Plan: | Stadshagen I, Belvederelaan |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0193.BP14017-0004 |
Met dit bestemmingsplan wordt de verlenging van de Belvédèrelaan, met daarbij de nieuw aan te leggen tunnel onder de spoorbaan Zwolle-Kampen en de verkeersaansluiting op de Hasselterweg, planologisch mogelijk gemaakt. Tevens is het nieuwe station Stadshagen met bijbehorende voorzieningen in het bestemmingsplan opgenomen.
Met het besluit van Gedeputeerde Staten van Overijssel om niet te kiezen voor vertramming van de Kamperlijn, maar de bestaande spoorverbinding aan te passen ontstond de noodzaak voor de aanleg van een tunnel in plaats van een overweg.
Als onderdeel van de aanpassing van de Kamperlijn hebben Provinciale Staten van Overijssel en de Gemeenteraad van Zwolle eind 2013 besloten tot het realiseren van een tunnel voor het autoverkeer inclusief de bijbehorende maatregelen, naast de bestaande fietstunnel Belvédèrelaan - Rozenpad. Op basis van dat besluit wordt dit bestemmingsplan opgesteld om daarmee de realisatie van de verlenging van de Belvédèrelaan, met de tunnel en aansluiting op de Hasselterweg, planologisch mogelijk te maken.
In het plangebied is tevens de bestaande bouwmogelijkheid voor station Stadshagen opgenomen. Ook is een kleinschalige bouwmogelijkheid voor stationsgerelateerde voorzieningen opgenomen in de driehoek Havezathenallee, Belvédèrelaan-Rozenpad, spoorbaan.
Dit bestemmingsplan is opgesteld om de uitvoering van de ontwikkeling planologisch mogelijk te maken. Dit plan geldt na inwerkingtreding als nieuw toetsingskader en treedt voor het betreffende plangebied in de plaats van het op dit moment geldende bestemmingsplan.
Het plangebied omvat globaal bezien gronden rond de driehoek Havezathenallee, Belvédèrelaan-Rozenpad, spoorbaan Zwolle-Kampen in de wijk Stadshagen. Voor de exacte begrenzing is de verbeelding van het bestemmingsplan te raadplegen.
Voor het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen:
Een deel van het plangebied binnen de driehoek Havezathenallee, Belvédèrelaan-Rozenpad, spoorbaan Zwolle-Kampen ligt in dit bestemmingsplan en heeft daarin de bestemming 'Woongebied, nader uit te werken'.
Het deel van het plangebied ten zuidwesten van de spoorbaan Zwolle-Kampen ligt in dit bestemmingsplan en heeft daarin de bestemming 'Woondoeleinden uit te werken' en de dubbelbestemming 'Archeologisch waardevol gebied'.
Het overige deel van het plangebied is in dit bestemmingsplan gesitueerd. Hierin hebben de gronden de bestemmingen 'Groen', 'Verkeer', 'Verkeer - Erftoegangsweg', 'Verkeer - Railverkeer' en de dubbelbestemming 'Leiding - Water'.
Archeologische structuur
Het plan is gelegen in een gebied dat op de Archeologische Waarderingskaart Zwolle gekwalificeerd wordt met een verwachtingswaarde van 0% en 10%. Voor gronden met een verwachtingswaarde van 50% en hoger wordt een dubbelbestemming opgenomen met consequenties bij grondverstorende werkzaamheden in het gebied. Dit is niet aan de orde.
Cultuurhistorische structuur
Er zijn geen cultuurhistorisch waardevolle objecten of structuren aanwezig in het plangebied.
In de bestaande situatie wordt De Tippe met de rest van Stadshagen voor de auto indirect verbonden via de Hasselterweg. Voor de fietser en voetganger zijn er drie rechtstreekse verbindingen over/onder het spoor gerealiseerd. Deze keuze is in het verleden gemaakt vanuit het principe om het fietsen en lopen te stimuleren en het gebruik van de auto te ontmoedigen.
Categorisering van wegen
Om de gewenste afstemming tussen vormgeving en functie van de weg te kunnen bereiken, is het Zwolse wegennet gecategoriseerd naar een aantal te onderscheiden verkeersfuncties. Dit is vastgelegd in de Mobiliteitsvisie (zie paragraaf Verkeersbeleid).
De Belvédèrelaan en Havezathenallee zijn al aangewezen als gebiedsontsluitingsweg B met een snelheidsregime van maximaal 50 km/uur. De Hasselterweg is aangewezen als gebiedsontsluitingsweg met een snelheidsregime van maximaal 70 km/uur. De overige wegen in het plangebied zijn aangewezen als erftoegangsweg.
Fietsverkeer
Om het fietsgebruik te stimuleren heeft de gemeente hoofdfietsroutes aangewezen, die de woonwijken met elkaar en met het centrum, het station of werkgebieden verbinden. Dit is vastgelegd in de Mobiliteitsvisie (zie paragraaf Verkeersbeleid). Aan dergelijke routes worden in Zwolle een aantal eisen gesteld, ondermeer op het gebied van comfort, directheid, veiligheid en herkenbaarheid.
De Belvédèrelaan is één van de hoofdfietsroutes die de wijk Stadshagen verbindt met de wijk Westenholte en beide wijken een directe aansluiting geeft op het nieuwe station.
Openbaar vervoer
Door het plangebied loopt de spoorverbinding Zwolle-Kampen.
afbeelding: foto bestaande situatie
Water
Centraal door het plangebied loopt de spoorlijn Kampen-Zwolle; aan weerszijden ligt een watergang / spoorsloot. Aan de noordzijde van het spoor ligt watergang VR.15.332 en aan de zuidzijde VR.15.338 en VR.15.336; het beheer ligt bij ProRail.
Ten zuidoosten van het plangebied ligt watergang VR.15.354 die door Waterschap Groot Salland wordt beheerd.
Drooglegging
In plangebied wordt een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 meter gehanteerd. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld.
Riolering
De omgeving direct grenzend aan het plangebied is gescheiden gerioleerd, waarbij het hemelwater via een infiltatie-transportriool (IT-riool) wordt geïnfiltreerd / afgevoerd. Het hemelwater van de bestaande fietspadtunnel wordt met een gemaal afgevoerd naar watergang VR.15.354.
De gronden in het plangebied zijn momenteel in gebruik voor spoorwegverkeer, fietstunnel, parkeerruimte, braakliggende grond.
Ten noorden en ten oosten van het plangebied bevinden zich de woongebieden van de nieuwbouwwijk Stadshagen. Ten zuiden, zuidelijk van de Hasselterweg, bevindt zich de woonwijk Westenholte. Westelijk van het plangebied, tussen de spoorweg en de Hasselterweg, bevinden zich de braakliggende gronden van De Tippe.
afbeelding: luchtfoto bestaande situatie
De visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland staat beschreven in de Nota Ruimte. In deze nota is het ruimtelijk beleid tot 2020 vastgelegd met een doorkijk tot 2030. De nota heeft een strategisch karakter en richt zich op de hoofdlijnen van het beleid.
Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid kan worden samengevat als: ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Gelet op de beperkte ruimte in Nederland dient dit efficiënt en duurzaam te geschieden. Het kabinet heeft gekozen voor een dynamisch en op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid, met als uitgangspunt 'decentraal waar dat kan, centraal waar dit moet'.
De Nota Ruimte bevat geen beleid dat rechtstreeks doorwerkt naar ontwikkelingen binnen het plangebied.
Omgevingsvisie / Omgevingsverordening
De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd. In het beleid van de provincie staan de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. Deze elementen zijn derhalve binnen de hele omgevingsvisie terug te vinden. De sturingsfilosofie van de provincie is als volgt samen te vatten: als sprake is van een bepaalde ontwikkeling, dan moet eerst worden nagegaan, aan de hand van de generieke beleidsuitgangspunten die in de omgevingsvisie zijn opgenomen, of er behoefte is aan de ontwikkeling. Indien dat zo is, moet worden nagegaan of de gekozen plek geschikt is voor het aldaar doorvoeren van de ontwikkeling. Om antwoord te kunnen geven op die laatste vraag dient de ontwikkelingsperspectievenkaart bekeken te worden. Wanneer uit die kaart blijkt dat een ontwikkeling, zoals gepland, niet in strijd is met deze kaart, kan verder worden bezien hoe de ontwikkeling vormgegeven moet worden. Hierbij heeft de provincie gekozen voor een vierlagenbenadering, in welke benadering vier kaarten/lagen worden onderscheiden. Dit zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarische cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust- en leisurelaag. Samen met de catalogus gebiedskenmerken kan worden geconstrueerd welke kenmerken per laag van belang zijn om rekening mee te houden bij de planvorming.
Op de kaart Ontwikkelingsperspectief wordt het plangebied onder andere aangeduid als 'stedelijke omgeving' met daarbij de categorieën 'woonwijk', 'geplande woonwijk' en 'stadsrandzone'. Deze aanduidingen in het generieke beleid van de provincie leveren geen bezwaren op voor de geplande ontwikkeling.
Voor een nadere toets aan de verkeer en vervoeraspecten in de Omgevingsvisie zie paragraaf 3.3 Verkeersbeleid.
Structuurplan Zwolle 2020
Het structuurplan dat op 16 juni 2008 door de raad is vastgesteld geeft de gemeentelijke visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020 weer. Het Structuurplan verwoordt niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie wordt uiteengerafeld in programma's voor de verschillende beleidsterreinen. De globale visies op de toekomstige sociale, economische en ruimtelijke structuur zijn uitgewerkt tot de kern van het structuurplan: de plankaart met een beschrijving in hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkelingen voor de komende vijftien jaar. De plankaart geeft zo een integraal beeld van de beoogde functies van stad en ommeland tot 2020.
Op de structuurplankaart is het woongebied rondom het plangebied voor het overgrote deel aangeduid als 'groenstedelijk woongebied'. Het woongebied heeft een woonmilieu dat wordt omschreven als een woongebied met laagbouwwoningen in de vorm van rijtjeshuizen met een tuin. Een beperkt gedeelte is gestapeld. (bruto dichtheid 20-30 woningen per hectare). In de woonomgeving, zoals woonerven, zijn veel groene plekken en speelvoorzieningen. Er is weinig functiemenging. De sociale basisvoorzieningen zoals primair onderwijs, kinderopvang, sport eerstelijns gezondheidszorg en ouderenzorg zijn aanwezig. Er staan vooral koopwoningen.
De spoorlijn naar Kampen is aangeduid als 'spoorlijn' met een aanduiding 'station nieuw' voor de nieuwe stationshalte bij Stadshagen. Vanaf de nieuwe halte en vanuit Voorst A zijn fietsroutes naar de wijk aangegeven.
Provinciaal beleid: Omgevingsvisie Overijssel
Het verkeer en vervoerbeleid van de provincie staat weergegeven in de Omgevingsvisie Overijssel (2010). In deze omgevingsvisie heeft de provincie als ambities geformuleerd:
In de omgevingsvisie zijn als hoofdlijnen van het provinciaal beleid opgenomen:
Gemeentelijk beleid: Mobiliteitsvisie
Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijks – en provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie. De Mobiliteitsvisie is door de gemeenteraad vastgesteld op 2 februari 2009. De Mobiliteitsvisie richt zich vooral op niet-infrastructurele aspecten omdat dit tot op heden onderbelicht gebleven in het mobiliteitsbeleid van de gemeente. In de Mobiliteitsvisie is de categorisering van het Zwolse wegennet en het fietsroutenetwerk opgenomen.
Hieronder is een afbeelding met de categorisering van de bestaande wegen in Stadshagen te zien.
Vervolgens is een afbeelding van het fietsroutenetwerk opgenomen.
afbeelding: categorisering wegen in Mobiliteitsvisie
afbeelding: fietsnetwerk in Mobiliteitsvisie
Europees en nationaal beleid
Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn heel in het kort de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water.
Europese Kaderrichtlijn Water
De KRW moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire gevaarlijke stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat 'een goede ecologische toestand'. Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand. Dit heet 'een goede kwantitatieve toestand'.
Waterbeheer 21e eeuw
WB21 anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzame waterkwantiteit- en duurzaam waterkwaliteitsbeheer:
Bij 'vasthouden, bergen en afvoeren' wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het om een voorkeursvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon en vuil water zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.
Deltawet
Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoog water en de zoetwatervoorziening op orde houden.
De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om ons land voor te bereiden op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken het rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris. De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu is de coördinerend bewindspersoon voor het Deltaprogramma.
Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en Hoogwaterbeschermingsprogramma, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Voor 2015 worden die voorgelegd aan het kabinet.
Deze beslissingen gaan over:
Provinciaal beleid
De Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening. De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de nieuwe Waterwet, de status van Provinciaal Waterhuishoudingsplan onder de Wet op de waterhuishouding tot de inwerkingtreding van de Waterwet en de status van Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.
Waterschapsbeleid
Het beleid van het waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de keur van het waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl. Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Zwolle heeft haar waterbeleid in 2008 vastgelegd in het Stedelijke Waterplan. Hierin zijn de ambities met betrekking tot de beleving en de kwaliteit van water beschreven. De gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het gemeentelijk rioleringsplan ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.
De gemeenteraad van Zwolle heeft in 2005 de milieuvisie 'Milieu op scherp' vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd.
Per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enz.) wordt beleid geformuleerd. Op dit moment is voor de sectoren energie, duurzaam bouwen, bodem, grondwater, geluid, afval en externe veiligheid beleid vastgesteld.
Zwolle heeft daarnaast in 2006 gebiedsgericht milieubeleid ontwikkeld. De drie hoofdprincipes van gebiedsgericht milieubeleid zijn: Niet overal in de stad streven we dezelfde ambities na; Bestaande kwaliteiten worden behouden; In sommige gebieden wordt een hoge milieudruk geaccepteerd, zolang de leefbaarheid in z'n totaliteit gewaarborgd blijft door de hinder zo veel mogelijk te beperken en/of te compenseren.
Om aan deze principes handen en voeten te geven, worden binnen het Gebiedsgericht Milieubeleid twaalf milieugebiedstypen beschreven. Voor elk milieugebiedstype zijn voorlopige ambitieniveaus en grensniveaus (basiskwaliteit) vastgesteld voor de diverse milieuaspecten. Er zijn geen significante gevolgen van het beleid van belang voor de verlenging van de Belvédèrelaan.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op aspecten die beperkingen met zich meebrengen bij het toekennen van bestemmingen. Het betreft zowel de diverse milieuaspecten als de ligging van kabels, leidingen en straalpaden.
Als gevolg van de aanleg van de Belvédèretunnel en het verlengen van de Belvédèrelaan tot aan de Hasselterweg zullen de verkeersstromen door Stadshagen veranderen. Als gevolg hiervan zal het op sommige wegen rustiger en op andere wegen drukker worden. Daarnaast zal er een nieuwe weg aangelegd worden, namelijk het deel tussen de Belvédèretunnel en de Hasselterweg.
Bij de aanleg en reconstructie van een weg zal onderzocht moeten worden wat de geluidseffecten zijn op de geluidgevoelige bestemmingen (onder andere woningen, scholen en verzorgingstehuizen) die binnen het invloedgebied liggen van het plangebied. Indien er negatieve geluidseffecten optreden (meer dan 2 dB toename) dan zal onderzocht moeten worden of deze effecten te voorkomen zijn en welke maatregelen welk effect sorteren. Er dient gemotiveerd te worden welke maatregelen toegepast worden en indien er nog steeds een geluidbelasting optreedt boven de 48 dB dan dienen hogere grenswaarden te worden toegekend.
De Wet geluidhinder vormt het wettelijk kader waarbinnen de aanleg en de reconstructie plaatsvindt. Daarin is te vinden op welke wijze het onderzoek plaats dient te vinden en welke geluidbelastingen wettelijk mogelijk zijn (zie voor meer informatie Bijlage 1 Akoestisch onderzoek, Bestemmingsplan Stadshagen I, Belvédèrelaan). Daarnaast speelt het gemeentelijk milieubeleid een rol. In dit beleid staat vermeld wanneer sprake is van een goed leefklimaat. Daarbij is rekening gehouden met de typering van het gebied. Stadshagen wordt in het gemeentelijk beleid getypeerd als een groenstedelijk gebied, de ambitie van de gemeente is 43 dB en de grenswaarde 53 dB. De grenswaarde vormt de basiswaarde die de gemeente in dit soort gebiedstypen wil garanderen.
In deze paragraaf wordt beschreven wat de geluidseffecten zijn als gevolg van de aanleg van de Belvédèretunnel en de doortrekking van de Belvédèrelaan. Deze effecten worden getoetst aan het gemeentelijk beleid en er wordt aangegeven welke maatregelen zijn onderzocht en worden doorgevoerd.
Verkeerseffecten
De afdeling verkeer van de gemeente heeft door middel van een modelberekening bepaald wat de effecten zijn als gevolg van de aanleg van de tunnel. Naast deze modelberekening is door middel van een verkeerstelling op de Belvédèrelaan geverifieerd of de verkeersgegevens uit de modelberekening correct zijn. Een tabel met de verkeersgegevens is opgenomen in deze paragraaf. Deze data zijn gebruikt in de geluidsberekeningen.
Voor de geluidbelasting zijn vooral die wegen relevant waar de verkeersintensiteit als gevolg van de aanleg van de weg en de tunnel significant toeneemt. In het akoestisch onderzoek is de toename bepaald door de verkeersintensiteiten van het jaar 2014 te vergelijken met de prognoses van 2024. De effecten zijn het gevolg van de aanleg van de tunnel maar ook door dat de groei van het autogebruik sterker toeneemt ten opzichte van eerdere prognoses, dit is de zogenaamde autonome ontwikkeling. Beide effecten worden meegenomen in het akoestisch onderzoek.
locatie | verkeersintensiteiten 2014 | verkeersintensiteiten 2024 (na realisatie plan) | |
Frankhuizerallee | 7860 | 3680 | |
Belvédèrelaan (Frankhuizerallee-Twistvlietpad) | 6590 | 7550 | |
Belvédèrelaan (Frankhuizerallee-Havezathenallee) | 4730 | 8610 | |
Havezathenallee zuid (gebied 1) | 4730 | 8190 | |
Havezathenallee midden 1 (gebied 2) | 4300 | 7850 / 6440 | |
Havezathenallee midden 2 (gebied 3) | 4700 | 7000 / 6440 | |
Havezathenallee noord (gebied 4) | 6950 | 7300 / 6730 | |
Doorgetrokken Belvédèrelaan (tunnel) | 0 | 11060 |
Op de Belvédèrelaan (bestaande wegvak, ten zuiden van het winkelcentrum) neemt de verkeersintensiteit toe met 3880 motorvoertuigen per etmaal. Op de Havezathenallee zuid (bestaande wegvak, parallel aan spoorlijn) neemt de verkeersintensiteit toe als gevolg van de autonome groei en de aanleg van de tunnel. De toename op dit deel van de Havezathenallee bedraagt 3460 motorvoertuigen per etmaal.
Op het noordelijk deel van de Havezathenallee (bestaande weg, wegvak dat is afgebogen van de spoorlijn) neemt de verkeersintensiteit in zeer geringe mate toe. De toename is echter zeer gering, namelijk 350 motorvoertuigen per etmaal. Indien de tunnel echter niet wordt aangelegd dan zal de toename 4100 motorvoertuigen per etmaal zijn in 2024 ten opzichte van 2014. Met andere woorden de tunnel zorgt ervoor dat op dit wegvak de toename aanzienlijk beperkt. Op de Frankhuizerallee tenslotte neemt de verkeersintensiteit af met 4180 motorvoertuigen per etmaal.
Geluidseffecten
Langs de bestaande wegen:
In het kader van de Wet geluidhinder zijn met name de negatieve effecten relevant. Op de Belvédèrelaan zuid neemt de geluidbelasting op de aanliggende woningen en school met 2,5 dB toe. Er is dus sprake van reconstructie in het kader van de Wet geluidhinder. De gevelbelasting bedraagt dan tussen de 50 en 56 dB.
Op de Havezathenallee zuid zal de aanleg van de tunnel en de autonome ontwikkeling leiden tot een toename van 2 tot 2,5 dB. De gevelbelasting bedraagt dan tussen de 53 en 56 dB. Ook hier is sprake van reconstructie in het kader van de Wet geluidhinder.
Op de Frankhuizerallee neemt de geluidbelasting af als gevolg van de afname van het verkeer. De geluidbelasting neemt met gemiddeld 3,5 dB af.
Langs de nieuwe weg:
Binnen het bestemmingsplangebied zelf worden geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt. De geluidbelasting is derhalve niet relevant. Wel zorgt de aanleg van het nieuwe wegvak ervoor dat de gevelbelasting op twee woningen aan de Havezathenallee en op de school aan de Wildwalstraat (nr. 38-40) de voorkeursgrenswaarde overschrijdt als gevolg van de aanleg en het gebruik van de nieuwe weg. De maximale waarde bedraagt 51 dB (Lden).
Omdat de toename van de geluidbelasting meer dan 2 dB bedraagt is er sprake van reconstructie in het kader van de Wet geluidhinder. Daarnaast voldoet de optredende geluidbelasting niet aan de grenswaarde van het gemeentelijk gebiedsgerichte milieubeleid. Het gemeentelijk beleid staat namelijk maximaal 53 dB toe terwijl er ter hoogte van de aansluiting van de Havezathenallee - Belvédèrelaan gevelbelastingen van 56 dB optreden. Onderzoek naar maatregelen is noodzakelijk.
Onderzoek maatregelen
In het algemeen zal men eerst bronmaatregelen toepassen en wanneer deze niet haalbaar zijn zal men maatregel in het tussengebied toepassen. Bij bronmaatregelen kan gedacht worden aan de verlaging van de snelheid of toepassen van geluidarm asfalt. Bij maatregelen in het overdrachtsgebied ligt een geluidwal of -scherm voor de hand. Zijn al dit soort maatregelen niet toepasbaar of haalbaar dan zijn hogere grenswaarden mogelijk. Dit betekent dat er een ontheffing wordt verleend van de voorkeursgrenswaarde. De wettelijk toegestane binnenwaarde dient wel gewaarborgd te worden, is dit niet mogelijk dan zullen er gevelmaatregelen toegepast moeten worden.
In dit geval is het toepassen van geluidarm asfalt niet aan de orde omdat er op de Havezathenallee en op de Belvédèrelaan waar mogelijk reeds geluidarm asfalt is toegepast.
De maatregelen die wel onderzocht zijn en in eerste instantie als haalbaar worden aangemerkt zijn:
Tevens is onderzocht of de verschillende verkeersontwerpen die voor de aansluiting Havezathenallee - Belvédèrelaan zijn gemaakt akoestisch verschillen.
Akoestische effecten van de voorgestelde maatregelen:
Conclusie
Het aanbrengen van een geluidsscherm van 2,5 tot 3 meter hoogte langs de Havezathenallee leidt tot een geluidreductie van gemiddeld 2 dB op de begane grond. Hiermee wordt het negatieve (geluid)effect als gevolg van de aanleg van de tunnel en autonome ontwikkelingen op de begane grond grotendeels teniet gedaan. Omdat een dergelijk scherm op stedenbouwkundige en verkeerskundige bezwaren stuit is besloten een dergelijk scherm niet toe te passen.
Het reduceren van de snelheid van 50 km/uur naar 30 km/uur heeft een effect van 2 tot 3 dB reductie. Met deze maatregel wordt de toename van de geluidbelasting dus weggenomen.
Bij het reduceren van de snelheid van 50 naar 30 km/uur op de Havezathenallee zal de verkeersintensiteit ook beïnvloed worden. Het verkeer zal andere routes kiezen en het verkeerskundige effect van deze maatregel is (nog) niet onderzocht. Het is ook mogelijk dat in andere delen van Stadshagen de verkeersintensiteit, en daarmee de geluidbelasting, toeneemt.
Op de Havezathenallee is waar mogelijk reeds stil asfalt toegepast, namelijk Microtop 0/6 en Redufalt. Uit het overzicht blijkt dat deze reeds tot de top 10 behoren qua geluidsreductie. In theorie zijn er nog stillere asfaltsoorten maar dit levert ten opzichte van Microtop 0/6 een reductie op van slechts 0,5 dB. Het weghalen van het aanwezig Microtop 0/6 en vervangen door een nog stilstere wegdeksoort is niet doelmatig en zal leiden tot kapitaalvernietiging indien dit wordt gedaan voor het einde van de levensduur. Daarnaast dient ook gekeken te worden naar de beheerskosten van een stiller asfaltsoort.
Geconcludeerd kan worden dat er waar mogelijk reeds stille asfaltsoorten worden toegepast. In theorie stiller asfalt levert weinig winst op. Deze maatregel is dus reeds van toepassing. Op de nieuw aan te leggen weg zal stil asfalt worden toegepast om de geluidbelasting op met name de school te verminderen.
Op basis van bovenstaande conclusies is besloten geen aanvullende maatregelen te treffen en hogere waarden toe te kennen voor de woningen waar de geluidbelasting meer dan 2 dB toeneemt. De exacte adressen zijn opgenomen in bijlage 3 van het Akoestisch onderzoek, welke bij de toelichting van dit bestemmingsplan is gevoegd.
Bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met de luchtkwaliteitseisen van Wet milieubeheer. Ter beoordeling van het effect van het plan op de luchtkwaliteit is gekeken naar de concentraties fijn stof in de huidige situatie (aan de hand van monitoringstool NSL) en de situatie na de reconstructie aan de hand van berekeningen.
In de huidige situatie bedraagt de concentratie voor fijn stof op de Havezathenallee 19,5 µg/m3. Na de reconstructie van de Belvédèrelaan zal de concentratie van fijn stof 20,3 µg/m3 bedragen. De wettelijke norm voor fijn stof is 40 µg/m3. De concentratie van fijn stof na de reconstructie ligt daarmee ruimschoots onder de wettelijke norm.
Het 'Besluit kwaliteitseisen externe veiligheid inrichtingen milieubeheer' (Bevi) is op 27 oktober 2004 in werking getreden. Hierin zijn de normen voor de maximaal toelaatbare en aanvaardbare risico's als gevolg van de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of vervoersassen van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water en via buisleidingen vastgelegd.
In de omgeving van het plangebied zijn in beginsel geen risicovolle inrichtingen, transportroutes ten behoeve van het vervoer van gevaarlijke stoffen en hogedruk buisleidingen gelegen die de planontwikkeling nadelig kunnen beïnvloeden.
Uit een inventarisatie is gebleken dat de Hasselterweg niet is aangewezen als routering gevaarlijke stoffen als onderdeel van het landelijke basisnet. Verder zijn er in de omgeving (binnen een straal van 1000 meter) van het te ontwikkelen plangebied geen risicovolle inrichtingen gelegen. Het Zwolle-IJsselkanaal en het Zwarte Water zijn als "groene routes" aangewezen in het Basisnet waarvoor geldt dat er vanuit externe veiligheid geen beperkingen aan de omgeving wordt opgelegd. De afstand tot het te ontwikkelen plangebied bedraagt tenminste 400 meter en heeft geen invloed op plangebied.
Externe veiligheid levert geen beperkingen op voor de ontwikkeling die het bestemmingsplan beoogt.
De Flora- en faunawet (Ffwet) is sinds 1 april 2002 van kracht. De wet regelt de bescherming van de in het wild levende planten en dieren in Nederland met het oog op de instandhouding van soorten. Dit betreft soorten, die zijn aangemerkt als beschermd op basis van de Ffwet. Om de instandhouding van de beschermde soorten te waarborgen, moeten negatieve effecten op de instandhouding worden voorkomen. Hiertoe zijn in de wet verschillende verbodsbepalingen geformuleerd. Overtreding van een verbodsbepaling is alleen toegestaan met een ontheffing op basis van de Ffwet (artikel 75). Op 10 september 2004 is het 'Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Ffwet en enkele andere wijzigingen' in werking getreden. In dit besluit zijn de volgende drie categorieën opgenomen:
Ontheffingsaanvragen op basis van categorie 1 en 2 worden getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort' (de zogenaamde lichte toets). Ontheffingsaanvragen op basis van categorie 3 krijgen te maken met de 'uitgebreide toets'. Dit houdt in dat wordt getoetst op drie criteria, te weten 1) er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang, 2) er is geen alternatief en 3) doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort. Aan alle criteria moet worden voldaan.
Plangebied
Het deel van het plangebied ten zuidwesten van de spoorbaan Zwolle-Kampen ligt in dit bestemmingsplan Stadshagen II. Deze gronden zijn momenteel braakliggend, zie ook paragraaf 2.1.4 Functionele structuur.
In het kader van het MER Stadshagen II en het bestemmingsplan Stadshagen II is onderzoek gedaan naar de gevolgen van de planontwikkeling voor de ecologie, in verband met de aanwezige flora en fauna.
In dat kader is geconstateerd dat de ontwikkeling van Stadshagen II leidt tot een significante afname van weidevogels in de polder Mastenbroek. Hiervoor zijn compenserende maatregelen getroffen, buiten het plangebied van Stadshagen II. Daarnaast zijn mitigerende maatregelen genomen ter bescherming van de flora en fauna.
Waterstructuur
De verlenging van de Belvédèrelaan naar de zuidzijde van de spoorlijn Kampen-Zwolle doorsnijdt een aantal bestaande watergangen. Voor een goede waterhuishouding is het essentieel dat de afvoer van deze watergangen gewaarborgd blijft.
Waterkeringen
Het plangebied ligt niet in de directe nabijheid van een waterkering.
Waterwinning
Het plangebied ligt niet in een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied.
Quickscan
Het plangebied (zie figuur 1) is gelegen in dijkring 10, Mastenbroek. Deze dijkring wordt omsloten door de IJssel aan de westzijde, tussen Zwolle en IJsselmuiden, door het Zwarte Meer aan de noordzijde tussen IJsselmuiden en Genemuiden en door het Zwarte Water aan de oostzijde tussen Genemuiden en Zwolle. Omdat het bestemmingsplan ruimte biedt aan de ontwikkeling van niet incidentele overstromingsgevoelige functies en omdat het plangebied gelegen is in dijkring 10 is een overstromingsrisicoparagraaf met daarbij aandacht voor het zwaarwegend maatschappelijk belang verplicht.
Figuur 1: dijkring 10 in Zwolle
Risico-inventarisatie
Voor de keringen van dijkring 10 is de overschrijdingskans genormeerd op 1/2.000e per jaar. In het project Veiligheid Nederland in Kaart wordt de actuele kans op een overstroming per jaar groter dan 1% geschat. Indien de geïdentificeerde zwakke plekken in de dijkring zijn aangepakt bedraagt de geschatte overstromingskans 1/400e per jaar (Rijkswaterstaat DWW & Jacobs, 2005). Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte, in het plangebied, voor dijkring 10 tijdens een overstroming, geschat tussen de 0,8 en 2,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep (figuur 2).
Figuur 2: Maximale waterdiepte tijdens een overstroming
Afhankelijk van de locatie waar een dijk doorbreekt zal water dijkring 10 binnen stromen. In figuur 3 zijn de twee maatgevende locaties Westenholte en IJsselmuiden weergegeven met de snelheid waarmee het water dijkring 10 instroomt. Bij een dijkdoorbraak op deze locaties zal dit leiden tot de waterstand weergegeven in figuur 2. Afhankelijk van de locatie binnen dijkring 10 kan het wenselijk zijn om maatregelen dan wel voorzieningen te treffen.
Figuur 3: boven: dijkdoorbraak IJsselmuiden, onder: dijkdoorbraak Westenholte (Zwolle)
Maatregelen
Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijkringen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en).
Bij de uitvoering van de ontwikkeling kan worden gedacht aan het opnemen van de navolgende voorzieningen:
Duurzaam bouwen
Op 8 januari 2007 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie Duurzaam Bouwen vastgesteld.
Het beleid is van toepassing op gebouwen en grond-, weg- en waterbouw en is erop gericht dat overal een minimaal niveau voor duurzaamheid bereikt moeten worden. Door middel van GPR Gebouw wordt het niveau van duurzaamheid van een gebouw bepaald. GPR (Gemeentelijke Praktijk Richtlijn) Gebouw is een computerprogramma dat ontwerpgegevens van een gebouw omzet in kwaliteit- en duurzaamheidprestaties, verdeeld over de thema's energie, milieu (materialen), gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Het programma is bruikbaar voor zowel woningbouw als utiliteitsbouw.
Voor nieuwbouw geldt een GPR = 7. Een GPR van minimaal 7 komt overeen met de toepassing van de vaste, kostenneutrale maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzame (Utiliteits)bouw (maatregelen, die altijd technisch goed toepasbaar zijn en in de regel kostenneutraal zijn).
Door het plangebied lopen ondergrondse hoofdtransportleidingen voor drinkwater en een gasdrukpijpkabelverbinding (hoogspanningsleiding).
Historie
In de bestaande situatie wordt De Tippe met de rest van Stadshagen voor de auto indirect verbonden via de Hasselterweg. Voor de fietser en voetganger zijn er drie rechtstreekse verbindingen over/onder het spoor gerealiseerd. Deze keuze is in het verleden gemaakt vanuit het principe om het fietsen en lopen te stimuleren en het gebruik van de auto te ontmoedigen.
De afgelopen jaren hebben de zogenaamde 'knippen' in Stadshagen geleid tot een brede maatschappelijke en politieke discussie. In 2010 heeft het gemeentebestuur opdracht gegeven aan Bureau Goudappel Coffeng onderzoek te doen naar de mogelijkheden en consequenties van de knip(pen) in Stadshagen.
Eén van de aanbevelingen uit hun rapport was:
"Het is het de moeite waard om bij de realisering van de nieuwe wijken zoals De Tippe te onderzoeken of een aantal 'weeffoutjes' in de huidige verkeersstructuur van Stadshagen kunnen worden verzacht of weggenomen." Geadviseerd werd om de keuze voor een nieuwe autoverbinding tussen de Tippe (Hasselterweg) en het centrum van Stadshagen zorgvuldig te heroverwegen, omdat hiermee mogelijk de verkeersstructuur van Stadshagen en met name de verkeerssituatie rondom de Frankhuizerallee verbeterd kan worden.
In 2011 heeft de raad het besluit genomen tot realisatie van een verbinding tussen de Hasselterweg en het centrum van Stadshagen, via de Tippe.
Bij de keuze voor het wel realiseren van een autoverbinding waren twee locaties mogelijk:
Een autoverbinding bij de Havezathenallee-Tippe-centrum trekt naast bestemmingsverkeer veel doorgaand verkeer, rond de 6.000 mvt/dag. Er zijn dan aanvullende maatregelen nodig (eenrichtingsverkeer, interne en externe ontsluitingslus, interne knip) om sluipverkeer te voorkomen en de leefbaarheid en verkeersveiligheid van de woonbuurt(en) te kunnen waarborgen.
Een autoverbinding bij de Belvédèrelaan-Tippe-zuid trekt ongeveer evenveel verkeer (rond de 7.700 mvt/dag), blijkt uit modelberekeningen. Ook deze oplossing voldoet aan de wens om een rechtstreekse verbinding met het centrum van Stadshagen te hebben, zonder dat er zich problemen met sluipverkeer door De Tippe zullen voordoen. Tevens kan de verkeersstructuur in De Tippe simpel en eenduidig worden ingericht en met minder wegen worden volstaan. Verder wordt hiermee een logische en rechtstreekse verbinding tussen het centrum van Stadshagen en de Hasselterweg gecreëerd. De modelberekeningen laten zien dat de consequenties voor verkeersveiligheid en leefbaarheid (geluid) in de rest van Stadshagen naar verwachting beperkt blijven, terwijl de intensiteit op de Frankhuizerallee sterk wordt verminderd. Tot slot wordt met het realiseren van deze verbinding de totale verkeersstructuur van Stadshagen verbeterd. Verkeerskundig en stedenbouwkundig gezien heeft deze autoverbinding dan ook de voorkeur ten opzichte van een locatie bij de Havezathenallee-Tippe-centrum.
Met het besluit van Gedeputeerde Staten van Overijssel om niet te kiezen voor vertramming van de Kamperlijn, maar de bestaande spoorverbinding aan te passen ontstond de noodzaak voor de aanleg van een tunnel in plaats van een overweg.
Uit nadere studie is gebleken dat het toevoegen van een tunnel voor het autoverkeer naast de bestaande fietstunnel Belvédèrelaan-Rozenpad ruimtelijk en verkeerskundig inpasbaar en haalbaar is.
Als onderdeel van de aanpassing van de Kamperlijn hebben Provinciale Staten van Overijssel en de Gemeenteraad van Zwolle eind 2013 besloten tot het realiseren van een tunnel voor het autoverkeer ter plekke van het nieuw station inclusief de bijbehorende maatregelen. Op basis van dat besluit wordt dit bestemmingsplan opgesteld om daarmee de realisatie planologisch mogelijk te maken.
Het plangebied omvat globaal bezien gronden rond de driehoek Havezathenallee, Belvédèrelaan-Rozenpad, spoorbaan Zwolle-Kampen. Voor de exacte begrenzing is de plankaart te raadplegen.
Verkeersplan
Het plan dat nu voorligt voorziet in de aanleg van een tunnel voor autoverkeer gecombineerd met een tweede verbinding voor fietsers en voetgangers aan de noordzijde van de tunnel. De aansluitende wegvakken worden eveneens in dit plan meegenomen.
De tunnel kruist de spoorlijn, het station Stadshagen en de parallelweg ongelijkvloers.
De aansluiting van de Havezathenallee op de Belvédèrelaan inclusief de fietsoversteek wordt gereconstrueerd en veiliger gemaakt.
Aan de zijde van De Tippe eindigt het wegvak op een rotonde die de verbinding vormt naar de Hasselterweg en tevens het verdeelpunt voor het autoverkeer naar de andere bestemmingen in De Tippe. De rotonde zorgt voor een veilige en rustige verkeersafwikkeling voor alle verkeersdeelnemers op dit punt.
Over het laatste ontwerp van de verkeersstructuur is onderzoek uitgevoerd door Veilig Verkeer Nederland. Zij onderschrijven dat het ontwerp verkeersveilig is. Het Verkeersonderzoek Veilig Verkeer Nederland is als Bijlage 3 opgenomen bij de toelichting.
Het station krijgt diverse voorzieningen voor treinreizigers die te voet, per fiets of per auto naar de trein komen. Er komen haal- en brengplekken, een wachtruimte en voldoende veilige en comfortabele stallingsplaatsen voor fietsen en parkeerplaatsen voor auto's.
In de directe omgeving van het station zijn overstaphaltes voor stad- en streekbus gesitueerd.
Het verkeersbeeld ter plekke en in de omgeving zal als gevolg van deze nieuwe verbinding wijzigen. In onderstaande tabel is de verwachte verandering in de intensiteiten van het autoverkeer voor en na de openstelling van de tunnel weergegeven.
locatie | verkeersintensiteiten 2014 | verkeersintensiteiten 2024 (na realisatie plan) | |
Frankhuizerallee | 7860 | 3680 | |
Belvédèrelaan (Frankhuizerallee-Twistvlietpad) | 6590 | 7550 | |
Belvédèrelaan (Frankhuizerallee-Havezathenallee) | 4730 | 8610 | |
Havezathenallee zuid (gebied 1) | 4730 | 8190 | |
Havezathenallee midden 1 (gebied 2) | 4300 | 7850 / 6440 | |
Havezathenallee midden 2 (gebied 3) | 4700 | 7000 / 6440 | |
Havezathenallee noord (gebied 4) | 6950 | 7300 / 6730 | |
Doorgetrokken Belvédèrelaan (tunnel) | 0 | 11060 |
Categorisering van wegen
Het plangebied omvat de nieuw aan te leggen tunnel in de Belvédèrelaan onder het de spoorbaan Zwolle-Kampen inclusief de aansluiting van de Havezathenallee en de nieuwe verbindingsweg door De Tippe naar de aansluiting op de Hasselterweg. Tevens wordt het nieuwe station Stadshagen met bijbehorende voorzieningen in het plan opgenomen.
Met de aanleg van de nieuwe verbindingsweg van de Belvédèrelaan onder het spoor door naar de Hasselterweg wordt een nieuwe ontsluiting aan de ontsluitingsstructuur van Stadshagen toegevoegd. De verlenging van de Belvédèrelaan wordt gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg B met het snelheidsregime van maximaal 50 km/uur. Dit is gelijk aan de situatie op de al bestaande Belvédèrelaan.
Fietsverkeer
De Belvédèrelaan is in het fietsroutenetwerk (zie paragraaf 3.3 Verkeersbeleid) één van de hoofdfietsroutes die de wijk Stadshagen verbindt met de wijk Westenholte en beide wijken een directe aansluiting geeft op het nieuwe station.
Openbaar vervoer
Het nieuwe treinstation op de spoorverbinding Zwolle-Kampen is naast Zwolle-Centraal het enige andere treinstation in Zwolle. Het biedt twee keer per uur een directe treinverbinding met station Zwolle-Centraal en Kampen/IJsselmuiden.
Hulpdiensten
De tunnel wordt geschikt voor het gebruik door hulpdiensten. Hiermee wordt de bereikbaarheid van de wijk Stadshagen door hulpdiensten verbeterd. Bij de planontwikkeling wordt rekening gehouden met het gebruik van de tunnel door hulpdiensten (eisen aan onderdoorgangshoogte en -breedte).
Parkeren
Voor wat betreft voorstadhaltes betreft dit plan voor Zwolle een ontwikkeling welke tot op heden niet eerder is voorgekomen. Zodoende is er binnen Zwolle geen specifieke norm of referentie voor wat betreft parkeerplaatsen bij een dergelijke voorziening. Op basis van informatie van ProRail en NS over het aantal in- en uitstappers en referenties (andere voorstadhaltes) kan er geen eenduidige norm worden ontdekt. Dit gegeven de kenmerken van de specifieke situatie van een voorstadhalte (stedelijk gebied, werkgebied, enz.).
Hierom is gekeken hoeveel parkeerplaatsen elders in het land bij voorstadhaltes gesitueerd zijn. Van een 4-tal voorstadhaltes (Colmschate (Deventer), De Riete (Almelo), Groningen Noord en Schothorst (Amersfoort)) en een 5-tal stations (Wezep, Heino, Raalte, Velp en Oosterbeek) zijn de parkeerplaatsen geteld. Deze varieerden tussen een 10-tal parkeerplaatsen tot circa 85 stuks in Schothorst.
Op basis van de Onderzoeksnotitie parkeren welke als Bijlage 2 bij de toelichting is opgenomen is voldoende parkeergelegenheid beschikbaar voor het openbaar vervoerstation.
De locatie van de 30 te realiseren parkeerplaatsen aan de Bergentheimstraat zijn in het plangebied opgenomen. Buiten het plangebied, langs de Bergentheimstraat, zijn daarnaast 48 parkeerplaatsen in dubbelgebruik beschikbaar.
Water
De watergang ten zuiden van de spoorlijn Kampen-Zwolle wordt iets ingekort in verband met de aanleg van de tunnel, echter dit leidt niet tot waterhuishoudkundige problemen.
Drooglegging
In plangebied wordt een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 meter gehanteerd. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld.
Grondwateroverlast als gevolg van afwijkende aanleghoogten is voor verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers. Om een goed inzicht te krijgen in het grondwatersysteem wordt geadviseerd om in overleg met het waterschap zo spoedig mogelijk te starten met een grondwateronderzoek. Dit kan in eerste instantie op basis van bestaande peilbuizen binnen of in de omgeving van het plangebied. Indien noodzakelijk kunnen nieuwe peilbuizen worden geplaatst.
Riolering
Afvalwater
Er is geen sprake van afvoer van afvalwater binnen het plangebied.
Hemelwater
Het hemelwater van de (openbare) verharding wordt via IT-riolen ingezameld. Dit water wordt binnen het plangebied geborgen (met 4,5 mm berging) en geïnfiltreerd in de bodem, waarbij het overtollige hemelwater wordt geloosd op de bestaande watergangen. Hierbij moet rekening worden gehouden dat het hemelwater dat tot afstroming komt van de verharding van de verlenging van de Belvédèrelaan ten zuiden van de spoorlijn Kampen-Zwolle op termijn deel uit gaat maken van een ontwikkeling waarbij het hemelwater naar - nog in te richten - centrale vijvers wordt afgevoerd.
Het hemelwater dat via de tunnel(bak) wordt ingezameld, wordt met een gemaal (75 mm per uur met een pendelberging van 30 mm) afgevoerd naar watergang VR.15.354.
Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 20. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Stadshagen I, Belvédèrelaan zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Stadshagen I, Belvédèrelaan.
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:
Gevolgd door de volgende bijlagen:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels:
De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:
Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:
Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.
Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.
Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.
De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:
Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.
In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.
Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.
De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.
De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximum goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximum bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.
De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 12 Algemene procedureregels.
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.
De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.
Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro
De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.
Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingsregel opgenomen.
Toelichting op de regels voor dubbelbestemmingen:
Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.
Deze bestemmingen liggen als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.
De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.
In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel;
Artikel 10 Algemene bouwregels;
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels;
Artikel 12 Algemene procedureregels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:
In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.
Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.
Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.
Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.
Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:
Uitgangspunten:
Deze bestemming is opgenomen voor het gebied met gebiedsontsluitingswegen en voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden met een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer. De inrichting hiervan is 1 rijbaan met 2 rijstroken met waar nodig in- en uitvoegstroken.
Ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoerstation' is de bestaande mogelijkheid voor het station Stadshagen opgenomen.
Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is de onderdoorgang mogelijk ten behoeve van het gemotoriseerd en langzaam verkeer.
Artikel 5 Verkeer - Erftoegangsweg
Deze bestemming is opgenomen voor het verkeers- en verblijfsgebied met een erftoegangsfunctie. Het heeft een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied. Behalve de rijbanen zelf worden ook de bijbehorende bermen, voetpaden, fietspaden en parkeerplaatsen in de bestemming opgenomen. Ook groenvoorzieningen en speelvoorzieningen zijn als onderdeel van de verblijfsfunctie mogelijk in deze bestemming. Binnen deze bestemming mogen ook gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.
Artikel 6 Verkeer - Railverkeer
Deze bestemming is opgenomen voor het gronden van de spoorbaan Zwolle-Kampen. Naast spoor- en tramwegvoorzieningen is de grond ook bestemd voor een openbaar vervoerstation en daaraan ondergeschikte voorzieningen.
Deze bestemming valt samen met andere bestemmingen en wordt daarom dubbelbestemming genoemd. Deze dubbelbestemming omvat het in het plangebied gelegen (deel van het) ondergrondse net van hoofdtransportleidingen voor de drinkwatervoorziening.
Op grond van de Drinkwaterwet, welke sinds 1 juli 2011 van kracht is, is de bescherming van drinkwaterbelangen een belangrijke eis die wordt opgelegd aan bestuursorganen. Voor de bescherming van de cruciale hoofdwatertransportleidingen, heeft Vitens de gemeente een digitaal bestand met de bedoelde hoofdwatertransportleidingen toegezonden. De leidingen zijn conform dit bestand opgenomen.
Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, nadat advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.
De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Artikel 10 Algemene bouwregels
In dit artikel wordt geregeld dat een bouwplan moet voorzien in voldoende ruimte voor parkeren, laden en lossen. Wat voldoende is, is concreet bepaald in dit artikel. Dit in verband met het ontbreken van eenduidige parkeernormen voor voorstadhaltes. Zie hierover ook paragraaf 5.3, onder 'Parkeren'.
Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van het algemene parkeerbeleid.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.
Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.
Artikel 12 Algemene procedureregels
Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.
Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.
Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.
Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.
Bijlage 1 Lijst met horecacategorieën
Dit betreft een Lijst met horecacategorieën, welke toelaatbaar zijn in de bestemming 'Verkeer - Railverkeer'. Het is een algemene lijst, welke toegepast wordt in de Zwolse bestemmingsplannen. Per bestemming wordt bepaald welke categorieën toelaatbaar zijn.
De bestemmingsregels zijn op een dusdanige wijze geformuleerd, dat de handhaving van het bestemmingsplan voor een ieder duidelijk kan zijn. Dit is met name gelegen in de formulering van de specifieke gebruiksregels, waarin een opsomming is opgenomen van de verschillende manieren van gebruik van gronden en bouwwerken die in ieder geval in strijd zijn met de bestemming.
Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 20.
Grondexploitatie
Voor het voorliggende bestemmingsplan Stadshagen I, Belvederelaan wordt geen exploitatieplan opgesteld. De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan en de uitvoeringskosten van het project worden gedekt zoals omschreven in het raadsbesluit 'Toekomst Kamperlijn' (OW1310-0125). Dit besluit is vastgesteld door de gemeenteraad op 16 december 2013. Hierin zijn de benodigde financiële middelen voor het gezamenlijke project veiliggesteld. Met dit raadsbesluit is de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan Stadshagen I, Belvederelaan dan ook verzekerd.
Op 2 april 2015 is het voorontwerpbestemmingsplan Stadshagen I, Belvédèrelaan in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening naar vooroverleginstanties verzonden met het verzoek om uiterlijk 1 mei 2015 schriftelijk te reageren. Tevens is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan belangenorganisaties die betrokken zijn bij de ontwikkeling van het plangebied.
Het voorontwerpbestemmingsplan is toegezonden aan de volgende 13 instanties en organisaties:
De reacties van de vooroverleginstanties en belangenorganisaties zijn hieronder samengevat en beantwoord. Dit betreft de nummers 1 tot en met 4. Van de overige organisaties is geen reactie ontvangen.
1. Provincie Overijssel
opmerking 1:
In paragraaf 4.2.5 van de toelichting wordt een beeld geschetst van de overstromingsrisico's ter plaatse en wordt geconstateerd dat daarmee rekening moet worden gehouden. De provincie Overijssel geeft aan in te kunnen stemmen met de uitgebreide analyse. Wel wordt aangegeven dat er een beschrijving mist van de wijze waarop in het plan rekening wordt gehouden met de risico's.
reactie:
Bij de realisatie van de tunnel kunnen enkele maatregelen worden toegepast om rekening te houden met het overstromingsrisico. Deze worden toegevoegd aan paragraaf 4.2.5 in de toelichting.
opmerking 2:
In paragraaf 5.3 van de toelichting onder het kopje Openbaar Vervoer staat dat 3x per uur een treinverbinding naar Zwolle en naar Kampen wordt gerealiseerd. Dit moet zijn 2x per uur.
reactie:
Dit was abusievelijk verkeerd in de tekst vermeld. De tekst in paragraaf 5.3 van de toelichting wordt hierop aangepast.
2. Veiligheidsregio IJsselland
opmerking:
De Veiligheidsregio IJsselland adviseert om in het bestemmingsplan op te nemen dat de tunnel geschikt is voor brandweervoertuigen. Dit betekent onder andere eisen aan doorgangshoogte en -breedte. De tunnel zou de bereikbaarheid van een deel van Stadshagen, waaronder verpleeghuis het Zonnehuis, verbeteren. Daarnaast adviseert de Veiligheidsregio IJsselland om de hulpdiensten bij de verdere uitwerking van de plannen voldoende te betrekken vanwege deze bereikbaarheid.
reactie:
De tunnel wordt schikt voor gebruik door hulpdiensten. Bij de verdere uitwerking wordt het gebruik door hulpdiensten bij de planontwikkeling betrokken. De minimale eisen aan doorgangshoogte en -breedte voor bereikbaarheid door hulpdiensten uit de 'Handreiking bluswater en bereikbaarheid' worden hierbij in acht genomen. In paragraaf 5.3 van de toelichting wordt een tekst toegevoegd over gebruik van de tunnel voor hulpdiensten.
De tunnel is ter plaatse van de bestemming Verkeer bestemd voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer. Dit is opgenomen in de regels van de bestemming Verkeer. Onder gemotoriseerd verkeer valt ook het gebruik door hulpdiensten. Het is daarom niet nodig de regels hierop bij te stellen.
3. ProRail
opmerking 1:
De gronden ter plaatse van zowel de autoverkeer-tunnel als de naastliggende fietstunnel hebben geen bestemming 'Verkeer - Railverkeer', maar een aanduiding 'openbaar vervoersstation' binnen de bestemming 'Verkeer' en 'Verkeer - Erftoegangsweg'. Dit doet volgens ProRail geen recht aan de bestaande situatie en is wat ProRail betreft niet wenselijk voor de toekomstige situatie. Gesteld wordt dat het de helderheid en leesbaarheid van het plan niet ten goede dat het spoor binnen 3 verschillende bestemmingen geregeld wordt. Volgens ProRail zijn enkele bouwregels voor het ov-station verschillend binnen de drie afzonderlijke bestemmingen. Aangegeven wordt dat de gehele spoorbaan een primaire bestemming 'Verkeer - Railverkeer' zou moeten hebben, waarbinnen een eventuele aanduiding 'openbaar vervoersstation' is opgenomen. De twee tunnels kunnen dan met een aanduiding of dubbelbestemming worden opgenomen.
reactie:
De spoorweg en het openbaar vervoerstation zijn in het bestemmingsplan positief bestemd.
Ter plaatse van de tunnel zijn de functies voor het verkeer en het railverkeer nevengeschikt aan elkaar bestemd in de regels van de bestemmingen 'Verkeer' en 'Verkeer - Erftoegangsweg'.
Bij het bestemmen van ongelijkvloerse kruisingen (wegen, waterwegen, spoorwegen) hanteert de gemeente Zwolle het uitgangspunt om de bestemming van de onderste functie te hanteren bij het positief bestemmen van twee verschillende functies. Hierbij worden de functies in de regels nevengeschikt aan elkaar bestemd. Dit is in de Zwolse bestemmingsplannen uniform toegepast.
Voorbeelden hiervan zijn:
Om die reden is voor de bestaande langzaamverkeerstunnel momenteel de bestemming Verkeer - Erftoegangsweg van toepassing, zoals vastgelegd in het bestemmingsplan Stadshagen I.
Zoals gezegd zijn de spoorweg en het openbaar vervoerstation ter plaatse van de ongelijkvloerse kruising met de weg positief bestemd. Namelijk, in de bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Verkeer' is opgenomen dat de betreffende gronden bestemd zijn voor het spoorverkeer en een onderdoorgang ten behoeve van langzaam verkeer ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' en voor een openbaar vervoerstation ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoerstation'.
Gelet op het bovenstaande is er geen noodzaak om de bestemmingen te moeten wijzigen.
opmerking 2:
Eventueel is een dubbelbestemming verkeer-railverkeer ook denkbaar tpv de onderdoorgangen, maar dit heeft niet onze voorkeur. In ieder geval is de huidige regeling, waarbij railverkeer valt binnen de aanduiding onderdoorgang (artikel 4.1c en 5c), niet wenselijk.
reactie:
Over de dubbelbestemming in zijn algemeenheid het volgende. De bestemmingsplansystematiek (SVBP) die landelijk is voorgeschreven (art. 1.2.6 Bro) geeft een limitatieve lijst met hoofdgroepen van dubbelbestemmingen (Leiding, Waarde, Waterstaat). Railverkeer betreft een functie waarvan de ruimtelijk relevante belangen voldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd. Het opnemen van een dubbelbestemming voor de spoorweg is om die reden geen optie. Zie verder reactie bij opmerking 1.
opmerking 3:
Aan de oostkant van het plangebied is sprake van een beschermingszone tbv een waterleiding 'Leiding - Water'. Hoewel in artikel 8.1 staat dat de gronden mede bestemd zijn voor andere daar voorkomende bestemmingen, mag een perron (bouwwerk) volgens 8.2 niet gebouwd worden in de beschermingszone van de waterleiding. Terwijl de gronden wel een aanduiding openbaar vervoersstation hebben. Ook andere bouwwerken of gebouwen (denk aan abri's of wachtruimten) die (dus) niet ten dienste zijn van de bestemming 'Leiding - Water' zijn, zijn hier nu niet toegestaan.
reactie:
In het betreffende gebied is een waterleiding aanwezig. Op grond van de Drinkwaterwet, welke sinds 1 juli 2011 van kracht is, is de bescherming van drinkwaterbelangen een belangrijke eis die wordt opgelegd aan bestuursorganen.
Om de leiding te kunnen handhaven en onderhouden dient de bereikbaarheid van deze leiding te allen tijde gegarandeerd te worden. Hiertoe is een beschermingszone rond de leiding op de verbeelding opgenomen, waarbinnen bij de uitvoering van werkzaamheden rekening dient te worden gehouden met de leiding.
De beschermingszone heeft in onderhavig bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Leiding - Water' gekregen. In de regels zijn bepalingen opgenomen ter bescherming van de belangen van de drinkwatertransportleiding. In beginsel zijn in de beschermingszone geen bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen toegestaan, om de bereikbaarheid van de drinkwaterleiding te kunnen garanderen.
Hiervan kan worden afgeweken wanneer er geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de ondergrondse watertransportleiding en er vooraf advies wordt ingewonnen van de betrokken leidingbeheerder.
Over de aanwezigheid van de waterleiding in relatie tot de planontwikkeling vindt afstemming plaats met ProRail.
Ter verduidelijking wordt paragraaf 6.3 van de toelichting aangevuld met een toelichtende tekst over de dubbelbestemming 'Leiding - Water'.
opmerking 4:
In de regels is een leiding hoogspanning opgenomen, maar deze staat niet op de verbeelding.
reactie:
Op de verbeelding was de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' inderdaad nog niet opgenomen. Na verificatie van de exacte ligging van de hoogspanningsverbinding is deze nu opgenomen op de verbeelding door middel van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning'.
opmerking 5:
Volgens de tekening 'Frankhuis Belvédèretunnel, Ontwerp Belvédèretunnel, Voorontwerp 14-10-2014' zijn er fietsenstallingen voorzien. Vallen deze onder de noemer 'parkeervoorzieningen' binnen de bestemmingen 'Verkeer' en 'Verkeer - Erftoegangsweg'?
reactie:
Binnen de bestemmingen 'Verkeer' en 'Verkeer - Erftoegangsweg' zijn inderdaad fietsenstallingen toegestaan onder de noemer 'parkeervoorzieningen'.
4. TenneT TSO B.V.;
opmerking:
In het plan zijn wel de regels opgenomen voor de gasdrukpijpkabel maar op de verbeelding is geen dubbelbestemming te vinden. TenneT verzoekt om dit aan te passen op de verbeelding.
reactie:
Op de verbeelding was de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' inderdaad nog niet opgenomen. Na verificatie van de exacte ligging van de hoogspanningsverbinding is deze nu opgenomen op de verbeelding door middel van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning'.