direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Holtenbroek Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP14031-0003

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Samenvatting

Het bestemmingsplan Holtenbroek zuid voorziet in een actuele planologische- en juridische regeling voor gronden die eerder, om verschillende redenen, buiten het bestemmingsplan "Holtenbroek" zijn gehouden. Het plan is consoliderend van aard en biedt enkel voor de Leenman locatie de mogelijkheid om leisure- activiteiten te ontwikkelen. Het plan past binnen de geldende beleidskaders.

1.2 Aanleiding

Aanleiding voor dit bestemmingsplan is het feit dat de bestaande planologische regeling voor het overgrote deel van de wijk bijna 10 jaar oud is. In de Wet ruimtelijke ordening is de actualiseringsplicht voor gemeenten opgenomen die inhoudt dat bestemmingsplannen niet ouder mogen zijn dan 10 jaar.

Eén van de plannen die om deze reden herzien is, is het bestemmingsplan Holtenbroek. Dit plan is op 14 juni 2010 vastgesteld. Tegen dit besluit is echter beroep ingesteld, hetgeen heeft geleid tot een gedeeltelijke vernietiging van het bestemmingsplan Holtenbroek, voor zover dat betrekking had op het plandeel met de bestemming "Bedrijfsdoeleinden B" en de aanduiding "afwijkend gebruik toegestaan". Voor het betreffende perceel (Industrieweg 31) is reparatie in de vorm van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dit plan voorziet in deze reparatie.

Naast deze reparatie voorziet dit plan tevens in een actuele regeling voor de gronden ten zuidoosten van de Zwartewaterallee. Deze strook is in 2010 buiten het bestemmingsplan Holtenbroek gehouden vanwege verwachte ontwikkelingen, doch deze ontwikkelingen hebben de afgelopen jaren niet plaatsgevonden en het is ook niet aannemelijk dat deze ontwikkelingen in de planperiode van dit bestemmingsplan gerealiseerd zullen worden.

1.3 Plangebied

Het plangebied wordt globaal begrensd door de Zwartewaterallee in het noorden en de Nijverheidstraat in het zuiden. De oostgrens wordt, van noord naar zuid, gevormd door de Industrieweg, de gronden waarop de Rembrandtflat staat en de Burgemeester Roelenweg. De vaarweg 'Zwarte Water' vormt de westelijke grens van het plangebied. Figuur 1.1 geeft de begrenzing van het plan weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14031-0003_0001.png"

Figuur 1.1 Plangebied

1.4 Geldende bestemmingsplannen

Zoals in paragraaf 1.2 is aangegeven is op 14 juni 2010 een nieuw bestemmingsplan vastgesteld voor Holtenbroek. In dit bestemmingsplan waren de gronden voor de locatie Leenman wel opgenomen, maar de strook ten zuidoosten van de Zwarte Waterallee niet. Het bestemmingsplan is inmiddels onherroepelijk, na een uitspraak van de Raad van State d.d. 23 maart 2011, 01008801. Het plandeel met betrekking tot de bestemming "Bedrijfsdoeleinden B" en de aanduiding "afwijkend gebruik toegestaan" voor het perceel Industrieweg 31 werd vernietigd.

Voor die strook, ten zuidsoosten van de Zwarte Waterallee gold nog het oude bestemmingsplan 'Holtenbroek', dat op 27 juni 1977 is vastgesteld door de gemeenteraad. Het college van Gedeputeerde Staten van Overijssel heeft het plan op 15 augustus 1978 goedgekeurd. Na uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 20 september 1979 is het bestemmingsplan 'Holtenbroek' onherroepelijk geworden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14031-0003_0002.png"

Figuur 1.2 Geldende bestemmingsplannen

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk komt een aantal relevante onderdelen van het beleidskader aan de orde. Dit betreft het kader van het Rijksbeleid, het provinciale beleid en van het gemeentelijke beleid.

2.2 Ruimtelijk beleid

2.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur (hierna: SVIR) vastgesteld. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. De SVIR geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Die ambitie is vertaald in doelen voor de middellange termijn tot 2028.

Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn slechts 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt, of;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan, of;
  • het een onderwerp betreft dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.

Conclusie

Er is bij het plan geen sprake van rijksbelangen, waardoor de conclusie is dat het plan niet in strijd is met het rijksbeleid.

2.2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Met de inwerkingtreding van het Barro heeft er ook een wijziging plaatsgevonden van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is opgenomen dat gemeenten en provincies verplicht zijn om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen, wanneer een zodanig ruimtelijk besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling (zie art. 1.1.1 Bro) mogelijk maakt.

De eerste vraag is dan uiteraard wat onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden verstaan, alvorens te kunnen bepalen of de ladder moet worden beklommen. Uit artikel 1.1 van het Bro blijkt dat onder een stedelijke ontwikkeling een ruimtelijke ontwikkeling moet worden verstaan van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
Uit jurisprudentie is inmiddels gebleken dat er sprake kan zijn van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in die gevallen dat een nieuwe functie mogelijk wordt gemaakt. Als het gaat om verplaatsen van bestaande fucnties hoeft dan weer geen sprake te zijn van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Er is zeker sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als die nieuwe functie gepaard gaat met nieuw- of verbouw van bestaande bebouwing.

De situatie in Holtenbroek-Zuid, voor zover betrokken binnen dit bestemmingsplan is als volgt. De bestaande bestemmingen worden gemoderniseerd. Deels heeft het plan een bedrijfbestemming en wordt die bedrijfsbestemming gecontiueerd. Er is voor dat deel van het bestemmingsplan geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Evenzo geldt dat voor de woonbestemming, de groenbestemming enzovoort.

Deels heeft het plan nu een bedrijfsbestemming die wordt omgezet in een gemengde doeleindenbestemming (GD2). Voor het grootse deel betekent dit een voorzetting van bestaande gebruiksmogelijkheden. Er komt echter als extra functie sportieve recreatie bij. Hierop zou de ladder van toepassing kunnen zijn, omdat je sportieve recreatie als nieuwe stedelijke ontwikkeling zou kunnen zien. Ook al staat niet vast dat deze functie ook vervuld zal worden, zou toch nu al aandacht gegeven moeten worden aan deze nieuwe funcite.

Binnen de vigerende bestemming bijzondere doeleinden komen de functies terug in gemengde doeleinden (GD1), maar ook weer met een toevoeging van sport en sportieve recreatie. Ook hiervoor geldt dat de ladder van toepassing zou kunnen zijn.

Tenslotte geldt dat op de zogenaamde Leenmanlocatie leisure mogelijk wordt. Het is nog de vraag of hier over een nieuwe functie moet worden gesproken. Immers, er is al een skihal aanwezig en in de uitspraak van de Raad van State, wordt aangegeven dat deze recreatieve functies passen binnen de destijds vigerende bedrijfsbestemming. Het is dan ook de vraag in hoeverre de ladder moet worden toegepast voor zover het gat om leisurefunctie op de locatie Leenman. Anders ligt dat wellicht voor de binnen de Gemengd 1 bestemde gronden.

De overige functies zijn consoliderend bestemd. Hierop is de ladder niet van toepassing.

Trede 1: Regionale behoefte

De eerste stap die de ladder voorschrijft is om te motiveren dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. De vraag naar de mogelijkheden voor het uitoefenen van sport en/of sportieve recreatie gaat over het uitoefenen van sporten in gebouwen, respectievelijk in de buitenlucht, zoals tennis of een veldsport. Hierbij zal met name worden voorzien in de behoefte van de Zwolse sporter. Natuurlijk worden er sporters aangetrokken vanuit de regio, als in een naburig dorp of stad een bepaalde sport niet kan worden beoefent, maar er wordt met name voorzien in het vervullen van een plaatselijke behoefte en niet zozeer een regionale behoefte. De ladder is om die reden dan ook op deze functies niet van toepassing.

Voor leisure ligt dat mogelijk iets anders. Zo is er bijvoorbeeld een sterk groeiende vraag naar leisurenmogelijkheden. Onder de Zwolse bevolking zelf blijkt, na onderzoek, een grote vraag te bestaan voor leisure. Ook vanuit de regio op circa een half uur rijden, is er sprake van een aantrekkingskracht vanuit leisure. Het blijkt echter dat het aanbod aan leisurevoorzieningen in Zwolle beperkt is. Er is ruimte voor groei in de diverse te onderscheiden leisuresegmenten. Het onderzoek is opgesteld door ZKA Consultants & Planners in opdracht van de gemeente Zwolle in juli 2010m, Projectnummer AREA.10.007 met als titel: Historische stad met smaak en dynamiek; ontmoeten, ontspannen en beleven.

Afhankelijk van de te vestigen leisure, is er een beperkte concurrentie in de regio. Voor bijvoorbeeld een skihal is de verwachrting dat er een marktbereik van circa 70-80% te behalen is. Er is ook veel ruimte voor bijvoorbeeld een bowlingbaan.

Trede 2: Bestaand stedelijk gebied

De tweede stap die de ladder voorschrijft is om te motiveren of de behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied is op te vangen. Daarbij wordt verstaan onder bestaand stedelijk gebied het bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.

Daar waar sportieve recreatie en sport en of leisure is toegestaan, is reeds bebouwing aanwezig. Het benutten van deze bebouwing voor een extra functie is daarom een vorm van zuinig ruimtegebruik en voorkomt leegstand.

Conclusie

De conclusie op grond van het bovenstaande kan zijn dat de ladder, voor zover van toepassing, geen beletsel vormt voor het kunnen toestaan sport of de sportief recreatieve functie in dit bestemmingsplan.

2.2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening provincie Overijssel

De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd. In het beleid van de provincie staan de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. Deze elementen zijn derhalve binnen de hele omgevingsvisie terug te vinden.

De sturingsfilosofie van de provincie is als volgt samen te vatten: als sprake is van een bepaalde ontwikkeling, dan moet eerst worden nagegaan, aan de hand van de generieke beleidsuitgangspunten die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen, of er behoefte is aan de ontwikkeling. Indien dat zo is, moet worden nagegaan of de gekozen plek geschikt is voor het aldaar doorvoeren van de ontwikkeling.

Om antwoord te kunnen geven op die laatste vraag dient de ontwikkelingsperspectievenkaart bekeken te worden. Wanneer uit die kaart blijkt dat een ontwikkeling, zoals gepland, niet in strijd is met deze kaart, kan verder worden bezien hoe de ontwikkeling vormgegeven moet worden. Hierbij heeft de provincie gekozen voor een vierlagenbenadering, in welke benadering vier kaarten/lagen worden onderscheiden. Dit zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarische cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust- en leisurelaag. Samen met de catalogus gebiedskenmerken kan worden geconstrueerd welke kenmerken per laag van belang zijn om rekening mee te houden bij de planvorming.

Ontwikkelingsperspectief

Het plangebied is op de ontwikkelingsperspectievenkaart behorende bij de omgevingsvisie aangemerkt als 'woonwijk 1955 - nu' en 'bedrijventerrein 1995 - nu'. De ambitie van de provincie voor ' economie en vestigingsklimaat' in de stedelijke omgeving is een vitale en zichzelf vernieuwende regionale economie met voldoende en aantrekkelijke vestigingsmogelijkheden voor kennisintensieve maakindustrie en midden en kleinbedrijf (MKB). Daarnaast wordt gestreefd naar vitale werklocaties die aansluiten bij de vraag van ondernemers. Als 'hoofdlijn van beleid' wordt gekozen voor het bedienen van de regionale markt voor bedrijventerreinen vanuit stedelijke netten, een bijzondere positie voor streekcentra, het toepassen van de SER- ladder, inzet op herstructurering, bovenlokale/regionale afstemming van werklocaties, specialisatie en clustering van vooral kennisintensieve maakindustrie.

Met betrekking tot 'wonen' stelt de provincie, dat voldoende aanbod aanwezig is van woningen in een aantrekkelijke woonomgeving. Tevens wordt gestreefd naar gevarieerde, aantrekkelijk, veilige, schone en goed bereikbare woonmilieus, die voorzien in de woonvraag.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het provinciaal beleid.

2.2.3 Gemeentelijk beleid

Structuurplan Zwolle 2020

Het structuurplan dat op 16 juni 2008 door de raad is vastgesteld geeft de gemeentelijke visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020 weer. Het Structuurplan verwoordt niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie wordt uiteengerafeld in programma's voor de verschillende beleidsterreinen. De globale visies op de toekomstige sociale, economische en ruimtelijke structuur zijn uitgewerkt tot de kern van het structuurplan: de plankaart met een beschrijving in hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkelingen voor de komende vijftien jaar. De plankaart geeft zo een integraal beeld van de beoogde functies van stad en ommeland tot 2020.

Op de structuurplankaart is het plangebied aangeduid als ''centrumstedelijk gebied' . Het Zwartewater is aangeduid als 'water'.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het gemeentelijke structuurplan.

2.3 Archeologisch en cultuurhistorisch beleid

Archeologisch beleid

Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.

Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit. Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).

Cultuurhistorisch beleid

In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief modernisering monumentenzorg (MoMo). Het behoud en de bescherming van monumenten is hiervan een belangrijk doel én er vindt een verbreding plaats naar de omgeving. Overal in steden, dorpen en landschappen zijn plaatsen van herinnering, plaatsen met een bijzondere cultuurhistorische betekenis. Goede ruimtelijke ordening betekent dat alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte in de besluitvorming worden betrokken. Daarom is de eerste pijler van MoMo gericht op cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Om meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening zullen gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.

Op grond van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Ook is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het archeologisch en cultuurhistorisch beleid.

2.4 Leisurebeleid

Het doel van het beleidskader Commerciële Vrijetijdsvoorzieningen is om helder te maken wat onder leisure wordt verstaan, en wat dit kan betekenten voor Zwolle. Want onder commerciële vrijetijdsvoorzieningen wirdt leisure verstaan.

De leisuresector kan heel breed worden gedefinieerd: vermaak, winkels, cultuur, recreatie. Omdat delen van leisure al in ander beleid zijn vervat (horeca, cultuur, detailhandel, open lucht recreatie), wordt er in het beleid rondom leidure een beperking opgelegd tot een smalle definitie van leisure, namelijk commerciële vrijetijdsvoorzieningen.

De leisure-sector is een relatief jonge, maar snel groeiende, bedrijfstak. De sector is ontstaan door de afgenomen hoeveelheid vrije tijd, met daarnaast de toegenomen welvaart. In de vrije tijd wil de consument een kwalitatieve belevenis. Uitgaande van de brede definitie wordt 25% van het netto besteedbaar inkomen aan leisure besteed. In 2008 bedroegen de bestedingen landelijk 36,9 miljard. 50% wordt besteed in de eigen woonplaats. Dit betekent dat de Zwollenaar in potentie € 420 miljoen besteedt aan leisure, waarvan 210 miljoen in Zwolle besteed zou kunnen worden. Omdat Zwolle een matig leisure-aanbod heeft, vindt een deel van deze bestedingen buiten Zwolle plaats.

De sector zorgt voor nieuwe werkgelegenheid; met name voor lager opgeleiden.

Zwolle kan en wil leisure faciliteren met het scenario: Zwolse Visie trekt… Bij dit scenario worden optimale leisure-locaties aangewezen. Flexibiliteit is daarbij van groot belang.

Conclusie

Voor zover in dit plan wordt voorzien in leisuremogelijkheden wordt voldaan aan het beleid.

2.5 Verkeersbeleid

Mobiliteitsvisie

Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijks – en provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie. De Mobiliteitsvisie is door de gemeenteraad vastgesteld op 2 februari 2009.

Uit de Mobiliteitsvisie komt naar voren dat de verdere groei van de mobiliteit niet opgevangen kan worden door de mobiliteitsvraag te faciliteren met nieuwe infrastructuur. Zwolle heeft een gunstige positie qua ontwikkeling. In de na te streven doelen op het gebied van duurzaamheid, milieu, bereikbaarheid, economische groei, leefbaarheid en dergelijke is het daarom noodzakelijk om prioriteiten te stellen. Zwolle wil de kwaliteiten als bereikbare en gezonde stad vasthouden door, naast de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur, de samenleving te mobiliseren om de groeiende vraag naar mobiliteit om te buigen in een duurzame richting.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het verkeersbeleid.

2.6 Groenbeleid

Groenbeleidsplan en Structuurplan 2020

Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Buurtgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het Structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus.

Bomenverordening

Voor de bomen geldt de in 2005 vastgestelde Bomenverordening. In de bomenverordening zijn criteria, weigeringsgronden en voorschriften opgenomen over het (compenseren van het) kappen van bomen. Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom.

Voor het vellen van een boom met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter, is een (kap)vergunning nodig. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben. Een ernstige beschadiging kan bijvoorbeeld optreden wanneer de wortels aangetast worden. Daarbij geldt als vuistregel dat de ruimte die bovengronds wordt ingenomen door de kroon, ondergronds wordt ingenomen door het wortelgestel. Daarom is het niet alleen ongewenst dat er gebouwd wordt binnen de projectie van de kroon op de grond, maar ook dat daar bijvoorbeeld verharding wordt aangebracht, wordt afgegraven of opgehoogd. Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan geregistreerd als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Voor een kapvergunning is een aparte procedure vereist. Aan de vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden, waaronder aanwijzingen voor herplant.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het groenbeleid.

2.7 Kantorenbeleid

Kadernota kantorenlocaties Zwolle 2011 - 2020 

In de Kadernota Kantorenlocaties 2011-2020 wordt ingegaan op de belangrijkste ontwikkelingen in de kantorenmarkt en wordt een stedelijke kantorenstrategie uitgezet. De nota is vastgesteld door de raad op 16 december 2010. Aandachtspunt in de nota is de landelijke trend van krimp in de vraag naar nieuwe kantoren. De kantorenmarkt ontwikkelde zich van een groeimarkt naar een verplaatsingsmarkt. Het aantal vierkante meters verhuurde kantoren in Nederland kan in totaal niet meer groeien, alleen verplaatsen. Dat betekent, dat toevoegingen van nieuwe gebouwen in de meeste gevallen zullen zorgen voor het leegtrekken van andere kantoren elders. Dat proces voltrekt zich op landelijk niveau maar ook binnen de kantorenmarkt van Zwolle. Per saldo moet Zwolle rekening houden met een lagere afzet van nieuwe kantoren dan in de afgelopen decennia het geval was. In onderstaande grafiek staan de effecten van nieuwbouw op de bestaande voorraad vanaf 2003. De belangrijkste conclusie die op basis van deze historische analyse getrokken kan worden is dat sinds 2006 nieuwbouw heeft geresulteerd in een toename van de voorraad.

Kantoorgebruikers hebben de neiging om na afloop van hun huurcontract omhoog te verplaatsen naar betere locaties en betere duurzamere gebouwen (zie volgend schema). Daarbij wordt door de effecten van het nieuwe werken in de komende jaren gemiddeld ook nog eens meer ruimte achter gelaten dan nieuw wordt aangehuurd. In het ondersegment en middensegment ontstaat vervolgens een groeiend aanbodoverschot, terwijl in het bovenste segment nieuwbouwvraag ontstaat: nieuwe duurzame gebouwen op de beste locaties. Daarom is nieuwbouw van hoogwaardige duurzame kantoren alleen zinvol op de beste locaties in de stad. De concurrentiepositie als vestigingslocatie wordt daarmee versterkt.

Door de ontgroening en vergrijzing van de Nederlandse bevolking zal in het algemeen op termijn minder vraag naar kantoorwerkplekken zijn. Voor Zwolle is deze ontwikkeling gelukkig veel minder relevant. De Zwolse bevolking krimpt immers niet maar zal juist nog groeien in de komende decennia van 120.000 naar 140.000 inwoners. Hierdoor blijft Zwolle een relatief aantrekkelijke vestigingsplaats voor kantoren.

Zwolle is door haar ligging en stedelijke kwaliteiten (bereikbaarheid/woonmilieus/onderwijs/jonge bevolking) in het landelijke concentratieproces op de kantorenmarkt zeer goed in staat om nieuwe werkgelegenheid aan te trekken. Belangrijk uitgangspunt is dat Zwolle inzet op bijzondere en hoogwaardige kantorenmilieus op de beste locaties, namelijk: Oosterenk, Voorsterpoort en Spoorzone.

Een stedelijke regie en schaarstestrategie op de Zwolse kantorenmarkt zijn van groot belang. Het is essentieel om de ontwikkellocaties voor kantoren onderling af te stemmen in programma, fasering maar vooral ook in doelgroep en product. Er zal niet alleen gedacht worden vanuit een stedenbouwkundige ambitie maar vooral ook vanuit de vraag. Kantoren in de Oosterenk, Voorsterpoort en Spoorzone hebben ieder hun eigen profiel. Nieuwbouw is in principe alleen toestaan op de aangewezen ontwikkellocaties waar duurzame vraag naar kantoren bestaat. Uitgangspunt is dat deze locaties elkaar zo veel mogelijk aanvullen en elkaar zo weinig mogelijk beconcurreren.

De bestaande kantorenlocaties van Zwolle zijn minstens zo belangrijk voor het behoud van een gezonde kantorenmarkt. Zwolle kiest voor een jaarlijkse vastgoedmonitor op gebiedsniveau, waarbij ontwikkelingen in de voorraad, het aanbod, de leegstand en de kwaliteit van de kantoorgebieden in de gaten wordt gehouden, zodat tijdig en zo nodig bijgestuurd kan worden.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het kantorenbeleid.

2.8 Volkshuisvestingsbeleid

Woonvisie 2005-2020 en Woonagenda 2013-2017

Het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid, waaronder de woningbouw, is vastgelegd in de Woonvisie 2005-2020 (vastgesteld raad april 2005). De Woonvisie 2005-2020 geeft de gemeentelijke koers voor de woningbouw in de komende jaren weer. Naast blijvende aandacht voor het realiseren van productieaantallen (bouwopgave) ligt de ambitie in een versterking van de woonmilieudifferentiatie waarbij wordt ingespeeld op de woonwensen vanuit de leefstijlprofielen.

Vanaf medio 2008, dus na de vaststelling van de Woonvisie, is de woningmarkt echter sterk teruggevallen als gevolg van de financiële en economische crisis. De wereld om ons heen is sindsdien ingrijpend gewijzigd, dit geldt ook voor de woningbouw. De raad heeft in december 2012 ingestemd met de gedachte dat het beleid minder programmerend moet zijn, en meer faciliterend. Tevens is besloten de verwachtingen omtrent de woningproductie in de komende vijf jaar te halveren tot gemiddeld 400 woningen per jaar, waarvan de helft op locaties in bestaand stedelijke gebied. Voor de jaren na 2017 zou van een iets hogere productie mogen worden uitgegaan.

Deze nieuwe inzichten zijn uitgewerkt in de Woonagenda 2013-2017 (vastgesteld raad juni 2013). In de Woonagenda is onder meer vastgelegd dat voor ontwikkelaars op woningbouwlocaties in beginsel programmatische vrijheid bestaat, maar dat de plannen worden beoordeeld op basis van de 'kleurenwaaier'. De kleurenwaaier heeft als toekomstbeeld: toevoeging sociale huurwoningen, geen grootschalige clustering van koopwoningen met matige kwaliteit, toevoeging van de vrije sector huurwoningen, toevoeging ruime en goede middeldure koopwoningen, realiseren bijzondere architectuur en/of woonmilieus, realiseren functiemenging, realiseren pauzewoningen.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het volkshuisvestingsbeleid.

2.9 Milieubeleid

Milieu algemeen

De gemeenteraad van Zwolle heeft in 2005 de milieuvisie "Milieu op scherp" vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid.

In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd:

  • Per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enz.) wordt beleid geformuleerd. Op dit moment is voor de sectoren energie, duurzaam bouwen, bodem, grondwater, geluid, afval en externe veiligheid beleid vastgesteld.
  • Zwolle heeft daarnaast gebiedsgericht milieubeleid ontwikkeld. Door middel van een gebiedsgerichte aanpak wordt het sectorale milieubeleid per gebied geïntegreerd. Het principe is dat binnen het grondgebied van Zwolle diverse gebiedstypen worden onderscheiden op basis van ruimtelijke kenmerken en functies. Vervolgens wordt vastgesteld welke milieukwaliteit nagestreefd wordt bij een dergelijk gebiedstype. Uiteindelijk zal dit referentie milieu kwaliteitsprofiel de basis vormen voor de uitwerking van het milieubeleid in een specifiek gebied.
  • Voor de A28 zone, de Spoorzone, het bedrijventerrein de Vrolijkheid en Diezerpoort zijn gebiedsgerichte milieuvisies opgesteld.
  • Visie op de ondergrond, met de missie: Duurzaam gebruik van de ondergrond.

Het beleid voor de aspecten geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit en duurzaamheid zijn relevant voor dit bestemmingsplan. Dit beleid wordt in de volgende paragrafen kort beschreven.

Geluid

In de milieuvisie "Milieu op scherp" wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven. Zwolle is een dynamische stad met geluidniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.

In de door de gemeenteraad vastgestelde "Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle (juli 2007) en in de beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder (9 februari 2007) worden de ambities en de grenswaarden (dit is maximale waarde waarvoor nog hogere grenswaarden worden vastgesteld) per gebiedstype genoemd.

Het plangebied behoort tot het gebiedstype "Kantoren en Voorzieningen". Voor dit gebiedstype zijn geen geluidambities vastgesteld. Er zijn in het Zwolse geluidbeleid echter wel grenswaarden voor geluid vastgesteld. Deze grenswaarden zijn voor wegverkeer, railverkeer en industrielawaai respectievelijk 63 dB, 68 dB en 55 dB(A).

Luchtkwaliteit

Het luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteitsituatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken.

Zwolle wil, binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Om dat te bereiken zijn de volgende doelen geformuleerd:

  • Voldoen aan wet- en regelgeving.
  • Anticiperen op de toekomst.

Knelpunten in de toekomst moeten voorkomen worden. Dit betekent dat de luchtkwaliteit in het planvormingsproces van ruimtelijke plannen en verkeersplannen wordt meegenomen;

  • Beleid ten aanzien van luchtkwaliteit inbedden in bestaand gemeentelijk beleid

De gemeente streeft ernaar dat het aspect door gaat werken in het verkeers- en vervoersbeleid, het ruimtelijke ordeningsbeleid en het beleid van vergunningen en handhaving.

Externe veiligheid

De beleidsvisie externe veiligheid is op 6 maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. De gemeente streeft ernaar voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid.

Dit betekent dat:

  • Overal voldaan wordt aan de normen voor plaatsgebonden risico.
  • Een gebiedsgericht invulling wordt gegeven aan groepsrisicobeleid met een gebiedsgericht kader externe veiligheid.
  • Veiligheidsdoelstellingen passend bij de typering van het gebied worden ontwikkeld.
  • Zoveel mogelijk geanticipeerd wordt op de landelijke beleidsontwikkeling die een ongunstige invloed kunnen hebben op de veiligheidssituatie in Zwolle met als doel het bewaken van een optimaal veiligheidsniveau.

Op 20 januari 2009 heeft het college van B & W het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van ene mogelijke toename van het groepsrisico. Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.

Het bestemmingsplangebied wordt gekarakteriseerd als gebiedstype "Kantoren en voorzieningen" en ligt gedeeltelijk in de stroomzone van de A28. Voor het gebiedstype "Kantoren en voorzieningen" geldt een beperkte toename van het groepsrisico en een overschrijding van de oriëntatiewaarde is toegestaan mits dit vanuit de kenmerken van de locatie en maatregelen te verantwoorden is. In principe is er geen ruimte voor risicovolle activiteiten tenzij de PR 10-6 contour binnen de inrichtingsgrens blijft.

Een afwijkend gebiedstype vormen de stroomzones. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd.

Het beleidskader voor de stroomzone is, anders dan de overige gebieden, niet normatief (ten aanzien van het groepsrisico), maar is vooral gericht op een goede borging van de externe veiligheid belangen in het gebiedsontwikkelingsproces. Dit betekent dat er bij het ontwerpproces op voorhand geen maximaal groepsrisiconiveau voorgeschreven wordt maar dat er gezamenlijk gezocht wordt naar een verantwoorde ontwikkeling. Dit gebeurt door vanuit het beleidskader randvoorwaarden, uitgangspunten en handreikingen aan het ontwerp mee te geven ten aanzien van functies, inrichting en eventuele maatregelen. Op deze manier zal het groepsrisico zoveel mogelijk beperkt worden en kan het bestuur een verantwoord besluit nemen over het eventueel te accepteren restrisico.

Het plangebied ligt in het gebiedstype Stroomzone (zwaar). Dit gebiedstype kent vier zones waarbij de zone van 30 – 250 meter voor plangebied het meest relevant is. Het beleid stelt dat een BLEVE (afkorting van: Boiling Liquid Expanding Vapour Explosin of in het Nederlands: Kokende Vloeistof Gasexpansie Explosie ) het meest maatgevend is. Voor de functies stelt het beleid dat:

  • functies met een hoge mate van zelfredzaamheid en/of lage personendichtheid en/of lage kwetsbaarheid (gebiedstypen: kantoren en voorzieningen, bedrijventerrein licht en zwaar) bevorderd zouden moeten worden"
  • functies met een hoge personendichtheid en een laag zelfredzaamheidniveau, o.a. grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, basisscholen, peuterspeelzalen, kinderdagverblijf, gevangenis dienen uitgesloten/beperkt te worden"

In het beleid worden ook eisen aan de inrichting van een gebied gesteld.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het milieubeleid.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied omschreven. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.

3.1 Uitgangspunten bestemmingsplan

Bij de keuze van de bestemmingsplanmethodiek is, zoveel mogelijk conform het door de gemeenteraad vastgestelde plan van aanpak voor het project 'Zwolle op Orde', van de volgende uitgangspunten uitgegaan:

  • 1. In principe worden geen structurele veranderingen opgenomen. Het plan heeft daardoor een overwegend conserverend karakter. Het is in eerste instantie gericht op planologisch beheer. Indien gedurende de bestemmingsplanprocedure nieuwe ontwikkelingen komen waar de gemeente aan mee wenst te werken zal hiervoor een apart planologisch traject moeten worden gevolgd. Uitzondering vormt de Leenman locatie (en A28 zone ten oosten van Burgemeester Roelenweg) alwaar uitbreiding van het leisure-aanbod is opgenomen.
  • 2. Het zo objectief mogelijk vastleggen van de te handhaven ruimtelijke en functionele aspecten, zowel kwalitatief als kwantitatief. Hierbij wordt niet ingegaan op welstandscriteria. Deze zijn in een apart traject opgesteld in het kader van de Zwolse Welstandsnota. Bij de beschrijving van de kwaliteiten wordt waar mogelijk aangesloten bij het gebiedsgericht welstandsbeleid.
  • 3. Dit bestemmingsplan legt de bestaande bebouwingsstructuur vast. Daarbij is aangesloten op de bouwmogelijkheden die reeds in het geldende bestemmingsplan waren opgenomen.
  • 4. Binnen de te handhaven ruimtelijke en functionele kwaliteiten een zo groot mogelijke vrijheid geven om gebouwen en inrichting en gebruik van gronden te wijzigen. Over het algemeen wordt voor de bebouwing een bouwvlak alsmede een maximale goot- en bouwhoogte vastgelegd. Voorts wordt geregeld welke functieveranderingen en medegebruik voor andere functies toelaatbaar zijn.
  • 5. Uitgegaan wordt van de standaard bijgebouwenregeling van 2007 en er wordt ook rekening gehouden met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die regelingen stelt op het gebied van vergunningvrij bouwen.
  • 6. Gebouwen en voorzieningen voor maatschappelijke functies worden als zodanig bestemd (inclusief de bestaande uitbreidingsmogelijkheden). Verder worden ook de overige functies als zodanig bestemd.
  • 7. Waar cultuurhistorische, archeologische of monumentale belangen in het geding zijn worden deze beschreven en wordt een regeling ontworpen die in overeenstemming is met het te beschermen belang.
  • 8. Gronden voor verkeer, parkeren en openbare ruimte worden, voor zover ze tot de hoofdstructuur behoren, als zodanig bestemd.
  • 9. De bestaande bebouwing wordt conform het huidige legale gebruik en volume bestemd. Gaf het geldende bestemmingsplan ruimere mogelijkheden dan gerealiseerd zijn en is realisatie stedenbouwkundig nog aanvaardbaar, dan wordt volgens die ruimere mogelijkheden bestemd.
  • 10. Het plan is flexibel [1] en globaal [2] binnen zekere grenzen. Het plan dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor veranderingen.
  • 11. Het plan is digitaal, gecodeerd volgens het 'Informatie Model Ruimtelijke Ordening' (IMRO). Dit is een landelijke standaard om bestemmingsplannen digitaal te kunnen uitwisselen met andere instanties Het plan is bovendien gemaakt volgens de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP20012). Deze landelijke standaard is ingesteld om bestemmingsplannen op een uniforme wijze te kunnen presenteren (zie paragraaf 4.1 Inleiding).

3.2 Water

3.2.1 Waterkering

Het plangebied grenst aan het Zwarte Water en ligt deels buitendijks. De werkzaamheden c.q. activiteiten vallen (deels) binnen het waterstaatswerk primaire waterkering dijkring 53, inclusief beschermingszone. Hiervoor is de keur van het waterschap Groot Salland op van toepassing. Voor de gronden die liggen binnen de beschermingszone is een aanduiding 'vrijwaringszone – dijk' opgenomen.

3.2.2 Overstromingsrisico

Als gevolg van een dynamisch waterpeil op het Zwarte Water wordt voor de buitendijks gelegen nieuw te bouwen bouwwerken een minimaal vloerpeil van + 2.60 m NAP geadviseerd. Rekening houdend met klimaatsveranderingen en toekomstbestendigheid wordt geadviseerd om een vloerpeil van minimaal + 2.80 m NAP te hanteren, dit in overleg met het waterschap Groot Salland.

Quickscan

Het plangebied (zie figuur 1) is gelegen in dijkring 53, Salland. Deze dijkring wordt omsloten door de Vecht aan de noordzijde, de IJssel aan de westzijde en het Zwarte Water aan de noordwestzijde. Omdat het bestemmingsplan ruimte biedt aan de ontwikkeling van niet incidentele overstromingsgevoelige functies en omdat het plangebied gelegen is in dijkring 53, is een overstromingsrisicoparagraaf verplicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14031-0003_0003.jpg"

Risico-inventarisatie

Voor de keringen van dijkring 53 is de overschrijdingkans genormeerd op 1/1.250e per jaar. Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte, in Zwolle voor dijkring 53 tijdens een overstroming, geschat tussen de 0,8 en 2,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep (figuur 2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14031-0003_0004.jpg"

Afhankelijk van de locatie waar een dijk doorbreekt zal water dijkring 53 binnen stromen. In figuur 3 zijn twee maatgevende locaties (Olst en Berkum) weergegeven die uiteindelijk zullen leiden tot een waterstand weergegeven in figuur 2 en de snelheid waarmee het water dijkring 53 instroomt (figuur 3). Afhankelijk van de locatie binnen dijkring 53 kan het wenselijk zijn om maatregelen dan wel voorzieningen te treffen. afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14031-0003_0005.jpg"

Maatregelen

Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijkringen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en).

3.3 Milieu

In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten die van belang zijn bij het toekennen van bestemmingen. Tevens komt de ligging van kabels, leidingen en straalpaden aan bod.

3.3.1 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de geluidsproductie van wegverkeer, spoorwegen en industrie. Aan deze aspecten wordt in deze paragraaf aandacht besteed. In de Wgh wordt het begrip 'geluidszone' gehanteerd. Met een geluidszone wordt het aandachtsgebied rond (spoor)wegen en industriegebieden afgebakend waarbinnen de regels van de Wgh van kracht zijn. Het akoestisch onderzoek richt zich altijd op woningen en 'andere geluidsgevoelige bestemmingen' (bijvoorbeeld scholen) die binnen de geluidszone zijn gelegen.

Wegverkeerslawaai

Volgens de Wet geluidhinder moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de actuele geluidsbelasting indien een bestemmingsplan geluidsgevoelige functieveranderingen toestaat voor gebieden die liggen langs zoneplichtige wegen. Deze verplichting geldt niet voor wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 kilometer per uur.

In het plangebied zijn de volgende wegen zoneplichtig: A28, Blaloweg, de Zwartewaterallee, de Burgemeester Roelenweg en de Monteverdilaan. Langs deze zoneplichtige wegen zijn geen nieuwe geluidsgevoelige functies opgenomen, zodat een nader akoestisch onderzoek achterwege kan blijven.

Ten behoeve van de reconstructie van de rijksweg A28 (benutting extra rijstrook in de spits) zijn geluidsreducerende en geluidwerende maatregelen getroffen (zeer open asfaltbeton (zoab), verhoging geluidscherm en maximum snelheid van 80 kilometer per uur gedurende de spits.

Industrielawaai

De kavel van scheepswerf Leenman bevindt zich op het gezoneerde bedrijventerrein Voorst. Nieuwe activiteiten zullen getoetst moeten worden aan de geluidszone. De verkeersbewegingen op het gezoneerde bedrijventerrein zijn niet van invloed op de gecumuleerde geluidsbelasting / de geluidszone.

In het kader van de herstructurering van Voorst zijn uitgangspunten geformuleerd die ervoor moeten zorgen dat de geluidsruimte van de bedrijven op Voorst gewaarborgd wordt. Ontwikkelingen die dit kunnen belemmeren moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarom is door de gemeenteraad op 7 december 2009 besloten dat geen nieuwe woningen binnen de bestaande geluidszone van het industrieterrein Voorst worden gerealiseerd.

Het bestemmingsplan staat geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen toe. Nader onderzoek naar industrielawaai is om die reden niet noodzakelijk.

3.3.2 Luchtkwaliteit

In het Besluit luchtkwaliteit zijn normen opgenomen met betrekking tot de kwaliteit van de lucht in de nabijheid van wegen. In verband met de inwerkingtreding van dit Besluit is in 2005 onderzocht waar de knelpunten in de gemeente Zwolle te vinden zijn. Uit het laatste onderzoek (rapportage luchtkwaliteit 2005, Zwolle 22 juni 2006) is gebleken dat in het plangebied geen overschrijdingen van de normen van NOx en PM10 (fijnstof) plaatsvinden.

Uit de Evaluatie Luchtkwaliteitsplan Gemeente Zwolle 2007-2011 van september 2012 blijkt dat metingen en berekeningen laten zien dat er sinds 2010 geen knelpunten meer zijn voor fijnstof binnen de gemeente. Voor stikstofdioxide wordt de norm alleen nog overschreden bij de Burgemeester van Roijensingel, waar veel busverkeer is. Naar verwachting wordt voor 2015 ook daar aan de norm voldaan. Er rijden dan schonere bussen en een aantal busroutes wordt omgeleid.

In de Algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Per 1 augustus 2009 geldt als NIBM 3% van de grenswaarde. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

De regeling NIBM kent geen categorie voor bedrijvenlocaties. Op basis van de kenmerken van het bedrijventerrein zal getoetst moeten worden of de locatie of de wijziging NIBM is. Voor de uitbreiding met leisure activiteiten zijn alleen de verkeersbewegingen relevant. De leisure activiteiten zelf dragen niet bij aan een eventuele verslechtering van de luchtkwaliteit.

Uit de NIBM-tool van Infomil blijkt dat bij een toename van meer dan 1750 voertuigbewegingen per weekdag, als gevolg van de functiewijziging, er mogelijk sprake is van IBM. Aangezien het om extensieve leisure gaat zullen deze toenames niet voorkomen.

3.3.3 Stof

Naast de locatie Leenman bevindt zich het bedrijf Triferto. Op deze locatie worden kunstmest en ingrediënten voor kunstmest opgeslagen. Omdat dit in verpakkingen gebeurt of binnen bebouwing is het risico op stofoverlast gering. De aanwezigheid van Triferto vormt daarom geen beperking voor de uitbreiding met de functie leisure.

3.3.4 Bodemkwaliteit

Op het moment dat een ontwikkeling of een herziening van een bestemmingsplan op handen is moet rekening worden gehouden met de bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied. De bodemkwaliteit kan een beperkende factor zijn voor de beoogde functie of de financiële haalbaarheid van het bestemmingsplan. Hiervoor dient in de regel, naast het raadplegen van onder andere het gemeentelijk bodeminformatiesysteem, bodemonderzoek te worden verricht. Daarnaast kan ook gebruik worden gemaakt van een bodemkwaliteitskaart met bodembeheernota en andere bronnen van informatie (Globis, Historisch bodembestand). Het bestemmingsplan en dus het gebruik van de gronden in het plangebied zal echter niet fundamenteel wijzigen.

Daar waar evenwel nieuw zal worden ingericht/gebouwd zal de bodemkwaliteit worden getoetst bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning. Specifiek voor de Leenman locatie geldt dat afgesproken is om een bodemrisicoanalyse op te stellen, op basis waarvan een aantal maatregelen op het terrein uitgevoerd zullen worden. Te denken valt aan het afvoeren van verontreinigde grond, maar meer ook aan het verharden van het oppervlak.

3.3.5 Externe veiligheid

A28

Over de A28 vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS) zijn normen voor het plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR) opgenomen. Op dit moment bereidt de rijksoverheid nieuwe regelgeving voor, er wordt een zogenaamd basisnet vastgesteld. De basisnetten voor weg en water zijn reeds vastgesteld. Er zijn groeiprognoses bekend van de ontwikkelingen van het wegtransport GVS en de beoordelingsmethodiek voor wegen en vaarwegen is vastgesteld.

Gebruiksruimte

Het basisnet geeft voor het vervoer van gevaarlijke stoffen gebruiksruimtes aan. Deze gebruiksruimtes worden uitgedrukt in maximale risico's (Veiligheidszones). Het Rijk stelt langs alle hoofdvaarwegen en rijkswegen een maximale ligging van de PR 10-6 contour vast. Binnen deze contour mogen geen kwetsbare functies aanwezig zijn. Beperkt kwetsbare functies worden bij voorkeur uitgesloten.

De veiligheidszone van de A28 ter hoogte van het plangebied bedraagt 13 meter gemeten vanaf het midden van de weg (bron: Eindrapportage Basisnet Weg, Bijlagenrapport, Basisnet Werkgroep Weg, Versie 1.0, oktober 2009, kenmerk 141223/EA9/001/00049/sfo). De veiligheidszone komt daarmee niet buiten het asfalt van de A28.

Plasbrand aandachtsgebieden

Gemeenten moeten langs routes waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd rekening houden met de effecten van een ongeluk met brandbare vloeistoffen. Bij een ongeluk met brandbare vloeistoffen kan zo'n stof uitstromen en in brand vliegen (plasbrand). Dit kan in een gebied van 30 meter langs de route tot slachtoffers leiden (gemeten van rand van het asfalt). Langs de A28 ter hoogte van het plangebied is een plasbrandaandachtzone (PAG- zone) vastgelegd in het basisnet. Bouwen binnen een PAG-zone is mogelijk maar dit zal wel gemotiveerd moeten worden. Het is mogelijk dat er extra brandwerende maatregelen noodzakelijk zijn. Het bestemmingsplan staat nergens bouwen toe in de PAG- zone.

Groepsrisico A28

Volgens de eindrapportage Basisnet weg is het groepsrisico hoger dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Uit risicoberekeningen die in het kader van de milieuvisie A28 zijn opgesteld (Bron: A28 Zwolle, Risicoberekeningen, Oranjewoud, projectnummer. 161225-10, 28 november 2007) blijkt dat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico in de huidige situatie 0,38 * de oriëntatiewaarde bedroeg.

In het kader van het basisnet weg zijn ook GR berekeningen uitgevoerd voor de toekomstige situatie (2020). Het vervoer van gevaarlijke stoffen zal volgens de economische prognoses groeien. De uitkomsten zijn van toepassing op het gehele wegvak tussen de afslag Zwolle noord en Zwolle zuid. In de toekomst (2020) zal het groepsrisico 0,97 * de oriënterende waarde bedragen. Bij een maximale gebruiksruimte zal het groepsrisico kunnen groeien naar 1,7 * de oriënterende waarde.

De rijksoverheid is in overleg met de gemeente Zwolle over de hoogte van het groepsrisico.

Gebiedsgericht kader externe veiligheid

Zoals in paragraaf 3.14 onder het kopje "Externe veiligheid" is aangegeven ligt het plangebied in gebiedstype Stroomzone (zwaar). Dit gebiedstype kent vier zones waarbij de zone van 30 – 250 meter voor het plangebied het meest relevant is. Voor de functies met een hoge personendichtheid en een laag zelfredzaamheidniveau, stelt het beleid dat deze uitgesloten/beperkt dienen te worden.

In het bestemmingsplan zijn binnen de bestemmingen Gemengd 1 en 2 dit soort functies (grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, basisscholen, peuterspeelzalen, kinderdagverblijf, gevangenis) mogelijk. Dit is niet in overeenstemming met het bovengenoemde beleid. In het bestemmingsplan zijn daarom in de zone van 0 tot 250 meter (gerekend vanaf de as van A28) functies voor niet zelfredzame en verminderd zelfredzame personen uitgesloten. Hieronder worden ook kinderdagverblijven verstaan. Indien toch om zwaarwegende redenen een afwijking van het verbod voor kinderdagverblijven gewenst is, is een aantal mogelijke maatregelen te treffen. Deze zijn zowel bouwkundig van aard (o.a. toepassen van speciaal) als inrichtingsvoorwaarden (vluchtroutes van A28 af) tot organisatorisch. Er is in het bestemmingsplan een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor functies voor kinderdagverblijven. Deze afwijking is alleen mogelijk in de zone tussen 150 en 250 meter vanaf de as van de A28. De voorwaarden waaronder deze afwijking mag plaatsvinden worden altijd in overleg met de hulpdiensten bepaald.

Hoge druk aardgasleiding 

Door het plangebied loopt een gastransportleiding parallel aan de A28.

Op 4 juni 2008 heeft de Gasunie in opdracht van de gemeente Zwolle een risicoberekening uitgevoerd in verband met de geplande nieuwbouw op Voorsterpoort (Memorandum Gasunie 4 juni 2008, DET 2008.M.0361). Uit dit onderzoek blijkt dat voor alle transportleidingen in het gebied de 10-6 plaatsgebonden risicocontour 0 meter bedraagt. Dit betekent dat een belemmerende strook van 4 meter aan weerszijden van de strook vrijgehouden moet worden van bebouwing. Deze strook is opgenomen op de plankaart. Daarnaast mogen er zonder omgevingsvergunning geen grondroerende activiteiten plaatsvinden. De gastransportleiding zal inclusief de belemmeringenstrook op de plankaart worden aangegeven.

In opdracht van de gemeente Zwolle heeft het bureau Save een externe veiligheidsberekening uitgevoerd (Externe veiligheidsberekening hogedrukaardgasleidingen Voorsterpoort Oost te Zwolle, SAVE, projectnummer 240710 110525 – HC 31, 7 juni 2011). Uit deze berekening blijkt dat er geen PR 10-6/jaar contour aanwezig is. Het plan voldoet daarmee aan de wettelijke norm.

Uit de berekening van het groepsrisico blijkt dat er geen toename is van het groepsrisico. Dit is ook te verwachten omdat de oude en de nieuwe bevolkingssituatie identiek zijn. De hoogte van het groepsrisico is bij alle drie de aardgasleidingen lager dan de oriëntatiewaarde en zelfs lager dan 10 % van de oriëntatiewaarde. De resultaten van de berekening hebben ertoe geleid dat de gemeente Zwolle van mening is dat aanvullende maatregelen in het plan om het groepsrisico te verlagen voor dit plan niet aan de orde zijn.

Argos Storage B.V. terminal Zwolle

Op basis van de bestaande QRA uit 2005 kon al worden geconcludeerd dat het perceel van Leenman zich niet binnen het invloedsgebied van Argos Storage B.V. terminal Zwolle BV bevindt. Vanwege de voorgenomen ontwikkeling op het perceel van Leenman is echter een nieuw onderzoek uitgevoerd (notitie Save, 27 mei 2013).

Uit de beoordeling volgt dat de kleinste afstand tussen de planlocatie ' Leenman ' en de inrichting Argos 205 meter bedraagt. Voor Argos is in 2013 door Royal Haskoning een QRA uitgevoerd (kenmerk: 9x1364.0, d.d. 7 mei 2013). Uit deze QRA blijkt dat de 10-6 plaatsgebonden risicocontour buiten de inrichting reikt tot over twee bedrijfspanden welke worden gekwalificeerd als beperkt kwetsbare objecten. Het plaatsgebonden risico vormt echter geen belemmering voor het plangebied daar de contour niet over het onderzoeksgebied valt.

Verder blijkt uit de QRA dat het perceel van Leenman niet binnen het invloedsgebied ligt van Argos. De maximale effectafstand bedraagt volgens de QRA uit 2013 bij F1,5 weerscondities 193 meter. Het gaat hier om het scenario 2602a, instantaan falen van ethanol tank 26021. De afstand tussen tank 2602 en de rand van het plangebied Leenman bedraagt ruim 300 meter. De lossteiger van Argos ligt qua afstand het dichtste bij het plangebied, te weten 230 meter.

De maximale effectafstand voor scheepsverlading bedraagt 62 meter bij D5 weerscondities, het gaat hierbij om het scenario breuk van de losslang bij falende noodstap en terugslagklep.

Op basis van de bestaande QRA uit 2013 kan worden geconcludeerd dat het perceel van Leenman zich niet binnen het invloedsgebied van Argos Storage B.V. terminal Zwolle bevindt. Conform desbetreffende wet- en regelgeving vormt Argos Storage B.V. terminal Zwolle geen belemmering voor de functiewijziging.

3.3.6 Kabels, leidingen en straalpaden

Voor zover van belang zijn de leidingen opgenomen op de plankaart, gepaard gaande met een dubbelsbestemming. Er bevinden zich geen straalpaden in het plangebied.

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten

4.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Holtenbroek Zuid zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Holtenbroek Zuid.

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:

Gevolgd door de volgende bijlagen:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels:

De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:

Artikel 1 Begrippen;

Artikel 2 Wijze van meten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:

Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:

Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.

Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.

Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.

De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:

  • 1. Bestemmingsomschrijving;
  • 2. Bouwregels;
  • 3. Nadere eisen;
  • 4. Afwijken van de bouwregels;
  • 5. Specifieke gebruiksregels;
  • 6. Afwijken van de gebruiksregels;
  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • 8. Wijzigingsbevoegdheid.

Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.

  • 1. Bestemmingsomschrijving:

In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.

  • 2. Bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.

Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.

De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.

De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximum goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximum bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.

  • 3. Nadere eisen:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.

De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 25 Algemene procedureregels.

  • 4. Afwijken van de bouwregels:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.

De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

  • 5. Specifieke gebruiksregels:

In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.

  • 6. Afwijken van de gebruiksregels:

Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro

De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.

  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingsregel opgenomen.

  • 8. Wijzigingsbevoegdheid:

Het gaat hier om een specifieke op een bepaalde bestemming gerichte wijzigingsbevoegdheid als bedoel in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen.

Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Uov) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Toelichting op de regels voor dubbelbestemmingen:

Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.

Het betreft in dit plan:

Artikel 13 Leiding - Gas;

Artikel 14 Leiding - Riool;

Artikel 15 Leiding - Water;

Artikel 16 Waarde - Archeologie;

Artikel 17 Waterstaat - Waterkering.

Deze bestemmingen liggen als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.

De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels:

In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:

Artikel 19 Anti-dubbeltelregel;

Artikel 20 Algemene bouwregels;

Artikel 22 Algemene aanduidingsregels geluidzone - industrie;

Artikel 23 Algemene afwijkingsregels;

Artikel 24 Algemene wijzigingsregels;

Artikel 25 Algemene procedureregels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:

In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.

BIJLAGEN BIJ DE REGELS :

Ten slotte zijn als bijlagen bij de regels gevoegd:

4.2 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.

Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.

4.3 Bestemmingsregels

Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:

Artikel 3 Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' is opgenomen voor de bestaande bedrijfslocatie tussen het Zwarte Water en de Burgemeester Roelenweg, waar onder andere het bedrijf Leerentveld is gevestigd. De in 'Bedrijf' opgenomen bouw- en gebruiksregels sluiten aan op zowel het thans geldende bestemmingsplan als op de Zwolse standaard.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

Uitgangspunten:

  • Nutsgebouwtjes met een oppervlakte van minder dan 15 m² en een hoogte van minder dan 3 meter zijn vergunningvrije bouwwerken. In de regels werd er daarom tot nu toe al geen rekening mee gehouden.
  • In het kader van de deregulering worden openbare nutsvoorzieningen tot een oppervlakte van 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter in de groen en verkeersbestemmingen toegestaan.
  • Nutsgebouwen met een oppervlakte van meer dan 50 m² worden specifiek op de plankaart aangegeven. Deze bestemming wordt ook op de plankaart aangegeven op plaatsen waar bestaande kleinere nutsgebouwtjes tot meer dan 50 m² moeten kunnen worden uitgebreid.

Artikel 5 Gemengd - 1

In de bestemming gemengd 1 is aansluiting gezocht bij wat er nu mogelijk is en wat wenselijk is in de komende tien jaar, zijnde de looptijd van het bestemmingsplan.
Hierbij is extra mogelijk gemaakt dat sport of sportieve recreatie en leisure is toegestaan. Onder sportieve recreatie vallen overigens ook leisureachtige bezigheden, die een sport- en spelelement in zich hebben. Deze functie sluit nauw aan bij de gemengde doeleinden die al was toegestaan in de vigerende bestemming gemengde doeleinden. Onder sport staat de sportieve prestatie voorop en heeft daardoor een iets ander karakter.

Artikel 6 Gemengd - 2

In deze bestemming is eveneens aansluiting gezocht bij wat er nu mogelijk is en wat wenselijk is voor in de nabije toekomst. Met name de leisuremogelijkheden en sportieve recreatie vallen hier onder.

Artikel 7 Groen

Uitgangspunten:

  • Het structuurgroen en het buurtgroen is bestemd tot 'Groen'. De overige groengebieden zijn bij de bestemming 'Verkeer - Erftoegangsweg' gevoegd. In de bestemming Groen zijn paden voor langzaam verkeer toegestaan maar geen wegen en parkeervoorzieningen voor snelverkeer. Dit is vast beleid waar niet van zal worden afgeweken.
  • Bermen en groenstroken langs wegen, die geen structuur- of buurtgroen zijn, zijn opgenomen in de verkeersbestemmingen. Binnen deze laatste bestemmingen is een uitwisseling van groen, verkeer en parkeren overal toegestaan.
  • Binnen de bestemming Groen zijn overal trapveldjes en speelvoorzieningen mogelijk.
  • Binnen deze bestemming mogen overal gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

Artikel 8 Kantoor

Het bestaande kantoorpand op de hoek van de Zwartewaterallee en de Monteverdilaan is als zodanig bestemd.

Artikel 9 Tuin

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en carports bij recht worden gebouwd. Via een afwijking zijn bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bouwwerken wel mogelijk, mits geen aantasting plaatsvindt van de in de afwijkingsbevoegdheid genoemde criteria. Het gaat hier om bebouwing ten behoeve van uitbreiding van hoofdgebouwen, bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bijgebouwen en carports. Tevens moet zo nodig rekening worden gehouden met de Wet geluidhinder.

Artikel 10 Verkeer

Voor alle gebiedsontsluitingswegen (A en B) is de bestemming 'Verkeer' opgenomen.

Artikel 11 Verkeer - Erftoegangsweg

Deze bestemming is opgenomen voor het verkeers- en verblijfsgebied met een erftoegangsfunctie. Het heeft een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied. Behalve de rijbanen zelf worden ook de bijbehorende bermen, voetpaden, fietspaden en parkeerplaatsen in de bestemming opgenomen. Ook groenvoorzieningen en speelvoorzieningen zijn als onderdeel van de verblijfsfunctie mogelijk in deze bestemming. Binnen deze bestemming mogen ook gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

Artikel 12 Wonen - Meergezinshuis

Deze bestemming is bedoeld voor meergezinshuizen. Dit zijn flats en andere gebouwen met meerdere naast en/of boven elkaar gelegen woningen, welke in tegenstelling tot het eengezinshuis qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kunnen worden. De definitie van eengezinshuis en meergezinshuis is opgenomen in de begrippen.

Bijgebouwenregeling:

De regels voor bijbehorende bouwwerken wijken af van de regeling voor de eengezinshuizen. Per afzonderlijke gestapelde woning mag buiten het bouwvlak 25 m² worden gebouwd. Daarnaast mag er een onbeperkte oppervlakte worden gebouwd ten behoeve van algemene voorzieningen voor het meergezinshuis. Dit voorzover het bestemmingsvlak dit toelaat. Waar geen bijbehorende bouwwerken gewenst zijn, komt de bestemming 'Tuin'.

Artikel 13 Leiding - Gas

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de in het plangebied aanwezige hoge druk aardgastransportleiding. De dubbelbestemming bevat beperkingen voor zowel bouwwerken die op grond van andere bestemmingen gerealiseerd kunnen worden als voor andere werkzaamheden, zoals het afgraven of ophogen van gronden. Onder voorwaarden kan hiervan afgeweken worden.

Artikel 14 Leiding - Riool

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de in het plangebied aanwezige ondergrondse rioolleiding. De dubbelbestemming bevat beperkingen voor zowel bouwwerken die op grond van andere bestemmingen gerealiseerd kunnen worden als voor andere werkzaamheden, zoals het afgraven of ophogen van gronden. Onder voorwaarden kan hiervan afgeweken worden.

Artikel 15 Leiding - Water

Deze bestemming valt samen met andere bestemmingen en wordt daarom dubbelbestemming genoemd. Deze dubbelbestemming omvat het in het plangebied gelegen ondergrondse net van hoofdtransportleidingen voor de drinkwatervoorziening. Deze leidingen transporteren drinkwater van de productielocatie naar centrale punten in de verderop gelegen voorzieningsgebieden.
In een brief van 27 februari 2004 heeft waterleidingbedrijf Vitens de gemeente verzocht de voor het bedrijf cruciale hoofdtransportleidingen in de bestemmingsplannen op te nemen. Het bedrijf beriep zich daarbij op de 'Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen' van de provincie Overijssel. Voor de invoer van de juiste gegevens heeft Vitens de gemeente later een digitaal bestand met de bedoelde hoofdtransportleidingen toegezonden. De leidingen zijn conform dit bestand opgenomen.
Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, nadat advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.

Artikel 16 Waarde - Archeologie

Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:

  • De gebieden die volgens de gemeentelijke archeologische waarderingskaart een grote vondstkans hebben (50% of meer) zijn mede bestemd tot archeologisch waardevol gebied.
  • Bij de regeling voor de dubbelbestemming is nauwe aansluiting gezocht bij de Wet op de archeologische monumentenzorg.
  • Bij verstoringen in de bodem met een grotere diepte dan 0,5 meter en een grotere oppervlakte dan 100 m² zijn specifieke bouwregels en een omgevingsgunningenstelsel conform de regeling uit de Wet op de archeologische monumentenzorg van toepassing.

Artikel 17 Waterstaat - Waterkering

Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen en vooraf advies is ingewonnen van de waterstaatsbeheerder.
Naast deze dubbelbestemming blijft de keur van het waterschap Groot Salland onverkort van kracht. Op grond van de keur is voor een aantal werken en werkzaamheden een watervergunning van het waterschap nodig.
Ter voorkoming van dubbele regelgeving en bevoegdheidsconflicten en ter voorkoming van een onnodig star en bij een wijziging van de keur snel verouderend bestemmingsplan zijn de voorschriften van de keur niet in het bestemmingsplan opgenomen.
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van een andere (dubbel)bestemming dienen niet alleen de belangen van deze bestemmingen te worden afgewogen, maar ook de waterstaatsbelangen. Voor werken en werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivier- en kanaalverlichting, bebakeningvoorwerpen en waterstandsignalerende apparatuur is geen omgevingsvergunning nodig.

Artikel 18 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

Dit artikel is bedoeld om ervoor zorg te dragen dat waterstaatkundige functies worden beschermd, waaronder de aanleg, de verbetering en het onderhoud van de waterkeringen.

4.4 Algemene regels

Artikel 19 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 20 Algemene bouwregels

In dit artikel wordt geregeld dat een bouwplan moet voorzien in voldoende ruimte voor parkeren, laden en lossen. Wat voldoende is, wordt op basis van het algemene parkeerbeleid van de gemeente Zwolle bepaald tijdens de beoordeling van een bouwplan.
Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien daarvoor in het parkeerbeleid is opgenomen.

Artikel 22 Algemene aanduidingsregels geluidzone - industrie

Deze bepaling heeft betrekking op de buitenbeschermingszone van de waterkering (vrijwaringszone dijk) en op de bestaande geluidzone industrie vanwege het industrieterrein Voorst. Binnen de vrijwaringszone dijk gelden beperkingen voor het bouwen en voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Binnen de geluidzone gelden beperkingen voor het realiseren van geluidsgevoelige gebouwen, terwijl voor bedrijven op het industrieterrein geldt dat de geluidzone (50 dB(A)) niet overschreden mag worden.

Artikel 23 Algemene afwijkingsregels

In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.

Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.

Artikel 24 Algemene wijzigingsregels

Deze regel maakt het mogelijk de bestemmingen 'Groen', 'Tuin', 'Verkeer - Erftoegangsweg' alsmede 'Wonen - Meergezinshuis' onder in deze regel omschreven voorwaarden zodanig te wijzigen dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden aangegeven.

Artikel 25 Algemene procedureregels

Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.

4.5 Overgangs- en slotregels

Artikel 26 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.

Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.

Artikel 27 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.

4.6 Bijlagen

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging:

De staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is een algemene staat die toegepast wordt bij bestemmingsplannen van de gemeente Zwolle. De staat is gebaseerd op het VNG-rapport 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. De staat behoort bij de bestemming Gemengd-1 en Gemengd-2.
De staat maakt als Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging onderdeel uit van de regels en daardoor heeft zij rechtstreekse werking. Een niet in de staat genoemd bedrijf kan dus niet worden gevestigd, evenmin als een wel genoemd bedrijf, dat als niet toelaatbaar staat aangegeven. Een zodanig bedrijf kan in een concreet geval qua aard en invloed op de omgeving toch wel aanvaardbaar zijn. Daarom is voorzien in een afwijking voor gelijkwaardige bedrijven. De formulering is afgestemd op de eisen die de jurisprudentie daaraan stelt.
In Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is voorafgaand aan de staat een algemene verklaring van de opzet van de staat en de betekenis van de gebruikte afkortingen opgenomen.

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen:

De staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen is een algemene staat die toegepast wordt bij bestemmingsplannen van de gemeente Zwolle. De staat is gebaseerd op het VNG-rapport 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. De staat behoort bij de bestemming Bedrijf.
De staat maakt als Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen onderdeel uit van de regels en daardoor heeft zij rechtstreekse werking. Een niet in de staat genoemd bedrijf kan dus niet worden gevestigd, evenmin als een wel genoemd bedrijf, dat als niet toelaatbaar staat aangegeven. Een zodanig bedrijf kan in een concreet geval qua aard en invloed op de omgeving toch wel aanvaardbaar zijn. Daarom is voorzien in een afwijking voor gelijkwaardige bedrijven. De formulering is afgestemd op de eisen die de jurisprudentie daaraan stelt.
In Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen is voorafgaand aan de staat een algemene verklaring van de opzet van de staat en de betekenis van de gebruikte afkortingen opgenomen.

4.7 Handboek

Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is conserverend van karakter. Omdat de gemeente binnen het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen met financiële consequenties toestaat, er worden geen nieuwe aangewezen bouwplannen mogelijk gemaakt, is het niet nodig om bij dit bestemmingsplan een exploitatieplan te voegen.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening moet over een bestemmingsplan overleg worden gevoerd met instanties wiens belangen geraakt worden door dit plan. In het onderstaande is aangegeven welke instanties gereageerd hebben op een oproep daartoe.

Rijkswaterstaat Oost-Nederland

Het plan is grotendeel conserverend van karakter. Wel is de ontwikkeling van leisure op het haventerrein van Leenman voorzien. In verband met de nabijheid van de A28-aansluiting Zwolle centrum, wordt verzocht om de te verwachten verkeerseffecten op deze aansluiting in beeld te brengen. Indien blijkt dat afwikkelingsproblemen zullen ontstaan, dan wordt verzocht om het initiatief te voorzien van oplossende maatregelen.

Reactie gemeente:

Allereerst wordt opgemerkt dat de nieuwe mogelijkheden voor leisure op het terrein van Leenman (ruimtelijk) beperkt zijn; het plan voorziet enkel in extensieve dagrecreatie en sportieve recreatie. In tegenstelling tot intensieve (dag)recreatie en/of functies gericht op detailhandel / kantoren, die niet met dit plan mogelijk gemaakt worden, kan aangenomen worden dat extensieve dagrecreatie en sportieve recreatieve tot een beperkt aantal extra verkeersbewegingen zullen leiden. Het extra verkeer dat wel gegenereerd wordt, zal het plangebied via de Mozartlaan op de Zwartewaterallee ontsluiten, daarna mogelijk op de A28.

Daarnaast is van belang dat in 2013 reeds onderzoek is verricht naar de verkeerssituatie in en rondom het plangebied. Hieruit is gebleken dat het onderliggende wegennet over voldoende capaciteit beschikt om onder andere een functie perifere detailhandel toe te staan. Ook met die functie vindt geen terugslag op de A28 plaats. Rijkswaterstaat Oost-Nederland is bekend met de uitkomsten van dat onderzoek.

Tenslotte is van belang dat de Burgemeester Roelenweg is heringericht. Dit leidt tot een verdere verbetering van de afwikkeling van het verkeer. Voorheen was die slechts op bepaalde momenten van de dag wat lastig.. De herinrichting omvat realisatie van een vrij liggend fietspad aan de kant van Achmea/Nysingh en een herinrichting van het wegprofiel. Door het vrij liggende fietspad wordt de doorstroming van het verkeer van en naar de A28 verbeterd.

De algemene conclusie is dat zich rondom de snelwegaansluitingen en op de A28 geen knelpunten als gevolg van de ontwikkeling zullen voordoen.

Provincie Overijssel

Het bestemmingsplan Holtenbroek zuid voorziet in een actuele planologische- en juridische regeling voor gronden die eerder, om verschillende redenen, buiten het bestemmingsplan “Holtenbroek” zijn gehouden. Het plan is consoliderend van aard en biedt enkel voor de Leenman locatie de mogelijkheid om leisure- activiteiten te ontwikkelen. Het plan past binnen de geldende beleidskaders.

Met dit plan wordt voor het plangebied aan de burgers en bedrijven een actueel en eigentijds ruimtelijk kader geboden. Met dit actuele bestemmingsplan wordt niet alleen meer rechtszekerheid geboden, maar er ontstaat ook - indien nodig - een goede basis voor het handhavingsbeleid.
Het plan draagt bij aan het provinciaal ruimtelijk beleid. Indien het plan ongewijzigd in procedure wordt gebracht zijn vanuit het provinciaal belang geen beletselen voor het verdere vervolg van deze procedure.

Hiermee is, voor zover het de provinciale diensten betreft, voldaan aan het ambtelijke vooroverleg als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening.

Reactie gemeente:

Hiervan wordt kennisgenomen.

Veiligheidsregio IJsselland

In de planregels een algemene aanvulling te geven dat onder de term 'milieu' ook 'externe veiligheid' valt.

In artikel 8 van de planregels In de stroomzone op te nemen dat het gebruik van kwetsbare functies als
nevenfunctie binnen de functie kantoren wordt uitgesloten;

Het advies is afgestemd met de lokale brandweer, de Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR) en de Politie Oost Nederland, district IJsselland.

Reactie gemeente:

1. In verschillende bepalingen wordt de algemene term “milieusituatie” gehanteerd. Ook externe veiligheid valt hieronder. De algemene reactie van de veiligheidsregio geeft geen aanleiding om (enkel) voor dit aspect een algemene aanvulling te geven.

2. De regels wordt overeenkomstig het verzoek aangepast; in artikel 8.5 onder b is het gebruik van gebouwen voor verminderd zelfredzame personen en niet zelfredzame personen als strijdig gebruik aangemerkt.

3. Hiervan wordt kennisgenomen.

Waterschap Groot Salland

Waterkering en Barro.

Binnen het plangebied ligt een primaire waterkering in beheer bij het waterschap. Op de verbeelding van het bestemmingsplan is deze waterkering en de beschermingszone (tot 20 meter uit de teen van het dijklichaam) bestemd als dubbelbestemming "Waterstaat -Waterkering". Op grond van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) moeten bestemmingsplannen primaire waterkeringen bestemmen als "waterkering" (de dubbelbestemming "Waterstaat – Waterkering” is daarbij ook mogelijk) en de beschermingszone (daarmee wordt ook de zogenaamde buitenbeschermingszone tot 100 meter uit de teen van de waterkering bedoeld) als gebiedsaanduiding "vrijwaringszone-waterstaatswerk".

Verzocht wordt om de primaire waterkering, inclusief de (buiten)beschermingszone, met de bijbehorende regelingen te bestemmen overeenkomstig de beschrijving in het Barro. Zowel op de verbeelding als ook de regels en de toelichting hier op aan te passen.

Reactie gemeente:

Conform het Barro dient voor de beschermingszone (de zone als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterwet, voor zover grenzend aan een primaire waterkering) een gebiedsaanduiding vrijwaringzone – waterstaatswerk te worden opgenomen. Dit is door het waterschap vertaald naar een buitenbeschermingszone. Op de verbeelding wordt voor de gronden, die liggen binnen deze beschermingszone, de aanduiding 'vrijwaringszone – dijk' opgenomen met de bijbehorende regels (artikel 20 van de planregels, algemene aanduidingsregels).