De regulering met betrekking tot evenementen is vastgelegd in de Beleidsregel evenementen in de open lucht 2012. Deze beleidsregel geeft een nadere invulling aan de Algemene Plaatselijke Verordening Zwolle. Dit is de wettelijke basis voor behandeling van aanvragen voor een evenementenvergunning. De beleidsregel stelt regels met betrekking tot het aantal evenementen, de spreiding, evenementenlocaties, eindtijden, de geluidsbelasting, procedurele aspecten en openbare orde en veiligheid.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het evenementenbeleid.In de Aalanden worden geen grootschalige evenementen georganiseerd. Wel vindt er af en toe een kermis plaats nabij winkelcentrum De Dobbe en is er hier op dinsdagen een warenmarkt.  

2.11 Beleid overige maatschappelijke voorzieningen

Het accommodatiebeleid is ondersteunend aan het gemeentelijk sociaal beleid. Accommodaties vormen de fysieke uitkomst van beleidsontwikkeling op terreinen als welzijn, zorg, sport, onderwijs en cultuur. Voor zover belanghebbende groepen daartoe niet in staat zijn, zorgt de gemeente in de voorwaardenscheppende sfeer voor voldoende en kwalitatief goede accommodaties, evenwichtig over de stad gespreid. Voorts moet het strategisch accommodatiebeleid een belangrijke bijdrage leveren aan de doelstelling dat Zwolle levensloopbestendige wijken krijgt. Hiervoor moet het voorzieningenniveau op peil, toegankelijk en aantrekkelijk zijn. Voorzieningen voor jong en oud, draagkrachtig en minder draagkrachtig, autochtoon en allochtoon, mensen met of zonder beperking.

Conclusie

In principe worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het plan is in overeenstemming met het beleid.

2.12 Economisch beleid

Kantorenbeleid

In de Kadernota Kantorenlocaties 2011-2020 wordt ingegaan op de belangrijkste ontwikkelingen in de kantorenmarkt en wordt een stedelijke kantorenstrategie uitgezet. De nota is vastgesteld door de raad op 16 december 2010. Aandachtspunt in de nota is de landelijke trend van krimp in de vraag naar nieuwe kantoren. De kantorenmarkt ontwikkelde zich van een groeimarkt naar een verplaatsingsmarkt. Per saldo moet Zwolle rekening houden met een lagere afzet van nieuwe kantoren dan in de afgelopen decennia het geval was.

Zwolle is door haar ligging en stedelijke kwaliteiten (bereikbaarheid/woonmilieus/onderwijs/jonge bevolking) in het landelijke concentratieproces op de kantorenmarkt zeer goed in staat om nieuwe werkgelegenheid aan te trekken. Belangrijk uitgangspunt is dat Zwolle inzet op aantrekkelijke kantorenmilieus.

Conclusie

In principe worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het plan is in overeenstemming met het economisch beleid.

2.13 Detailhandelsbeleid

Kadernota detailhandel 2012-2020, TopWinkelstad Zwolle

De Kadernota Detailhandel geeft een beeld van het detailhandelsbeleid voor de periode tot 2020. Deze nota is vastgesteld door de gemeenteraad in april 2012. Het algemene doel is versterking van de aantrekkelijkheid van Zwolle als winkelstad, voor zowel eigen inwoners als bezoekers uit de regio. Het beleid is erop gericht om evenwicht te brengen tussen ruimte geven aan dynamiek/nieuwe ontwikkelingen en het behoud/versterken van de bestaande winkels. En dit in een steeds veranderende winkelomgeving.
De winkelgebieden in Zwolle worden onderscheiden in: binnenstad, wijk- en buurtcentra, periferie, bezoekersknooppunten.

Conclusie

In principe worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het plan is in overeenstemming met het detailhandelsbeleid.

2.14 Horecabeleid

Horecavisie 2012-2017 Gastvrij en vitaal

Vanwege de ontwikkeling van de stad en nieuwe trends in de horeca is in 2012 de Horecavisie 2012-2017 door de gemeente Zwolle opgesteld. De kern van de visie wordt gevormd door een tweetal onderwerpen:

- Kwaliteit en innovatie van de bestaande horeca,
- Uitbreiding van de horecasector op een wijze die kwaliteit en innovatie nastreeft door:

  • Gesegmenteerde uitbreiding van aanbod
  • Gesegmenteerde horecagebieden
  • Maximum m2 toe te voegen horeca
  • 'Pareltjes'

De horeca speelt een belangrijke rol in de gastvrijheid en de economische vitaliteit van de stad. In die Horecavisie is gekozen voor een plafond in de uitbreiding van de horecasector. Er wordt gekozen voor kwaliteit en een verstandig niveau van uitbreiding. Hiermee wil men inspelen op de trends en ontwikkelingen aan de vraagzijde. In de Horecavisie wordt gestreefd naar uitbreiding in deelsectoren die nu ontbreken in Zwolle. Dat betekent uitbreiding van de restaurantsector, grand cafés, healthy fastfood, koffieconcepten en cafetaria's. Daarnaast kan het aantal B&B’s (Bed and Breakfast) worden uitgebreid. Voor de natte horeca (cafés) geldt een zeer beperkte toevoeging.

De volgende horecagebieden worden in de visie onderscheiden: Primair horecagebied, Secundair horecagebied, Rondom de Peperbus, Winkelgebied, Working class, Cultuurzone, Buiten het centrum. Per horecagebied wordt beschreven op welk segment in de horeca het zich voornamelijk concentreert.

Conclusie

Het plangebied bevat op het winkelcentrum De Dobbe na, geen horecagelegenheden. Het plan is in overeenstemming met het horecabeleid.

2.15 Coffeeshopbeleid

Het Zwolse coffeeshopbeleid gaat, onder andere, uit van de handhaving van maximaal 5 te gedogen coffeeshops in Zwolle. In het plangebied bevinden zich geen coffeeshops.

Conclusie

Er bevinden zich geen coffeshops in het plangebied. Het plan is in overeenstemming met het coffeeshopbeleid.

2.16 Prostitutiebeleid

Het Zwolse prostitutiebeleid gaat uit van een maximaal stelsel. Het maximum aantal seksinrichtingen is daarbij gesteld op 10 (inclusief escortbedrijven). Deze mogen zich alleen bevinden in het zogenaamde vestigingsgebied. Dit gebied bestaat uit het gebied binnen de stadsgrachten, enige uitvalswegen (Willemskade, Harm Smeengekade, Pannekoekendijk, Schuttevaerkade, Zamenhofsingel, Diezerkade, Thomas à Kempisstraat tot de hoek Vechtstraat, Groot Wezenland, Assendorperstraat tot Molenweg), alsmede het gebied buiten de bebouwde kom.

Conclusie

Er bevinden zich geen prosititutiegebieden in het plangebied. Het plan is in overeenstemming met het prostitutiebeleid.

2.17 Milieubeleid

Algemeen beleid

De gemeenteraad heeft in 2005 de milieuvisie 'Milieu op scherp' vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid.
In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd.

  • Per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enzovoort) wordt beleid geformuleerd. Op dit moment is voor de sectoren energie, duurzaam bouwen, bodem, grondwater, geluid, afval en externe veiligheid beleid vastgesteld.
  • Zwolle heeft daarnaast gebiedsgericht milieubeleid ontwikkeld. Door middel van een gebiedsgerichte aanpak wordt het sectorale milieubeleid per gebied geïntegreerd. Het principe is dat binnen het grondgebied van Zwolle diverse gebiedstypen worden onderscheiden op basis van ruimtelijke kenmerken en functies. Vervolgens wordt vastgesteld welke milieukwaliteit nagestreefd wordt bij een dergelijk gebiedstype. Uiteindelijk zal dit referentie milieukwaliteitsprofiel de basis vormen voor de uitwerking van het milieubeleid in een specifiek gebied.

Het gebiedsgerichte milieubeleid is voor de aspecten geluid en externe veiligheid vastgesteld. Het beleid voor de aspecten geluid, externe veiligheid en luchtkwaliteit wordt hierna kort beschreven.

Geluid

In de milieuvisie 'Milieu op scherp' wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven.
Zwolle is een dynamische stad met geluidsniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.

In de door de gemeenteraad vastgestelde 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle' (juli 2007) en in de beleidsregel 'Hogere waarden Wet geluidhinder' (februari 2007) worden de begrippen ambitieniveau en grenswaarde (dit is de basiskwaliteit, die de gemeente voor een bepaald gebied nastreeft; indien de basiskwaliteit niet wordt bereikt, dan dient akoestische compensatie te worden verkregen) geïntroduceerd. Ambitieniveau en grenswaarde verschillen per gebiedstype. Naast het ambitieniveau en de grenswaarde blijven de voorkeursgrenswaarde en de hoogste toelaatbare waarde uit de Wet geluidhinder gehanteerd.

Het bestemmingsplan Aa-landen behoort voor het overgrote deel tot het gebiedstype 'Groen stedelijk'. Het gebied grenzend aan de Zwartewaterallee is Stroomzone. In onderstaande tabel zijn de desbetreffende waarden van de Wet geluidhinder en het gemeentelijk beleid opgenomen.

Gebiedstype   Ambitieniveau   Voorkeursgrens
Waarde (Wgh)  
Grenswaarde   Hoogst toelaatbare waarde (Wgh)  
Groen stedelijk   43 dB   48 dB   53 dB   63 dB  
Stroomzone   48 dB   48 dB   63 dB   63 dB  

Luchtkwaliteit

Het luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteitssituatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken.
Zwolle wil binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Om dat te bereiken zijn de volgende doelen geformuleerd:

  • voldoen aan wet- en regelgeving;
  • anticiperen op de toekomst;
    Knelpunten in de toekomst moeten voorkomen worden. Dit betekent dat de luchtkwaliteit in het planvormingsproces van ruimtelijke plannen en verkeersplannen wordt meegenomen;
  • beleid ten aanzien van luchtkwaliteit inbedden in bestaand gemeentelijk beleid
    De gemeente streeft ernaar dat het aspect door gaat werken in het verkeers- en vervoersbeleid, het ruimtelijke ordeningsbeleid en het beleid van vergunningen en handhaving.

Externe veiligheid

De beleidsvisie externe veiligheid is in maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad en geactualiseerd in 2013. Grote lijn van de visie is het voldoen aan de basisveiligheid binnen de gemeentelijke grenzen. Dit betekent dat:

  • Overal voldaan wordt aan de normen voor plaatsgebonden risico.
  • Een gebiedsgerichte invulling wordt gegeven aan groepsrisicobeleid met een gebiedsgericht kader voor externe veiligheid.
  • Veiligheidsdoelstellingen passend bij de typering van het gebied worden ontwikkeld.
  • Zoveel mogelijk geanticipeerd wordt op de landelijke beleidsontwikkeling die een ongunstige invloed kan hebben op de veiligheidssituatie in Zwolle met als doel het bewaken van een optimaal veiligheidsniveau.

In januari 2009 hebben burgemeester en wethouders het gebiedsgerichte beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van een mogelijke toename van het groepsrisico. Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.

Het bestemmingsplan Aa-landen behoort voor het overgrote deel tot het gebiedstype 'Groen stedelijk'. Voor dit gebiedstype geldt een stand still beleid waarbij een overschrijding van de oriëntatiewaarde en een toename van het groepsrisico als gevolg van interne gebiedsontwikkelingen niet is toegestaan. Er is geen plek voor nieuwe risicovolle activiteiten. Een uitzondering wordt gemaakt voor kleine risicovolle activiteiten waarvan de PR 10-6 contour binnen de inrichtingsgrens blijft en die geen noemenswaardige invloed op het groepsrisico hebben.

De zone langs de A28 is getypeerd als stroomzone. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd. Het beleidskader voor de stroomzone is, anders dan de overige gebieden, niet normatief (t.a.v. het groepsrisico) maar is vooral gericht op een goede borging van de externe veiligheid belangen in het gebiedsontwikkelingsproces. Dit betekent dat er bij het ontwerpproces op voorhand geen maximaal groepsrisiconiveau voorgeschreven wordt maar dat er gezamenlijk gezocht wordt naar een verantwoorde ontwikkeling. Dit gebeurt door vanuit het beleidskader randvoorwaarden, uitgangspunten en handreikingen aan het ontwerp mee te geven ten aanzien van functies, inrichting en eventuele maatregelen. Op deze manier zal het groepsrisico zoveel mogelijk beperkt worden en kan het bestuur een verantwoord besluit nemen over het eventueel te accepteren restrisico.

Duurzaamheid

Klimaatbeleid-interim beleid 2009

In 2009 heeft het college een interim klimaatbeleid vastgesteld met betrekking tot nieuwbouw van woningen en utiliteitsgebouwen om het verouderde gemeentelijk klimaatbeleid in overeenstemming te brengen met het rijksbeleid vooruitlopend aan de vaststelling van nieuw gemeentelijk klimaatbeleid. Daarbij is de volgende doelstelling geformuleerd: het aandeel duurzame energie van het totale energiegebruik voor een nieuw te bouwen woning of gebouw bedraagt tenminste 60%. Hierbij dient onderscheid gemaakt te worden tussen duurzame warmteopwekking en duurzame opwekking van elektriciteit. Duurzame warmteopwekking geschiedt door middel van individuele systemen, waarbij iedere woning wordt voorzien van een eigen duurzaam energiesysteem, zoals een warmtepomp met bodemwarmtewisselaar en/of een zonneboiler voor de opwekking van warm tapwater, óf door middel van een collectief systeem, waarbij de warmte centraal wordt opgewekt en verspreid via een warmtenet (stadsverwarming). In de ruimtelijke planvorming dient rekening gehouden te worden met een locatie voor de centrale voorzieningen, zoals een biomassa-installatie of warmtepompinstallatie met koude en warmteopslag in de bodem. Afhankelijk van de toe te passen installatie moet rekening worden gehouden met afstand tot gevoelige bebouwing. De toepassing van warmte koude opslag (WKO) draagt in belangrijke mate bij niet alleen aan de doelstellingen van het interim klimaatbeleid, maar ook aan de doelstellingen van de Visie op de Ondergrond en het daarvan afgeleide gebiedsbeheersplan.

Elektriciteit wordt duurzaam opgewekt door middel van photovoltaïsche (PV) panelen of door middel van een bio-warmtekrachtkoppeling (WKK) installatie. Laatstgenoemde is een collectieve installatie, die elektriciteit opwekt door verbranding van biomassa, waarbij de vrijkomende warmte via een warmtenet aan de woningen en andere gebouwen wordt geleverd.

Andere maatregelen om genoemde doelstellingen te bereiken zijn warmteterugwinning en verbeterde isolatie.

Duurzaamheidsvisie en programma duurzaamheid 2011

De gemeente Zwolle heeft in 2011 een visie op duurzaamheid aangenomen, waarin een omschrijving van het begrip duurzaamheid wordt gegeven: voor Zwolle betekent duurzaamheid een langdurige balans tussen people, planet en profit. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten voor beleids- en gebiedsontwikkelingen. Duurzaamheid als leidend principe; beslissingen worden genomen op basis van duurzaamheid. Duurzaamheid is van en voor de stad; niet opgelegd maar gedragen door de stad, omdat het de stad dient. Benutting van lokale bronnen. Transitie en innovatie: deze zijn nodig voor het realiseren van de voorgaande principes.

In het bijbehorende programma duurzaamheid is de doelstelling opgenomen om in de gebouwde omgeving van Zwolle (woningen én bedrijven) in 2020 20 % CO2-uitstoot te hebben gereduceerd ten opzichte van 1990. Om deze doelstelling te bereiken zal gestreefd moeten worden naar energieneutrale nieuwbouw, waarbij geen gebruik meer wordt gemaakt van fossiele brandstoffen, maar energie zoveel mogelijk duurzaam en lokaal wordt opgewekt (bodemenergie en zonne-energie).

Visie op de ondergrond

Zwolle wil de evenwichtige groei en duurzame ontwikkeling van de stad voortzetten en goed regelen. Als eerste gemeente in Nederland voegt Zwolle een extra dimensie toe bij het nadenken over een optimale inrichting en gebruik van haar ruimte: de ondergrondse dimensie. De gemeenteraad heeft hiervoor in oktober 2007 de visie op de ondergrond vastgesteld en besloten de basisprincipes uit deze visie toe te passen in projecten. Belangrijke uitgangspunten zijn het structureel en georganiseerd toepassen van warmte- koude-opslag (WKO), het koppelen van WKO's met grondwatersanering en het werken met ondergrondse bestemmingen en functies. Aanpak volgens de visie versterkt een duurzame ontwikkeling, zorgt voor energiebesparing en CO2 reductie, leidt door de koppeling van functies tot kostenvoordeel en kan hierdoor de stedelijke ontwikkeling een enorme impuls geven. Voor het Centrumgebied heeft de gemeente een gebiedsbeheerplan opgesteld. Het plangebied Aa-landen valt niet binnen het Centrumgebied.

Duurzaam bouwen

In januari 2007 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie Duurzaam Bouwen vastgesteld. Het beleid is van toepassing op gebouwen en grond.-, weg- en waterbouw en is erop gericht dat overal een minimaal niveau voor duurzaamheid bereikt moeten worden. Duurzaam bouwen heeft betrekking op de thema's energie, materialen, afval, water, gezondheid en woonkwaliteit. Het minimaal te bereiken niveau van kwaliteit- en duurzaamheidsprestaties komt overeen met de toepassing van de vaste, kosten neutrale maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzame (Utiliteits)bouw (maatregelen, die altijd technisch goed toepasbaar zijn en in de regel kostenneutraal zijn).

Conclusie

In principe worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het plan is in overeenstemming met het milieubeleid.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied omschreven. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.

3.1 Stedebouw

3.1.1 Huidige situatie

De wijk wordt gekenmerkt door de schaal van de woonbuurten, waarbij de menselijke maat centraal staat. De woningen zijn voornamelijk gericht op gezinshuishoudens en bestaan uit veel laagbouw met een grote diversiteit aan woningtypen en een samenhangende groenstructuur. De woningen zijn veelal geclusterd rondom woonerven in een groene setting. De woonerven hebben een informeel en besloten karakter. Dit karakter ontstaat door het ontbreken van een duidelijk onderscheidt tussen voor- en achterkant van de woning, verspringende rooilijnen en de ligging aan doodlopende woonstraten met groenstroken en speelplekken. Kenmerkend is hierdoor het ontbreken van een representatieve voorgevel aan de straat. De wijkvoorzieningen zijn centraal gelegen langs de hoofdontsluitingsweg, de Rijnlaan, en hebben een zelfstandig karakter.

De woonbuurten onderscheiden zich middels de verkavelingopzet en de architectuur. De laagbouw wordt gekenmerkt door twee bouwlagen met verschillende kapvormen, veelal een variatie op een asymmetrisch zadeldak. De variatie in de dakvorm ontstaat door de schakeling van de woningen en doorstekende uitbouwen voor de entree en berging. Kenmerkend zijn de materialen baksteen, houten gevelelementen, beton pannen en zichtbare constructieonderdelen, zoals beton lateien. De in de wijk beperkt aanwezige hoogbouw heeft een sobere uitstraling en platte daken.

Aalanden zuid

Aalanden Zuid is ten zuiden van de Zwartewaterallee gelegen en bestaat voor de helft uit hoogbouw. De structuur vertoont overeenkomsten met de wijk Holtenbroek; een geometrisch stratenpatroon en ruimtelijke composities van hoog- en laagbouw rondom openbare groengebieden. Typerend is de duidelijke scheiding tussen privé en openbaar gebied en de clustering van garages langs de openbare ruimte.

Aan de oostelijke zijde van Aalanden Zuid zijn karakteristieke patiowoningen gesitueerd. De woningen zijn aan de rand gelegen en vormen de overgang tussen (middel)hoogbouw en Zwartewaterallee en achtergelegen openbare groengebied.

Aalanden midden

Aalanden Midden bestaat uit herkenbare woonbuurten met bijzondere woonexperimenten uit de jaren 70. De architectuur van deze woonbuurten is divers en vormt een duidelijke ruimtelijke en architectonische samenhang per cluster. De Krekenbuurt is daar een voorbeeld van. Vanwege de bijzondere status die deze buurt heeft, wordt een apart bestemmingsplan voorbereid voor deze buurt.

Aalanden noord en oost

In de latere fasen van de ontwikkeling van Aalanden verdween het accent op herkenbaarheid van de diverse woonbuurten. Aalanden Oost kenmerkt zich door anonimiteit en de woningen zijn eenvoudig van opzet in materialiteit en detaillering. De randen worden vooral bepaald door de kwaliteit van het landschap en de groenstructuur. De meergezinshuizen zijn voornamelijk dicht bij de voorzieningen gelegen.

3.1.2 Uitgangspunten bestemmingsplan

Het bestemmingsplan beoogt geen ontwikkelingen. De stedenbouwkundige structuur van het plangebied blijft ongewijzigd. De bebouwing en het openbaar gebied in het plangebied wordt in bestemmingsplan Aalanden hoofdzakelijk conserverend bestemd.

3.2 Archeologische structuur

In 2002 is door de gemeente Zwolle een Archeologische Waarderingskaart Zwolle vervaardigd. Voor de waarderingskaart is gebruik gemaakt van informatie uit het Centraal Archeologisch Archief (CAA) bij de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed in Amersfoort (RvCE), informatie van amateur-archeologen, gegevens van het team archeologie van de gemeente Zwolle, het kadastrale minuutplan uit 1832, de geomorfologische kaart en waarnemingen in het veld. Dit heeft geresulteerd in een analoge en digitale waarderingskaart. De digitale versie is door de gemeente verwerkt en toegankelijk gemaakt binnen het geografische informatiesysteem Geopoort. In 2002 is vastgelegd dat de kaart dynamisch is. Dit betekent dat de waarde van de gebieden kan veranderen.

In de Wet voor de archeologische monumentenzorg en het daarop gebaseerde archeologiebeleid binnen de gemeente Zwolle is vastgelegd dat de archeologische waarden in de bestemmingsplannen vastgelegd moeten worden met de erbij horende consequenties. Aan de verschillende waarden worden consequenties verbonden. Er zijn 5 waarden: 0%, 10%, 50%, 90% en 100%.

3.2.1 Huidige situatie

De gebieden met een waardering van 50% of hoger worden hieronder genoemd. In de beschrijving wordt verteld over de historie en de (mogelijke) archeologische waarden in de gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP15008-0004_0004.png"

figuur 4 Archeologische waardekaart

Aalanden midden (244) - waardering: 50%

Op de hoek van de tegenwoordige Zwartewaterallee en de Middelweg stond in de Late Middeleeuwen een groot huis met de naam het Slot. Het huis wordt wel in verband gebracht met de hof van de markerichter Hermannus de Deyse. Het heeft een overwelfde kelder en een opkamer. In de 16de eeuw schijnt het een soort melkhuis van het Bergklooster te zijn geweest. Het komt in die periode ook voor onder de naam 'Mandelenbergh' of 'Mandenbergh'. In het najaar van 1904 schijnt het tot op de kelder te zijn afgebroken en vervangen door een nieuw huis. Eigenaar was in die periode L.J. Vos de Wael. De boerderij ligt op een dekzandhoogte. In 1984 is tijdens een waarneming aardewerk aangetroffen uit de IJzertijd. Duidelijke grondsporen zijn toen niet aangetroffen.

Tegenwoordig staat op de plek nog een aantal lindebomen die herinneren aan de oude huisplaats. In de bodem zijn waarschijnlijk nog restanten van het huis aanwezig. Verder valt niet uit te sluiten dat op deze plek ook nog archeologische sporen uit de Prehistorie te verwachten zijn.

Aalanden (297) – waardering 50%

Dit gebied ligt op een dekzandrug waarop tegenwoordig de Middelweg loopt. Op deze dekzandrug lag onder andere het erf Het Slot of de Mandelenberg uit de Late Middeleeuwen. Op de plek van dit laatstgenoemde erf zijn ook sporen en vondsten uit de Prehistorie gedaan. Een deel van deze dekzandrug is gekarteerd en op de bodemkaart aangegeven. Het gaat dan om het deel dat ligt onder de sportcomplexen aan de Luttekeweg. Het overige deel is niet gekarteerd maar kan op basis van de oriëntatie van de dekzandruggen rond Zwolle en de waarneming op het terrein van Het Slot, doorgetrokken worden.

Aalanden (298) – waardering 50 %

Dit gebied valt samen met het traject van de Langenholterweg. Deze weg die waarschijnlijk in de 16de eeuw bekend stond als de Helenweg liep van de Nieuwstad in Dieze naar de buurschap Langenholte. Langs deze weg bevonden zich tal van huisjes en boerderijen. Het is niet geheel duidelijk of het traject van de weg samenvalt met de loop van een natuurlijke dekzandrug. Opmerkelijk is dat de weg voor een groot deel parallel loopt aan de Westerveldse Aa. De weg kan daardoor best oorspronkelijk een dijkfunctie hebben gehad.

Aalanden (299) – waardering 50%

De boerderij De Reuvekamp wordt in een akte uit 1511 voor het eerst vermeld. De eigenaren van de boerderij zijn in deze periode Hendrick Scheppinck en zijn vrouw Lumme. De boerderij ligt tussen de Luttekeweg en de zogenaamde Helenweg. De Helenweg is de oudere naam voor de latere Langenholterweg. Opmerkelijk is dat bij het huis in Dieze een leemkuil heeft gelegen.

3.2.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

De archeologische waardering van het plangebied blijft ongewijzigd. De gronden met een archeologische waardering van 50% hebben in het bestemmingsplan de dubbelbestemming Waarde – Archeologie gekregen. Deze dubbelbestemming bevat een regeling om op een passende manier rekening te houden met de kans op archeologische vondsten. Informatie over de dubbelbestemming is opgenomen in paragraaf 4.3 Bestemmingsregels.

3.3 Cultuurhistorie

Aalanden is een uitbreidingswijk, die vanaf 1970 is gebouwd in het voormalige weidegebied in aansluiting op de wijk Holtenbroek. De wijk is opgebouwd uit vier delen en is omgeven door delen van het oorspronkelijke agrarische landschap en het groengebied langs het Zwartewater. Het oorspronkelijke landschap vormt de basis voor de samenhangende groenstructuur in de wijk. De randen van de wijk zijn zorgvuldig ingepast in het omringende landschap.

3.3.1 Analyse

In het gecultiveerde landschap zijn nog vele sporen aanwezig die informatie geven over de historische situatie of ontwikkeling van een gebied. Deze structuren en objecten vertellen het verhaal van hoe de mens in en om Zwolle woonde en werkte. Ze houden de identiteit en belevingswaarde van de fysieke leefomgeving in stand. Cultuurhistorie en erfgoed zijn daarom nauw verbonden met de kwaliteit van de omgeving.

Cultuurhistorische analyse

In 2013 is een cultuurhistorische analyse van Aa-landen opgesteld. Deze analyse beschrijft de cultuurhistorie in Aa-landen ten behoeve van het bestemmingsplan. Het doel van dit document is om inzicht te geven in de historisch-geografische cultuurhistorische waarden van het gebied, zodat deze waarden in stand kunnen worden gehouden en kunnen dienen als randvoorwaarde en inspiratiebron bij ruimtelijke opgaven. De cultuurhistorische analyse heeft de functie van een attentiedocument. In bepaalde gevallen is daarom een verdiepend onderzoek nodig om de cultuurhistorische waarden van specifieke structuren en objecten nader te bepalen en keuzes te kunnen maken over de wijze van omgaan met deze waarden. De cultuurhistorische analyse wordt als bijlage toegevoegd aan het bestemmingsplan.

Ontstaansgeschiedenis

Het gebied waarin de woonwijk Aa-landen tot stand kwam, behoorde oorspronkelijk tot het buitengebied van de stad Zwolle. Het maakte deel uit van een gebied van dekzandruggen en lage natte gronden, dat geleidelijk aan werd ontgonnen. Door het gebied liep de laaglandbeek de Aa (later bekend als de Westerveldse Aa), die vanaf de Herfterwetering naar het Zwartewater stroomde en diende voor de afwatering van het gebied. Op de hoger gelegen delen vond voornamelijk akkerbouw plaats, terwijl de lager gelegen delen in het beekdal van de Aa als hooi- en weideland werden gebruikt. Parallel aan de Aa liep in noord-zuidrichting de oude verbindingsweg de Langenholterweg. De bebouwing in het agrarische gebied bestond grotendeels uit boerderijen, die waren gebouwd op zandophogingen langs de Aa. De in het Aa-park gelegen boerderij Helderlicht is de enige agrarische bebouwing die nog resteert uit deze periode. In de vooroorlogse periode vonden er reeds inspanningen plaats voor het verbeteren van de infrastructuur van de stad, door de aanleg van een stadsring en de A28, die tegenwoordig de zuidgrens van het gebied markeert. De aanwijzing van Zwolle als een kerngemeente binnen de regio betekende een verdere groei van de stad. De plannen die stedenbouwkundige S.J. van Embden in 1955 maakte voor de uitbreiding van de stad aan de noordzijde, waren hiervoor richtinggevend. De Dienst Openbare Werken maakte het uitbreidingsplan voor de Aa-landen, dat op 11 januari 1965 werd vastgesteld. Er werd uitgegaan van de opdeling van de wijk in zes buurten met in totaal circa 6.000 woningen voor diverse doelgroepen, waarbij op zijn minst vijftig procent uit laagbouw moest bestaan. Daarnaast diende er in de wijk voldoende parkeergelegenheid te zijn en kwam er op een centrale plek, bij de kruising van de twee hoofdwegen de Rijnlaan en de Maaslaan, een nieuw wijkcentrum. Er was relatief veel aandacht voor de inpassing van groen in de wijk en het wijkpark de Westerveldse Aa vormde daarvoor een dankbaar uitgangspunt. Veel sporen van het voorheen agrarische gebied zijn uitgewist, doordat de wijk op een opgespoten terrein werd gebouwd. Niet lang na de vaststelling van het uitbreidingsplan werd begonnen met de bouw van de eerste woonbuurt tussen de A28 en de Zwartewaterallee. De volgende buurten ten noorden van de Zwarte Waterallee volgden daarna. Uitgangspunten voor de stedenbouwkundige structuur van de wijk waren de gedachtes over stedenbouw en architectuur in de jaren zestig en begin jaren zeventig. De eerste buurten zijn opgezet volgens de principes van de functionalistische stedenbouw, met een mix van laagbouw en massale hoogbouw met een breed scala aan woningtypen in een deels geheel open, deels halfopen verkaveling in stempelstructuren en een gematigd modern architectonisch concept. De buurten die vanaf de jaren zeventig tot stand kwamen vertonen een verschuiving naar een meer informeel karakter, met een complexer stratenpatroon met gebogen en zich vaak vertakkende straten, woonerfachtige structuren en overwegend laagbouw. De realisatie van de wijk nam een tijdspanne van een kleine twintig jaar in beslag, waarin verschillende opvattingen over stedenbouwkundige opvattingen elkaar opvolgden. De wijk vormt hierdoor een staalkaart van de Zwolse stedenbouw en architectuur van de naoorlogse periode.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP15008-0004_0005.png"

figuur 5 Topografisch-Militaire kaart 1933 (bron: www.topotijdreis.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP15008-0004_0006.png"

figuur 6 Topografische kaart van 1975 (bron: topotijdreis.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP15008-0004_0007.png"

figuur 7 De Aa-landen in aanbouw, juli 1971 (bron: Inklaar 2011)

Beschrijving bestaande situatie

Het plangebied heeft als totaal historische betekenis vanwege de ontwikkelingsgeschiedenis van de afgelopen halve eeuw, waarbij het onderliggende agrarische landschap echter vrijwel volledig is uitgewist. De uitbreidingswijk is door het ontstaan, in een roerige periode van de Nederlandse architectuur en stedenbouw, een merkwaardige staalkaart van allerlei tussen circa 1965 en 1985 gangbare stromingen en ideeën op het gebied van stedenbouw, planning en architectuur.

Bij de waardenbepaling van de historische structuren betreft het die aanwezige of zichtbare en nog goed herkenbare structuren, die kenmerkend zijn voor de perioden waarin ze zijn ontstaan, dan wel voor een specifieke ontwikkeling binnen de wijk.

Waardevolle structuren

De volgende structuren en stedenbouwkundige ensembles zijn in Aa-landen te onderscheiden. Deze structuren hebben een hoge waardering omdat ze kenmerkend zijn voor de perioden waarin ze zijn ontstaan, dan wel voor een specifieke ontwikkeling binnen het gebied.

Hoofdstructuur

  • Hoofdstructuur van de vanaf 1965 aangelegde wijk met de door het assenkruis Rijnlaan-Waallaan, de Zwartewater Allee en het park langs de Westerveldse Aa in verschillende wijkdelen verdeelde opzet (zie figuur 8).
  • De onder invloed van de functionalistische stedenbouw ontwikkelde wijkdelen met orthogonaal stratenplan, open verkavelingen en een afwisseling van hoog- en laagbouw, bebouwing in functionele zones: Aa-landen Zuid en Aa-landen Midden.
  • De wijkdelen met meer experimentele stedenbouw en architectuur in de middenzone van de Aa-landen (vissershuizen en terrasflats met veel groen en autoloze zones, de koepelwoningen met erven en binnenpleinen in structuralistische trant;
  • De eenvoudiger woonerfstructuren langs de randen van de Aa-landen, exponent van de periode rond 1980.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP15008-0004_0008.png"

figuur 8 Hoofdinfrastructuur Aalanden

Erf van boerderij Helderlicht

Boerderij Helderlicht (Helderlichtsteeg 148) staat op het enige bewaard gebleven historische boerenerf in de Aa-landen. Het erf kent een rijke beplanting, met onder meer een korte rij grote zomereiken langs de oostflank van het erf (circa 1930, monumentaal), enkele oude appelbomen, een es en nog enkele midden twintigste-eeuwse zomereiken (waardevolle bomen). Ten westen van boerderij Helderlicht is langs de Helderlichtsteeg / Wolvejagtpad een restant van een oude bomenlaan herkenbaar gebleven. De structuur bestaat uit enkele uit circa 1930 daterende zomereiken, die als “monumentaal” zijn aangemerkt op de lijst van bijzondere bomen.

Complexen terrasflats, vissershuizen tussen Dommel en Dibbe en het complex Jeruzalem tussen Scheldellaan en Amer 

De drie aan elkaar grenzende complexen flat- en grond gebonden woningen zijn op het oog van zeer onderscheiden karakter. Gemene deler is de vernieuwende wijze waarop wonen en groene ruimte met elkaar zijn geïntegreerd, met scheiding van gemotoriseerd en langzaam verkeer, gemeenschappelijke groenvoorzieningen en autoloze zones. Omringende parkstructuren dringen diep in de wijk binnen voor optimale beleving van het groen. De verkaveling is eigenzinnig en deels experimenteel, de architectonische invulling gaat buiten de gebaande paden en was voor de tijd vernieuwend in typologie en verschijningsvorm. Het ensemble met structuren, bebouwing en groenelementen is goed behouden gebleven en heeft een hoge stedenbouwkundige en architectonische waarde.

De Krekenbuurt (niet opgenomen in dit bestemmingsplan)

De stedenbouwkundige opzet van de Krekenbuurt kenmerkt zich door een totaalontwerp van zowel de groene omgeving, de infrastructuur en de bebouwing Deze buurt is een opvallend woningbouwcomplex met de karakteristieke koepel- en tentdakwoningen van architect Benno Stegeman. Het woonbuurtje is een goed voorbeeld van de stedenbouwkundige en architectonische experimenten in de jaren 1970. De plattegronden bestaan uit geschakelde kwadranten die verschillend zijn gecombineerd: van intieme hofjes tot vrijstaande woningen aan de straat. De koepelwoningen danken hun naam aan de karakteristieke witte lichtkoepels. De tentdakwoningen bestaan uit drie bouwlagen onder een tentdak. Ze zijn in 1972 in opdracht van de N.V. Bouwbureau voor Bedrijven en Instellingen vanuit één plan ontworpen met de donjonachtige woningen aan de Zuidkreek. Voorbeeld van experimentele en vernieuwende woonhuisarchitectuur uit de jaren zeventig, met kenmerken van het structuralisme. Architectuurhistorisch en stedenbouwkundig van belang en een typologische zeldzaamheid.

Park Aa-landen

De volledige parkzone met de plas de Wijde Aa, de verlegde loop van de Westerveldse Aa met omringende parkstructuur en twee bruggen is een karakteristiek voorbeeld van een grootschalig wijkgroenvoorziening, die grotendeels is ontwikkeld in de jaren zeventig in een sobere landschappelijke stijl. De parkranden zijn diffuus en grenzen vaak aan tuinen van woningen. Er zijn diverse uitlopers de wijken in, waarin wandel- en fietspaden de langzaam verkeerroutes in de wijk vormen. Ten zuiden van de Zwarte Waterallee, grenzend Cultuurhistorische aan het oudste deel van de Aa-landen ligt een voor de stedenbouw vanaf de late jaren zestig van de twintigste eeuw markante groene wijkrand met weiden, vijverpartijen en wandelpaden, in feite het zuidelijke uiteinde van het bovengenoemde park. Het water van de Westerveldse Aa en de Wijde Aa is gekoppeld aan de in een groenstructuur ingebedde singel rondom de wijk.

Waardevolle objecten

De volgende objecten hebben een hoge of zeer hoge cultuurhistorische waarde:

Dobbe 70-74 (kantoorgebouw), Eemlaan, Beerze, Gender, Scheldelaan, Dommel (visserswoningen), Engelsmanplaat, Huibertplaat, Bosplaat, Rottumerplaat (terrasflats), Gouwe 1 (kantoor en showroom), Grote Kreek, Zandkreek, Rietkreek, Molenkreek, Mosselkreek, Schelpkreek, Zuidkreek (complex Koepelwoningen), Helderlichtsteeg 148 (boerderij Helderlicht), Scheldelaan 141 (kerk), Scheldelaan, Geleen, Raam, Roer, Niers, Geul, Waallaan, Amer (complex Jeruzalem), Zuidkreek 1-6, Rietkreek 1-7 (woningen), Zwarte Waterallee 25.

Daarnaast zijn de gevelkunstwerken van de volgende gebouwen bijzonder en behoudenswaardig: Bieschbosch / Spui 1-319.

3.3.2 Uitgangspunten bestemmingsplan

Uitgangspunt is dat de cultuurhistorische waarden, zoals die zijn omschreven in paragraaf 3.3.1 in stand worden gehouden en waar mogelijk worden versterkt. Cultuurhistorie geldt daarnaast als inspiratiebron bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor de juridische vertaling van dit uitgangspunt wordt verwezen naar hoofdstuk 4.3.

3.4 Verkeer

3.4.1 Huidige situatie
3.4.1.1 Toegangswegen

De Aalanden ligt aan de noordoostkant van Zwolle en grenst voor een groot deel aan het buitengebied (aan de noordwest- en noordoostzijde). De Aalanden heeft twee belangrijke toegangswegen: aan de zuidkant van de wijk is dat de Rijnlaan, die loopt vanaf de A28 tot aan Fivel. Aan de westkant is de Waallaan de belangrijkste toegangsweg. Een deel van de Aalanden ligt tussen de Zwartewaterallee en de A28, hier is de Rijnlaan de hoofdtoegangsweg. Vanaf de kant van het Westerveldse Bos aan de noordoostzijde is de woonwijk via de Kolksteeg/Rijnlaan te bereiken.

3.4.1.2 Categorisering van wegen

In de Mobiliteitsvisie van de Gemeente Zwolle (2008) is een categorisering van wegen opgenomen. Bij de indeling van het wegennet worden drie categorieën onderscheiden: stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. Stroomwegen zijn gericht op de afwikkeling van een grote hoeveelheid verkeer met een hoge gemiddelde snelheid. De A28 is een stroomweg. Gebiedsontsluitingswegen zijn gericht op het stromen op de wegvakken, terwijl het uitwisselen van verkeer plaatsvindt op kruispunten.

Voor de Aalanden zijn de volgende wegen aangewezen als gebiedsontsluitingsweg B, met een maximumsnelheid van 50 km/uur:

  • Rijnlaan tussen Zwartewaterallee en Morra;
  • Middelweg;
  • Merwedelaan en Reggelaan tussen de Rijnlaan en Glanerbeek; Waallaan / Maaslaan vanaf de Middelweg tot aan de Beulakkerwiede.

De Zwartewaterallee is onderdeel van de buitenring en is aangewezen als gebiedsontsluitingsweg A, er geldt een maximumsnelheid van 70km/uur. Alle overige wegen in de Aalanden zijn erftoegangswegen. Erftoegangswegen zijn gericht op het toegankelijk maken van erven en hebben slechts een functie voor het verkeer dat zijn bestemming of herkomst heeft op die wegen of op een weg in de directe omgeving. Uitgezonderd de woonerven zijn alle erftoegangswegen in de Aalanden in 2006 opgenomen in de 30km/uur-zone Aalanden en duurzaam veilig ingericht. De inrichting is sober uitgevoerd middels de aanleg van diverse plateaus, drempels, geleiders en andere verkeersremmende maatregelen.

3.4.1.3 Fietsroutes

De Aalanden ligt op fietsafstand van het centrum van Zwolle. Binnen het fijnmazige fietsnetwerk van Zwolle worden hoofdfietsroutes onderscheiden die de woonwijken rechtstreeks verbinden met het centrum/station en de belangrijkste werkgebieden en scholenconcentraties. Alle hoofdroutes hebben een aantal kwaliteitskenmerken die het fietscomfort verhogen. In de Aalanden maken de volgende wegen onderdeel uit van het hoofdfietsroutenetwerk:

In noord-zuidrichting:

  • 1. de route Rijnlaan / Hogenkampsweg;
  • 2. de route Grevelingen - Biesbosch / Devotentunnel;

In Zuid-westrichting:

  • 1. Waallaan;
  • 2. Eemlaan;
  • 3. Merwedelaan en Reggelaan tot aan Glanerbeek;
  • 4. Zwartewaterallee (tussen Rijnlaan en A28) - Meanderpad

De inrichting van met name de Eemlaan voldoet nog niet aan de eisen die de Gemeente Zwolle stelt aan hoofdfietsroutes.

3.4.1.4 Openbaar Vervoer

De stadsdienst in de Aalanden rijdt in één richting door de wijk.

3.4.1.5 Parkeren

De parkeerdruk in de Aalanden is over het algemeen niet hoog. Bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied dient rekening te worden gehouden met voldoende parkeerruimte. Ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan is hiervoor een nieuwe regeling in voorbereiding. Totdat deze nieuwe is vastgesteld, wordt voor het bepalen van de vereiste hoeveelheid parkeerruimte verwezen naar de Beleidsregel Parkeergelegenheid bij of in gebouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP15008-0004_0009.png"

figuur 9 Verkeersstructuur Aalanden

3.4.2 Uitgangspunten bestemmingsplan

Het bestemmingsplan beoogt geen ontwikkelingen. De verkeersstructuur van het plangebied wijzigt niet. Het openbaar gebied en de wegen in het plangebied worden in bestemmingsplan Aalanden conserverend bestemd.

3.5 Groen

3.5.1 Huidige situatie

Stedelijke hoofdgroenstructuur

De wijk Aalanden is aangelegd in een van oorsprong laaggelegen gebied in het beekdal van de Westerveldse Aa. De bodem bestond overwegend uit klei en veen en werd bouwrijp gemaakt door het opspuiten met zand uit een zandwinplas ten noorden van de wijk (Wijde Aa). Alleen in het zuidwesten van de wijk, rond de Dobbe lag het oorspronkelijk maaiveld hoger en bestond de ondergrond van oorsprong uit zand met een lichte kleilaag. Hier waren de meeste boerderijen (tuinderijen) geconcentreerd.

Van de oude veldwegen in het gebied (Luttekeweg, Langenholterweg) is door de wijze van bouwrijp maken niet veel meer over. Alleen van de Langenholterweg is een deel bewaard gebleven (nu Wolvejagtpad geheten). Boerderij Helderlicht is de enige boerderij die in het gebied gespaard is gebleven. Ook is de loop van de Westerveldse Aa en een brede strook aan weerszijden als parkgebied in de wijk ingepast. Het is in Nederland één van de bekendste en meest geslaagde integraties van oude landschapselementen in een stadsuitbreiding.

De Stedelijke hoofdgroenstructuur bestaat hierdoor in het centrale deel van de wijk hoofdzakelijk uit het in de wijk geïntegreerde beekdal van de Westerveldse Aa. Dit parkgebied (Park Aalanden) is deels niet opgehoogd, een voor deze wijk unieke situatie, en draagt plaatselijk een vegetatie die de vroegere natuurwaarden van het gebied weerspiegelen. Centraal in het park ligt een natuurlijk grasland met soorten als Draadrus, Kleine valeriaan, Stijf struisriet, Veenreukgras, Wateraardbei, Kievitsbloem. Ook bij de boerderij Helderlicht komen enkele niet opgehoogde terreintjes voor, waaronder een dierenweide. De wel opgehoogde delen van het park zijn als gebruiksgroen voor de wijk ingericht. De continuïteit van het water en het begeleidend groen is essentieel. Het Aapark, ten zuiden van de Zwartewaterallee is eveneens onderdeel van deze groene verbinding. Belangrijk in de aanleg is verder de geleidelijke overgang van het openbaar park naar de aangrenzende privétuinen, zowel in het park Aalanden als in het Aapark.

Tussen de wijken Aalanden en Holtenboek liggen enkele grote groene ruimten aanééngeschakeld langs de Middelweg. Deze behoren eveneens tot de Stedelijke hoofdgroenstructuur en worden gevormd door een ruig speelterrein tussen A28 en Zwartewaterallee, een waterplas tevens ijsbaan De Dobbe, de wijkboerderij Eemhoeve, een wijkpark en het sportpark Hoge Laar.

Binnen het plangebied zijn verder de op stedelijk niveau belangrijke verkeerswegen opgenomen in de Stedelijke hoofdgroenstructuur (jonge infrastructuurlijnen). Dit zijn de Zwartewaterallee en de Middelweg. De bomenstructuur en het groene karakter van de bermen en taluds van geluidswallen moeten hier in stand worden gehouden en versterkt. Zowel dwars als lengteprofiel moeten hun groene karakter behouden. Ook het groen dat grenst aan de (geluidswallen van de) A28 behoort tot de Stedelijke hoofdgroenstructuur.

Veel van de bovengenoemde verbindingen zijn tevens belangrijke recreatieve routes. De continuiteit hiervan moet gewaarborgd zijn.

Bij de ontwikkeling van de wijk Aalanden is naar de Vecht en het Zwarte Water toe doelbewust een brede zone agrarisch gebied niet verstedelijkt, maar groen gehouden. Voorzover hier belangrijke stedelijke groenfuncties in zijn gelegen, behoren deze tot de Stedelijke hoofdgroenstructuur. Aangrenzend aan het plangebied zijn dat de Wijde Aa en de zone tussen Aalanden en de Brinkhoekweg. Hierin liggen ook de aantakkingen vanuit de wijk op het recreatienetwerk in het buitengebied via de Kolksteeg en de Brinkhoekweg en via speciale fietspaden zoals het Toddenbeltpad, het Koeweidepad, het Boezemkoppad en het Middelblokpad.

Wijkgroenstructuur

De hoofdontsluiting van de wijk bestaat uit de Rijnlaan en de Waallaan. Deze lanen vertakken zich één of twee keer tot op buurtniveau. Het is belangrijk dat deze ontsluitingsstructuur wordt begeleid door boombeplanting. Dit geldt ook voor enkele belangrijke interne routes, zoals de Maaslaan, de Merwedelaan en de Reggelaan.

De wijk wordt begrensd door een watergang, waarvandaan enkele groene ruimten de wijk insteken. Ook vanuit het park Aalanden en vanuit de Dobbe steken enkele groene ruimten verder de wijk in. Vaak lopen deze groenstroken door en geleden de wijk op deze wijze. Deze geleding is karakteristiek voor de wijk.

Tenslotte zijn enkele van deze en andere groene ruimtes belangrijk omdat er groene wijkgerichte voorzieningen in liggen, zoals speel- en trapveldjes.

Bijzondere bomen

Rond de boerderij Helderlicht is de oorspronkelijke erfbeplanting bewaard gebleven, met o.a. een appelboomgaard, en een deel van de voormalige Langenholterweg, met hoofdzakelijk zomereik. De overige bijzondere bomen staan eveneens in de Stedelijke Hoofdgroenstructuur, en wel in het park Aalanden en in het Aa-park (hoofdzakelijk populieren) en op het voormalige erf van de verdwenen boerderij Het Slot (bij wijkboerderij Eemhoeve), waar het linden betreft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP15008-0004_0010.png"

figuur 10 Groenstructuur Aalanden (uitsnede Groene Kaart)

3.5.2 Uitgangspunt bestemmingsplan
3.5.2.1 Natuurbescherming

In de directe omgeving van het plangebied ligt een beschermde natuurterrein (Natura 2000 - gebied Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht). Effecten op dit gebied (ook van buitenaf) mogen de instandhoudingsdoelstellingen van het betreffende gebied niet in gevaar brengen. De (externe) effecten op dit gebied, door de activiteiten die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, wijzigen niet.

Centraal in het park Aalanden ligt een natuurlijk grasland op een venige ondergrond. Een gedeelte van dit grasland bestaat uit een dichtgegroeide oude beekloop van de Westerveldse Aa en draagt eigenschappen van een trilveen. Door het voorkomen van deze eigenschappen en door het voorkomen van zeldzame en / of bedreigde plantensoorten als Draadrus, Stijf struisriet, Veenreukgras, Wateraardbei en Kievitsbloem is dit deel van het park niet zonder meer geschikt voor gebruik als stedelijk groen. Een op behoud en ontwikkeling van de aanwezige natuurwaarden gerichte bestemming is opgenomen in dit plan.

3.5.2.2 Flora en fauna

Voor werkzaamheden ter uitvoering van dit bestemmingsplan kunnen de bepalingen uit de Flora- en faunawet in het geding zijn. Dit kan van invloed zijn op de vergunbaarheid en de wijze van uitvoering van de werkzaamheden.

Er is geen limitatieve opsomming bekend over in het plangebied voorkomende soorten planten en dieren, die bescherming genieten in het kader van de Flora- en faunawet. Zeer waarschijnlijk zijn sommige gebouwen in het plangebied geschikt als verblijfplaats van vleermuizen. Deze zijn strikt beschermd. Ook is het mogelijk dat gebouwen in het plangebied dienen als vaste verblijfplaats van broedvogels. Vaste verblijfplaatsen van broedvogels zijn beschermd. In het openbaar groen komen beschermde planten en dieren voor. Voordat er sloop of ingrijpende verbouw van gebouwen plaatsvindt, moet de eventuele aanwezigheid van vleermuizen en broedvogels worden gecontroleerd. In het openbaar groen wordt gewerkt met een gedragscode.

3.6 Water

3.6.1 Huidige situatie
3.6.1.1 Water

Voornamelijk rondom het plangebied, met uitzondering de west- en zuidzijde, zijn watergangen voor wateraanvoer en -afvoer van Waterschap Groot Salland gelegen. Daarnaast loopt de Westerveldse Aa midden door het plangebied vanaf de zuidzijde (Rijksweg A28) naar de noordzijde waar het uitmondt in de Wijde Aa. In de zuidwestzijde van het plangebied is nog de waterpartij De Dobbe aanwezig. Alle voornoemde wateren zijn in eigendom en beheer van Waterschap Groot Salland.

3.6.1.2 Drooglegging

In plangebied wordt een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 m gehanteerd. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld.

3.6.1.3 Riolering

In het plangebied is een gemengd rioolstelsel aanwezig, waarbij de droogweerafvoer en de hemelwaterafvoer in één leiding wordt afgevoerd naar de AWZI. Ter plaatse van het sportpark Het Hoge Laer (westzijde plangebied) is een gescheiden rioolstelsel aanwezig. Hierbij wordt de droogweerafvoer via de vuilwaterriolering richting de AWZI afgevoerd; de hemelwaterafvoer wordt via hemelwaterleidingen geloosd op oppervlaktewater.

3.6.1.4 Overstromingsparagraaf

Quickscan

Het plangebied (zie figuur 11) is gelegen in dijkring 53, Salland. Deze dijkring wordt omsloten door de Vecht aan de noordzijde, de IJssel aan de westzijde en het Zwarte Water aan de noordwestzijde. Omdat het bestemmingsplan ruimte biedt aan de ontwikkeling van niet incidentele overstromingsgevoelige functies en omdat het plangebied gelegen is in dijkring 53 is een overstromingsrisicoparagraaf verplicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP15008-0004_0011.png"

figuur 11 Dijkring 53

Risico-inventarisatie

Voor de keringen van dijkring 53 is de overschrijdingkans genormeerd op 1/1.250e per jaar. Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte, in Zwolle voor dijkring 53 tijdens een overstroming, geschat tussen de 0,8 en 2,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep (figuur 12).

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP15008-0004_0012.png"

figuur 12 maximale waterdiepte tijdens een overstroming

Afhankelijk van de locatie waar een dijk doorbreekt zal water dijkring 53 binnen stromen. In figuur 13 zijn twee maatgevende locaties (Olst en Berkum) weergegeven die uiteindelijk zullen leiden tot een waterstand weergegeven in figuur 13 en de snelheid waarmee het water dijkring 53 instroomt (figuur 13). Afhankelijk van de locatie binnen dijkring 53 kan het wenselijk zijn om maatregelen dan wel voorzieningen te treffen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP15008-0004_0013.png"

figuur 13 Tijd tot overstroming bij dijkdoorbraak in Olst (boven) en Berkum (onder)

Maatregelen

Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijkringen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden.

Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en). Voor onderhavige ontwikkeling kan worden gedacht aan navolgende voorzieningen/ maatregelen:

  • Aanvullend ophogen (voor zover mogelijk) van het plangebied.
  • Voldoende hoog aanbrengen vloerpeil, eventueel verhoogde drempels.
  • Aansluiting plangebied op dichtstbijzijnde weg zodat bereikbaarheid gewaarborgd blijft.
  • Zodanig inrichten gebouw zodat bij eventuele overstromingen schade zoveel mogelijk wordt beperkt (bijvoorbeeld materiaalgebruik, minder gevoelige ruimten begane grond).
  • Opstellen van evacuatieplan.

3.6.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Drooglegging

In plangebied wordt een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 m gehanteerd. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte.

Riolering

Droogweerafvoer

De droogweerafvoer vanuit het gebied moet worden afgevoerd naar het bestaande gemeentelijk gemengde rioolstelsel of vuilwaterriolering.

Er worden geen (grootschalige) nieuwbouw en/of inbreidingen verwacht. De toename van het hoeveelheid afvalwater is derhalve gering. Er is geen sprake van overbelasting van het bestaande rioolstelsel en de rioolwaterzuiveringsinstallatie.

Hemelweerafvoer

De hemelwaterafvoer van nieuw aan te leggen daken, terrassen en parkeerplaatsen moet binnen het plangebied worden geborgen en worden geïnfiltreerd in de bodem. Binnen het plangebied dient daartoe minimaal een statische berging gecreëerd te worden van 20 mm per vierkante meter afvoerend oppervlak. Hierdoor wordt het bestaande gemeentelijk gemengde rioolstelsel ontlast.

Wateroverlast

Om wateroverlast en schade in gebouwen te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 20 cm boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders) moet aandacht worden besteed om wateroverlast te voorkomen. Als er aansluitpunten (wc, wastafel, afvoerputje e.d.) beneden het straatpeil aanwezig zijn, dan kan er niet onder vrijverval worden aangesloten. Op het terrein dient dan een zelfstandig rioolstelsel te worden aangelegd met een pompput.

Bij de aanleg van kelderconstructies dient aandacht te worden geschonken aan de toepassing van waterdichte materialen en constructies tot aan het maaiveld, inclusief ventilatie / lichtschacht.

3.7 Wonen

3.7.1 Huidige situatie

De wijk de Aalanden is duidelijk herkenbaar als een wijk, gebouwd eind jaren '60 en jaren '70. Dat is goed te zien aan de ruime en groene opzet van de wijk, de aanwezige architectuur en de stedenbouwkundige opzet die in de tweede helft van de zeventiger jaren in zwang raakte: het woonerf. Na de productie van betrekkelijk veel hoogbouw in Holtenbroek kwam tijdens de ontwikkeling van Aalanden de omslag van hoogbouw naar eengezinswoningen. Daarnaast werd ook gezocht naar identiteit en zo ontstonden bijvoorbeeld het 'vissersdorp' (omgeving Dommel-Gender), 'de groene steentjes' (uiterste zuidwesten van de wijk) en de koepelwoningen (Krekenbuurt - niet opgenomen in dit bestemmingsplan).

Woningvoorraad

De wijk kent veel variatie aan woningtypen. Er zijn hoogbouwwoningen (Spui, Biesbosch, Haringvliet, Dollard), terraswoningen (Dobbe) en eengezinswoningen in soorten en maten. Het aantal woonruimten bedroeg op 1 januari 2014 6.057. Het aantal woningen is de afgelopen jaren stabiel gebleven. Het aandeel koopwoningen is vergeleken met het Zwols gemiddelde laag: 45 % (t.o.v. 54 % in Zwolle).

In Aalanden woonden op 1 januari 2014 in totaal 13.046 personen. Het aantal inwoners van Aalanden kent de afgelopen jaren een dalende lijn (op 1 januari 2004 bedroeg het aantal inwoners nog 13. 515). De daling doet zich voor in alle leeftijdscategorieën tot 55 jaar. Het aantal bewoners in de leeftijdscategorieën van 55 jaar en ouder stijgt gestaag. Het aandeel van deze leeftijdscategorieën ligt duidelijk boven het Zwols gemiddelde. De tendens is dat de wijk ontgroent (minder jonge kinderen) en vergrijst (meer ouderen).

De gemiddelde woningbezetting ligt door de bovengenoemde tendensen iets onder het Zwols gemiddelde (2,1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP15008-0004_0014.png"

figuur 14 Leeftijdsverdeling Aalanden per 1 januari 2014

Woonwagenstandplaatsen

Aan de Fluessen, Glanerbeek en Eemlaan zijn woonwagenstandplaatsen aanwezig.

3.7.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Het bestemmingsplan beoogt geen ontwikkelingen. De functionele structuur van het plangebied blijft ongewijzigd. De woningen in het plangebied worden in bestemmingsplan Zwolle-zuidwest conserverend bestemd.

3.8 Voorzieningen

3.8.1 Centrum

De Aalanden beschikt over een kleinschalig en redelijk compleet primair winkelaanbod rondom het winkelcentrum De Dobbe. De situatie in Zwolle-zuidwest is redelijk stabiel. Het gemeentelijke detailhandelsbeleid is gericht op het consolideren van de eerstelijns detailhandelvoorzieningen op buurt-en wijkniveau. Dit is voor wat betreft de buurtwinkelvoorziening aan De Dobbe te vertalen in een bij tijd houden van het winkelgebied c.q. het maken van een kwaliteitsslag. Binnen het winkelcentrum zijn diverse functies toegestaan (detialhandel, dienstverlening, horeca)

Op het parkeerterrein van De Dobbe is er op dinsdagen een warenmarkt.

3.8.2 Commercieel

Detailhandel

Aalanden beschikt over een wijkwinkelcentrum dat centraal in de wijk is gelegen aan de Dobbe. Het is recent verbouwd en uitgebreid en wordt druk bezocht. Ook door bewoners van buiten de Aalanden. Dit wijkwinkelcentrum wordt gekenmerkt door een compleetheid in het (dagelijks) winkelaanbod en aanverwante functies, een goede bereikbaarheid, een goede parkeersituatie en gunstige andere omgevingsaspecten (een prettige en veilige inrichting).

Daarnaast is aan de Rijnlaan nog een discountsupermarkt gevestigd.

Horeca

In Aalanden zijn weinig horecagelegenheden. Binnen het plangebied bevindt zich in het winkelcentrum een Chinees restaurant en een snackbar.

Bedrijven

Er is geen grootschalige bedrijvigheid in Aalanden. Wel zijn er verspreid door het plangebied enkele gevestigd, zoals aan de Alblas en Botlek. Aan de Rijnlaan is een complex gelegen met een gemengde bestemming waar diverse bedrijven, kantoren en dienstverlenende instellingen zijn gevestigd.

Beroepen en bedrijven aan huis c.q. afwijkend gebruik

Verspreid door de wijk bevinden zich een aantal beroepen en bedrijven aan huis. Voorzover deze buiten de reguliere beroep-aan-huis-regeling vallen, zijn ze aangeduid op de verbeelding als zijnde afwijkend gebruik.

3.8.3 Sport en recreatie

Sport

Naast een aantal gymzalen mogelijkheden voor zowel verenigingen als particulieren voor sportactiviteiten overdag en in de naschoolse uren ligt er in het noordwesten van de wijk het sportcomplex Het Hoge Laar.

Recreatie

In de Aalanden liggen de grotere recreatievoorzieningen in de groenzone langs de Middelweg en in de groenzones aan weerszijde van de Westerveldse Aa. Langs de Middelweg ligt de wijkboerderij De Eemhoeve naast de vijver De Dobbe. De Dobbe zelf fungeert 's winters als ijsbaan; er is dan ook verlichting. Langs de Westerveldse Aa ligt de buurtweide Aaweide. De wijkparken liggen eveneens in deze groenzones.

In het openbaar groen tussen het Rolderdiep en de scholen ligt een nutstuincomplex.

De wijk kent veel recreatieve wandel- en fietspaden, die veelal gelegen zijn in de groenzones aan de randen van de wijk. Ook langs de Westerveldse Aa liggen wandelpaden, alsmede bij het sportcomplex.

Er zijn diverse speelterreinen voor kinderen van 0-12 jaar. Voorts heeft de wijk een aantal onverharde trapvelden. Het enige verharde veld ligt nabij de Helderlichtsteeg. Daar ligt ook een jeu de boules terrein. De spreiding van de speelterreinen voor 0-12 jarigen is over het algemeen goed. In het zuidelijke deel van de wijk is een aantal witte vlekken, maar hier ontbreekt op dit moment de ruimte om voorzieningen aan te leggen. Bovendien is dit een rustige buurt met voldoende vrije speelruimte voor kinderen. De realisatie van een skatebaan is in een vergevorderd stadium. Een ruig speelterrein ligt in het park tussen de A28 en Zwartewaterallee.

3.8.4 Maatschappelijk

In de Aa-landen zijn de een groot aantal maatschappelijke voorzieningen aanwezig, waaronder basisscholen, kinderopvang en diverse zorgvoorzieningen.

onderwijs

De volgende bassischolen zijn binnen het plangebied gevestigd:

  • De Aquarel (protestants-christelijk), Waallaan 6,
  • Het Stroomdal (protestants-christelijk), Botlek 56,
  • De Werkschuit (openbaar), Rijnlaan 200
  • De Wieden (openbaar), Beulakkerwiede 3-4
  • De Wilgenburg (rooms-katholiek), Waallaan 7-9

De scholen voor voortgezet onderwijs zijn in de wijk gevestigd:

  • Meandercollege (protestants-christelijk), Dobbe 37
  • Gymnasium Celeanum, Zoom 37
  • SVO vakopleiding food, Spui 2

Aan het Boterdiep is een school voor speciaal onderwijs gelegen: Onderwijscentrum De Twijn. Ook aan de Reggelaan bevindt zich een basisschool voor speciaal onderwijs.

Daarnaast zijn er op diverse plekken locaties voor kinderopvang gerealiseerd, vaak in combinatie met een basisschool. Ook zijn er een aantal gastouderbureaus in het gebied gevestigd.

zorgvoorzieningen

Diverse zorgvoorzieningen bevinden zich verspreid over de wijk. Aan de Rijnlaan is het woonzorgcomplex De Boeier van Stichting Philadelphia gevestigd. Aan het Zijpe zit woonzorglocatie De Koppels voor mensen met beperkingen. Ook aan de Zijpe is Woonzorgcentrum de Rivierenhof gelegen. Aan de Botlek is het Orthopedagogische Didactische Dagcentra de Kameel gevestigd, onderdeel van de Stichting Voorzieningen voor Verstandelijk en Meervoudig Gehandicapten Zwolle e.o.

religie

In de wijk zijn een drietal religieuze instellingen: De Hoeksteen aan de Scheldestraat, de Sionskerk aan de Glanerbeek en de Boazkerk aan de Kromme Mijdrecht.

overige voorzieningen

Het Wijkcentrum De Bolder is gevestigd aan de Dobbe 29. Aan de Eemlaan 25 is wijkboerderij De Eemhoeve gevestigd. Aan de Vordenseburg is, aan de oever van de Westerveldse Aa, een kinderboerderij gelegen. Aan de Gouwe is een jongerencentrum gelegen en aan de Helderlichtsteeg 148 is een dierenkliniek gevestigd.

3.9 Milieu

In deze paragraaf wordt ingegaan op aspecten die beperkingen met zich meebrengen bij het toekennen van bestemmingen. Het betreft zowel de diverse milieuaspecten als de ligging van kabels, leidingen en straalpaden.

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op aspecten die beperkingen met zich meebrengen bij het toekennen van bestemmingen. Het betreft zowel de diverse milieuaspecten als de ligging van kabels, leidingen en straalpaden.

3.9.1 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de geluidsproductie van wegverkeer, industrie en spoorwegen. Aan deze aspecten wordt in deze paragraaf aandacht besteed.

Wegverkeerslawaai

Volgens de WGH moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de actuele geluidsbelasting indien een bestemmingsplan geluidsgevoelige functieveranderingen toestaat voor gebieden die liggen langs zoneplichtige wegen.

Deze verplichting geldt niet voor wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 kilometer per uur. Dit geldt voor de meeste wegen in het plangebied. Langs de zoneplichtige wegen in het plangebied (A28, Zwartewaterallee, Middenweg, Rijnlaan, Waallaan, Maaslaan, Merwedelaan, Reggelaan, Beulakerwiede, Scheldelaan, Biesbosch en Gantel) zijn geen nieuwe geluidsgevoelige functies opgenomen, zodat een nader akoestisch onderzoek achterwege kan blijven.

Industrielawaai

In en in de nabije omgeving van het plangebied zijn geen lawaaimakende bedrijven gevestigd.

Spoorweglawaai

Het plangebied ligt niet binnen (verplichte onderzoeks-) zones van spoorwegen.

3.9.2 Bedrijvigheid (Wet Milieubeheer)

Er is geïnventariseerd welke bedrijvigheid voorkomt in de wijk. Alle bedrijven in de gemeente Zwolle beschikken over een milieuvergunning op grond van de Wet Milieubeheer of over een melding ingediend op grond van een Algemene Maatregel van Bestuur. De verspreid door de wijk aanwezige kleinschalige bedrijvigheid heeft weinig invloed op de milieusituatie aldaar. Omdat het hier gaat om bestaande gebieden met functiemenging geldt voor de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging conform de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering, editie 2009. Toegelaten zijn de bedrijven van milieucategorie A en B.

3.9.3 Luchtkwaliteit

De Europese normen voor luchtkwaliteit zijn in Nederland geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. In deze wet wordt de mogelijkheid geboden om door middel van een programmatische aanpak de luchtkwaliteitsknelpunten op te lossen. Op basis van dat kader is in 2009 het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) opgericht. Binnen dit programma werken de overheden samen om tijdig aan de grenswaarden te voldoen.

Een onderdeel van het NSL is de monitoring van de luchtkwaliteit met behulp van de Monitoringstool. Uit de resultaten van de laatste versie van de Monitoringstool blijkt dat in de gemeente Zwolle in het jaar 2015 geen grenswaarden overschreden worden. In het plangebied Aa-landen is evenmin sprake van bijna-knelpunten. Bovendien zijn in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen, die van invloed zijn op de luchtkwaliteit in het plangebied.

3.9.4 Bodemkwaliteit

In het plangebied is een enkel geval van bodemverontreiniging bekend. Ook zijn er enkele verdachte locaties.

Aan de Rijnlaan 4-6 was een tankstation annex autoreparatiebedrijf gevestigd. Uit bodemonderzoek van 1991 blijkt dat de locatie sterk verontreinigd is. Deze verontreiniging is nog niet gesaneerd. Deze locatie is bestemd tot bestemming Bedrijf met een wijzigingsbevoegdheid naar Wonen. De planregels van deze bestemmingen, zijn zodanig opgesteld dat woningbouw slechts mag plaatsvinden, indien op grond van verkregen inzicht in de bodemgesteldheid blijkt dat de woningbouw toelaatbaar is.

In het Historisch Bodembestand van de gemeente Zwolle wordt voor zowel Rijnlaan 128 als Gouwe 1 melding gemaakt van een benzinepompinstallatie voor eigen gebruik. De locatie Rijnlaan 128 is in 1989 onderzocht. Hierbij zijn geen noemenswaardige verontreinigingen aangetroffen. In het onderzoek is echter geen rekening gehouden met de benzinepompinstallatie. Mogelijk zijn door deze activiteit bodemverontreinigingen met brandstofproducten ontstaan, welke niet bij het uitgevoerde onderzoek zijn aangetoond.

Het winkelcentrum de Dobbe is in 1996 onderzocht, waarbij een verontreiniging is aangetroffen ten gevolge van een chemische wasserij op nummer 17. Vervolgens zijn vervolgonderzoeken uitgevoerd om meer inzicht in de verontreiniging verkrijgen. In 1999 is een sanering uitgevoerd en afgerond.

3.9.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico's ten gevolge van het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen in bedrijven alsmede op het transport van gevaarlijke stoffen via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen, De A28 is aangewezen als route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uit de "Inventarisatie externe veiligheid langs transportassen" in de gemeente Zwolle (mei 2004) blijkt dat ten aanzien van de wegen, die zijn aangewezen als route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, de norm voor het plaatsgebonden risico niet wordt overschreden. Ook de norm voor het groepsrisico wordt niet overschreden voor wat betreft het traject van de A28 tussen de kruising met de Middelweg en de kruising met de Zwartewaterallee. Ten noorden van, evenwijdig aan de A28 loopt een regionale gastransportleiding. Er bevindt zich geen bebouwing binnen de vrijwaringszone (4 m aan weerszijden van de transportleiding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP15008-0004_0015.png"

figuur 15 milieubeperkingenkaart

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten

4.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Aalanden zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Aalanden.

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:

Gevolgd door de volgende bijlagen:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels:

De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:

Artikel 1 Begrippen;

Artikel 2 Wijze van meten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:

Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:

Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.

Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.

Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.

De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:

  • 1. Bestemmingsomschrijving;
  • 2. Bouwregels;
  • 3. Nadere eisen;
  • 4. Afwijken van de bouwregels;
  • 5. Specifieke gebruiksregels;
  • 6. Afwijken van de gebruiksregels;
  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • 8. Wijzigingsbevoegdheid.

Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.

  • 1. Bestemmingsomschrijving:

In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.

  • 2. Bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.

Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.

De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.

De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximum goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximum bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.

  • 3. Nadere eisen:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.

De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 30 Algemene procedureregels.

  • 4. Afwijken van de bouwregels:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.

De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

  • 5. Specifieke gebruiksregels:

In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.

  • 6. Afwijken van de gebruiksregels:

Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro

De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.

  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingsregel opgenomen.

  • 8. Wijzigingsbevoegdheid:

Het gaat hier om een specifieke op een bepaalde bestemming gerichte wijzigingsbevoegdheid als bedoel in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen.

Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Uov) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Toelichting op de regels voor dubbelbestemmingen:

Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.

Het betreft in dit plan:

Artikel 20 Leiding - Gas;

Artikel 21 Leiding - Riool;

Artikel 22 Leiding - Water;

Artikel 23 Waarde - Archeologie;

Artikel 24 Waarde - Cultuurhistorie

Deze bestemmingen liggen als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.

De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels:

In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:

Artikel 25 Anti-dubbeltelregel;

Artikel 26 Algemene bouwregels;

Artikel 28 Algemene afwijkingsregels;

Artikel 29 Algemene wijzigingsregels;

Artikel 30 Algemene procedureregels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:

In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.

BIJLAGEN BIJ DE REGELS :

Ten slotte zijn als bijlagen bij de regels gevoegd:

4.2 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.

Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.

4.3 Bestemmingsregels

Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

Uitgangspunten:

  • Nutsgebouwtjes met een oppervlakte van minder dan 15 m² en een hoogte van minder dan 3 meter zijn vergunningvrije bouwwerken. In de regels werd er daarom tot nu toe al geen rekening mee gehouden.
  • In het kader van de deregulering worden openbare nutsvoorzieningen tot een oppervlakte van 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter in de groen en verkeersbestemmingen toegestaan.
  • Nutsgebouwen met een oppervlakte van meer dan 50 m² worden specifiek op de plankaart aangegeven. Deze bestemming wordt ook op de plankaart aangegeven op plaatsen waar bestaande kleinere nutsgebouwtjes tot meer dan 50 m² moeten kunnen worden uitgebreid.

Artikel 7 Groen

Uitgangspunten:

  • Het structuurgroen en het buurtgroen is bestemd tot 'Groen'. De overige groengebieden zijn bij de bestemming 'Verkeer - Erftoegangsweg' gevoegd. In de bestemming Groen zijn paden voor langzaam verkeer toegestaan maar geen wegen en parkeervoorzieningen voor snelverkeer. Dit is vast beleid waar niet van zal worden afgeweken.
  • Bermen en groenstroken langs wegen, die geen structuur- of buurtgroen zijn, zijn opgenomen in de verkeersbestemmingen. Binnen deze laatste bestemmingen is een uitwisseling van groen, verkeer en parkeren overal toegestaan.
  • Binnen de bestemming Groen zijn overal trapveldjes en speelvoorzieningen mogelijk.
  • Binnen deze bestemming mogen overal gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

Artikel 12 Sport

Op de gronden met deze bestemming mogen sportterreinen worden aangelegd en gebouwen ten behoeve van sportvoorzieningen worden gebouwd, waaronder ook een kantine is begrepen. Voor het bouwen van tribunes en gebouwen van meer dan 15 m² geldt dat deze uitsluitend binnen een bouwvlak mogen worden gebouwd.

Artikel 13 Tuin

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en carports bij recht worden gebouwd. Via een afwijking zijn bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bouwwerken wel mogelijk, mits geen aantasting plaatsvindt van de in de afwijkingsbevoegdheid genoemde criteria. Het gaat hier om bebouwing ten behoeve van uitbreiding van hoofdgebouwen, bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bijgebouwen en carports. Tevens moet zo nodig rekening worden gehouden met de Wet geluidhinder.

Artikel 15 Verkeer - Erftoegangsweg

Deze bestemming is opgenomen voor het verkeers- en verblijfsgebied met een erftoegangsfunctie. Het heeft een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied. Behalve de rijbanen zelf worden ook de bijbehorende bermen, voetpaden, fietspaden en parkeerplaatsen in de bestemming opgenomen. Ook groenvoorzieningen en speelvoorzieningen zijn als onderdeel van de verblijfsfunctie mogelijk in deze bestemming. Binnen deze bestemming mogen ook gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

Artikel 16 Water

Deze bestemming omvat al het water dat van belang is voor de waterhuishouding van het gebied. Water dat voor de waterhuishouding niet van belang is, is opgenomen in de bestemmingsomschrijving van andere bestemmingen.

Artikel 17 Wonen

Deze bestemming is bedoeld voor de eengezinshuizen. Dit zijn gebouwen, welke één woning omvatten.

Uitgangspunten:

  • Alle bestaande eengezinshuizen in het plangebied worden als zodanig bestemd.
  • De bestaande bebouwing wordt conform het huidige legale gebruik en volume bestemd. Indien het geldende plan ruimere mogelijkheden geeft dan er gerealiseerd zijn, wordt volgens die ruimere mogelijkheden bestemd, indien realisatie nog aanvaardbaar is qua licht- en luchttoetreding.
  • Binnen het bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd.
  • Op het erf binnen deze bestemming, dat buiten het bouwvlak is gelegen, mogen bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd, maar geen zelfstandige hoofdgebouwen, waarvan situering niet ondenkbaar wordt bij het toestaan van grotere oppervlakten.
  • Halve meters bij hoogtebepalingen worden in het kader van de deregulering afgerond naar boven.
  • In het kader van de deregulering mag het erf binnen deze bestemming aan de zijkant en de achterkant van het bouwvlak zonder afwijking worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken tot maximaal 50% en 100 m².
  • Ter wille van de openheid in het stedenbouwkundig beeld blijft het uitgangspunt waar mogelijk van toepassing om bijbehorende bouwwerken in de zijtuin achter de voorgevel van het hoofdgebouw te plaatsen.
  • Bij de bepaling van de voorzijde wordt gekeken waar de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak en de naar de weg toegekeerde grens van de gevel van een hoofdgebouw is gelegen. Hierbij is de zijde van de hoofdtoegang van het hoofdgebouw bepalend.
  • In de voortuinen komt de bestemming 'Tuin', waar in principe geen gebouwen en carports zijn toegestaan.
  • Indien in de voortuinen gebouwen aanwezig zijn, wordt ter wille van de eenvoud van regeling en beheer een gebied met de bestemming 'Wonen' aangegeven dat voor 100% mag worden bebouwd.
  • Carports in de voortuinen worden niet wegbestemd, maar binnen de bestemming 'Wonen' met de 'specifieke bouwaanduiding-carport' aangegeven. Carports in de voortuinen worden alleen daar aangegeven waar de bouw van andere bijbehorende bouwwerken niet kan worden toegestaan.
  • Zelfstandige complexen van garageboxen worden binnen de bestemming 'Wonen' met een aparte aanduiding aangegeven.
  • Zo nodig kunnen nadere eisen worden gesteld aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodat bij het ontwikkelen van ongewenste situaties nog kan worden ingegrepen.
  • De huidige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, die groter zijn dan de standaardregeling worden als afwijkend gebruik toegestaan.

Beroep aan huis:

Volgens vaste jurisprudentie moet binnen een woonbestemming ook een aan huis verbonden beroep worden toegelaten. Uit de jurisprudentie kan als enige ruimtelijk relevant criterium worden afgeleid het hebben van 'een ruimtelijke uitwerking of uitstraling, die in overeenstemming is met de woonfunctie van het betrokken perceel'.

Er is in dit plan een regeling opgenomen voor het gebruik van een deel van een woning voor een aan huis verbonden beroep, zoals in de gemeente Zwolle bij deze bestemming gebruikelijk is. De beperking van het ruimtebeslag van de woning met inbegrip van de bijgebouwen tot 30% van het vloeroppervlak van de woning (met een absoluut maximum van 50 m²) dient om het verlies of de bovenmatige aantasting van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. Op deze wijze wordt tevens voorkomen dat de verkeersaantrekkende werking te groot zal worden.

Het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden voor de uitoefening van een beroep of bedrijf, hoe gering ook van omvang, is zonder meer als strijdig met de woonbestemming aan te merken.

In de begrippen is een definitie opgenomen over wat onder een aan huis verbonden beroep moet worden verstaan. Het gaat om een dienstverlenend beroep. De definitie van beroep aan huis is gelijk aan de landelijk gehanteerde standaarddefinitie. Indien er personeel in dienst wordt genomen kan er eerder sprake zijn van een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die niet met de woonfunctie in overeenstemming is.

Bouwwerken, zonder dak:

Bij de regeling van deze bouwwerken is geen verschil gemaakt tussen verschillende soorten bouwwerken. Elk bouwwerk dat functioneel past in de bestemming kan worden toegelaten. Volstaan is met algemene bepalingen omtrent de maximum hoogte. Daarbij is voor erf- of perceelafscheidingen aansluiting gezocht bij het criterium voor vergunningvrij bouwen van het Bor en voor de afwijking bij het criterium van de Bouwverordening.

Afwijkend gebruik:

De hoofdgebouwen met een afwijkend gebruik dat niet valt onder beroep aan huis of met een beroep aan huis groter dan 30% / 50m² zijn met een aanduiding op de plankaart aangegeven. In Bijlage 1 Lijst van afwijkend gebruik behorend bij de regels staat aangegeven welk afwijkend gebruik is toegelaten en voor welk deel van het hoofdgebouw dit afwijkende gebruik is toegestaan. Daar waar woningen niet meer in gebruik zijn als woning, maar worden gebruikt voor bedrijfsmatige kamerverhuur is een aanduiding 'afwijkend gebruik' opgenomen. In de bijlage staat het aantal bewoners vermeld wat op grond van de regeling in het pand mag wonen.

Wet geluidhinder

In verband met de Wet geluidhinder is het op een aantal erven niet toegestaan geluidsgevoelige functies te realiseren. De desbetreffende erven zijn aangeduid als 'specifieke vorm van wonen uitgesloten - geluidsgevoelige functie'. In de begrippen is omschreven wat onder geluidsgevoelige functies bij woningen moet worden verstaan.

Artikel 18 Wonen - Meergezinshuis

Deze bestemming is bedoeld voor meergezinshuizen. Dit zijn flats en andere gebouwen met meerdere naast en/of boven elkaar gelegen woningen, welke in tegenstelling tot het eengezinshuis qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kunnen worden. De definitie van eengezinshuis en meergezinshuis is opgenomen in de begrippen. Voor deze bestemming gelden de zelfde uitgangspunten en regels als voor de bestemming 'Wonen'.

Bijgebouwenregeling:

De regels voor bijbehorende bouwwerken wijken af van de regeling voor de eengezinshuizen. Per afzonderlijke gestapelde woning mag buiten het bouwvlak 25 m² worden gebouwd. Daarnaast mag er een onbeperkte oppervlakte worden gebouwd ten behoeve van algemene voorzieningen voor het meergezinshuis. Dit voorzover het bestemmingsvlak dit toelaat. Waar geen bijbehorende bouwwerken gewenst zijn, komt de bestemming 'Tuin'.

Artikel 19 Wonen - Woonwagen

Deze bestemming is voor de woonwagenlocaties in het plangebied. De regels bij deze bestemming volgen zoveel mogelijk de geldende regels zoals vastgelegd in de richtlijnen van de nota 'Woonwagenlocaties en standplaatsen' van april 2000.

Artikel 22 Leiding - Water

Deze dubbelbestemming omvat het in het plangebied gelegen ondergrondse net van hoofdtransportleidingen voor de drinkwatervoorziening. Deze leidingen transporteren drinkwater van de productielocatie naar centrale punten in de verderop gelegen voorzieningsgebieden.
In een brief van 27 februari 2004 heeft waterleidingbedrijf Vitens de gemeente verzocht de voor het bedrijf cruciale hoofdtransportleidingen in de bestemmingsplannen op te nemen. Het bedrijf beriep zich daarbij op de 'Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen' van de provincie Overijssel. Voor de invoer van de juiste gegevens heeft Vitens de gemeente later een digitaal bestand met de bedoelde hoofdtransportleidingen toegezonden. De leidingen zijn conform dit bestand opgenomen.
Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, nadat advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.

Artikel 23 Waarde - Archeologie

Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:

  • De gebieden die volgens de gemeentelijke archeologische waarderingskaart een grote vondstkans hebben (50% of meer) zijn mede bestemd tot archeologisch waardevol gebied (zie kaart 4).
  • Bij de regeling voor de dubbelbestemming is nauwe aansluiting gezocht bij de Wet op de archeologische monumentenzorg.
  • Bij verstoringen in de bodem met een grotere diepte dan 0,5 meter en een grotere oppervlakte dan 100 m² zijn specifieke bouwregels en een omgevingsgunningenstelsel conform de regeling uit de Wet op de archeologische monumentenzorg van toepassing.

Artikel 24 Waarde - Cultuurhistorie

Deze dubbelbestemming omvat de in het plangebied gelegen cultuurhistorische waarden. Op basis van een cultuurhistorische verkenning zijn deze waarden bepaald. Bij bouw- en verbouwplannen dienen de cultuurhistorische waarden van panden en percelen behouden te blijven. Deze waarden uitten zich onder andere in stedenbouwkundige en landschappelijke structuren, eenheid in verschijningsvorm, bebouwingstypologie, massa en vorm, dakvorm en dakrichting, gevelkarakteristiek en rooilijnen. In de bijlagen bij de toelichting zijn de cultuurhistorische analyse en een aparte lijst met cultuurhistorische waarden weergegeven. De percelen uit laatsgenoemde lijst hebben op de verbeelding de dubbelbestemming.

4.4 Algemene regels

Artikel 25 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 26 Algemene bouwregels

In dit artikel wordt geregeld dat een bouwplan moet voorzien in voldoende ruimte voor parkeren, laden en lossen. Wat voldoende is, wordt op basis van het algemene parkeerbeleid van de gemeente Zwolle bepaald tijdens de beoordeling van een bouwplan. Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van het algemene parkeerbeleid.

Artikel 28 Algemene afwijkingsregels

In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.

Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.

Artikel 29 Algemene wijzigingsregels

Deze regel maakt het mogelijk de bestemmingen 'Groen', 'Tuin', 'Verkeer - Erftoegangsweg', 'Artikel 17 Wonen' alsmede 'Wonen - Meergezinshuis' onder in deze regel omschreven voorwaarden zodanig te wijzigen dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden aangegeven.

Artikel 30 Algemene procedureregels

Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.

4.5 Overgangs- en slotregels

Artikel 31 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.

Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.

Artikel 32 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.

4.6 Bijlagen

Bijlage 1 Lijst van afwijkend gebruik:

Deze bijlage omvat per adres het afwijkend gebruik dat binnen de bestemmingen Wonen en Wonen - Meergezinshuis is toegestaan.

Bijlage 2 Lijst met horecacategorieën:

Deze lijst geeft de horecacategorieën aan, welke toelaatbaar zijn in de bestemmingen Centrum. Het is een algemene lijst, welke toegepast wordt in de Zwolse bestemmingsplannen. Per bestemming wordt bepaald welke categorieën toelaatbaar zijn.

Bijlage 3 Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging:

De staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is een algemene staat die toegepast wordt bij bestemmingsplannen van de gemeente Zwolle. De staat is gebaseerd op het VNG-rapport 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. De staat behoort bij de bestemming Gemengd.
De staat maakt als Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging onderdeel uit van de regels en daardoor heeft zij rechtstreekse werking. Een niet in de staat genoemd bedrijf kan dus niet worden gevestigd, evenmin als een wel genoemd bedrijf, dat als niet toelaatbaar staat aangegeven. Een zodanig bedrijf kan in een concreet geval qua aard en invloed op de omgeving toch wel aanvaardbaar zijn. Daarom is voorzien in een afwijking voor gelijkwaardige bedrijven. De formulering is afgestemd op de eisen die de jurisprudentie daaraan stelt. In Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is voorafgaand aan de staat een algemene verklaring van de opzet van de staat en de betekenis van de gebruikte afkortingen opgenomen.

4.7 Handboek

Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend van karakter. In verband met het feit dat de gemeente binnen het conserverende gedeelte van het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen met financiële consequenties initieert, is het niet nodig om bij dit bestemmingsplan een exploitatieplan voor het conserverende gedeelte te voegen.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In verband met het conserverende karakter van het bestemmingsplan wordt geen aparte inspraak georganiseerd.

5.2.1 Uitkomsten overleg

Op 26 april 2016 is het voorontwerpbestemmingsplan Zwolle-Zuidwest in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening naar 6 instanties verzonden met het verzoek om voor 25 mei 2016 een overlegreactie kenbaar te maken.

Het plan is toegezonden naar de volgende instanties:

  • 1. provincie Overijssel
  • 2. Tennet
  • 3. Gasunie
  • 4. Vitens
  • 5. Veiligheidsregio
  • 6. Waterschap Groot Salland

Ad 1

De provincie geeft aan dat zij vanuit het provinciaal belang geen beletselen zien voor het verdere vervolg van deze procedure.

Ad 2

Tennet geeft aan dat er zich binnen het plangebied geen ondergrondse en / of bovengrondse hoogspanningsverbindingen bevinden en dat zij geen op- of aanmerkingen hebben op het bestemmingsplan.

Ad 3

Geen reactie ontvangen.

Ad 4

Geen reactie ontvangen.

Ad 5

De Veiligheidsrisico geeft aan dat er, vanwege het conserverende karakter van het bestemmingsplan, geen aanvullende eisen hoeven worden gesteld ten aanzien van de (externe) veiligheid.

Ad 6

Geen reactie ontvangen.