Plan: | Zeven Alleetjes hoek Burg. van Roijensingel |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0193.BP14019-0004 |
Op 30 juni 2014 heeft de gemeenteraad ingestemd met de verkoop van een deel van het gebouwencomplex aan de Diezerstraat 80, waarin de centrale bibliotheek is gevestigd, ten behoeve van de realisatie van een full concept ZARA -winkel. Tevens is ingestemd met het herhuisvesten van de centrale bibliotheekfunctie in delen van het gebouwencomplex van de GGD aan de Zeven Alleetjes en daartoe drie gebouwdelen en gronden behorend tot het gebouwencomplex aan te kopen van de GGD IJsselland en de betreffende gebouwdelen te verbouwen ten behoeve van de vestiging van de centrale bibliotheekfunctie (De Stadskamer). De vestiging van de bibliotheek past niet binnen het geldende bestemmingsplan.
Het doel van het bestemmingsplan is het herhuisvesten van de centrale bibliotheek planologisch mogelijk te maken. Tevens is het gebruik ten behoeve van educatieve en sociaal-culturele activiteiten mogelijk. Daarnaast blijft het bestaande gebruik van kantoren gehandhaafd.
Het plangebied is gelegen op de hoek Burgemeester van Rooijensingel /Zeven Alleetjes. De ligging van het plangebied is op onderstaande kaart aangegeven.
Het plangebied is gelegen binnen twee bestemmingsplannen.
Binnenstad en Omgeving
Het bestemmingsplan Binnenstad en Omgeving, dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 27 mei 2013.
Bestemmingsplan Assendorp
Het bestemmingsplan Assendorp, dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 13 mei 2013.
In deze paragraaf wordt achtereenvolgens de bestaande situatie beschreven met betrekking tot de archeologische, de ruimtelijke en de functionele structuur.
Inleiding
In 2002 is door de gemeente Zwolle een Archeologische Waarderingskaart Zwolle vervaardigd. Voor de waarderingskaart is gebruik gemaakt van informatie uit het Centraal Archeologisch Archief (CAA) bij de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed in Amersfoort (RCE), informatie van amateur-archeologen, gegevens van de archeologische sectie van de gemeente Zwolle, het kadastrale minuutplan uit 1832, de geomorfologische kaart en waarnemingen in het veld. Dit heeft geresulteerd in een analoge en digitale waarderingskaart. De digitale versie is door de gemeente verwerkt en toegankelijk gemaakt binnen het geografische informatiesysteem Geopoort. In 2002 is vastgelegd dat de kaart dynamisch is. Dit betekent dat de waarde van de gebieden kan veranderen.
Bestemmingsplannen en archeologische waarden
In de Wet voor de archeologische monumentenzorg en het daarop gebaseerde archeologie beleid binnen de gemeente Zwolle is vastgelegd dat de archeologische waarden in de bestemmingsplannen vastgelegd moeten worden met de erbij horende consequenties.
Bij de vernieuwing van alle bestemmingsplannen wordt per bestemmingsplangebied de archeologische waarderingskaart opgewaardeerd. De jongste inzichten worden er in verwerkt.
De archeologische dienst van Zwolle heeft de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (AWZ) opgesteld, die fijnmazig van karakter is. De binnenstad is vrij gedifferentieerd gewaardeerd terwijl het buitengebied qua potentieel vrij nauwkeurig in kaart is gebracht.
Het archeologisch potentieel van de verschillende gebieden is in de volgende percentages uitgedrukt.
0% archeologisch leeg, geheel verstoord of reeds opgegraven.
10% archeologische waarde onbekend; proefonderzoek wordt aanbevolen.
50% archeologisch waardevol; een opgraving is noodzakelijk en de vondstkans is 1:2. Voor de binnenstad betekent een 50% locatie meestal dat de eerste meter bodemarchief verdwenen is, maar dat de onderste lagen nog bewaard zijn gebleven.
90% archeologisch zeer waardevol; een opgraving is noodzakelijk en de vondstkans is nagenoeg 100%.
100% archeologische toplocatie; indien bescherming niet kan is een opgraving altijd noodzakelijk, de vondstkans is uiteraard 100%.
De archeologische waarderingskaart is geen statische kaart. Het is een dynamische kaart. Dat houdt in dat door in de toekomst verworven kennis aan reeds gewaardeerde gebieden een afwijkende waarde kan worden toegekend. Dat kan betekenen dat er in een 10% gebied (een gebied waarvan we niets afweten) ineens een 100% locatie gelokaliseerd wordt. Anderzijds kan een 50% of 90% gebied of een deel daarvan ineens een 0% gebied worden, bijvoorbeeld doordat de grens van een prehistorische nederzetting er dwars doorheen loopt. Of omdat er diepe sloop of afgraving heeft plaats gevonden waarvan geen documentatie beschikbaar was. Veranderde inzichten hebben voor een potentiële verstoorder alleen consequenties als dit voorafgaand aan een bouwaanvraag bekend is gemaakt door de archeologische dienst.
Waardering 50% ( beschrijving nr 240)
Op de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (AWK) is het gebied aangegeven als nr. 240 met een waarde van 50%. Waarschijnlijk ligt dit terrein op een dekzandrug met een oude toegang tot de stad en dus kans op middeleeuwse en prehistorische bewoning.
Bij deze archeologische waarde hoort de voorwaarde dat bij een bodemingreep van meer dan 100 m² vierkante meter en 0,5 meter diep een Inventariserend Veldonderzoek met proefsleuven noodzakelijk is. Deze archeologische waarde is gebaseerd op de beschikbare archeologische en historische kennis van het gebied.
In het plangebied bevindt zich één pand dat als cultuurhistorisch waardevol is aan te merken.
Het betreft het pand aan de Burgemeester van Roijensingel 14.
Beschrijving
Aansluitend aan het kantoorgebouw, naar ontwerp van de architecten A.J. van der Steur en M. Meijerink (rijksmonument), moest een uitbreiding van het complex komen. Het ontwerp met een nadrukkelijk nieuwe vormgeving is een ontwerp van Johan Schepers van architectenbureau Arno Nicolaï. In tegenstelling tot het in de eerste bouwfase gerealiseerde meer conventionele kantoor met zes bouwlagen, is het aan de singel gelegen gebouw ontworpen met drie bouwlagen als kantoortuin. Het gebouw bestaat uit glas en metaal. Het staalskelet was een voor Nederland vroege toepassing van Cortenstaal. Dit staal vormt een dunne roestlaag die het materiaal tegen doorroesten zou moeten beschermen. De gevel kent een regelmatige indeling met als accent een inpandig geplaatst balkon. De verdieping heeft een overstek die op de begane grond ruimte geeft aan de straatzijden.
In het plangebied bevindt zich een gedeelte van het pand Zeven Alleetjes 1. Het betreft de lage ingangspartij aan de noordzijde van het gebouw. Het gebouw aan de Zeven Alleetjes 1 is bij besluit van 7 oktober 1998 aangewezen als rijksmonument. Het is een ontwerp van de architecten A.J. van der Steur (Rotterdam ) en M. Meijerink (Zwolle). Dit betekent dat zowel ex- als interieur een beschermde status hebben. In de redengevende omschrijving worden o.a. transformatorhuis, muren, tuin, bomen en een fontein genoemd. De aanbouw (de huidige entree ) van het rijksmonument zal worden gesloopt. Voor de sloop is een omgevingsvergunning nodig. Dit geldt geldt ook voor het herstelwerkzaamheden aan het monument.
In deze paragraaf wordt de bestaande ruimtelijke structuur van het plangebied omschreven op het gebied van het verkeer, het groen, het water en de bebouwing.
Het plangebied grenst aan de Burg. Van Roijensingel en aan de Zeven Alleetjes.
Het plangebied ligt op loopafstand van het NS station, waar behalve treinen ook een groot aantal stads- en streekbuslijnen stopt.
De Burg. Van Roijensingel is een hoofdfietsroute. De Zeven Alleetjes is onderdeel van een belangrijke looproute tussen het NS station en de binnenstad.
Aan de noordzijde grenst het plangebied aan het openbare parkeerterrein Burg. Van Roijensingel (190 parkeerplaatsen). Aan de zuidzijde liggen op eigen terrein 10 parkeerplaatsen en op de openbare weg, de Zeven Alleetjes, liggen 13 openbare betaalde parkeerplaatsen.
Het plangebied ligt in het deel van Zwolle waar het parkeren gereguleerd is met betaald parkeren en vergunninghoudersparkeren.
De singel wordt gemarkeerd door een doorlopende bomenrij en groene oever. De Zeven Alleetjes heeft een groene uitstraling door de parkachtige gebiedjes voor de gebouwen, maar het wordt ook voor een belangrijk deel bewerkstelligd door een paar grote waardevolle bomen.
Water
Ten noorden van het plangebied, aan de overzijde van de Burgemeester van Roijensingel is de stadsgracht van Zwolle aanwezig (watergang SW.15) die wordt beheerd door Waterschap Groot Salland.
Drooglegging
In plangebied wordt een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 m gehanteerd. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld.
Riolering
Grenzend aan het plangebied, ligt in de Zeven Alleetjes en Burgemeester van Roijensingel een gemengd rioolstelsel.
Het plangebied ligt op de hoek van het voormalige hoornwerk. Dit hoornwerk is duidelijk zichtbaar in het stratenpatroon, maar dit komt niet terug in de structuur van de bebouwing.
De oriëntatie van de gebouwen op de omgeving is niet zo eenduidig als in de binnenstad. Het gesloten bouwblok is niet aanwezig. De panden zijn individueel afleesbaar en voor- en achterkanten wisselen elkaar continu af. Dat informele is onderdeel van de charme van het gebied.
De langs de Van Roijensingel staande geschakelde en in een rooilijn geplaatste villa's vormen een straatwand maar in een losse setting. Aan de oostkant van het hoornwerk loopt dit door in een kort stuk aaneengesloten bebouwing. Daar achter staat wat losse bebouwing, de grote gebouwen van de GGD, een kerk en in het midden van het bouwblok een groot parkeerterrein.
Langs de Zeven Alleetjes is geen duidelijke rooilijn. De bouwblokken staan gedraaid langs de straat, waardoor er ruimte is voor parkachtige ruimtes tussen straat en gebouw. Deze open groene strook markeert, net als aan de kant van de Van Karnebeekstraat, nog enigszins de rand van het voormalige hoornwerk.
In deze paragraaf wordt de bestaande functionele structuur van het plangebied omschreven op het gebied van de economische voorzieningen.
De huidige gebouwen zijn in gebruik als kantoor.
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van kracht geworden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken.
Op 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Aan artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking (SER-ladder) toegevoegd. Dit artikel bepaalt dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een verantwoording dient te bevatten dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.
Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet.
Toepassing van de SER-ladder
Aan artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. Dit artikel bepaalt dat in een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt:
Bij a.
Het betreft de verplaatsing van de centrale bibliotheek van de Diezerstraat naar de Zeven Alleetjes. De indeling van het huidige bibliotheekgebouw aan de Diezerstraat levert voor de bedrijfsvoering grote beperkingen op. In de drie gebouwdelen van het gebouwencomplex van de GGD kan na verbouwing een optimale huisvesting voor de bibliotheek worden gecreëerd. Met de herhuisvesting van de bibliotheek wordt de kwaliteit van de bibliotheek versterkt. Verschillende ontwikkelingen maken dat de bibliotheek haar oorspronkelijke concept zal moeten aanpassen en zichzelf opnieuw moet uitvinden. De bibliotheek bereidt zich voor op een toekomst met verder doorgevoerde digitalisering en maatschappelijke en economische veranderingen.
Bij b.
Op 25 maart 2013 heeft de gemeenteraad besloten om op basis van een locatiestudie, met eigenaren van geschikte locaties in onderhandeling te gaan over de koop of huur daarvan, met als doel herhuisvesting en versterking van de kwaliteit van de bibliotheek. Na de besluitvorming van 25 maart 2013 is een groslijst opgesteld met locaties die mogelijk geschikt zijn voor de herhuisvesting van de centrale bibliotheek. Deze lijst met aanvankelijk 22 locaties is eerst beoordeeld op de ruimtelijk functionele geschiktheid en de tijdige beschikbaarheid. Daarmee vielen veel locaties af en blijven 5 potentieel geschikte locaties over. Aangezien de GGD–locatie aan de Zeven Alleetjes het beste voldoet aan het Programma van Eisen heeft de gemeenteraad op 30 juni 2014 besloten in te stemmen met het herhuisvesten van de centrale bibliotheekfunctie in delen van het gebouwencomplex van de GGD aan de Zeven Alleetjes. Er wordt door middel van herstructurering gebruik gemaakt van reeds beschikbare ruimte binnen het bestaand stedelijk gebied, want de ontwikkeling is beoogd in de bestaande gebouwen in het plangebied.
Bij c.
De beoogde ontwikkeling wordt gerealiseerd in bestaand stedelijk gebied, daarom behoeft deze stap niet verder te worden uitgewerkt.
Er wordt geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten van de SER-ladder.
Nota Ruimte
De visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland staat beschreven in de Nota Ruimte. In deze nota is het ruimtelijk beleid tot 2020 vastgelegd met een doorkijk tot 2030. De nota heeft een strategisch karakter en richt zich op de hoofdlijnen van het beleid.
Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid kan worden samengevat als: ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Gelet op de beperkte ruimte in Nederland dient dit efficiënt en duurzaam te geschieden. Het kabinet heeft gekozen voor een dynamisch en op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid, met als uitgangspunt 'decentraal waar dat kan, centraal waar dit moet'.
De Nota Ruimte bevat geen beleid dat rechtstreeks doorwerkt naar ontwikkelingen binnen het plangebied.
Omgevingsvisie / Omgevingsverordening Overijssel
De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. In de Omgevingsvisie is het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één, volledig integraal provinciaal beleidsplan voor de fysieke leefomgeving.
Het plangebied is op de ontwikkelingsperspectievenkaart van de Omgevingsvisie aangeduid als 'bebouwing ' Op de gebiedskenmerkenkaart is de stedelijke laag aangeduid als "historische centra, binnensteden". Het oogmerk voor het gebied van de 'historische kern, binnenstad' is dat dit een vitale stadscentrum is met een gevarieerd functioneel en ruimtelijk beeld. Het eigen karakter van het centrum wordt opgezocht en versterkt. Archeologische en cultuurhistorische waarden worden ingezet ter versterking van de eigen identiteit van gebieden. De leefbaarheid van het gebied wordt behouden en versterkt door het behouden en versterken van de mix van functies.
Structuurplan Zwolle 2020
Het structuurplan dat op 16 juni 2008 door de raad is vastgesteld geeft de gemeentelijke visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020 weer.
Het plangebied is aangemerkt als een centrumstedelijk gebied. Zwolle heeft als centrumstad een belangrijke regionale centrumfunctie voor wonen, werken en voorzieningen op het gebied van o.a. onderwijs, cultuur, zorg en detailhandel. Het centrumstedelijk woonmilieu wordt omschreven als een woongebied met een hoge dichtheid (bruto 50-80 woningen per hectare). De nadruk ligt op een menging met voorzieningen en intensief gebruik. Er zijn veel regionale voorzieningen: een ruim winkelaanbod, horeca, culturele instellingen, onderwijs en zorg. Het openbaar vervoer is op loopafstand.
Het water en groen in het centrumstedelijk gebied is één van de visitekaartjes van Zwolle. In samenhang met de historische binnenstad en toeristische en recreatieve elementen zijn met name de belevingsaspecten (esthetisch/cultureel) van hoog niveau.
Ontwikkelingsprogramma Binnenstad 2020
Het college van burgemeester en wethouders heeft het Ontwikkelingsprogramma Binnenstad 2020 op 7 december 2011 vastgesteld. De gemeenteraad heeft dit in januari 2012 vastgesteld.
In het ontwikkelingsprogramma Binnenstad is onder andere het volgende opgenomen over het plangebied.
"Van Roijensingel en omstreken
Statige singel met statige panden. Nu veel kantoorfunctie. Er ligt een wens om de relatie tussen de functie in het gebouw en de openbare ruimte te versterken en meer publieke functies te stimuleren. Er zijn kansen voor nieuwe concepten zoals flexibele werkplekken en overlegplekken (het nieuwe werken), dit komt door de goede uitstraling en toplocatie vlakbij het station. Tuinen dragen bij aan het lommerrijke groene milieu. Dit groen wil de gemeente behouden. "
'5.3 Projecten en acties 2012 en 2013
De gemeente gaat in het kader van het Ontwikkelingsprogramma in 2012 en 2013 aan de slag met de volgende projecten:
4. Opstellen plan van aanpak voor de herhuisvesting van de bibliotheek en de herontwikkeling van de huidige bibliotheeklocatie (volgt uit rapport "Zwolle bij de top van de Nederlandse binnensteden"). "
Archeologie
Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Gebieden die volgens de archeologische waarderingskaart een vondstkans hebben van 50% of meer (zie hiervoor 2.1.1 Archeologische structuur) hebben de dubbelbestemming “Archeologisch waardevol gebied” gekregen. Voor bepaalde ingrepen in de bodem (zie hiervoor 6.2 Inleidende regels, artikel 5) dient de aanvrager van een reguliere omgevingsergunning in het belang van de archeologische monumentenzorg een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Aan een reguliere omgevingsvergunning kunnen in dit verband regels worden verbonden.
Cultuurhistorie / monumentenzorg
Het beleid dat uiteen is gezet in het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van cultuurhistorisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.
Op grond van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Tevens is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
Het verkeer en vervoerbeleid van de provincie staat weergegeven in de Omgevingsvisie Overijssel (2010). In deze omgevingsvisie heeft de provincie als ambities geformuleerd:
In de omgevingsvisie zijn als hoofdlijnen van het provinciaal beleid opgenomen:
Mobiliteitsvisie (2009)
In maart 2009 is door de gemeenteraad van Zwolle de Mobiliteitsvisie vastgesteld. De Mobiliteitsvisie vervangt het GVVP uit 2001. De Mobiliteitsvisie richt zich vooral op niet-infrastructurele aspecten omdat dit tot op heden onderbelicht gebleven in het mobiliteitsbeleid van de gemeente.
In het GVVP en in de Mobiliteitsvisie is de Burg. Van Roijensingel gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg B ( 50 km/uur ). De Burg. Van Roijensingel vormt een onderdeel van de binnenring van Zwolle en is tevens onderdeel van de parkeerring rondom de binnenstad.
De Zeven Alleetjes is onderdeel van een 30 km gebied.
Bomenverordening
Voor de bomen geldt de in 2013 vastgestelde Bomenverordening. Voor het vellen van een boom, zoals die staan aangegeven op de Groene Kaart, met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter, is een (kap)omgevingsvergunning nodig. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben.
Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan geregistreerd als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Dit verbod geldt voor alle bijzondere bomen, ongeacht de locatie op de Groene Kaart, de stamomvang van de boom en de perceelsgrootte van het perceel waarop de bijzondere boom staat.
Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom. Wanneer er geen mogelijkheden zijn voor (voldoende) herplant, moet financiële compensatie plaatsvinden.
Europees en nationaal beleid
Duurzaam, schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn, heel in het kort, de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW).
Europese Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van "een goede chemische toestand". Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat "een goede ecologische toestand". Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen.
Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).
In de geldende Europese richtlijnen en de EU richtlijn Prioritaire Stoffen staat precies omschreven wat een goede chemische toestand voor oppervlaktewater is. De ecologische doelstellingen stellen de lidstaten onderling vast in zogeheten (internationale) stroomgebiedbeheersplannen. Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.
Waterbeheer 21e eeuw
Waterbeheer 21e eeuw (WB21) anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzaam waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer:
Bij "vasthouden, bergen en afvoeren" wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij "schoonhouden, scheiden en zuiveren" gaat het om een voorkeurvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon- en vuilwater zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.
Deltawet
Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoog water en de zoetwatervoorziening op orde houden.
De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om de huidige veiligheid op orde te krijgen en ervoor te zorgen dat ons land is voorbereid op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken het rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris, waarvan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu de coördinerende bewindspersoon is.
Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en Hoogwaterbeschermingsprogramma, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Voor 2015 worden die voorgelegd aan het kabinet. Deze beslissingen gaan over de normen van onze belangrijkste dijken en andere waterkeringen en de strategieën voor onze waterveiligheid, over de beschikbaarheid en verdeling van zoetwater, over het peil van het IJsselmeer, over de manier waarop gebieden veilig kunnen blijven zonder aan economische waarde in te boeten en over hoe bij het bouwen van buurten en wijken rekening kan worden gehouden met water.
Provinciaal beleid
Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een omgevingsvisie en de omgevingsverordening. Op 1 juli 2009 zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd, dat ondermeer in plaats treedt van het Streekplan Overijssel 2000+ en de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving (VFLO). De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de Waterwet en het Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.
Waterschapsbeleid
Het algemene beleid van Waterschap Groot Salland is verwoord in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Het beleid van het waterschap sluit nauw aan bij de uitgangspunten van WB21. In 2007 is de nota "Leven met Water in stedelijk gebied" vastgesteld. Deze nota beschrijft de voor het waterschap gewenste situatie in bestaand en nieuw stedelijk gebied. Om deze situatie te bereiken wil het waterschap het beheer en onderhoud van deze wateren overnemen van de gemeenten. Op watergangen van Waterschap Groot Salland is de keur van toepassing. In de keur is aangegeven wat wel en niet mag bij watergangen, waterkeringen en kernzones. Bijvoorbeeld regels voor bouwwerken op of langs watergangen. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van Waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl.
Gemeentelijk beleid
Gemeente Zwolle heeft haar waterbeleid in 2008 vastgelegd in het Stedelijke Waterplan. Hierin zijn de ambities met betrekking tot de beleving en de kwaliteit van water beschreven. Gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het gemeentelijk rioleringsplan ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.
Algemeen beleid
De gemeenteraad heeft in 2005 de milieuvisie 'Milieu op scherp' vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid.
In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd.
Het gebiedsgerichte milieubeleid is voor de aspecten geluid en externe veiligheid reeds vastgesteld. Voor bodem zijn de gebiedsgerichte kaders nagenoeg gereed.
Het beleid voor de aspecten externe veiligheid, luchtkwaliteit, energie en duurzaam bouwen is relevant voor het onderhavige bestemmingsplan. Dit beleid wordt hierna kort beschreven.
Luchtkwaliteit
Het luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteitssituatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken.
Zwolle wil binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Om dat te bereiken zijn de volgende doelen geformuleerd:
Externe veiligheid
De beleidsvisie externe veiligheid is in 2007 vastgesteld door de gemeenteraad en geactualiseerd in 2013. De gemeente Zwolle streeft ernaar voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid.
Dit betekent dat:
In januari 2009 hebben burgemeester en wethouders het gebiedsgerichte beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van een mogelijke toename van het groepsrisico.
Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.
Het bestemmingsplan behoort tot het gebiedstype 'Centrum stedelijk'. Voor dit gebiedstype geldt een stand still beleid waarbij een overschrijding van de oriëntatiewaarde en een toename van het groepsrisico als gevolg van interne gebiedsontwikkelingen niet is toegestaan. Er is geen plek voor nieuwe risicovolle activiteiten. Een uitzondering wordt gemaakt voor kleine risicovolle activiteiten waarvan de PR 10-6 contour binnen de inrichtingsgrens blijft en die geen noemenswaardige invloed op het groepsrisico hebben.
Visie op de ondergrond
Zwolle wil de evenwichtige groei en duurzame ontwikkeling van de stad voortzetten en goed regelen. Als eerste gemeente in Nederland voegt Zwolle een extra dimensie toe bij het nadenken over een optimale inrichting en gebruik van haar ruimte: de ondergrondse dimensie.
De gemeenteraad heeft hiervoor in oktober 2007 de visie op de ondergrond vastgesteld en besloten de basisprincipes uit deze visie toe te passen in projecten.
Belangrijke uitgangspunten zijn het structureel en georganiseerd toepassen van warmte- koude-opslag (WKO), het koppelen van WKO's met grondwatersanering en het werken met ondergrondse bestemmingen en functies.
Aanpak volgens de visie versterkt een duurzame ontwikkeling, zorgt voor energiebesparing en CO2 reductie, leidt door de koppeling van functies tot kostenvoordeel en kan hierdoor de stedelijke ontwikkeling een enorme impuls geven.
Duurzaam bouwen
In januari 2007 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie Duurzaam Bouwen vastgesteld. Het beleid is van toepassing op gebouwen en grond.-, weg- en waterbouw en is erop gericht dat overal een minimaal niveau voor duurzaamheid bereikt moeten worden. Duurzaam bouwen heeft betrekking op de thema's energie, materialen, afval, water, gezondheid en woonkwaliteit. Het minimaal te bereiken niveau van kwaliteit- en duurzaamheidsprestaties komt overeen met de toepassing van de vaste, kosten neutrale maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzame (Utiliteits)bouw (maatregelen, die altijd technisch goed toepasbaar zijn en in de regel kostenneutraal zijn). De gemeente wil met deze locatie een voorbeeldfunctie vervullen en stelt daarom de eis GPR = 8.
Klimaatbeleid
Het gemeentelijk klimaatbeleid heeft betrekking op de periode 2004-2008. Naast energiebesparing is het beleid gericht op duurzame opwekking van energie. Dit impliceert dat bij het opstellen van stedenbouwkundige plannen ten behoeve van stadsontwikkelingsprojecten (nieuwbouw, herstructurering, enzovoort) rekening moet worden gehouden met de toepassing van passieve en actieve zonne-energie (zongericht bouwen) en het benutten van omgevingswarmte, bijvoorbeeld koude-warmte opslag in de bodem. In 2009 heeft de gemeente het zogenaamde interimbeleid vastgesteld, waarin de eis is vastgelegd dat bij woningen en utiliteitsgebouwen het energieverbruik voor 60% duurzaam wordt opgewekt. Voor deze locatie geldt de ambitie energieneutraal, dat wil zeggen dat het jaarlijks energieverbruik door installaties en apparatuur in het gebouw gelijk aan of lager is dan de hoeveelheid energie, die jaarlijks duurzaam wordt opgewekt door installaties in en/of gekoppeld aan het gebouw.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op aspecten die beperkingen met zich meebrengen bij het toekennen van bestemmingen. Het betreft zowel de diverse milieuaspecten als de ligging van kabels, leidingen en straalpaden.
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de geluidsproductie van wegverkeer, spoorwegen en industrie. Aan deze aspecten wordt in deze paragraaf aandacht besteed.
Wegverkeerslawaai
Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de toekomstige geluidsbelasting, indien een bestemmingsplan nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen toestaat voor gebieden die binnen de verplichte onderzoekszone van wegen liggen. De nieuwe functie is niet geluidgevoelig, zodat een akoestisch onderzoek niet nodig is.
Industrielawaai (Wet milieubeheer)
De nieuwe functie valt onder dezelfde milieucategorie als de bestaande functie. De functiewijziging leidt niet tot een toename van het aantal verkeersbewegingen van en naar de locatie.
In 2007 heeft de gemeente Zwolle ter voorbereiding op de vaststelling van het luchtkwaliteitsplan de luchtkwaliteit berekend ten gevolge van het autoverkeer op de gemeentelijke wegen en de rijksweg A28 in 2010 en 2020. Gebleken is dat in het plangebied in beide jaren geen overschrijdingen en ook geen bijna-overschrijdingen van de normen voor fijn stof (PM10) en NOx voorkomen. Ook uit de jaarrapportage 2012 van het ministerie van I&M voor de luchtkwaliteit in Nederland blijkt dat de concentraties PM10 en NOx in 2011, 2015 en 2020 ver onder de normen blijft. Er is geen overschrijding van de 24 uursconcentraties voor PM10 (minder dan 35 dagen).
Omdat de nieuwe functie naar verwachting een vergelijkbaar of iets lagere hoeveelheid verkeersbewegingen genereert, valt het plan binnen de werkingssfeer van de AMvB Niet in betekenende mate, d.w.z. dat het plan geen significante bijdrage levert aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Vanuit historisch onderzoek is bekend dat de bodem in het te ontwikkelen plangebied geschikt is voor de geplande functie. Uit het bodeminformatiesysteem is gebleken dat in het plangebied geen verontreinigingen bekend zijn.
Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico's. Er wordt gelet op het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen in bedrijven alsmede op het transport van gevaarlijke stoffen via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen.
Over de IJsselallee, het spoor Zwolle-Meppel en het spoor Zwolle Deventer worden gevaarlijke stoffen getransporteerd.
Het plangebied valt buiten de wettelijke risicocontouren (PR 10-6) van bovengenoemde transportroutes.
De planlocatie is gesitueerd op een afstand van ca. 830 m van de IJsselallee, ca. 370 m van het spoor Zwolle Meppel en ca. 1130 meter van de A28.Deze afstanden zijn zo groot dat de realisatie van het plan geen verandering van het groepsrisico met zich mee zal brengen.
Het plangebied valt binnen het invloedsgebied van een incident met toxische stoffen op het spoor (Zwolle Meppel) en de A28. Om de effecten hiervan voor de aanwezigen te kunnen beperken wordt geadviseerd (Veiligheidsregio) het gebouw te voorzien van (mechanisch) afsluitbare ventilatie. Dit helpt om aanwezigen veilig te laten schuilen in het gebouw tijdens zo'n incident.
De planlocatie bevindt zich niet binnen de invloedssfeer van bedrijven, die gevaarlijke stoffen opslaan dan wel verwerken of produceren.
Flora- en Faunawet
Bij een ruimtelijke ingreep is het vanuit de Flora- en faunawet van belang dat de aanwezigheid of afwezigheid van beschermde soorten wordt aangetoond of wordt uitgesloten. Dit houdt in dat er op zijn minst een aannemelijkheid moet zijn dat er beschermde soorten voorkomen.
Uit de deskstudie bleek dat er onvoldoende gegevens bekend waren om hierover een reële inschatting te kunnen maken. De betreffende locatie waar de ingreep plaatsvindt is bezocht; het betreft een glazen entreepartij dat gesloopt zal gaan worden.
De standaardwerkwijze is als volgt:
Beoordeling situatie
Zorgplicht
Zorgvuldig slopen is een uitgangspunt. Onderzoek is altijd een momentopname en ook al worden beschermde soorten niet verwacht het is van belang om eventueel incidentele gevallen, waarbij de gunstige staat van het instandhouding niet in geding zal zijn wanneer er negatieve effecten (verstoring, doding) plaatsvinden, met zorg te behandelen.
Water
Tussen het plangebied en de stadsgracht aan de noordzijde (watergang SW.15) ligt in de Burgemeester van Roijensingel een waterstaatswerk / beschermingszone (regionale waterkering) van het Waterschap Groot Salland. In de hieronder opgenomen figuur staat dit gebied aangegeven met rode lijnen; werkzaamheden binnen deze rode lijnen zijn vergunningplichtig. Geprobeerd moet worden geen graafwerkzaamheden uit te voeren ter plaats van dit waterstaatswerk / beschermingszone.
Quikscan
Het plangebied (zie figuur 2) is gelegen in dijkring 53, Salland. Deze dijkring wordt omsloten door de Vecht aan de noordzijde, de IJssel aan de westzijde en het Zwarte Water aan de noordwestzijde. Omdat het bestemmingsplan ruimte biedt aan de ontwikkeling van niet incidentele overstromingsgevoelige functies en omdat het plangebied gelegen is in dijkring 53 is een overstromingsrisicoparagraaf verplicht.
Risico-inventarisatie
Voor de keringen van dijkring 53 is de overschrijdingkans genormeerd op 1/1.250e per jaar. Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte, in Zwolle voor dijkring 53 tijdens een overstroming, geschat tussen de 0,8 en 2,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep (figuur 3).
Afhankelijk van de locatie waar een dijk doorbreekt zal water dijkring 53 binnen stromen. In figuur 4 zijn twee maatgevende locaties (Olst en Berkum) weergegeven die uiteindelijk zullen leiden tot een waterstand weergegeven in figuur 3 en de snelheid waarmee het water dijkring 53 instroomt (figuur 4). Afhankelijk van de locatie binnen dijkring 53 kan het wenselijk zijn om maatregelen dan wel voorzieningen te treffen.
Maatregelen
Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijkringen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en).
Binnen het plangebied zijn geen kabels, leidingen of straalpaden die invloed hebben of beperkingen opleveren voor de nieuwe functies in het plangebied.
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de doelstelling en de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.
Het doel van het bestemmingsplan is het herhuisvesten van de centrale bibliotheek planologisch mogelijk te maken. Tevens is het gebruik ten behoeve van educatieve en sociaal-culturele activiteiten mogelijk. Daarnaast blijft de bestaande gebruik van kantoren gehandhaafd.
De indeling van het huidige bibliotheekgebouw aan de Diezerstraat levert voor de bedrijfsvoering grote beperkingen op. De centrale vestiging van de Zwolse bibliotheek stelt - zeker nu de bibliotheek als instituut in beweging is en zich ontwikkelt naar een plek waar mensen komen om informatie te halen, kennis op te doen, elkaar te ontmoeten en zich te vermaken - een aantal specifieke eisen aan een vestigingslocatie. Deze eisen zijn opgenomen in het Programma van Eisen en vertaald naar een aantal criteria die gehanteerd zijn bij het beoordelen van de potentiële herhuisvestingslocaties. De volgende criteria zijn onder andere bij de beoordeling van de locaties gehanteerd:
De GGD–locatie aan de Zeven Alleetjes voldoet het beste aan de gestelde citeria.
In de drie gebouwdelen van het gebouwencomplex van de GGD kan na verbouwing een optimale huisvesting voor de bibliotheek worden gecreëerd.
De bebouwingsstructuur van het plangebied en de directe omgeving wordt gevormd door drie op zichzelf staande GGD gebouwen die met elkaar zijn verbonden door een latere, ondergeschikte, toevoeging waarin de hoofdentree is opgenomen. Het gaat hier om het bakstenen gebouw aan de Zeven Alleetjes 1, het cortenstalen gebouw aan Burg Van Roijensingel 14 en het betonnen gebouw dat grenst aan het openbare parkeerterrein aan de Burg. Van Roijensingel. De gebouwen vormen een compositie van drie gelijkwaardige volumes, elk met een eigen uitstraling die een afspiegeling vormt van de tijdsgeest waarin de afzonderlijke ontwerpen ten stand zijn gekomen. Een compositie die vanuit verschillende standpunten waarneembaar is. De benodigde toevoeging van een nieuw extra bouwvolume heeft invloed op deze compositie.
Uitgangspunten bij het tot stand brengen van een nieuwe compositie is dat de vier gebouwen zelfstandige, gelijkwaardige volumes vormen. Gebouwen die elk hun eigen verhaal vertellen en een afspiegeling vormen van de tijdsgeest. Het nieuwe gebouw dient daarmee krachtig genoeg te zijn om een gelijkwaardig onderdeel te vormen. Daarnaast is het belangrijk dat er voldoende afstand wordt bewaard tussen de bestaande gebouwen en het nieuwe. Het gebouw dient op een respectvolle, ondergeschikte wijze te worden verbonden met de bestaande bouwvolumes.
Voor de positionering van een nieuw bouwvolume zijn op onderstaande tekening twee rooilijnen opgenomen, terugliggend ten opzichte van de rooilijn van het rijksmonument aan de Zeven Alleetjes nr. 1 en langs de van Burg. Van Roijensingel ten opzichte van het cortenstalen gebouw.
De bouwhoogte is onderdeel van de compositie maar dient niet hoger te zijn dan 13 meter.
Met het bestemmingsplan wordt de vestiging van de bibliotheek mogelijk gemaakt. Daarnaast is het gebruik ten behoeve van educatieve en sociaal-culturele activiteiten mogelijk zoals :
Tevens is ondergeschikte horeca toegestaan. Om concurrentie met de reguliere horeca te voorkomen, geldt voor de para- commerciële horeca de volgende uitgangspunten:
Tenslotte blijft de huidige bestemming kantoren gehandhaafd, waardoor het mogelijk blijft kantoorruimte te verhuren aan huidige huurders van GGD.
De pleinruimte op de hoek van de Burg. Van Roijensingel en de Zeven Alleetjes biedt ruimte voor een entreegebied met ontvangstplein en terras. Aan de voorzijde van het gebouw aan de Burg. van Roijensingel is de breedte van het trottoir beperkt en kan de komst van een entree nadelige invloed hebben op de verkeersveiligheid. Aan deze zijde is in het bestemmingsplan de mogelijkheid van een hoofdentree uitgesloten. Behalve een hoofdentree aan het ontvangstplein verdient het de voorkeur om tevens een directe entree te situeren aan het parkeerterrein aan de Burg. Van Roijensingel.
In het plangebied zijn twee bomen aanwezig. Het gaat hier om een plataan naast het bakstenen GGD gebouw en het huidige entreegebouw welke is gekenmerkt als waardevol. Op de hoek aan de van Roijensingel staat nog een esdoorn. Deze is niet gekenmerkt als waardevol maar vormt wel een gezonde mooie boom. De bomen zijn belangrijk voor de groene uitstraling aan de van Roijensingel en Zeven Alleetjes. Uitgangspunt is dat de bomen gehandhaafd worden.
Het perceel behoudt een toegang naar de Zeven Alleetjes en naar het openbare parkeerterrein Burg. Van Roijensingel.
Aan de zijde van de Zeven Alleetjes komen stallingsvoorzieningen voor fietsers en een terras bij de horecavoorziening. De huidige 10 parkeerplaatsen op eigen terrein en de inrit daarnaartoe komen te vervallen. Wel zullen enkele invalideparkeerplaatsen aan de zijde van de Zeven Alleetjes worden gerealiseerd.
Bereikbaarheid voor fietsverkeer: de bibliotheek is een voorziening op stedelijk / stadsdeelniveau en het is van belang dat deze goed aangesloten is op fietsroutes in alle richtingen. De belangrijkste hoofdfietsroutes in de omgeving zijn de Burg. Van Roijensingel en de Van Karnebeekstraat. Voor een goede en veilige oversteek voor fietsers is het nodig om de aansluiting van de Zeven Alleetjes aan de Burg. Van Roijensingel te verbeteren en te voorzien van een middengeleider.
Voor de beoogde grootte van de bibliotheek zijn stallingsvoorzieningen nodig voor 250 a 300 fietsen.
Parkeren
De beoogde functie in het plangebied wordt de hoofdvestiging van de openbare bibliotheek en de bijbehorende culturele functies zoals verenigd in de Stadskamer, met de ondersteunende voorzieningen ondergeschikte horecafunctie. Deze nieuwe functie vergt ca.50 parkeerplaatsen. Op het parkeerterrein Burg van Roijensingel is daarvoor voldoende ruimte aanwezig. De nieuwe (bibliotheek-) functie zal op dit parkeerterrein een aanzienlijk lager (ruim de helft) beslag leggen dan de oude kantoorfunctie die zich eerder in het plangebied bevond.
Voor de bibliotheek zullen daarom geen extra parkeervoorzieningen gerealiseerd hoeven te worden. De verwachting is dat de druk op het parkeerterrein juist zal afnemen.
De bibliotheek genereert naar verwachting evenveel of iets minder autoverkeer als de oude kantoorfunctie. Deze verkeersbewegingen zullen anders gespreid over de dagen en uren van de week plaatsvinden. Dat wil zeggen: minder verkeer tijdens kantoortijden, meer verkeer op sommige doordeweekse avonden en op zaterdag.
Openbaar vervoer
De nieuwe functie in het plangebied is geen aanleiding voor aanpassing van het openbaar vervoer in de omgeving.
In de directe omgeving van het plangebied zijn wel wijzigingen in de openbaar vervoer voorzieningen te verwachten ten gevolge van de ontwikkelingen in de Spoorzone en ten gevolge van de herontwikkeling van het terrein van het voormalige ziekenhuis aan het Groot Wezenland.
Water
De ligging van de stadsgracht (watergang SW.15) blijft ongewijzigd.
Drooglegging
In plangebied wordt een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 m gehanteerd. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Grondwateroverlast als gevolg van afwijkende aanleghoogten is voor verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers. Om een goed inzicht te krijgen in het grondwatersysteem wordt geadviseerd om in overleg met het waterschap zo spoedig mogelijk te starten met een grondwateronderzoek. Dit kan in eerste instantie op basis van bestaande peilbuizen binnen of in de omgeving van het plangebied. Indien noodzakelijk kunnen nieuwe peilbuizen worden geplaatst.
Riolering
Afvalwater
Het afvalwater vanuit het gebied moet worden afgevoerd naar het gemeentelijk rioolstelsel. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de bestaande huisaansluitingen op de riolering in de Burgemeester van Roijensingel, mits deze leidingen kwalitatief voldoende zijn om het functioneren van de afvoer (evenals het functioneren van het waterstaatswerk) niet negatief te beïnvloeden. Eventuele werkzaamheden in de strook van het waterstaatswerk/beschermingszone zijn vergunningplichtig. De toename van het hoeveelheid afvalwater is gering. Er is geen sprake van overbelasting van het bestaande rioolstelsel en de rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Uitgangspunt is dat de archeologische waarden, zoals die zijn omschreven in hoofdstuk 2, worden beschermd. Voor de juridische vertaling van dit uitgangspunt wordt verwezen naar 6.2 Inleidende regels en Artikel 5 Waarde - Archeologie
De cultuurhistorische waarden van de ruimtelijke structuur en de bebouwing in Zeven Alleetjes hoek Burg. van Roijensingel worden in de stedenbouwkundige opzet van dit bestemmingsplan gerespecteerd. Zie voor de beschrijving van deze waarden paragraaf 2.1.2 Cultuurhistorische structuur van deze toelichting.
Zie voor de bescherming van deze waarden Artikel 6 Waarde - Cultuurhistorie van de regels. Hierbij zal worden getoetst aan de verbeelding en beschrijving opgenomen in de Bijlage 1 Lijst met cultuurhistorische waardevolle bebouwing van de regels.
Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 20. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Zeven Alleetjes hoek Burg. van Roijensingel zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Zeven Alleetjes hoek Burg. van Roijensingel.
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels:
De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:
Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:
Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.
Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.
Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.
De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:
Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.
In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.
Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.
De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.
De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximum goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximum bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.
De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 12 Algemene procedureregels.
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.
De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.
Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro
De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.
Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingregel opgenomen.
Toelichting op de regels voor dubbelbestemmingen:
Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.
Het betreft in dit plan:
Artikel 5 Waarde - Archeologie
Artikel 6 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 7 Waterstaat - Waterkering
Deze bestemmingen liggen als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.
De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.
In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel;
Artikel 9 Algemene bouwregels;
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels;
Artikel 11 Algemene aanduidingsregels vrijwaringszone - dijk
Artikel 12 Algemene procedureregels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:
In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.
Ten slotte is als bijlage bij de regels gevoegd de Lijst met cultuurhistorische waardevolle bebouwing.
Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.
Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.
Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.
Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:
Deze bestemming is opgenomen voor de gebouwen en het aangrenzende erf. Binnen de bestemming zijn zowel maatschappelijke functies, zoals een bibliotheek, en kantoren toegestaan. Daarnaast is in de gebouwen ondergeschikte horeca toegestaan tot maximaal 500 m² en op de bijbehorende gronden een terras met een maximale oppervlakte van 300 m².
Artikel 4 Verkeer - Erftoegangsweg
Deze bestemming is opgenomen voor het parkeerterrein dat is gelegen aan de oostzijde van de gebouwen.
Artikel 5 Waarde - Archeologie
Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:
Artikel 6 Waarde - Cultuurhistorie
De cultuurhistorische waarden van de bebouwing wordt gerespecteerd,
Hierbij wordt getoetst aan de verbeelding en beschrijving van Bijlage 1 Lijst met cultuurhistorische waardevolle bebouwing die in deze regels is opgenomen.
Artikel 7 Waterstaat - Waterkering
Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen en vooraf advies is ingewonnen van de waterstaatsbeheerder.
Naast deze dubbelbestemming blijft de keur van het waterschap Groot Salland onverkort van kracht. Op grond van de keur is voor een aantal werken en werkzaamheden ontheffing van het waterschap nodig.
Ter voorkoming van dubbele regelgeving en bevoegdheidsconflicten en ter voorkoming van een onnodig star en bij een wijziging van de keur snel verouderend bestemmingsplan zijn de voorschriften van de keur niet in het bestemmingsplan opgenomen.
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van een andere (dubbel)bestemming dienen niet alleen de belangen van deze bestemmingen te worden afgewogen, maar ook de waterstaatsbelangen. Voor werken en werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivier- en kanaalverlichting, bebakeningvoorwerpen en waterstandsignalerende apparatuur is geen omgevingsvergunning nodig.
De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
In dit artikel wordt geregeld dat een bouwplan moet voorzien in voldoende ruimte voor parkeren, laden en lossen.
Wat voldoende is, wordt op basis van het algemene parkeerbeleid van de gemeente Zwolle bepaald tijdens de beoordeling van een bouwplan.
Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van het algemene parkeerbeleid.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.
Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.
Artikel 11 Algemene aanduidingsregels vrijwaringszone - dijk
Voor de gronden die op ten hoogste 100 meter afstand liggen van de teen van de secundaire waterkering geldt -net als voor de secundaire waterkering zelf- een aanvullende beschermende regeling. Zowel voor het bouwen als voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd, waarbij de beheerder van de waterkering om advies wordt gevraagd.
Artikel 12 Algemene procedureregels
Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.
Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.
Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.
Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingregel van het plan.
De bestemmingsregels zijn op een dusdanige wijze geformuleerd, dat de handhaving van het bestemmingsplan voor een ieder duidelijk kan zijn. Dit is met name gelegen in de formulering van de specifieke gebruiksregels, waarin een opsomming is opgenomen van de verschillende manieren van gebruik van gronden en bouwwerken die in ieder geval in strijd zijn met de bestemming.
Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 20.
Indien sprake is van een of meerdere aangewezen bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, (hierna “een aangewezen bouwplan”), in combinatie met een bestemmingsplan, wijzigingsplan, projectuitvoeringsbesluit of omgevingsvergunning is de afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (Grondexploitatiewet) van toepassing. Dit houdt in dat de gemeenteraad een exploitatieplan dient vast te stellen tenzij middels gemeentelijke gronduitgifte dan wel, of in combinatie met, een anterieure overeenkomst de kosten in de grondexploitatie anderszins verzekerd zijn en, indien noodzakelijk, er afspraken zijn gemaakt over een tijdvak, fasering en locatie-eisen.
Binnen het bestemmingsplan is geen sprake van een aangewezen bouwplan. Er is derhalve geen verplichting om tegelijkertijd met het nieuwe bestemmingsplan een exploitatieplan op te stellen.
Ten aanzien van de dekking van de in verband met de uitvoering van het bestemmingsplan reeds gemaakte en nog te maken kosten geldt dat bij besluit d.d. 30 juni 2014 de raad van de gemeente Zwolle een krediet heeft vastgesteld ten behoeve van de herhuisvesting van de centrale bibliotheekfunctie aan de Zeven Alleetjes.
Op basis van het bovenstaand wordt het bestemmingsplan geacht economisch uitvoerbaar te zijn.
Provinciaal overleg
Het voorontwerpbestemmingsplan is besproken in het provinciaal overleg van 4 september 2014. Door de provincie is aangegeven dat de geprojecteerde ontwikkeling in overeenstemming is met het provinciaal beleid. In het kader van het vooroverleg hoeft het bestemmingsplan niet meer te worden aangeboden
Waterschap
Reactie
Het voorontwerp geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen op het bestemmingsplan.
Reactie gemeente
Hier wordt kennis van genomen.
Brandweer IJsselland
Samenvatting reactie
Het advies is beperkt tot de zaken die relevant zijn voor de (externe) veiligheid. Dit advies is afgestemd met de Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR) en de Politie Oost Nederland, district IJsselland.
Het plangebied ligt binnen het mogelijke effectgebied van de A28 en het spoor wanneer daar een incident met toxische stoffen plaats vindt. Dit heeft geen gevolgen voor het groepsrisico. Wel is in het bestemmingplan als mogelijke maatregel om de effecten hiervan te beperken benoemd. Daarmee is dit onderwerp voldoende aan bod gekomen. Er wordt geadviseerd om de A28 ook te benoemen als mogelijke risicobron zoals hiervoor beschreven.
Reactie gemeente
De A28 zal worden opgenomen als mogelijke risicobron.