direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Westenholte
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP14009-0004

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Dit bestemmingsplan Westenholte biedt een actuele juridisch-planologische regeling voor de wijk Westenholte.

De gemeente Zwolle heeft onder het project 'Zwolle op Orde' van 2003-2013 een grote inhaalslag gemaakt in het actualiseren van bestemmingsplannen. Voor grote delen van de stad, waarbij in grote lijnen de wijkindeling is gevolgd, en voor het buitengebied zijn de planologische regelingen herzien. De bestemmingsplannen die onder het project Zwolle op Orde zijn vernieuwd en de bestemmingsplannen die voor het buitengebied zijn opgesteld zijn in de onderstaande overzichtskaart weergegeven. Grondslag voor het project Zwolle op Orde was de actualiseringsplicht voor gemeenten in de Wet ruimtelijke ordening die inhoudt dat bestemmingsplannen niet ouder mogen zijn dan 10 jaar.

Om tijdig een nieuw ruimtelijk plan voor de wijk Westenholte te hebben is op 14 december 2015 de beheersverordening Westenholte vastgesteld. De bestaande (feitelijke en planologische) situatie werd planologisch vastgelegd in de verordening. Hierbij was zeer beperkt ruimte voor flexibiliteit die wel gewenst was volgens het actuele beleid. Het is wenselijk om toch enige ruimte bieden voor behoeften en wensen van burgers en bedrijven en aan te sluiten op beleidsmatige ontwikkelingen. Daarom heeft de raad bij de vaststelling van de beheersverordening Westenholte besloten de beheersverordening te laten volgen door een bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan Westenholte voorziet weer in een toekomstgerichte, uniforme, digitale en gestandaardiseerde regeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14009-0004_0001.png"

figuur 1: overzicht bestemmingsplannen Zwolle op Orde

1.2 Plangebied

Aan de noordzijde wordt het plan globaal begrensd door de Hasselterweg (N331). Aan de oostzijde wordt het plan globaal begrensd door de Ridder Zwederlaan, Stinsweg en Westerholterallee (N331). Aan de west- en zuidzijde wordt het plangebied begrensd door een watergang die om de buitenkant van de bebouwing heen ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14009-0004_0002.jpg"

figuur 2: Situering plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplannen

In het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen:

4050

Bestemmingsplan Stadshagen II, vastgesteld bij raadsbesluit van 28 februari 2006, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 15 augustus 2006.

09017

Bestemmingsplan Noordschil Westenholte, vastgesteld bij raadsbesluit van 28 maart 2011.

12015

Bestemmingsplan Westenholte Stins, vastgesteld bij raadsbesluit van 16 december 2013.

14012

Uitwerkingsplan Westenholte Stins, Stinsweg 12, vastgesteld door het college van de gemeente Zwolle in de vergadering van 11 november 2014

15002

Beheersverordening Westenholte, vastgesteld bij raadsbesluit van 14 december 2015.

15001

Bestemmingsplan Westenholte, Meester Koolenweg 10, vastgesteld bij raadsbesluit van 26 september 2016.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk komen enkele, voor het bestemmingsplan relevante, onderdelen omtrent het beleidskader aan de orde zoals rijksbeleid inclusief de Ladder voor duurzame verstedelijking, provinciaal- en gemeentelijk beleid.

2.2 Ruimtelijk beleid

2.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur (hierna: SVIR) vastgesteld. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. De SVIR geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Die ambitie is vertaald in doelen voor de middellange termijn tot 2028.

Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn slechts 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt, of;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan, of;
  • het een onderwerp betreft dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.

Nationaal Landschap IJsseldelta

Het plangebied grenst aan de westzijde direct aan het Nationaal Landschap IJsseldelta. Kernwaarden van het Nationaal Landschap IJsseldelta zijn met betrekking tot het nabij het plangebied gelegen deel: het open laaggelegen weidelandschap met melkveehouderijen, een rationele verkaveling uit de 14e eeuw, sporen van voor de verkaveling en van de strijd tegen het water (rieten, dijken, terpen en kolken).

De wijzigingen die gaan optreden in het plangebied zijn van dien aard dat zij geen bedreiging vormen van de landschappelijke en cultuurhistorische kernwaarden van het Nationaal Landschap IJsseldelta.

Conclusie

Er is bij het plan geen sprake van rijksbelangen, waardoor de conclusie is dat het plan niet in strijd is met het rijksbeleid.

2.2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), zoals die geldt vanaf 1 juli 2017, bevat de verplichting om in de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving te geven van de behoefte aan die ontwikkeling. Daarnaast, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient een motivering te worden gegeven waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

In artikel 1.1.1 van het Bro is omschreven wat verstaan moet worden onder een stedelijke ontwikkeling. Namelijk een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Volgens de Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) vallen onder het begrip 'andere stedelijke voorzieningen' onder meer accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure. Bovendien zijn er inmiddels meerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State, waarin het begrip stedelijke ontwikkeling verder is verduidelijkt.

Of bij een bovengenoemde voorziening sprake is van een stedelijke ontwikkeling, hangt af van de omvang en de gebruiksmogelijkheden. In de uitspraak van 25 maart 2015; ECLI:NL:RVS:2015:953 is bepaald dat woningbouwplannen met een omvang vanaf 12 woningen als stedelijke ontwikkeling kunnen worden gezien, terwijl in de uitspraak van de Afdeling van 16 september 2015:ECLI:NBL:RVS:2015:2921 een plan van 11 woningen niet als stedelijke ontwikkeling werd gezien vanwege de beperkte omvang.

In het bestemmingsplan Westenholte is het bedrijfsverzamelgebouw uit het bestemmingsplan Noordschil Westenholte vervangen door een woonbestemming op grond waarvan ter plaatse twee woningen mogelijk worden gemaakt. Verder zijn er in het bestemmingsplan twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen met mogelijkheden voor woningen, die zijn overgenomen uit het 'oude' bestemmingsplan 'Westenholte' dat gold voordat op 14 december 2015 de beheersverordening Westenholte is vastgesteld. Omdat in een beheersverordening geen nieuwe ontwikkelingen zoals wijzigingsbevoegdheden mogen worden opgenomen, zijn deze wijzigingsbevoegdheden uit de Beheersverordening Westenholte gelaten. Het gaat concreet om de volgende mogelijkheden voor woningen:

  • locatie fietsenwinkel aan de Voorsterweg 57, maximaal 4 wooneenheden;
  • locatie Westenholteweg 50/hoek Petuniapad, maximaal 4 wooneenheden.

Gelet op de kleinschaligheid van de woningbouw (maximaal 2 woningen bij recht en maximaal 8 wooneenheden op twee verschillende locaties bij wijzigingsbevoegdheid) wordt er niet voorzien in een woningbouwlocatie als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef, onder i, van het Bro. Er is dus geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en gelet hierop is artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro niet van toepassing.

Desondanks worden de treden van de ladder in het kader van een goede ruimtelijke ordening en uitvoerbaarheidstoets hieronder als volgt doorlopen.

Nu de ladder van toepassing op grond van voorgaande redenen toch wordt doorlopen, moet worden omschreven wat de behoefte is aan de woningen die mogelijk gemaakt worden binnen het ruimtelijk verzorgingsgebied van de woningbouwontwikkeling. Daarbij zijn de aard en omvang van de ontwikkeling leidend voor het schaalniveau waarop de ruimtebehoefte moet worden afgewogen.

Tevens moet op basis van de aard en omvang van het woningbouwplan worden bepaald of er regionale afstemming nodig is.

Tenslotte moet worden gemotiveerd, indien de woningbouwontwikkeling voorziet in een behoefte en gepland is buiten het bestaand stedelijk gebied, waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Behoefte binnen het ruimtelijk verzorgingsgebied en afstemming

Kort gezegd is de 'behoefte' het saldo van de aantoonbare vraag  naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, zijnde de looptijd van het bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit).

De provincie Overijssel heeft eind 2014 een regionale woonvisie West Overijssel vastgesteld. Ter uitvoering hiervan is in 2015 het Regionale Woonprogrammering (RWP West-Overijssel, 7 december 2015) opgesteld. Het doel hiervan is om tot een betere balans van vraag en aanbod op de woningmarkt te komen, kwantitatief en kwalitatief, waarbij iedere gemeente bouwt voor de lokale behoefte.

In dit document - RWP West-Overijssel (Regionale Woon Programmering) - zijn afspraken gemaakt over woonregio's en nadere afspraken over aantallen woningen en afstemming met de regio. De gemeenten en de provincie hebben op 27 januari 2016 de samenwerkingsovereenkomst getekend. Het RWP West-Overijssel wordt tweejaarlijks geactualiseerd. In het rapport RWP West-Overijssel (Regionale Woon Programmering) zullen de gemeenten en de provincie elke twee jaar de wijzigingen doorvoeren door besluiten van de colleges van Gedeputeerde Staten en de colleges van burgemeester en wethouders. In 2017 zijn de regionale woonafspraken op basis van nieuwe huishoudprognoses geactualiseerd en in mei 2017 bestuurlijk vastgesteld.

Voor Zwolle is de woningbehoefte in de periode 2017-2027 circa 5500 - 6000 woningen. De harde plancapaciteit (inclusief de gebieden met uitwerkingsplicht) is opnieuw geïnventariseerd en komt voor Zwolle uit op ruim 70% van de behoefte. Daarmee is er een resterende actuele behoefte van circa 1500-2000 woningen. Dit biedt voldoende ruimte voor verdere ontwikkeling van de stad door inbreidings- en transformatieplannen en de afbouw van Stadshagen.

De gemeenten in West-Overijssel hebben de hoofdafspraak gemaakt dat iedere gemeente maximaal 100% van de eigen vraag naar woningen als harde plancapaciteit beschikbaar maakt. Dat is in lijn met de Ladder voor duurzame verstedelijking en de visie van provincie. Er zijn ook afspraken gemaakt om van die 100% norm met 10% naar boven te mogen afwijken. Indien van deze 100% norm wordt afgeweken, zijn daaraan strikte voorwaarden verbonden. In casu is er niet sprake van een ontwikkeling die ervoor zorgt dat wij boven die 100% norm uitkomen.

Daarnaast is de afspraak gemaakt om vraag en aanbod ten aanzien van uitbreiding en vervanging (sloop gevolgd door nieuwbouw) apart bij te houden. Monitoring van vraag en aanbod is een noodzakelijk en continu proces om gezamenlijke uitgangspunten actueel te houden.

In het RWP is aangegeven dat veruit de meeste verhuisbewegingen plaatsvinden binnen de gemeentegrenzen. Daarmee zijn woningmarkten in West-Overijssel in eerste instantie lokaal georiënteerd. West-Overijsel wordt onderscheiden in vier subregio's zodat op lager schaalniveau naar de marktsituatie kan worden gekeken en afstemming van plannen kan plaatsvinden. Zwolle valt in de subregio Kop Zuid (Zwolle, Kampen en Zwartewaterland).

Voor Zwolle is het volgende opgenomen:
De gemeente Zwolle voorziet met plannen met directe bouwtitel en plannen met capaciteit in uitwerkingsplichten in circa 70% van de woningvraag de komende 10 jaar. Hiermee is in Zwolle (al langere tijd) sprake van een bewuste onderprogrammering in plancapaciteit en ruimte voor initiatieven. We streven naar een inbreiding van minimaal 50% en uitbreiding van maximaal 50%. Zwolle zet in op kwalitatief programmeren om maximaal in te spelen op de behoefte en verantwoord de volgende stap te zetten naar verstedelijking. Dit doet Zwolle door harde en zachte plancapaciteit stadsbreed en per gebied, kwalitatief en toekomstbestendig tegen het licht te houden en waar nodig te herprogrammeren. Ook zet Zwolle vol in -conform de Ladder- op transformatie- en inbreidingsmogelijkheden binnenstedelijk. Hiervoor is in juni 2016 een visie op transformatie van kantoren naar wonen opgesteld. Ook is een visie op de binnenstad opgesteld.

Gemeentelijke Woonvisie

Zoals in het vorenstaande al aangegeven, heeft de gemeente ook een Woonvisie gemaakt: 'Ruimte voor Wonen 2017 – 2027'. Deze is vastgesteld door de raad op 8 mei 2017. Input voor deze is een inventarisatie naar belangrijke trends en ontwikkelingen, die van invloed zijn op de woningvraag, te weten:

  • Het aantal huishoudens in Zwolle neemt sterk toe: van 57.276 huishoudens in 2016 tot 64.741 in 2040. Ook onder nieuwe vestigers is Zwolle populair. Er zijn 5.500 – 6.000 nieuwe woningen nodig tot 2027 en 10.000 tot 2040.
  • Zwolle is een jonge stad: 85% van de inwoners is jonger dan 65 en 22% is jonger dan 18. Het aantal kinderen en jongeren groeit nog en daarmee blijft er vraag naar eengezinswoningen.
  • Het aantal 65 plussers neemt toe: in 2030 zijn er 44% meer 65 plussers ten opzichte van 2016. De vergrijzing en langer zelfstandig wonen vergt de komende jaren extra aandacht.
  • Het aantal een- en tweepersoonshuishoudens neemt aanzienlijk toe en daarmee de vraag naar kleinere woningen (tot 3 kamers).
  • Starters en jongere huishoudens zijn onder de woningzoekenden oververtegenwoordigd. Daarnaast is er woningdruk door de uitstroom uit beschermd wonen en van statushouders.
  • De vraag naar vrije sector huur en woningen (huur en koop) in het goedkope segment is relatief groot.

De actuele woningbehoefte die op basis van actuele huishoudprognoses (CBS en Primos) is opgenomen bedraagt 5500 – 6000 nieuwe woningen van 2017 tot 2027 (dus 550 – 600 per jaar).

Als gevolg van landelijke trends en veranderingen in de samenleving en in (woning)wetgeving zijn de woonopgaven veranderd maar ook de manier waarop we naar de ontwikkeling van de stad kijken.

We zijn ons daarbij zeer bewust van het belang van samenwerking en de grote mate van afhankelijkheid van marktpartijen, woningcorporaties, eigenaren en particuliere initiatiefnemers. De nieuwe woonvisie beschrijft een toekomstbestendig, vernieuwend en duurzaam woonbeleid. Dat betekent aandacht voor verstedelijking en transformatie: 3000 woningen moeten binnenstedelijk worden gebouwd. De andere 3000 komen in Stadshagen. In het woningbouwprogramma gaan we uit van een verdeling 30% goedkoop, 40% midden en 30% duur segment (zie onderstaande tabel), waarbij doelgroep- en functiemenging (wonen, werken, zorgen) wenselijk is.

    koop   huur  
goedkoop   tot € 180.000,00   tot € 710,001   
middelduur   € 180.000,00 - 270.000,00   € 710,00 - 900,00  
duur   vanaf € 270.000,00   vanaf € 900,00  
     

Vanuit het woningbouwprogramma is de omslag gemaakt naar kwalitatief programmeren en stimuleren zodat vanuit de kracht van de locatie en met de nodige flexibiliteit kan worden ingespeeld op de marktvraag. De gemeente is meer afhankelijk geworden van particuliere eigenaren, marktpartijen en andere projectontwikkelaars omdat grond en vastgoed binnenstedelijk meer particulier bezit zijn. Daarom is het belang van goede samenwerking groot. De gemeente schrijft niet vooraf in detail voor welke woningen, waar en wanneer gebouwd moeten worden. Maar vanuit haar publieke rol toetst de gemeente de plannen op ruimtelijke kwaliteit en het ontstaan van een mix van producten en woningtypen.

Bestaand stedelijk gebied

Indien gebouwd wordt binnen bestaand stedelijk gebied en de behoefte is aangetoond, dan wordt voldaan aan de ladder. Onder bestaand stedelijk gebied wordt verstaan: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing voor wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, en ook de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.

In dit plan wordt voorzien in de bouw van maximaal 2 woningen bij recht en maximaal 8 wooneenheden op twee verschillende locaties bij wijzigingsbevoegdheid in bestaand stedelijk gebied, waarvoor de behoefte is aangetoond. .

Nu deze woningbouwlocatie is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied is de motivering, waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden gebouwd, voor dit plan niet aan de orde.

2.2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening provincie Overijssel

De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd. In het beleid van de provincie staan de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. Deze elementen zijn derhalve binnen de hele omgevingsvisie terug te vinden.

De sturingsfilosofie van de provincie is als volgt samen te vatten: als sprake is van een bepaalde ontwikkeling, dan moet eerst worden nagegaan, aan de hand van de generieke beleidsuitgangspunten die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen, of er behoefte is aan de ontwikkeling. Indien dat zo is, moet worden nagegaan of de gekozen plek geschikt is voor het aldaar doorvoeren van de ontwikkeling.

Om antwoord te kunnen geven op die laatste vraag dient de ontwikkelingsperspectievenkaart bekeken te worden. Wanneer uit die kaart blijkt dat een ontwikkeling, zoals gepland, niet in strijd is met deze kaart, kan verder worden bezien hoe de ontwikkeling vormgegeven moet worden. Hierbij heeft de provincie gekozen voor een vierlagenbenadering, in welke benadering vier kaarten/lagen worden onderscheiden. Dit zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarische cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust- en leisurelaag. Samen met de catalogus gebiedskenmerken kan worden geconstrueerd welke kenmerken per laag van belang zijn om rekening mee te houden bij de planvorming.

In de provinciale omgevingsvisie is het plangebied aangeduid als: Natuurlijke laag; komgronden, Agrarisch cultuurlandschap: bebouwing, Stedelijke laag: woonwijken 1955-nu.

In de provinciale verordening is het plangebied aangeduid als: dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus: bebouwing.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het provinciale beleid.

2.2.3 Gemeentelijk beleid

Structuurplan Zwolle 2020

Het structuurplan dat op 16 juni 2008 door de raad is vastgesteld geeft de gemeentelijke visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020 weer. Het Structuurplan verwoordt niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie wordt uiteengerafeld in programma's voor de verschillende beleidsterreinen. De globale visies op de toekomstige sociale, economische en ruimtelijke structuur zijn uitgewerkt tot de kern van het structuurplan: de plankaart met een beschrijving in hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkelingen voor de komende vijftien jaar. De plankaart geeft zo een integraal beeld van de beoogde functies van stad en ommeland tot 2020.

Op de structuurplankaart is het plangebied aangewezen als stedelijk gebied.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het gemeentelijke structuurplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14009-0004_0003.png"

figuur 3: afbeelding Structuurplan 2020

2.3 Archeologisch en cultuurhistorisch beleid

Archeologisch beleid

Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.

Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit. Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).

Cultuurhistorisch beleid

Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwolse monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.

Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit: het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een rijksmonument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een rijksmonument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht..

Op grond van de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Ook is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Op 1 juli 2015 is artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd. Daarmee dienen cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dit betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan verbinden die in een bestemmingsplan verankerd worden. De gemeente Zwolle heeft als onderdeel van de hele inventarisatie van haar grondgebied voor dit plangebied inventarisaties van cultuurhistorische waarden laten uitvoeren. Binnen het bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de geïnventariseerde cultuurhistorische waarden door een beschermende regeling voor cultuurhistorisch waardevolle objecten op te nemen. Daarnaast houdt het bestemmingsplan er rekening mee dat de directe omgeving van monumenten niet onevenredig wordt verstoord.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het archeologisch en cultuurhistorisch beleid. Uitgangspunt is dat de cultuurhistorische waarden, zoals die zijn omschreven in paragraaf 3.3 Cultuurhistorie in stand worden gehouden en waar mogelijk worden versterkt. Cultuurhistorie geldt verder als inspiratiebron bij ruimtelijke ontwikkelingen.

2.4 Verkeersbeleid

Mobiliteitsvisie

Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijks – en provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie.

In maart 2009 is door de gemeenteraad van Zwolle de Mobiliteitsvisie vastgesteld en in 2014 geactualiseerd in het Actieprogramma Mobiliteit 2014-2017. De Mobiliteitsvisie vervangt het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) uit 2001. De Mobiliteitsvisie richt zich vooral op niet-infrastructurele aspecten omdat dit tot op heden onderbelicht gebleven in het mobiliteitsbeleid van de gemeente.

In het GVVP en in de Mobiliteitsvisie zijn de Hasselterweg (N331 en de Westenholterallee gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg A (70 km/uur ). De wijk is met deze ontsluitingsweg verbonden via de Weidesteenlaan en de Teunisbloemweg. Die zijn geheel of gedeeltelijk aangewezen als gebiedsontsluitingsweg B (50 km/h).

De overige wegen in het plangebied zijn aangewezen als erftoegangsweg (30 km zone).

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het verkeersbeleid.

2.5 Groenbeleid

Groenbeleidsplan, Structuurplan 2020 en Groene Kaart

Het Groenbeleidsplan (1998) geeft aan dat de stedelijke hoofgroenstructuur bestaat uit een samenstel van groenelementen die tezamen een betekenis hebben voor de stad als geheel. Water maakt er veelal een onlosmakelijk onderdeel van uit. Deze hoofdgroenstructuur moet stevig genoeg zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Hij zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en zal duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Groen en water behoren tot de stedelijke hoofdgroenstructuur als zij een functie vervullen in één of meer van de volgende verbanden:

  • het draagt ruimtelijk of functioneel bij aan een min of meer aaneengesloten netwerk;
  • het is op stedelijk niveau in belangrijke mate structuur – en identiteit bepalend;
  • het behoort op stedelijk niveau tot de belangrijkste recreatieve gebruiksruimtes;
  • het begeleidt een recreatieve hoofdroute;
  • het heeft een belangrijke betekenis voor de stedelijke ecologische structuur;
  • het draag in belangrijke mate bij aan de leefbaarheid van de stad.

 

De visie is dat de stedelijke hoofdgroenstructuur in de toekomst in essentie overeind moet worden gehouden, omdat dat van belang is voor de stad als geheel. Er wordt een terughoudend beleid gevoerd met het toevoegen van nieuwe bebouwing binnen de stedelijke hoofdgroenstructuur. Initiatieven worden getoetst aan de groene functies die de stedelijke hoofdgroenstructuur ter plaatse moet vervullen. Het stedelijk groen zal in de bestemmingsplannen een goed op de groenfuncties toegesneden bestemming krijgen.

Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van de Hoofdgroenstructuur uit het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Wijkgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het Structuurplan, maar wel op de Groene Kaart (2013). Hoofdgroenstructuur en Wijkgroenstructuur vormen hier een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14009-0004_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14009-0004_0005.png"

figuur 4: uitsnede Groene Kaart voor Westenholte

Bomenverordening en Groene Kaart

Voor de bomen geldt de in 2013 vastgestelde Bomenverordening.

Voor het vellen van een boom binnen de op de Groene Kaart weergegeven groenstructuren (Hoofdgroenstructuur, Wijkgroenstructuur, Groenvoorzienend boomgebied en Hoogstedelijk boomgebied), zoals die staan aangegeven op de Groene Kaart, is een (kap)omgevingsvergunning nodig voor bomen met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben.

Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan op de Groene Kaart aangegeven als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Dit verbod geldt voor alle bijzondere bomen, ongeacht de locatie op de Groene Kaart, de stamomvang van de boom en de perceelsgrootte van het perceel waarop de bijzondere boom staat.

Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe

boom. Wanneer er geen mogelijkheden zijn voor (voldoende) herplant, moet financiële compensatie

plaatsvinden.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het groenbeleid.

2.6 Waterbeleid

Europees en nationaal beleid

Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn heel in het kort de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water.

Europese Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn Water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat “een goede ecologische toestand”. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen.

Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand. Dit heet 'een goede kwantitatieve toestand'.

Waterbeheer 21e eeuw

WB21 anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzame waterkwantiteit- en duurzaam waterkwaliteitsbeheer:

  • vasthouden, bergen en vertraagd afvoeren;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.

Bij 'vasthouden, bergen en afvoeren' wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het om een voorkeursvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon en vuil water zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.

Deltawet

Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoogwater en de zoetwatervoorziening op orde houden.

De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om de huidige veiligheid op orde te krijgen en ervoor te zorgen dat ons land is voorbereid op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris. De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu is de coördinerende bewindspersoon voor het Deltaprogramma.

Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en Hoogwaterbeschermingsprogramma, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Voor 2015 worden die voorgelegd aan het kabinet. Deze beslissingen gaan over:

  • de normen van onze belangrijkste dijken en andere waterkeringen en de strategieën voor onze waterveiligheid;
  • de beschikbaarheid en verdeling van zoetwater;
  • het peil van het IJsselmeer;
  • de manier waarop gebieden veilig kunnen blijven zonder aan economische waarde in te boeten en;
  • hoe bij het bouwen van buurten en wijken rekening kan worden gehouden met water.

Provinciaal beleid
De provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening. Op 1 juli 2009 zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd, dat onder meer in de plaats treedt van het Streekplan Overijssel 2000+ en de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving (VFLO). De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de Waterwet en de status van het Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.

Waterschapsbeleid
Het algemene beleid van Waterschap Drents Overijsselse Delta is verwoord in het Waterbeheerplan 2016-2021, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Het beleid van het waterschap sluit nauw aan bij de uitgangspunten van WB21. In 2007 is de nota "Leven met Water in stedelijk gebied" vastgesteld. Deze nota beschrijft de voor het waterschap gewenste situatie in bestaand en nieuw stedelijk gebied. Om deze situatie te bereiken heeft het waterschap in 2015 het beheer en onderhoud van deze wateren overgenomen van de gemeente Zwolle. Op watergangen van Waterschap Drents Overijsselse Delta is de keur van toepassing. In de keur is aangegeven wat wel en niet mag bij watergangen, waterkeringen en kernzones. Bijvoorbeeld regels voor bouwwerken op of langs watergangen. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van Waterschap Drents Overijsselse Delta. Ook zijn deze te raadplegen op de website: www.wdodelta.nl.

Gemeentelijk beleid
Gemeente Zwolle heeft in de Wateragenda (2015) uitgangspunten vastgelegd om vorm te geven aan de opgaven rondom water en (aanpassen aan het) klimaat. Gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020 ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het waterbeleid.

2.7 Volkshuisvestingsbeleid

Zoals in het vorenstaande al aangegeven, heeft de gemeente ook een Woonvisie gemaakt: 'Ruimte voor Wonen 2017 – 2027'. Deze is vastgesteld door de raad op 8 mei 2017.

Woonvisie in het kort

Zwolle groeit. Dat komt onder meer doordat Zwolle een jonge stad is met een sterke geboortegroei. Daarnaast komen mensen heel gericht naar Zwolle, omdat het goed wonen, werken en leven is in Zwolle. Vanuit deze groei wil Zwolle haar sterke regiofunctie behouden en zich als centrumstad verder ontwikkelen. Dat betekent goed nadenken over de plek, de woonvorm en de doelgroep en ons bewust zijn van leefomgeving en woonmilieu. Ruimte voor Wonen betekent bij het maken van keuzes voor woonmilieus rekening houden met het water dat Zwolle omringt en vormt; onze waardevolle blauw/groenstructuur die we als aantrekkelijke woonomgeving beter kunnen benutten. Het betekent ook ruimte geven aan (particuliere) initiatieven die zorgen voor variatie in nieuwe, duurzame woonconcepten. Bijvoorbeeld met (collectief) particuliere vormen van zelfbouw, CPO, duurzame (energie)initiatieven of nieuwe woonzorgconcepten die langer zelfstandig wonen mogelijk maken. Vernieuwing kan ook door transformatie van kantoren of ander vastgoed, waarbij functiemenging (wonen, werken, recreëren) en diversiteit in woontypen gewenst zijn. Daarbij zijn natuurlijke wijkvernieuwing en toekomstbestendige wijken met goede voorzieningen belangrijke uitgangspunten.

Beleidsregel onzelfstandige woonruimte

Bij onzelfstandige woonruimte wonen er meerdere personen of huishoudens in een woning die daarbij wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte met elkaar delen. Dit is kamergewijze verhuur van woningen. Als een woning in een bestemmingsplan is bestemd voor 'Wonen', dan mag hier slechts één huishouden zijn gevestigd.

De 'Beleidsregel voor onzelfstandige woonruimte' (in werking getreden op 28 maart 2014) geeft het beleidskader voor het beoordelen van initiatieven voor onzelfstandige woonruimte. In deze beleidregel is onder meer opgenomen waaraan een initiatief, om van het bestemmingsplan af te wijken ten behoeve van onzelfstandige woonruimte, moet voldoen om een goed woon- en leefklimaat te behouden. In de beleidsregel wordt ook de relatie gelegd met de oppervlakte die als minimum wordt beschouwd om als een volwaardige leefruimte voor een persoon te kunnen dienen.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het volkshuisvestingsbeleid.

2.8 Sportbeleid

Sportnota en Masterplan Sportaccommodaties

In 2006 is de sportnota 2006-2011 vastgesteld. Deze sportnota vormt nog steeds het voornaamste kader voor het Zwolse sportbeleid. Daarnaast is in 2009 het Masterplan Sportaccommodaties vastgesteld, dat het vigerende sportaccommodatiebeleid omvat en de kaders schetst voor de gewenste kwaliteit, kwantiteit en spreiding van de Zwolse sportaccommodaties voor de periode 2010 tot 2020. Op basis van de beide nota's en de actuele situatie omvat het huidige sportbeleid, met als missie 'een leven lang sporten en bewegen', de volgende doelstellingen:

  • Het in stand houden van de sportparticipatie.
  • Sport inzetten als integraal onderdeel van de maatschappij om middels sport andere (maatschappelijke) doelen te verwezenlijken. Sport vormt dan ook een integraal en onlosmakelijk onderdeel van het sociale domein.
  • Bevorderen van de samenwerking tussen verenigingen om de sportinfrastructuur te verstevigen.

Het waarborgen van een goede kwaliteit en kwantiteit aan sportvoorzieningen en -accommodaties is een randvoorwaarde om bovenstaande doelstellingen te bereiken.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het sportbeleid.

2.9 Recreatiebeleid

Recreatievisie

In de Recreatievisie 2004 wordt het belang van goede recreatieve mogelijkheden in en om de stad benadrukt. Het aantrekkelijke en afwisselende buitengebied van Zwolle biedt veel mogelijkheden voor uiteenlopende vormen van recreatie en toerisme. In de Visie wordt gesteld dat deze mogelijkheden moeten worden versterkt, uitgebreid en gedifferentieerd. De voorzieningen zullen voortdurend afgestemd moeten worden op de veranderende behoeften en wensen van de recreant en toerist. Voorts wordt geconstateerd dat het recreatieve routenetwerk in en om de stad verder geoptimaliseerd kan worden.

Als algemeen geldende ambitie kan gesteld worden dat de gemeente Zwolle ernaar streeft de hoeveelheid voorzieningen mee te laten groeien met de recreatie behoefte van de stad. In het beleid wordt onderscheid gemaakt in watergebonden, intensieve en extensieve recreatie.

Speelbeleid

Het Zwolse speelbeleid is vastgelegd in de Nota Speelruimte in Zwolle uit 2000. Hierin is onder meer vastgelegd dat voor kinderen van 0 tot 6 jaar binnen 100 meter van hun woning een speelplek zou moeten zijn. Voor kinderen van 7 tot 12 is dat binnen 400 meter van hun woning. In de Speelruimtekaarten van 2004 zijn deze zogenaamde 100- en 400 meter speelvoorzieningen aangegeven.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het recreatie- en speelbeleid. 

2.10 Evenementenbeleid

Evenementenbeleid 'Zwolle heeft het allemaal'

Op 21 mei 2012 heeft de gemeenteraad de nota evenementenbeleid 'Zwolle heeft het allemaal' vastgesteld. Het beleid is er mede op gericht dat de diverse evenementenlocaties binnen de gemeente moeten fungeren als geschikt decor voor de evenementen die op die locaties plaatsvinden. Dit betekent dat een locatie moet aansluiten op het karakter van het evenement en daaraan een meerwaarde moet geven. Bij de beoordeling of een locatie een geschikt decor voor een bepaald evenement is, wordt gekeken naar de risico's op het gebied van openbare orde en veiligheid, de impact op de omgeving en de eventuele gevolgen voor het verkeer.

Het publieksprofiel (bijvoorbeeld aantal en type bezoekers), het ruimtelijk profiel (bijvoorbeeld locatie evenement, toegankelijkheid aan- en afvoerwegen) en het activiteitenprofiel (bijvoorbeeld soort evenement, duur evenement ) zijn hier heel belangrijk.

Locaties waar grootschalige evenementen (evenementen voor meer dan 5000 bezoekers en/of evenementen met een toegestane geluidsbelasting van 85 dB(A)/95 dB(C)) op basis van het gemeentelijk beleid kunnen worden gehouden zijn de Grote Markt, het Grote Kerkplein, de Melkmarkt en het Rodetorenplein in de binnenstad, het manifestatieterrein park de Wezenlanden en in het buitengebied de locatie op en nabij de Wijthmenerplas.

De regulering met betrekking tot evenementen is vastgelegd in de Beleidsregel evenementen in de open lucht 2012. Deze beleidsregel geeft een nadere invulling aan de Algemene Plaatselijke Verordening Zwolle. Dit is de wettelijke basis voor behandeling van aanvragen voor een evenementenvergunning. De beleidsregel stelt regels met betrekking tot het aantal evenementen, de spreiding, evenementenlocaties, eindtijden, de geluidsbelasting, procedurele aspecten en openbare orde en veiligheid.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het evenementenbeleid. In Westenholte worden geen grootschalige evenementen georganiseerd.

2.11 Beleid overige maatschappelijke voorzieningen

Het accommodatiebeleid is ondersteunend aan het gemeentelijk sociaal beleid. Accommodaties vormen de fysieke uitkomst van beleidsontwikkeling op terreinen als welzijn, zorg, sport, onderwijs en cultuur. Voor zover belanghebbende groepen daartoe niet in staat zijn, zorgt de gemeente in de voorwaardenscheppende sfeer voor voldoende en kwalitatief goede accommodaties, evenwichtig over de stad gespreid. Voorts moet het strategisch accommodatiebeleid een belangrijke bijdrage leveren aan de doelstelling dat Zwolle levensloopbestendige wijken krijgt. Hiervoor moet het voorzieningenniveau op peil, toegankelijk en aantrekkelijk zijn. Voorzieningen voor jong en oud, draagkrachtig en minder draagkrachtig, autochtoon en allochtoon, mensen met of zonder beperking.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het beleid.

2.12 Economisch beleid

De wijk Westenholte is een woonwijk. De economische activiteiten zijn beperkt tot voornamelijk de consument verzorgende activiteiten van winkels en horeca. In de woonwijk Westenholte worden dan ook geen economische activiteiten toegestaan die niet passen bij de wijk.

Beroep aan huis

Beroep aan huis wordt toegestaan.

Kantorenbeleid

In de Kadernota Kantorenlocaties 2011-2020 wordt ingegaan op de belangrijkste ontwikkelingen in de kantorenmarkt en wordt een stedelijke kantorenstrategie uitgezet. De nota is vastgesteld door de raad op 16 december 2010. Aandachtspunt in de nota is de landelijke trend van krimp in de vraag naar nieuwe kantoren. De kantorenmarkt ontwikkelde zich van een groeimarkt naar een verplaatsingsmarkt. Per saldo moet Zwolle rekening houden met een lagere afzet van nieuwe kantoren dan in de afgelopen decennia het geval was.

Zwolle is door haar ligging en stedelijke kwaliteiten (bereikbaarheid/woonmilieus/onderwijs/jonge bevolking) in het landelijke concentratieproces op de kantorenmarkt zeer goed in staat om nieuwe werkgelegenheid aan te trekken. Belangrijk uitgangspunt is dat Zwolle inzet op aantrekkelijke kantorenmilieus.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het economisch beleid. Er worden geen kantoorlocaties mogelijk gemaakt.

2.13 Detailhandelsbeleid

Kadernota detailhandel 2012-2020, TopWinkelstad Zwolle

De Kadernota Detailhandel geeft een beeld van het detailhandelsbeleid voor de periode tot 2020. Deze nota is vastgesteld door de gemeenteraad in april 2012. Het algemene doel is versterking van de aantrekkelijkheid van Zwolle als winkelstad, voor zowel eigen inwoners als bezoekers uit de regio. Het beleid is erop gericht om evenwicht te brengen tussen ruimte geven aan dynamiek/nieuwe ontwikkelingen en het behoud/versterken van de bestaande winkels. En dit in een steeds veranderende winkelomgeving.
De winkelgebieden in Zwolle worden onderscheiden in: binnenstad, wijk- en buurtcentra, periferie, bezoekersknooppunten.

Verruiming en verduidelijking vestigingsmogelijkheden perifere detailhandel

Op 7 september 2010 hebben burgemeester en wethouders de beslisnota 'Verruiming en verduidelijking perifere detailhandel' vastgesteld en een informatienota hierover naar de raad gezonden. Besloten is om op de huidige bedrijventerreinen alleen winkels toe te laten waar volgens het bestemmingsplan ook daadwerkelijk een winkelbestemming ligt.

Eind 2015 is het supermarktbeleid gewijzigd. Dit heeft geen consequenties voor de locale voorzieningen van Westenholte.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het detailhandelsbeleid.

2.14 Horecabeleid

Horecavisie 2012-2017 Gastvrij en vitaal

Vanwege de ontwikkeling van de stad en nieuwe trends in de horeca is in 2012 de Horecavisie 2012-2017 door de gemeente Zwolle opgesteld. In 2015 is deze visie op enkele punten geactualiseerd. De kern van de visie wordt gevormd door een tweetal onderwerpen:

- Kwaliteit en innovatie van de bestaande horeca,
- Uitbreiding van de horecasector op een wijze die kwaliteit en innovatie nastreeft door:

  • Gesegmenteerde uitbreiding van aanbod
  • Gesegmenteerde horecagebieden
  • Maximum m2 toe te voegen horeca
  • 'Pareltjes' Gesegmenteerde uitbreiding van aanbod

De horeca speelt een belangrijke rol in de gastvrijheid en de economische vitaliteit van de stad. In die Horecavisie is gekozen voor een plafond in de uitbreiding van de horecasector. Er wordt gekozen voor kwaliteit en een verstandig niveau van uitbreiding. Hiermee wil men inspelen op de trends en ontwikkelingen aan de vraagzijde. In de Horecavisie wordt gestreefd naar uitbreiding in deelsectoren die nu ontbreken in Zwolle. Dat betekent uitbreiding van de restaurantsector, grand cafés, healthy fastfood, koffieconcepten en cafetaria's. Daarnaast kan het aantal B&B’s (Bed and Breakfast) worden uitgebreid. Voor de natte horeca (cafés) geldt een zeer beperkte toevoeging.

De volgende horecagebieden worden in de visie onderscheiden: Primair horecagebied, Secundair horecagebied, Rondom de Peperbus, Winkelgebied, Working class, Cultuurzone, Buiten het centrum. Per horecagebied wordt beschreven op welk segment in de horeca het zich voornamelijk concentreert.

Westenholte behoort tot het gebied 'buiten centrum'. De visie wordt in grote lijnen gehandhaafd. De actualisatie wil op basis van enkele trends echter wel ruimte bieden aan Food-gerelateerde winkels in de gehele stad die ondergeschikt horeca en terras willen exploiteren, horeca met een zorgfunctie, deze kunnen een positief effect hebben op de sociale cohesie in een wijk. Daarnaast kunnen cafetaria worden toegevoegd in wijken waar deze zijn ondervertegenwoordigd. Buurtrestaurants met sociale functie worden gestimuleerd. Bij winkels in de periferie blijft ondergeschikte horeca mogelijk met een maximum van 10% van het vloeroppervlak en 100m2 (wanneer het verzorgingsgebied alleen Zwolle betreft).

Conclusie

Het conserverende plan is in overeenstemming met het horecabeleid.

2.15 Coffeeshopbeleid

Het Zwolse coffeeshopbeleid gaat, onder andere, uit van de handhaving van maximaal 5 te gedogen coffeeshops in Zwolle. In het plangebied bevinden zich geen coffeeshops.

Conclusie

Het conserverende plan is in overeenstemming met het coffeeshopbeleid.

2.16 Prostitutiebeleid

Het Zwolse prostitutiebeleid gaat uit van een maximaal stelsel. Het maximum aantal seksinrichtingen is daarbij gesteld op 10 (inclusief escortbedrijven). Deze mogen zich alleen bevinden in het zogenaamde vestigingsgebied. Dit gebied bestaat uit het gebied binnen de stadsgrachten, enige uitvalswegen (Willemskade, Harm Smeengekade, Pannekoekendijk, Schuttevaerkade, Zamenhofsingel, Diezerkade, Thomas à Kempisstraat tot de hoek Vechtstraat, Groot Wezenland, Assendorperstraat tot Molenweg), alsmede het gebied buiten de bebouwde kom. Gelet op het voorgaande zijn er in het plangebied geen seksinrichtingen toegestaan.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het prostitutiebeleid.

2.17 Milieubeleid

Algemeen beleid

De gemeenteraad heeft in 2005 de milieuvisie 'Milieu op scherp' vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid.

In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en

efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd.

Per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enzovoort) wordt beleid geformuleerd. Op dit moment is voor de sectoren energie, duurzaam bouwen, bodem, grondwater, geluid, afval en externe veiligheid beleid vastgesteld.

Zwolle heeft daarnaast gebiedsgericht milieubeleid ontwikkeld. Door middel van een gebiedsgerichte

aanpak wordt het sectorale milieubeleid per gebied geïntegreerd. Het principe is dat binnen het

grondgebied van Zwolle diverse gebiedstypen worden onderscheiden op basis van ruimtelijke

kenmerken en functies. Vervolgens wordt vastgesteld welke milieukwaliteit nagestreefd wordt bij een

dergelijk gebiedstype. Uiteindelijk zal dit referentie milieukwaliteitsprofiel de basis vormen voor de

uitwerking van het milieubeleid in een specifiek gebied.

Het gebiedsgerichte milieubeleid is voor de aspecten geluid en externe veiligheid vastgesteld. Hieronder volgt een korte beschrijving van relevante thema's.

Geluid

In de milieuvisie 'Milieu op scherp' wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven:

Zwolle is een dynamische stad met geluidniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied en ook de geluidbelasting binnen het gebied is gerelateerd aan de functie van het gebied. Dit is vastgelegd in de 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle'. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.

In de door de gemeenteraad vastgestelde 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle' (juli 2007) en in de beleidsregel 'Hogere waarden Wet geluidhinder' (9 februari 2007) worden de ambities en de grenswaarden (dit is de maximale waarde waarvoor nog hogere grenswaarden worden vastgesteld) per gebiedstype genoemd. Is de geluidsbelasting lager dan de grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid dan kan na een eenvoudige administratieve toets de hogere waarde worden vastgesteld. Is de geluidsbelasting hoger dan de grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid, maar onder het wettelijke maximum dan is een meer diepgaande beoordeling noodzakelijk. Bij de beoordeling komt het onderzoeken van varianten nadrukkelijk aan bod en wordt gekeken naar mogelijkheden van bijvoorbeeld een geluidsluwe gevel, aangepaste indeling van de woning (hoofdslaapkamer aan de geluidsluwe gevel), een balkon of tuin aan de geluidsluwe zijde van de woning, indien het balkon aan de voorzijde is gesitueerd wordt gekeken naar mogelijkheden om deze afsluitbaar te maken, waardoor akoestische compensatie wordt verkregen.

Het conserverend bestemmingsplan voor Westenholte behoort tot het gebiedstype 'Groenstedelijk'.

In dit plan worden geen (grote) nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarbij akoestische onderzoek nodig is gezien het conserverende karakter. Via de wijzigingsbevoegdheden is er enige ruimte voor doorontwikkeling naar een functie wonen of een andere geluidgevoelige functie.

Indien uit het akoestisch onderzoek blijkt dat kan worden voldaan aan de grenswaarde dan geldt dus een eenvoudige administratieve toets, wat wil zeggen dat hogere grenswaarden kunnen worden vastgesteld indien aan één of meer van de volgende criteria wordt voldaan:

  • door de gekozen situering of bouwvorm gaan de woningen een doelmatige akoestisch afschermende functie vervullen voor andere woningen of voor andere geluidsgevoelige objecten, of:
  • de woningen zijn ter plaatse noodzakelijk om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid, of;
  • door de gekozen situering vullen de woningen een open plaats tussen aanwezige bebouwing op, of;
  • de woningen worden ter plaatse gesitueerd als vervanging van bestaande bebouwing.

Hogere grenswaarden worden slechts dan vastgesteld indien de toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de verwachte geluidsbelasting op de gevel van de betrokken woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen tot de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, onvoldoende doeltreffend zal zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeers- of vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.

In tabel Gebiedstype is een overzicht weergegeven van de verschillende waarden geldende voor het van toepassing zijnde gebiedstype.

Gebiedstype     Ambitie     Voorkeurs-grenswaarde
Wet geluidhinder    
Grenswaarde     maximale ontheffingswaarde Wet geluidhinder    
Groenstedelijk     43 dB     48 dB   Binnenstedelijke wegen
48 dB Buitenstedelijke wegen (A28)  
33 dB  Binnenstedelijke wegen
53 dB
Buitenstedelijke wegen (A28)
 
63 dB
Binnenstedelijke wegen
53 dB  
Buitenstedelijke wegen (A28)  

Tabel gebiedstype. Bron; gebiedsgericht milieubeleid 2007.

Voor industrielawaai vormt de “Nota industriegeluid Zwolle” het gebiedsgerichte kader. In deze nota worden ook grenswaarden en ambitiewaarden genoemd voor het gebiedstype “groen stedelijk”.

In de tabel Industrielawaai, zijn de grenswaarden uit de Nota Industriegeluiden Zwolle weergegeven.

Omschrijving   Ambitiewaarde   Basiswaarde  
Groen stedelijk   45 dB(A)   50 dB(A)  

Tabel industrielawaai. Bron: Nota Industriegeluiden Zwolle

Luchtkwaliteit
Het Luchtkwaliteitplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteitsituatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken. Zwolle wil, binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit.

Daartoe zijn de volgende doelen geformuleerd:

  • voldoen aan wet- en regelgeving;
  • anticiperen op de toekomst;
  • knelpunten in de toekomst moeten voorkomen worden. Dit betekent dat de luchtkwaliteit in het planvormingsproces van ruimtelijke plannen en verkeersplannen wordt meegenomen;
  • beleid ten aanzien van luchtkwaliteit inbedden in bestaand gemeentelijk beleid. De gemeente streeft ernaar dat het aspect door gaat werken in het verkeers- en vervoersbeleid, het ruimtelijke ordeningsbeleid en het beleid van vergunningen en handhaving.

Externe veiligheid

De beleidsvisie externe veiligheid is op 6 maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad en geactualiseerd in 2013. De gemeente streeft ernaar voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid.

Dit betekent dat:

  • Overal voldaan wordt aan de normen voor plaatsgebonden risico;
  • Een gebiedsgericht invulling wordt gegeven aan groepsrisicobeleid met een gebiedsgericht kader externe veiligheid;
  • Veiligheidsdoelstellingen passend bij de typering van het gebied worden ontwikkeld;
  • Zoveel mogelijk geanticipeerd wordt op de landelijke beleidsontwikkeling die een ongunstige invloed kunnen hebben op de veiligheidssituatie in Zwolle met als doel het bewaken van een optimaal veiligheidsniveau.

Op 20 januari 2009 heeft het college van B & W het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van ene mogelijke toename van het groepsrisico.

Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.

Een afwijkend gebiedstype vormen de stroomzones. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd.

Het plangebied behoort tot het gebiedstype 'Groen stedelijk' en ligt buiten het gebiedstype stroomzone. Gezien het conserverende karakter van het plan is externe veiligheid geen aandachtspunt.

Duurzaamheid en energie

De gemeente Zwolle werkt hard aan het actualiseren van haar beleid op het terrein van duurzaamheid, door o.a. in te gaan op klimaatadaptatie, energietransitie en circulaire economie.

Voor Zwolle betekent duurzaamheid een langdurige balans tussen people, planet en profit. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten voor beleids- en gebiedsontwikkelingen.

Duurzaamheid als leidend principe; beslissingen worden genomen op basis van duurzaamheid.

Duurzaamheid is van en voor de stad; niet opgelegd maar gedragen door de stad, omdat het de stad dient.

Benutting van lokale bronnen. Transitie en innovatie: deze zijn nodig voor het realiseren van de voorgaande principes.

In het bijbehorende programma duurzaamheid is de doelstelling opgenomen om in de gebouwde omgeving van Zwolle (woningen én bedrijven) in 2020 20 % CO2-uitstoot te hebben gereduceerd ten opzichte van 1990. Om deze doelstelling te bereiken zal gestreefd moeten worden naar energieneutrale nieuwbouw, waarbij geen gebruik meer wordt gemaakt van fossiele brandstoffen, maar energie zoveel mogelijk duurzaam en lokaal wordt opgewekt (bodemenergie en zonne-energie).

Ondergrond

In juni 2007 heeft de gemeenteraad van Zwolle ingestemd met de Visie op de Ondergrond en besloten de volgende vijf basisprincipes vast te stellen en te gaan toepassen in projecten:

  • 1. Werken met ondergrondse bestemmingen / functies
  • 2. Structureel en georganiseerd gebruik maken van WKO (warmte- / koudeopslag) en WKO koppelen aan grondwatersanering en waterwinning en peilbeheer
  • 3. Bodemsanering gebiedsgericht benaderen
  • 4. Natuur, recreatie, agrarische activiteiten, waterwinning en bescherming van kwalitatief hoogwaardig grondwater met elkaar te combineren in één gebied
  • 5. Structureel en georganiseerd afstemmen van vraag en aanbod van (grond)water, koude en warmte

Deze vijf basisprincipes vormen ook het vertrekpunt voor de beleidsmatige invulling voor het omgaan met de ondergrond. Het bodembeleidsplan levert een bijdrage aan de implementatie van de vijf basisprincipes door:

Het kader te geven voor gebiedsgericht benadering van de bodemsanering

De doelstelling voor sanering te koppelen aan de beoogde functies in de ondergrond

De mogelijkheid te creëren om de aanpak van bodemverontreiniging integraal af te wegen tegen en af te stemmen met koudewarmte opslag, peilbeheer, grondwaterwinning

Bodem

In januari 2010 heeft de gemeente een nieuw bodembeleidsplan vastgesteld. Dit bodembeleidsplan kent in overeenstemming met het gemeentelijk milieubeleid een gebiedsgerichte benadering.

In het plan wordt onderscheid gemaakt tussen de bovengrond en de ondergrond. Vanwege de conserverende status van dit plan wordt hierop niet nader ingegaan.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het milieubeleid.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied omschreven. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.

3.1 Stedenbouw

3.1.1 Huidige situatie

Het dorp Westenholte bestaat uit een oud deel (Voorst) en een nieuw deel (Stins), gescheiden door een groen gebied met doorgaande fietspaden, scholen en het Stinspark. De overgang van Westenholte naar het landschap wordt gevormd door een parkrand. Rond de Voorsterweg is het gebied opnieuw ontwikkeld nadat de doorgaande verkeersverbinding is verplaatst naar de Hasselterweg.

Westenholte Voorst

De woonbuurten in Westenholte Voorst hebben een ruime opzet en een groen karakter. Kenmerkend is enerzijds de bijzondere ligging in het agrarische landschap en anderzijds de aangrenzende uitbreiding van de stad Zwolle, die geleidelijk de ontwikkeling van het dorp heeft ingehaald. De woonbebouwing in Westenholte Voorst wordt gekenmerkt door een drietal typologieën.

Het noordwestelijke gedeelte bestaat voornamelijk uit oorspronkelijke en historische bebouwing. Het betreft voornamelijk boerderijen van één laag met een dwarskap en wolfseind. De bebouwing langs de oude lijnen bestaat uit individuele woningen van één laag met een dwarskap uit de jaren dertig. De oorspronkelijke bebouwing is opgenomen in de uitbreidingsbuurten. Bijzondere voorzieningen vormen qua bouwmassa vaak een contrast met de kleine schaal van Westenholte.

Langs de Westenholterweg bevindt zich karakteristieke historische bebouwing. De samenhang van de bouwmassa´s dient behouden te blijven.

De bebouwing langs de Papaverweg is in een latere fase van de ontwikkeling van Westenholte Voorst gebouwd. Door de eenduidige bouwstijl en architectuur is een herkenbaar straatbeeld ontstaan dat gerespecteerd dient te worden.

Langs de Veronicaweg is de karakteristieke historische bebouwing en de samenhang van de bouwmassa´s beeldbepalend.

Aan de randen van Westenholte Voorst zijn recentelijk uitbreidingsbuurten gerealiseerd. De uitbreidingsbuurt ten oosten van de Westenholterweg wordt gekenmerkt door een eenduidige architectuur en een herkenbare verkaveling. Langs de Ankerweg dient de architectuurstijl en bijbehorende opbouw van de massa te worden behouden.

Westenholte Stins

Dit gedeelte van Westenholte wordt gekenmerkt door een woonervenstructuur. De overgang van Westenholte naar het landschap wordt gevormd door een parkrand. Westenholte Stins is opgebouwd uit diverse woonerven die overwegend in de jaren 70 zijn gebouwd. Alle straten zijn vernoemd naar planten en kruiden en liggen op alfabetische volgorde van noord naar zuid.

Bij de ontwikkeling van de woonerven is uiterst zorgvuldig voortgeborduurd op de bestaande bebouwingsstructuur van Westenholte Voorst. Behalve de verkavelingstructuur zijn ook de bebouwingsrichtingen en bouwmassa´s in samenhang met het wat ´dorpse´ karakter van Westenholte. Het Tijmpad vormt de grens tussen Westenholte Voorst en Westenholte Stins.

De bebouwingsrichtingen zijn afgestemd op de in het aangrenzende weidegebied aanwezige kavelsloten. Het weidegebied doet dienst als uitloopgebied voor Westenholte. De bebouwing varieert qua typen en grootte maar de bebouwingsstructuur houdt rekening met oriëntatie uitzicht en andere plaatsbepalende factoren.

Het Stinspark is een belangrijke groene ruimte in Westenholte. In en rondom deze groene ruimte staan enkele bijzondere gebouwen. Het zuidelijk deel wordt gekenmerkt door een woonervenstructuur waarbinnen de Weidesteenlaan de verbindende factor tussen de woonerven vormt. De woonerven worden gekenmerkt door premiekoop- en woningwetwoningen uit de jaren '70. De hoogte van de bebouwing, die varieert van één tot twee bouwlagen met kap, is aan de rand van het woongebied zo laag mogelijk gehouden

Ten zuiden van het Stinspark zijn aan de Penningkruidweg karakteristieke patiowoningen gebouwd. Deze woningen bestaan uit 1 bouwlaag en zijn voorzien van een plat dak.

De karakteristieke bebouwing langs de Pimpernelweg en directe omgeving bestaat voornamelijk uit een bouwmassa van twee bouwlagen met een samengestelde kapvorm. De uitbouw op de eerste bouwlaag is gerealiseerd met een langskap. De derde bouwlaag is voorzien van een zadeldak dwars op de weg. De afwisselende kapvormen en kaprichtingen zijn beeldbepalend voor de buurt.

De bebouwing langs de Malvaweg, Marjoleinweg, Mirteweg, Melissepad, Knoopkruidweg, Kummelweg en Kruizenmuntweg bestaat uit twee bouwlagen met een asymmetrische kap. De kap is evenwijdig op de weg gericht. De hoekwoningen bestaan uit een aangebouwde berging opzij van de woningen van één à twee bouwlagen met kap.

Voorsterweg

De Voorsterweg is, na aanleg van de nieuwe Hasselterweg (N331), een woonstraat geworden waarlangs de wijk zich ontwikkelt met een ruimtelijke en functionele relatie met de openbare ruimte. De uitstraling van de weg is parkachtig en geïnspireerd op de vroegere functie van een dorpslint op een hoger gelegen groene dijk. De Voorsterweg blijft een belangrijke schakel voor de doorgaande fietsroutes. Het gebied heeft een kenmerkende opbouw van een dorpsrand: kleinschalige bedrijvigheid met een landelijk en ambachtelijk karakter, afwisselende bebouwing met landelijke verschijningsvorm en groene percelen met diverse bomen en houtwallen. Deze eigenschappen vormden het uitgangspunt voor de ontwikkeling of uitbreiding van de verschillende percelen aan de Voorsterweg. Een groot deel daarvan is nu gerealiseerd.

Gebied bij de Westenholterbrug

Dit gebied is de zuidelijke kop van de Voorsterweg en vormt samen met de Westenholterbrug de entree van Westenholte. De entree wordt geaccentueerd door de ontwikkeling van vier markante (dijk)woningen. De (dijk)woningen bestaan uit drie woonlagen met een karakteristieke kap. Enerzijds sluiten ze aan op het dorpse karakter van Westenholte en de entree van de Voorsterweg. Anderzijds vormen ze gezamenlijk een hedendaags architectonisch ensemble als verbinding naar de stad. De woningen zijn georiënteerd op de Voorsterweg en Westenholterbrug.

Gebied voormalige WVF-terrein

Dit gebied betreft het voormalige trainingsveld van de voetbalvereniging WVF. In de stedenbouwkundige visie zijn de kwaliteiten van dit gebied voor de ontwikkeling van woningbouw in verschillende prijscategorieën benoemd. De locatie is een belangrijke schakel, die de omliggende buurten met elkaar verweeft en aansluit op de Voorsterweg. De woningen sluiten in maat en schaal aan op de omgeving. Langs de Voorsterweg, op het niveau van de dijk, begeleiden zes 2/1-kapwoningen de woonstraat. De westelijke kopgevel markeert de westelijke langzaam verkeersverbinding vanaf de Papaverweg. Deze nieuwe woonstraat is de ontsluiting van de woonwagenlocatie en maximaal 11 rijenwoningen, die zijn georiënteerd op de parkzone.

Aan de oostkant begeleiden drie vrijstaande woningen op ruime kavels de Veronicaweg. De verbinding van de Veronicaweg met de Voorsterweg wordt voor langzaam verkeer hersteld en blijft voor auto´s doodlopend. De woningen worden uitgewerkt in aansluiting op de bestaande sfeer van de Veronicaweg en de karakteristieke bestaande bomen blijven behouden. Het hart van het nieuwe woongebied wordt gevormd door een intieme hof met rondom diverse woningtypologieën.

De kop van de hof wordt gevormd door een markante vrijstaande woning met aan de westzijde rijenwoningen en aan de oostzijde 2/1-kapwoningen en geschakelde vrijstaande woningen. De hof grenst aan de Papaverweg en wordt geaccentueerd door de kopgevels van de 4 woningen, die grenzen aan de Papaverweg. Deze vier kopgevels zijn georiënteerd op de Papaverweg en worden uitgewerkt met een bebouwingsaccent en/of gevelopeningen en hebben een zorgvuldige uitwerking van de erfafscheiding aan de Papaverweg.

Gebied parallel aan de Voorsterweg

Dit gebied is gelegen langs de Voorsterweg en vrijgekomen door de herinrichting van de Voorsterweg. In de stedenbouwkundige visie is reeds vastgelegd, dat op deze locatie woningen dienen te worden gerealiseerd, die bijdragen aan de continuïteit van de Voorsterweg als woonstraat. De patiowoningen zijn gelegen in de directe nabijheid van de nieuwe zorgvoorzieningen van het woonzorgcomplex Driezorg aan de overzijde van de Voorsterweg en leent zich bij uitstek voor de realisatie van levensloopbestendige patiowoningen.

Locatie woonzorgcomplex Driezorg aan Voorsterweg

Op deze plek is een nieuw zorgcomplex voor huisartsen, fysiotherapie en een apotheek in combinatie met seniorenwoningen gerealiseerd. De zorgvoorzieningen mogen een gezamenlijke maximale oppervlakte van 1200 m² hebben. Het centraal gelegen hoofdgebouw vormt een ruimtelijk accent aan de Voorsterweg en is de spil in het gebied.

Het gebouw bestaat uit vier lagen met kappen als accent en alle gevels van het gebouw zijn representatief. De zorgvoorzieningen zijn gesitueerd op de begane grond en oriënteren zich op de Voorsterweg en het park. Daarboven liggen de appartementen rondom een binnenpatio, die de centrale positie van het gebouw versterken. De omliggende gebouwen zijn gelegen in het park en grenzen deels aan de Hasselterweg. De te hoge geluidsbelasting voor de bebouwing direct gelegen aan de Hasselterweg is opgelost door het toepassen van geluidswerende maatregelen voor de gevels en de combinatie met niet geluidsgevoelige functies aan deze kant van het gebouw. Hierdoor ontstaat een geluidsluw verblijfsgebied rondom het gebouw aan de Voorsterweg. De appartementen en de diverse buitenruimtes richten zich op dit verblijfsgebied, waar ruimte is voor diverse activiteiten. De langzaam verkeersverbindingen lopen dwars door het gebied en ontsluiten tevens de voorzieningen en de regionale bushalte aan de Hasselterweg. De gebouwen zijn niet alleen gericht op de Voorsterweg, maar representeren zich ook langs de Hasselterweg en begeleiden de routes door het park. De oriëntatie en de functie van de bebouwing dragen eveneens bij aan de sociale veiligheid en het toezicht op de langzaam verkeersverbinding. De auto-ontsluiting is gelegen aan de westzijde van de gebouwen en het parkeren wordt ingepast in het parklandschap.

3.1.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Westenholte beoogt in principe geen ontwikkelingen. De stedenbouwkundige structuur van het plangebied blijft ongewijzigd. De bebouwing en het openbaar gebied in het plangebied wordt in bestemmingsplan Westenholte hoofdzakelijk conserverend bestemd. Voorts is in dit plan de regeling uit het bestemmingsplan Noordschil Westenholte voor de reeds gerealiseerde ontwikkelingen één op één overgenomen. Deze ontwikkelingen zijn hierboven beschreven.

3.1.3 Nieuwe ontwikkelingen

Een uitzondering op het in de vorige paragraaf beschreven uitgangspunt dat dit bestemmingsplan in principe geen ontwikkelingen beoogt, vormt het bestemmingsplanregime voor een drietal nog te ontwikkelen kavels aan de Voorsterweg uit het bestemmingsplan Noordschil Westenholte, die niet meegenomen zijn in de Beheersverordening Westenholte. Concreet gaat het daarbij om de locatie van het vervallen bedrijfsverzamelgebouw op de hoek van de Teunisbloemweg en de Voorsterweg, het gebied ten noorden van het Rozenpad en de nog te realiseren locatie op de kop van de Zalkerdijk uit het bestemmingsplan Noordschil Westenholte die in het navolgende worden beschreven.

Gebied Stinspoort ten zuiden van de Teunisbloemweg

Het oorspronkelijk geprojecteerde bedrijfsverzamelgebouw op de hoek Teunisbloemweg/Voorsterweg, welke is opgenomen in het bestemmingsplan Noordschil Westenholte is in dit plan komen te vervallen.Hiervoor in de plaats is in dit bestemmingsplan de mogelijkheid opgenomen voor 2 nieuwe woningen. Dit aansluitend op het uit het bemmingsplan Noordschil Westenholte overgenomen bouwvlak voor 4 woonwerk kavels langs de Voorsterweg. Ook deze 4 woonwerk kavels zijn nog niet verkocht. Daarom wil de gemeente deze 4 kavels samen met de kavel voor het bedrijfsverzamelgebouw gaan herontwikkelen. In dit plan is deze nieuwe ontwikkeling meegenomen in de vorm van een bouwvlak voor 6 nieuwe woningen. De gemeente wil deze locatie aan de Voorsterweg gaan uitgeven in het kader van particulier opdrachtgeverschap in de vorm van 4 kavels voor een vrijstaande woning en 1 kavel voor een 2 onder 1 kapwoning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14009-0004_0006.png"

figuur 5: Stinspoort: verkaveling 'Entree Voorsterweg'

 

Gebied ten noorden van het Rozenpad

Op deze plek zijn 7 ruime woonkavels opgenomen waarop vrijstaande en halfvrijstaande (twee onder kap) woningen mogen worden gebouwd. Een aantal van deze woningen is reeds gebouwd. Deze woningen staan op ruime percelen met groene erfafscheidingen. Achter deze woningen, tegen de geluidswal zijn kavels met kleinschalige bedrijven. De bebouwing is zorgvuldig ingepast en heeft een landelijke verschijningsvorm aansluitend bij het dorpse karakter van de wijk Westenholte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14009-0004_0007.png"

figuur 6: Inrichting kavels ten noorden van het Rozenpad.

Gebied 'Kop Zalkerdijk'

Dit gebied is gelegen op de driesprong van de Westenholterweg, de Zalkerdijk en de Voorsterweg. Een opvallende vrijstaande woning accentueert de herstelde verbinding met de Voorsterweg vanuit Westenholte en markeert de nieuwe entree van Westenholte vanaf de Zalkerdijk. De woning bestaat uit twee woonlagen met een karakteristieke kap. De architectonische uitwerking van de woning is een hedendaagse vertaling van het dorpse karakter van Westenholte en verbeeldt de overgang naar het landschap. Voor de woning geldt een maximale bouwhoogte van 10 meter en een maximale goothoogte van 6 meter. Voor garages en bijgebouwen geldt een bouwhoogte met kap van maximaal 5 meter en een goothoogte van maximaal 3 meter. De bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw zonder kap is maximaal 3 meter. Garages en bijgebouwen hebben bij voorkeur een zelfde materiaalgebruik en kapvorm als het hoofdvolume

De woning is georiënteerd op de Voorsterweg, Westenholterweg en de Zalkerdijk met een zorgvuldige uitwerking van de overgang privé-openbaar. De woning heeft rondom een representatieve uitstraling. Dit kan vorm krijgen door de toepassing van bouwkundige accenten, zoals verschillende uitbouwen, raamopeningen, erkers en/of veranda's.

Voor de woning dienen twee parkeerplaatsen op eigen erf te worden gerealiseerd. Een carport telt mee als parkeerplaats, een garage niet.

Kavelhoogte

De kavel wordt opgeleverd met verschillende maaiveldhoogtes en ligt lager dan het peil van de Voorsterweg. Het hoogteverschil kan worden opgelost in het bouwvolume en zichtbaar worden gemaakt in de architectonische uitwerking. Het hoogteverschil op de kavel dient opgelost te worden volgens een eenvoudig principe van flauwe taluds op de eigen kavel. Dit voorkomt overlast voor de omliggende woningen en voorkomt de aanleg van dure keerwanden. Uiteraard bestaat de mogelijkheid om het hoogteverschil naast en achter de woning op een andere manier op te lossen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14009-0004_0008.png"

figuur 7: inrichting 'kop Zalkerdijk'

3.2 Archeologie

In 2002 is door de gemeente Zwolle een Archeologische Waarderingskaart Zwolle vervaardigd. Voor de waarderingskaart is gebruik gemaakt van informatie uit het Centraal Archeologisch Archief (CAA) bij de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed in Amersfoort (RvCE), informatie van amateur-archeologen, gegevens van de archeologische sectie van de gemeente Zwolle, het kadastrale minuutplan uit 1832, de geomorfologische kaart en waarnemingen in het veld. Dit heeft geresulteerd in een analoge en digitale waarderingskaart. De digitale versie is door de gemeente verwerkt en toegankelijk gemaakt binnen het geografische informatiesysteem Geopoort. In 2002 is vastgelegd dat de kaart dynamisch is. Dit betekent dat de waarde van de gebieden kan veranderen.

In de Wet voor de archeologische monumentenzorg en het daarop gebaseerde archeologiebeleid binnen de gemeente Zwolle is vastgelegd dat de archeologische waarden in de bestemmingsplannen vastgelegd moeten worden met de erbij horende consequenties. Aan de verschillende waarden worden consequenties verbonden. Het archeologisch potentieel van de verschillende gebieden is in de volgende percentages uitgedrukt.

  • 0% archeologisch leeg, geheel verstoord of reeds opgegraven.
  • 10% archeologische waarde onbekend; proefonderzoek wordt aanbevolen.
  • 50% archeologisch waardevol; een opgraving is noodzakelijk en de vondstkans is 1:2. Voor de binnenstad betekent een 50% locatie meestal dat de eerste meter bodemarchief verdwenen is, maar dat de onderste lagen nog bewaard zijn gebleven.
  • 90% archeologisch zeer waardevol; een opgraving is noodzakelijk en de vondstkans is nagenoeg 100%.
  • 100% archeologische toplocatie; indien bescherming niet kan is een opgraving altijd noodzakelijk, de vondstkans is uiteraard 100%.

De archeologische waardering van het plangebied is aangegeven op kaart (figuur 7).

3.2.1 Huidige situatie

Westenholte is gelegen op een dekzandrug en een complex van rivierduinen. In deze hoger gelegen gebieden is de vondstkans meestal 50% of hoger. De Stins is het enige archeologische rijksmonument in de gemeente Zwolle. Uit opgravingen in 1981 en 1982 is gebleken dat het kasteel bestond uit een ronde hoofdburcht met een rechthoekige voorburcht, omgeven door een complex grachtenstelsel. Van de ommuring van de voorburcht is een deel van de fundering teruggevonden. Van de hoofdburcht is weinig teruggevonden. In de grachten is een groot aantal vondsten gedaan die getuigen van het belang van het kasteel. Naast een grote hoeveelheid aardewerk is ook een zegelstempel van Zweder van Voorst en een uniek zwaard opgegraven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14009-0004_0009.jpg"

figuur 8: archeologie in Westenholte

3.2.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

De gebieden die volgens de gemeentelijke archeologische waarderingskaart (zie figuur 7) een grote vondstkans hebben (50% of meer), hebben in het bestemmingsplan de dubbelbestemming Waarde - Archeologie gekregen . Deze dubbelbestemming bevat een regeling om op een passende manier rekening te houden met de kans op archeologische vondsten. Informatie over de dubbelbestemming is opgenomen in paragraaf 4.3 Bestemmingsregels , 28 Waarde - Archeologie 

Beschermd archeologisch rijksmonument de Stins

Om dubbele vergunningverlening te voorkomen is deze dubbelbestemming niet gelegd op de gronden van het beschermde archeologische rijksmonument de Stins. Voor dit archeologische rijksmonument is het rijk en niet de gemeente bevoegd gezag bij de beoordeling van ingrepen. Bij verstoringen in de bodem met een grotere diepte dan 0,5 meter en een grotere oppervlakte dan 50 m² zijn specifieke bouwvoorschriften en een aanlegvergunningenstelsel conform de nieuwe Wet op de archeologische monumentenzorg van toepassing.

3.3 Cultuurhistorie

3.3.1 Analyse

In het gecultiveerde landschap zijn nog vele sporen aanwezig die informatie geven over de historische situatie of ontwikkeling van een gebied. Deze structuren en objecten vertellen het verhaal van hoe de mens in en om Zwolle woonde en werkte. Ze houden de identiteit en belevingswaarde van de fysieke leefomgeving in stand. Cultuurhistorie en erfgoed zijn daarom nauw verbonden met de kwaliteit van de omgeving.

Ontstaansgeschiedenis

De wijk Westenholte is van oorsprong een agrarische nederzetting, die zich vanaf de negentiende eeuw tot een dorp ontwikkelde.

De geschiedenis van het gebied heeft een zeer oude oorsprong. Reeds in de prehistorie vindt hier al bewoning plaats. De nederzetting is gelegen in een lager gelegen gebied buiten Suolle en wordt vooral gebruikt als weidegebied en hooiland. Zij bestaat uit verschillende hoeven die verspreid in de omgeving liggen en elk een eigen kamp hebben, als een zogenoemd hoevenzwermdorp. Sommige hoeven zijn gebouwd op de aanwezige zandkoppen en zijn vanwege de hogere ligging in het dorp nog te herkennen. Zeer bepalend voor de ontwikkeling van Westenholte is kasteel De Voorst, waarvan de bewoning terug gaat tot de dertiende eeuw. De archeologische restanten zijn nog aanwezig in het wijkpark. Geleidelijk aan wordt het landschap bedijkt om het achterland, dat 'het nieuwe land' wordt genoemd voor gebruik geschikt te maken. De meeste bebouwing in het gebied heeft een agrarische functie en bevindt zich vooral aan de Zalkerdijk (grotendeels buiten het bestemmingsplangebied), de aansluiting van de Zalkerveerweg op de Zalkerdijk en de Dekzandrug ten zuiden van de Voorsterdijk. De Voorsterweg is in die tijd een belangrijke uitvalsweg. Deze historische hoofdstructuren zijn verbonden met een netwerk van kleinere wegen en paden, waarvan onder andere de Stinsweg nog een restant is. Een groot deel van het gebied blijft tot de negentiende eeuw in gebruik als rivierduin en heideveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14009-0004_0010.png"

figuur 9: Westenholte (“Westerhold”) op de topografische militaire kaart van 1851 met aan de noordzijde de Voorsterweg en konijnenbelten en ten zuiden daarvan het 'nieuwe land' (bron: watwaswaar.nl).

Aan het einde van de negentiende eeuw wordt het gebied verder ontgonnen. Naast de agrarische bebouwing verschijnen er vanaf het begin van de twintigste eeuw ook burgerwoonhuizen en arbeiderswoningen langs de bestaande linten en er komen functies bij in de vorm van een schoolgebouw, kerk (Eben Haëzerkerk) en gemeenschapshuis. Linten als de Voorsterweg en de Westenholterweg worden hierdoor verdicht. Tegelijkertijd komt er een behoefte aan nieuwe wegverbindingen naar Zwolle en het buitengebied. Een aantal historische wegen, die ooit de hoofdwegen van het gebied vormden, degraderen tot secundaire structuren. Het gebied wordt steeds aantrekkelijker voor een nieuwe groep burgers uit de stad. Geleidelijk aan transformeert Westenholte zich van een agrarische nederzetting tot een dorp met bijbehorende voorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14009-0004_0011.png"

figuur 10: kaart van 1917 (bron: Historische Atlas)

In de naoorlogse periode wordt Westenholte uitgebreid met enkele woonbuurten. In het gebied tussen Westenholterweg en de Papaverweg komt voornamelijk woningwetbouw tot stand. Aan de Westenholterweg verrijst in 1965 een nieuw dorpscentrum (het Petuniaplein) met winkels en bovenwoningen, een bank, een kerk (Stinskerk) en een bibliotheek. De aanleg van het Zwolle-IJsselkanaal in 1964 zorgt ervoor dat Westenholte gescheiden wordt van de stedelijke bebouwing van Zwolle. In de strook daartussen ontstaat een industriegebied. Mede ten gevolge van de annexatie met de gemeente Zwolle en de toenemende woningvraag vinden er vanaf de jaren tachtig grootschalige uitbreidingen in zuidelijke richting plaats, waardoor Westenholte verdubbelt in omvang en het agrarische karakter van de voormalige nederzetting definitief verandert.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14009-0004_0012.png"

figuur 11: Het Petuniaplein met winkelstrip en bank, circa 1965-1970. Links de Stinskerk (bron: coll. HCO)

Karakteristiek

Westenholte heeft een perifere ligging aan de rand van de stad en wordt aan twee zijden ingeklemd door infrastructuur. De bebouwing van Westenholte is voor een groot deel tot stand gekomen vanaf het derde kwart van de twintigste eeuw. Door de gelaagde groei van de wijk zijn echter ook oudere bouwfases in de huidige wijkstructuur herkenbaar.

Het agrarische verleden van het gebied is goed af te lezen aan de oude weg- en dijkstructuren die nog in de wijk aanwezig zijn. Op enkele plaatsen bleven boerderijen en erven behouden, die herinneren aan de pre-stedelijke oorsprong van het gebied. De Voorsterweg en de Westenholterweg waren belangrijke wegstructuren waarlangs vanaf het begin van de twintigste eeuw verdichting en uitbreiding plaatsvond. We zien aan deze wegen daardoor niet alleen agrarische bebouwing, maar ook een kerk, school en burgerwoningen.

De historische weg- en dijkstructuren zijn opgenomen in woonbuurten die voornamelijk in de naoorlogse periode tot stand kwamen. Ten oosten van de Westenholterweg en ten noorden van de Steenboerweg overheerst de woningbouw uit de jaren vijftig en zestig, die zich kenmerkt door een planmatige opbouw en tevens een eigen dorpscentrum bevat. Bepalend voor de bebouwingsstructuur van deze buurten is een halfopen verkaveling met strokenbouw en een orthogonaal stratenplan. Aan de zuidzijde van de wijk overheerst de in de jaren tachtig na de annexatie met Zwolle tot stand gekomen bebouwing met woonerven. Ondanks dat de wijk voor een groot deel bestaat uit naoorlogse woningbouw, heeft Westenholte, door de aanwezigheid van bebouwing en structuren die verwijzen naar haar verleden, eerder het karakter van een dorp met stedelijke bebouwing dan van een stadswijk.

Aan de oostzijde van Westenholte ligt het wijkpark, met als hart het oorspronkelijke kasteelterrein De Voorst. Het vormt een karakteristieke groene structuur in de wijk. Eveneens een bepalende structuur is de kleine begraafplaats aan de Ridder Zwederlaan uit de jaren dertig. De wijk wordt aan de westzijde begrensd door de grillig gevormde kolken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14009-0004_0013.png"

figuur 12: Ensemble van kleine boerderijen aan de Westenholterweg.

3.3.2 Huidige situatie

Westenholte heeft een grote historische betekenis vanwege de complexe en nog grotendeels goed afleesbare ontwikkelingsgeschiedenis, waarin het historische landgebruik, de bewoningsgeschiedenis, de kernvorming en de verstedelijking als belangrijke elementen uit de geschiedenis van het gebied herkenbaar zijn. Het bestemmingsplan legt structuren en bebouwingspatronen conserverend vast. De volgende structuren en stedenbouwkundige ensembles zijn in Westenholte te onderscheiden. Deze structuren hebben een hoge waardering omdat ze kenmerkend zijn voor de perioden waarin ze zijn ontstaan, dan wel voor een specifieke ontwikkeling binnen het gebied

Westenholterweg

De Westenholterweg is vermoedelijk ontstaan uit een netwerk van paden en landwegen over dekzandruggen. Zij transformeerde rond het midden van de negentiende eeuw tot de latere dorpsstraat van Westenholte. Aan de weg staat nog een aantal hallehuisboerderijen en arbeiderswoningen van rond 1900, die herinneren aan het agrarische verleden van het gebied. In de lintbebouwing zijn ook enkele woningen en gebouwen met een afwijkende functie opgenomen. Een voorbeeld is de voormalige Eben Haëzerkerk. Oorspronkelijk liep de Westenholterweg van de kruising Voorsterweg/Zalkerdijk ongeveer tot aan de huidige Papaverweg. De samenhang van de weg met de karakteristieke historische bebouwing inclusief erfbeplanting en enkele bijzondere twintigste eeuwse gebouwen binnen dit lint zijn behoudenswaardig.

De Westenholterweg takt aan de noordzijde aan op de Zalkerdijk, die eveneens van hoge cultuurhistorische waarde is. De Zalkerdijk bevindt zich echter voor het grootste gedeelte buiten de begrenzingen van het bestemmingsplangebied Westenholte.

Voorsterweg

Langs de noordzijde van de wijk loopt de Voorsterweg. De Voorsterweg was een oude landweg van Zwolle naar Kampen en vormde onderdeel van het tracé Gasthuisdijk-Zalkerdijk langs de noordflank van de Konijnenbelten. Op historische kaarten is te zien dat de weg iets gebogen liep. Rond 1850 is de weg, vanwege de toename van het gemotoriseerde verkeer, opgewaardeerd als verkeersweg, waarbij hij recht getrokken en deels verlegd werd. Sindsdien maakt de Zalkerdijk geen deel meer uit van het hoofdverkeersnet in dit gebied. Langs de Voorsterweg zijn vooral nog kleine samenhangende groepen woonhuizen uit de eerste helft van de twintigste eeuw aanwezig. Hieronder bevinden zich arbeiderswoningen met bakstenen gevels en pannendaken. Daarnaast staan er ook burgerwoonhuizen, die herinneren aan de pre-stedelijke fase, toen het gebied naast boeren en arbeiders ook aantrekkelijk werd voor de middenklasse, voornamelijk afkomstig uit Zwolle. In de jaren vijftig en zestig kwamen er langs de Voorsterweg enkele kleinschalige woningbouwcomplexen tot stand, die vooral een stedenbouwkundige waarde hebben. Net buiten het plangebied bevinden zich ook de houthandel Van Dijk en de trafo, die een cultuurhistorische waarde hebben. Het ensemble van voornamelijk twintigste eeuwse lintbebouwing heeft een cultuurhistorische waarde. De oude eikenlaan ten noorden van de Voorsterweg is eveneens behoudenswaardig.

Stinsweg en Veronicaweg

De historische kern van Westenholte bestond oorspronkelijk uit de bebouwing aan de Zalkerdijk, Zalkerveerweg (buiten het plangebied) en de dekzandrug ten zuiden van de Voorsterweg, die verbonden waren met een netwerk van kronkelende wegen en paden. Hiervan resteren nog de Stinsweg en de Veronicaweg. De Stinsweg is een oude landweg in de kern van Westenholte met een karakteristieke kronkelende vorm. Aan de weg ligt nog een aantal historische boerderijen uit de negentiende en twintigste eeuw. Langs deze wegen is de historische bebouwing en de samenhang van de bouwmassa´s karakteristiek.

Wijkpark

Van bijzonder hoge waarde is het kasteelterrein De Voorst, een archeologisch rijksmonument, dat tegenwoordig onderdeel is van het wijkpark.

Begraafplaats

De kleine begraafplaats aan de Ridder Zwederlaan heeft een voor de ontstaanstijd (1935) kenmerkende aanleg met een mix van formele en landschapselementen. Het terrein in de vorm van een onregelmatige rechthoek wordt omzoomd door hagen en flinke zomereiken (waardevolle bomen). Op het voorterrein bij de entree staan drie waardevolle rode beuken uit de begintijd van de begraafplaats;

Papaverweg

De bebouwing langs de Papaverweg is in een latere fase van de ontwikkeling van Westenholte Voorst tot stand gekomen. Door de eenduidige bouwstijl en architectuur is een herkenbaar straatbeeld ontstaan.

Uitbreidingsbuurten

Aan de randen van Westenholte Voorst zijn recentelijk uitbreidingsbuurten gerealiseerd. De uitbreidingsbuurt ten oosten van de Westenholterweg wordt gekenmerkt door een eenduidige architectuur en een herkenbare verkaveling. De bebouwing aan de Ankerweg heeft een karakteristieke architectuurstijl en bijbehorende stedenbouwkundige opbouw.

Waardevolle objecten

De volgende objecten hebben een hoge waarde of zeer hoge waarde:

  • Korianderplein 9, klein hallehuisboerijtje, verstoorde details;
  • Ridder Zwederlaan 1, gebouw en poort begraafplaats, 1935;
  • Ridder Zwederlaan 3, kleine hallehuisboerderij, details verstoord;
  • Steenboerweg 28, grote hallehuisboerderij met voorhuis uit circa 1925;
  • Stinsweg 12, kleine hallehuisboerderij op erf met bijgebouwen;
  • Voorsterweg 51, woonhuis met bedrijfsruimte, circa 1900;
  • Voorsterweg 83Ti. transformatorhuisje uit circa 1930;
  • Westenholterweg 59, klein hallehuisboerderijtje, verstoorde details;
  • Westenholterweg 63, klein hallehuisboerderijtje, verstoorde details';
  • Westenholterweg 71, klein hallehuisboerderijtje, verstoorde details;
  • Westenholterweg 73, klein hallehuisboerderijtje, verstoorde details;
  • Westenholterweg 118-120, kleine dubbele arbeiderswoning.
3.3.3 Uitgangspunt bestemmingsplan

De aanwezige cultuurhistorische waarden van de ruimtelijke structuur en de bebouwing in de wijk Westenholte worden in de opzet van dit bestemmingsplan gerespecteerd.

Voor het plangebied zijn inventarisaties van cultuurhistorische waarden uitgevoerd door Monumenten Advies Bureau uit Nijmegen. Het betreft de cultuurhistorische quickscan Westenholte, gemeente Zwolle(oktober 2013). Zie voor de beschrijving van deze waarden Bijlage 2 Cultuurhistorische quickscan Westenholte en Bijlage 3 Cultuurhistorische waardenkaart Westenholte achter deze toelichting. De cultuurhistorische quickscan diende mede als input voor bestemmingsplan Westenholte.Met name is onderzoek verricht naar de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, maar ook andere aspecten zoals historisch-ruimtelijke structuren zijn geanalyseerd en gewaardeerd.

De bebouwing die is gewaardeerd als van hoge of zeer hoge cultuurhistorische waarde heeft de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie gekregen. Deze dubbelbestemming bevat een regeling om op een passende manier rekening te houden met de cultuurhistorische waarden. Informatie over de dubbelbestemming is opgenomen in paragraaf 4.3 Bestemmingsregels en Artikel 29 Waarde - Cultuurhistorie

3.4 Verkeer

3.4.1 Huidige situatie

Wegenstructuur

Om de gewenste afstemming tussen vormgeving en functie van de weg te kunnen bereiken, is het Zwolse wegennet gecategoriseerd naar een aantal te onderscheiden verkeersfuncties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14009-0004_0014.jpg"

figuur 13: Verkeersstructuur Westenholte

De wegen met een voor het autoverkeer belangrijke functie in Westenholte zijn de Voorsterweg, Klipperweg, Weidesteenlaan, Tesjeslaan, Arnicaweg, Westenholterweg, Ridder Zwederlaan en de Papaverweg. Deze wegen hebben een ontsluitende functie voor het verkeer. De overige wegen binnen het plangebied hebben in principe geen doorgaande verkeersfunctie. De wegen worden bereden door verkeer met een herkomst of bestemming in de wijk. Over het algemeen hebben de wegen in Westenholte korte rechtstanden en een relatief smal wegprofiel.

In het GVVP en in de Mobiliteitsvisie zijn de Hasselterweg (N331 en de Westenholterallee gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg A (70 km/uur ). De wijk is met deze ontsluitingsweg verbonden via de De Weidesteenlaan en de Teunisbloemweg. Die zijn geheel of gedeeltelijk aangewezen als gebiedsontsluitingsweg B (50 km/h). De overige wegen in het plangebied zijn aangewezen als erftoegangsweg (30 km zone).

Openbaar vervoer

Westenholte heeft momenteel de beschikking over een “ontsluitende” buslijn (anno 2017 lijn 5) die zorgt voor directe verbindingen met het centrum en NS-station. De buslijn gaat in een lus door de wijk via de Weidesteenlaan, Tesjesweg, Middelstekamplaan, Arnicaweg, Petuniaweg, Westenholterweg en de Ridder Zwederlaan uitkomend op de Klipperweg.De bus rijdt slechts in één richting.

Verder wordt op de Hasselterweg gehalteerd door de streekbus en de schoolbus. De haltes zijn via het Rozenpad en de onderdoorgang Hasselterweg veilig bereikbaar vanuit Westenholte en Stadshagen.

Het Rozenpad verbindt Westenholte direct met het nieuwe station Stadshagen.

Fietsverkeer

Voor het fietsverkeer is Westenholte momenteel vanaf diverse kanten toegankelijk. Via het Trompetterspad, Rozenpad, Tijmpad, Weidesteenlaan, Westenholterbrug, Hasselterdijk en Zalkerdijk.

Om het fietsgebruik te stimuleren heeft de gemeente hoofdfietsroutes aangewezen, die de woonwijken met het centrum, het station of werkgebieden verbinden. Aan een hoofdfietsroute worden eisen gesteld als vlotheid/rechtstreeksheid, comfort, sociale en verkeersveiligheid, aantrekkelijkheid en uniformiteit/herkenbaarheid.

Binnen Westenholte maken de gehele Voorsterweg en de Weidesteenlaan tot aan de kruising met het Stinspad onderdeel uit van het hoofdfietsroutenetwerk. Als onderdeel van de hoofdontsluiting voor het autoverkeer ligt daarom langs een deel van de Weidesteenlaan een vrijliggend fietspad.

Daarnaast zijn er belangrijke fietsverbindingen zoals die over de Ridder Zwederlaan vanaf de Westenholterbrug tot aan de kruising met de Stinsweg, de Rozenweg, Petuniaplein en Arnicaweg.

Tevens liggen er diverse solitaire fietsroutes door Westenholte, zoals de Rozenweg, Westenholterweg, Steenboerweg, het Milissepad, het Konijnepad, het Tympad en het Stinspad.

Parkeren

In de wijk Westenholte vindt geen betaald parkeren plaats. De Regeling Parkeernormen 2016 is het toetsingskader in het geval van vastgoedontwikkelingen, bestemmingsplannen en aanvragen om omgevingsvergunning in de gemeente Zwolle. Het beleid van de gemeente Zwolle is dat de parkeeropgave van een bouwplan of een ontwikkeling primair op eigen terrein van het bouwplan of ontwikkeling gerealiseerd moet worden. Wat de parkeeropgave is, wordt bepaald aan de hand van de parkeerkencijfers CROW.

3.4.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Het bestemmingsplan beoogt geen ontwikkelingen. De verkeersstructuur van het plangebied blijft ongewijzigd. Het openbaar gebied en de wegen in het plangebied worden in bestemmingsplan Westenholte conserverend bestemd.

3.5 Natuur

3.5.1 Huidige situatie

Stedelijke groenstructuur

De Stedelijke Hoofdgroenstructuur, die voor Zwolle is vastgelegd op de Groene Kaart (2013), bestaat in het plangebied uit enerzijds de Westenholterallee, als onderdeel van het stedelijk hoofdwegennet, en anderzijds uit de natuurlijke hoogte (rivierduin) waarop de Voorsterweg, de Hasselterweg en in het verlengde daarvan de Zalkerdijk zijn gelegen. Ook de kolk, enkele agrarische percelen, het volkstuincomplex en de speelterreintjes langs de Zalkerdijk behoren tot deze groenstructuur. Deze hoogte is zandig, in tegenstelling tot de omgeving, en herbergt een karakteristieke flora en fauna (Rugstreeppad, Grote tijm, Wilde averuit, Steenanjer, Kleine bevernel). Bovendien zijn de hellingen van geomorfologische en cultuurhistorische waarde, doordat ze een voorbeeld vormen van hoe een natuurlijke hoogte is gebruikt als vestigingsplaats en als waterkering. Plaatselijk wordt deze groenstructuur versterkt door groene dijktaluds, onbebouwd terrein en wegbeplanting. De aard van deze groenstructuur kan worden versterkt door bij ontwikkelingen terughoudend om te gaan met bebouwing en ontgraving en het nodige groen hier te concentreren.

Wijkgroenstructuur

Het Stinspark is samen met het aangrenzende sportpark Weidesteen de belangrijkste groene ruimte van

Westenholte. Het is belangrijk dat de groene ruimte visueel doorloopt naar de Weidesteenlaan enerzijds en

naar het Tijmpad anderzijds. Daarnaast is de begeleidende beplanting en doorlopende laanstructuur langs

de Weidesteenlaan en de Tesjeslaan en langs het Tijmpad en de Ridder Zwederlaan van belang voor de

groenstructuur van de wijk.

De bomen langs de Ridder Zwederlaan, langs de Steenboerweg en het Tijmpad, langs de Lupineweg, bij de Korenbloemweg en langs de Voorsterweg zijn bovendien als bijzondere boom gerangschikt.

De algemene begraafplaats Voorst ligt als belangrijke groene ruimte aan de oostelijke entree van de wijk, en is ook een fors aantal bijzondere bomen rijk.

Verder liggen enkele andere belangrijke groene ruimtes, zoals een hondenlosloopterrein, speelvelden en

ijsbaan als wezenlijk onderdeel van de wijkgroenstructuur aan de buitenrand van de

wijk. Tenslotte lopen vanuit de wijk twee recreatieve fietsverbindingen (Trompetterspad en Meester

Koolenpad) naar het buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14009-0004_0015.jpg"

figuur 14: Groenstructuur Westenholte

3.5.2 Uitgangspunt bestemmingsplan
3.5.2.1 Bescherming van natuur in de omgeving van het plan

In de directe omgeving van het plangebied liggen beschermde natuurterreinen (Natura 2000 - gebied Rijntakken en Natura 2000 - gebied Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht) en liggen provinciale Ganzengebieden en Weidevogelgebieden. Effecten op deze gebieden (ook van buitenaf) mogen de instandhoudingsdoelstellingen van het betreffende gebieden niet in gevaar brengen (Wet natuurbescherming).

De (externe) effecten op deze terreinen, door de activiteiten die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, wijzigen niet.

3.5.2.2 Bescherming van flora en fauna binnen het plan

De aanwezige natuurwaarden langs de Zalkerdijk en omgeving worden grotendeels beschermd door de bestemming “Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' en bijbehorende regels.

Voor werkzaamheden ter uitvoering van dit bestemmingsplan kunnen de bepalingen uit de Wet natuurbescherming in het geding zijn. Dit kan van invloed zijn op de vergunbaarheid en de wijze van uitvoering van de werkzaamheden.

Er is geen limitatieve opsomming bekend over in het plangebied voorkomende soorten planten en dieren, die bescherming genieten in het kader van de Wet natuurbescherming. De lijnstructuren met Bijzondere bomen worden veel gebruikt door Dwergvleermuis. Zeer waarschijnlijk zijn sommige gebouwen in het plangebied in gebruik als verblijfplaats van vleermuizen. Deze zijn strikt beschermd. Ook is het mogelijk dat gebouwen in het plangebied dienen als vaste verblijfplaats van broedvogels. Vaste verblijfplaatsen van broedvogels zijn beschermd. In het openbaar groen komen beschermde planten en dieren voor. Voordat er sloop of ingrijpende verbouw van gebouwen plaatsvindt, moet de eventuele aanwezigheid van vleermuizen en broedvogels worden gecontroleerd. In het openbaar groen wordt gewerkt met een gedragscode.

3.6 Water

3.6.1 Huidige situatie
3.6.1.1 Waterstructuur

Voornamelijk rondom het plangebied, met uitzondering ter plaatse van de Noordschil Westenholte (deel ten noorden van de Voorsterweg), zijn watergangen voor wateraanvoer en -afvoer van Waterschap Drents Overijsselse Delta gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14009-0004_0016.jpg"

figuur 15: Waterstructuur Westenholte

Drooglegging

In plangebied wordt een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 m gehanteerd. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte.

Riolering

De droogweerafvoer vanuit het gebied, al dan niet via (bestaande) pompunits, moet worden afgevoerd naar het bestaande gemeentelijk (gemengde) rioolstelsel. In de Noordschil Westenholte (deel ten noorden van de Voorsterweg) wordt nog nieuwbouw verwacht. De toename van het hoeveelheid afvalwater is gering. Er is geen sprake van overbelasting van het bestaande rioolstelsel en de rioolwaterzuiveringsinstallatie.

De hemelwaterafvoer van nieuw aan te leggen daken, terrassen en parkeerplaatsen moet binnen het plangebied worden geborgen en worden geïnfiltreerd in de bodem. Binnen het plangebied dient daartoe minimaal een statische berging gecreëerd te worden van 20 mm per vierkante meter afvoerend oppervlak. Hierdoor wordt het bestaande gemeentelijk (gemengde) rioolstelsel ontlast.

Wateroverlast

Om wateroverlast en schade in gebouwen te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 20 cm boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders) moet aandacht worden besteed om wateroverlast te voorkomen. Als er aansluitpunten (wc, wastafel, afvoerputje e.d.) beneden het straatpeil aanwezig zijn, dan kan er niet onder vrijverval worden aangesloten. Op het terrein dient dan een zelfstandig rioolstelsel te worden aangelegd met een pompput. Bij de aanleg van kelderconstructies dient aandacht te worden geschonken aan de toepassing van waterdichte materialen en constructies tot aan het maaiveld, inclusief ventilatie / lichtschacht.

3.6.1.2 Overstromingsrisico

Het plangebied is gelegen achter een waterkering, waarbij in extreme situaties een kans op overstroming bestaat. Het gebied dat dan overstroomt, wordt omsloten door de IJssel aan de westzijde, door het Zwarte Meer aan de noordzijde en door het Zwarte Water aan de oostzijde (voormalig dijkring 10, zie figuur 16). Voor bestemmingsplannen in gebieden waar een kans op overstroming vanuit het primaire watersysteem bestaat, is een overstromingsrisicoparagraaf vereist.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14009-0004_0017.png"

figuur 16: dijkring 10


Risico-inventarisatie

Dijktrajecten die een gebied tegen overstromingen beschermen, kennen een overstromingskans. Voor de primaire dijktrajecten nabij het plangebied geldt een overstromingskans van 1 op 3.000 tot 1 op 10.000 per jaar. De overstromingskans wordt in de Waterwet toegelicht als: “kans op verlies van waterkerend vermogen van een dijktraject, waardoor het door het dijktraject beschermde gebied zodanig overstroomt, dat dit leidt tot dodelijke slachtoffers of substantiële economische schade”.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14009-0004_0018.png"

figuur 17: maximale waterdiepte tijdens een overstroming

Met behulp van de provinciale digitale Wateratlas wordt de maximale waterdiepte in het plangebied tijdens een overstroming geschat tussen de 0,5 tot 2,0 meter (figuur 17). De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep. In figuur 18 is de tijd tot overstroming van het plangebied bij een dijkdoorbraak bij Westenholte en bij IJsselmuiden weergegeven. Dit is snel, namelijk 0 tot 6 uur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14009-0004_0019.png"

figuur 18: maximale waterdiepte nabij het plangebied (bron: Wateratlas provincie Overijssel)

Maatregelen

Bij de ontwikkeling in het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en). Het betreft hierbij ook bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Wat betreft maatregelen kan worden gedacht aan: aanvullend ophogen (voor zover mogelijk) van het plangebied, voldoende hoog aanbrengen vloerpeil, verhoogde drempels, zodanige inrichting gebouw dat bij eventuele overstroming schade zoveel mogelijk wordt beperkt (denk aan materiaalgebruik en minder gevoelige ruimten op de begane grond), aansluiting van het plangebied op dichtstbijzijnde weg waardoor bereikbaarheid gewaarborgd blijft en opstellen van een evacuatieplan. Meer informatie is o.a. te vinden op de website www.onswater.nl.

3.6.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Het bestemmingsplan beoogt geen ontwikkelingen die van invloed zijn op de waterkeringen en watergangen in en rond het plangebied. De watergangen in Westenholte hebben de bestemming Water.

3.7 Wonen

3.7.1 Huidige situatie

Op 1 januari 2014 woonden er ongeveer 5300 inwoners in Westenholte verdeeld over ongeveer 2000 huishoudens. Dit is nagenoeg gelijk aan het inwonertal van 2004. De wijk kent een redelijk evenwichtige opbouw met voornamelijk veel gezinnen (met kinderen). Het plangebied betreft voor het grootste gedeelte geschakelde woningen (rijtjes). Op enkele plekken zijn vrijstaande woningen en gestapelde woningen gerealiseerd. Het aantal woningen is de afgelopen jaren stabiel gebleven. Het aandeel koopwoningen is vergeleken met het Zwols gemiddelde hoog: 65% ten opzichte van 48% in Zwolle. De huurwoningen liggen gelijkmatig verspreid over de hele wijk.

Aan de Papaverweg en de Tormentilweg zijn woonwagenstandplaatsen aanwezig. Hier is plaats voor maximaal 6 respectievelijk 5 woonwagens.

3.7.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Het bestemmingsplan beoogt geen ontwikkelingen. De functionele structuur van het plangebied blijft ongewijzigd. De woningen in het plangebied wordt in bestemmingsplan Westenholte conserverend bestemd.

In bestemmingsplan Westenholte zijn enkele bestemmingen met rechtstreekse bouwtitel opgenomen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling met woningbouw planologisch mogelijk maken.
In bestemmingsplan Westenholte zijn een tweetal wijzigingsbevoegdheden opgenomen die ook in het 'oude' bestemmingsplan Westenholte uit 2005 waren opgenomen. Om inzicht te geven dat met een regionale behoefte hiermee rekening moet worden gehouden is de Ladder toegelicht in paragraaf 2.2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking 

3.8 Voorzieningen

3.8.1 Centrum

Westenholte beschikt over een kleinschalig en redelijk compleet primair winkelaanbod rondom een supermarkt aan het Petuniaplein. Op basis van het inwonertal kan worden gesproken van kwetsbaarheid in termen van economische mogelijkheden voor winkels. De situatie in Westenholte is op dit moment echter redelijk stabiel. Dit hangt samen met de afzonderlijke positie en een sociaal-economische binding van bewoners aan de wijk.

Bovendien is de afgelopen jaren op gepaste wijze geïnvesteerd in vernieuwing zodat gesproken kan worden van een naar omstandigheden redelijke uitgangssituatie voor de komende jaren.

De detailhandel in dagelijkse goederen bevindt zich aan het Petuniaplein. Op andere plaatsen bevinden zich enkele zaken, zoals een groente en fruithandel aan de Westenholterweg en een fietsenhandel aan de Voorsterweg.

3.8.2 Sport & recreatie

In Westenholte zijn er diverse mogelijkheden voor sportbeoefening. Zo zijn op sportpark “de Weidesteen” aan de Stinsweg voetbalclub v.v. W.V.F. en tennisclub W.V.F. actief. Ook de ijsbaan aan de Ankerweg is binnen het plangebied opgenomen. Verder is er nabij de kruising van het Stinspad met de Steenboerweg een Jeu de Boulesbaan aanwezig.

3.8.3 Maatschappelijk

Binnen het plangebied bevinden zich enkele maatschappelijke functies. Aan het Korianderplein bevinden zich twee bassischolen (protestants en openbaar onderwijs). Aan de Papaverweg bevindt zich een katholieke basisschool. Er zijn diverse gastouderbureaus in Westenholte aanwezig en er is een peuterspeelzaal, kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang aanwezig (Papaverweg en Korianderplein).

Aan de Voorsterweg bevindt zich het Autismehuis, een voorziening voor kinderen met autisme. Eveneens aan de Voorsterweg is het ontmoetinsgcentrum Het Anker en een zorgcomplex voor huisartsen, fysiotherapie en een apotheek in combinatie met (senioren)woningen gerealiseerd.

Vlakbij het winkelcentrum staat aan de Westenholterweg de Hervormde Stinskerk en aan de Ridder Zwederlaan is de begraafplaats van Westenholte gelegen.

In de kantine van de voetbalclub v.v. W.V.F. zit een buitenschoolse opvang. Hiervoor is in 2016 middels buitenplanse afwijking een omgevingsvergunning verleend. In dit plan is deze maatschappelijke functie door middel van een functieaanduiding planologisch geregeld.

3.8.4 Commercieel

Horeca

In Westenholte zijn maar weinig horecagelegenheden. Binnen het plangebied bevinden zich een snackbar / lunchroom en een café, beide aan het Petuniaplein.

Bedrijven

Ook het aantal bedrijven in het plangebied is beperkt. Aan de Voorsterweg zijn woon/werkkavels gerealiseerd waar wonen naast (lichte) vormen van bedrijvigheid zijn toegestaan. Daarnaast zijn aan de Voorsterweg ook bedrijfsbestemmingen opgenomen waar lichte bedrijvigheid (via een aanduiding categorie 1 t/m 3) mag worden uitgeoefend zoals: een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, cosmetisch, kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied. Binnen deze bestemming is (waar aangeduid) ook een bedrijfswoning toegestaan.

Aan de Papaverweg bevinden zich nog een paar bedrijven met bedrijfsloodsen.

Kantoren

Op het perceel Westenholterweg 50 is een kantoor gevestigd.

3.9 Milieu

In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten die van belang zijn bij het toekennen van

bestemmingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14009-0004_0020.jpg"

figuur 19: Milieuaspecten Westenholte

3.9.1 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de geluidsproductie van wegverkeer, industrie en spoorwegen. Aan deze aspecten wordt in deze paragraaf aandacht besteed.

Wegverkeerslawaai

Volgens de Wgh moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de actuele geluidsbelasting indien een bestemmingsplan geluidsgevoelige functieveranderingen toestaat voor gebieden die liggen langs zoneplichtige wegen. Deze verplichting geldt niet voor wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 kilometer per uur.

Met dit plan wordt de wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het gebouw naar Voorsterweg (functie detailhandel, momenteel is hier een fietsenhandel gevestigd) naar een woonfunctie te wijzigingen. De locatie ligt in een 30 km/uur. Er geldt geen verplichting vanuit de Wet geluidhinder om een gedetailleerd akoestisch onderzoek uit te voeren vanwege wegverkeer. Om na te gaan of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening is op basis van de geluidbelastingkaart van de gemeente Zwolle (2030) nagegaan wat de gecumuleerde geluidbelasting ter plaatse is. Deze is berekenend tussen de 55-58 dB Lden (zonder toepassing van een aftrek van 5 dB op basis van artikel 110g Wgh).

Het akoestisch onderzoek betreffende weg- en railverkeerslawaai dat ten behoeve van het bestemmingsplan Noordschil Westenholte is opgesteld in 2010 geeft ook inzicht in de te verwachten belasting op deze locatie (maatgevend is dan de Hasselterweg, zie de uitsnede met de berekende gevelbelasting incl. aftrek). De berekende waarden blijven onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14009-0004_0021.png"

figuur 20 uitsnede met berekende gevelbelasting

De locatie ligt in een lintbebouwing en wordt aan alle kanten omsloten door oudere en recent ontwikkelde woningen en biedt een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Aangezien het bestemmingsplan - met uitzondering van de apart beschreven locaties - een conserverend karakter heeft waarbij er geen nieuwe geluidgevoelige functies worden mogelijk gemaakt is akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai verder niet noodzakelijk.

Een uitzondering op het voorgaande vormt de mogelijkheid om ter plaatse van de Teunisbloemweg op hoek met Voorsterweg (Stinspoort,zie figuur 20) 6 vrije sector kavels in de vorm van 4 vrijstaande en 1 twee-onder-één kapwoning te kunnen realiseren. In het bestemmingsplan 'Noordschil Westenholte' was op deze locatie een bedrijfsverzamelgebouw opgenomen (zie figuur 21). Voor de herontwikkeling van deze locatie in de vorm van woningbouw is een akoestisch onderzoek verricht.

Bij dit onderzoek zijn als randvoorwaarden meegenomen de aanleg van geluidswerende voorzieningen in de vorm van een aarden wal met schanskorf. De hoogte van aardenwal ten opzichte van het wegdek Teunisbloemweg bedraagt 4 meter (4m+wegdek). De hoogte van schanskort boven op de aardenwal bedraagt 1 meter. De totale hoogte van de aardenwal+schanskorf bedraagt 5 meter ten opzichte het wegdek Teunisbloemweg. (5m+wegdek). De aanleg van deze geluidwerende voorzieningen worden in de regels van de ter plaatse opgenomen bestemming 'Groen' mogelijk gemaakt. Uit de conclusie van dit onderzoek volgt dat er voor deze woningen een procedure hogere grenswaarden moet worden gevolgd. Deze procedure zal voor de vaststelling van dit bestemmingsplan worden afgerond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14009-0004_0022.png"

figuur 21: locatie Stinspoort in nieuwe BP Westenholte met nieuwe bouwblok t.b.v. 6 vrije sector woningen bij de entree Voorsterweg..

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14009-0004_0023.png"

figuur 22: locatie Stinspoort aan Teunisbloemweg met oude situatie bedrijfsverzamelgebouw uit BP Noordschil Westenholte.

Het volledige onderzoek is als Bijlage 1 Akoestisch onderzoek Stinspoort 6 kavels NW achter deze toelichting opgenomen. Gebleken is dat voor deze woningen een Hogere waarde procedure moet worden gevolgd.

Voor de mogelijkheid voor de bouw van een vrijstaande woning op de kop van de Zalkerdijk (zie figuur 21) is geen akoestisch onderzoek nodig, aangezien deze bouwmogelijkheid al was opgenomen in het reeds geldende bestemmingsplan 'Noordschil Westenholte'. In het kader van de milieutechnische uitvoerbaarheid van dat plan heeft voor deze nog te bouwen woning al een akoestisch onderzoek plaatsgevonden. Uit dit onderzoek is gebleken dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ter plaatse wordt overschreden met 3 dB. Hiervoor is door het college een hogere waarde vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14009-0004_0024.png"

figuur 23: Kop Zalkerdijk/Westenholterweg als opgenomen in BP Noordschil Westenholte

Spoorweglawaai

Ten noorden van het plangebied ligt de spoorweg Zwolle-Kampen waarvoor geluidproductieplafonds (GPP, artikel 11.45 lid 1 Wet milieubeheer) zijn vastgesteld in het geluidregister (1 juli 2012). In het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen die effect kunnen hebben of waarvoor een nader akoestisch onderzoek noodzakelijk is

Industrielawaai

Ten zuidoosten van Westenholte ligt het industriegebied Voorst A, B en C. Het industriegebied Voorst A, B en C is op basis van de Wet geluidhinder gezoneerd. De 50 dB(A) contour industrielawaai is gelegen op het bestemmingsplan Westenholte. Indien binnen deze zone geluidgevoelige functieveranderingen worden opgenomen is nader onderzoek noodzakelijk. Met dit bestemmingsplan worden vanwege het conserverende karakter geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt waardoor nader geluidonderzoek niet noodzakelijk is.

Wijzigingen die passen binnen het bestemmingsplan zoals vergunning vrije bouwwerken en die zijn

gelegen binnen een geluidzone zullen in het kader van het Bouwbesluit moeten voldoen aan het vereiste binnenniveau zodat ook hiermee een goed woon en leefklimaat wordt gewaarborgd.

3.9.2 Bedrijvigheid (Wet milieubeheer)

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we enerzijds het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen. Anderzijds worden milieugevoelige functies als wonen en recreëren beoordeeld. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Zwolle hanteert bij de uitwerking van het bovenstaande principe de veel gebruikte VNG-handreiking

"Bedrijven en Milieuzonering" (2009). Hierin zijn richtafstanden aangegeven die aangehouden kunnen

worden tussen bedrijven c.q. voorzieningen en woningen. De VNG-lijst geeft per bedrijfstype indicaties voor afstanden aan tussen bedrijven en woningen om de hinder tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Daarbij gaat het vooral om de milieu-invloeden die ruimtelijke consequenties hebben zoals geluid, geur- en luchtverontreiniging en externe veiligheid.

Binnen het plangebied zijn geen nieuwe gebieden aangewezen voor de vestiging van bedrijven.

De verspreid door de wijk aanwezige kleinschalige bedrijvigheid, vooral praktijken, dienstverlenende instellingen, kantoren en detailhandel hebben weinig milieu-invloeden.

In het plangebied is een aantal functies (detailhandel, dienstverlening, aan huis verbonden beroep) in woningen, of een gedeelte daarvan, gevestigd. Het beleid is er op gericht om (voormalige) woonhuizen de bestemming eengezinshuizen of meergezinshuizen te geven. De woonfunctie is uiteindelijk de belangrijkste functie in de wijk. Dit betekent echter niet dat een afwijkende bestemming niet is toegestaan. Er is een inventarisatie gemaakt van de afwijkende bestemmingen in woonhuizen, groter dan de bij recht toegestane praktijk aan huis (30% van het vloeroppervlak van de woning tot een maximum van 50 m²). Op de plankaart staan de woningen aangegeven waar een afwijkende bestemming is toegestaan. In de voorschriften is een bijlage opgenomen waarin staat aangegeven welke afwijkende bestemming is toegestaan en in welke omvang (bijvoorbeeld het gehele pand of alleen de begane grond).

Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging

Bij dit bestemmingsplan is een Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging gevoegd. De Staat geeft aan welke bedrijvigheid in de bestemmingen 'Bedrijf' , 'Gemengd 1'en'Gemengd 3'is toegelaten. Zie voor meer informatie de 'Algemene verklaring'bij de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging.

3.9.3 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De wet maakt een onderscheid in

projecten die “in betekenende mate” (IBM) en “niet in betekenende mate” (NIBM) bijdragen aan

verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarnaast worden er bestemmingen genoemd die extra gevoelig zijn voor luchtvervuiling (gevoelige bestemmingen). Uiteraard moet niet alleen bij gevoelige bestemmingen maar bij alle projecten sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. Uit dit oogpunt moet afgewogen worden of het aanvaardbaar is om een bepaald project op een bepaalde plaats te realiseren. Hierbij speelt de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol, ook als het project zelf hier niet of nauwelijks aan bijdraagt.

Projecten die “niet in betekende mate” leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven volgens de Wet luchtkwaliteit niet afzonderlijk getoetst te worden op de grenswaarde(n), tenzij een dreigende overschrijding van één of meerdere grenswaarden te verwachten is. Volgens de gelijknamige AMvB ligt de grens van “niet in betekenende mate” bij 3% van de grenswaarde

van een stof. De concentraties in de buitenlucht van zowel fijnstof (PM10) als stikstofdioxide (NO2) mogen met niet meer dan 3% toenemen.

In het plangebied zijn geen nieuwe projecten en/of gevoelige bestemmingen opgenomen waardoor nader onderzoek in het kader van de Wet luchtkwaliteit niet noodzakelijk is.

Daarnaast wordt met de jaarlijkse monitoring van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) de ontwikkeling van de luchtkwaliteit gevolgd en wordt de uitvoering van de maatregelen en projecten (die zijn opgenomen in het NSL) bijgehouden. Om de monitoring van het NSL uit te kunnen voeren, heeft destijds het ministerie van VROM, op basis van de Saneringstool/Rapportagetool, de Monitoringstool ontwikkeld. Hieruit blijkt dat er binnen de gemeente Zwolle geen overschrijdingen van de normen voor luchtkwaliteit zijn.

3.9.4 Bodemkwaliteit

Westenholte bestaat voornamelijk uit woonbebouwing met een aantal maatschappelijke voorzieningen.

Binnen het plangebied komt wat lichte bedrijvigheid voor. Op grond van historische informatie worden geen (grote) bodemverontreinigingen verwacht. In de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart (vastgesteld in augustus 2015) is het gebied aangewezen met de bodemfunctie Wonen en is de ontgravingskwaliteit en de toepassingseis landbouw en natuur conform het Besluit bodemkwaliteit.

3.9.5 Externe veiligheid

Het aspect externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico´s die ontstaan als gevolg van het

gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of over het water en door buisleidingen. Voorbeelden zijn LPG, chloor en giftige gassen.

Externe veiligheid kent twee grootheden die van belang zijn en waaraan plannen getoetst dienen te worden.

Het gaat om het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Het plaatsgebonden risico wordt weergeven als een contour rondom een risicovolle activiteit en wordt

uitgedrukt in de kans dat een persoon overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Een kans van 10-6/jaar vormt de grenswaarde. Het groepsrisico geeft de kans aan dat een groep mensen van een bepaalde omvang overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen in een inrichting of op een vervoersas. De norm is de oriënterende waarde die verschilt per groepsgrootte.

In de nabije omgeving en in het plangebied zijn geen risicovolle activiteiten of inrichtingen aanwezig die er toe bijdragen dat het plaatsgebonden risico de 10-6 /jaar overschrijdt. Ook het groepsrisico blijft ver onder de oriënterende waarde.

Geconcludeerd kan worden dat het aspect externe veiligheid geen beperkingen oplegt aan de uitvoering van het plan.

3.9.6 Kabels, leidingen en straalpaden

Door het plangebied lopen twee hoofdtransportleidingen voor drinkwater. Deze zijn op de plankaart aangegeven door middel van de dubbelbestemming “Leiding - Water”.

Binnen de plangrenzen bevindt zich tevens de 110.000 Volt (ondergrondse) hoogspanningskabel Zwolle Frankhuis - Kampen met een bijbehorende belemmerende strook van 3 meter vanuit de buitenste hoogspanningskabel.Deze ondergrondse hoogspanningsleiding is op de plankaart aangegeven door middel van de dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanning (ondergronds)".

Er bevinden zich geen straalpaden boven het plangebied. Ook lopen er geen (hoofd)gastransportleidingen door het plangebied.

Samengevat bevinden zich boven en in het plangebied geen straalpaden en kabels en leidingen die een belemmering kunnen vormen.

3.10 Duurzaamheid

Op 8 januari 2007 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie Duurzaam Bouwen vastgesteld. Het beleid is van toepassing op gebouwen en grond-, weg- en waterbouw en is erop gericht dat overal een minimaal niveau voor duurzaamheid bereikt moeten worden. De beleidsvisie biedt 2 mogelijkheden voor het realiseren van het minimale niveau. Bouwpartijen kunnen een keuze kunnen maken voor één van beide. De methodes verschillen in flexibiliteit. Eén methode, toepassing van GPR Gebouw geeft maximale flexibiliteit voor de bouwpartijen. Hierbij wordt het minimale niveau meegegeven, waarbij bouwpartijen door selectie uit een keur van maatregelen aan dit niveau kunnen komen. Het andere betreft een lijst van acht maatregelen, waaruit minimaal vijf maatregelen gekozen moeten worden. Dit geeft minder flexibiliteit aan bouwpartijen, maar wel duidelijkheid. Ook het minimale niveau is bovenwettelijk en ligt dus boven het niveau van het Bouwbesluit. Daarom zal gewerkt moeten worden met andere instrumenten, zoals bijvoorbeeld een convenant met de projectontwikkelaars.

 

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten

4.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21a. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Westenholte zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Westenholte.

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:

Gevolgd door de volgende bijlagen:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels :

De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:

Artikel 1 Begrippen;

Artikel 2 Wijze van meten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels :

Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:

Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.

Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.

Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.

De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:

  • 1. Bestemmingsomschrijving;
  • 2. Bouwregels;
  • 3. Nadere eisen;
  • 4. Afwijken van de bouwregels;
  • 5. Specifieke gebruiksregels;
  • 6. Afwijken van de gebruiksregels;
  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • 8. Wijzigingsbevoegdheid.

Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.

  • 1. Bestemmingsomschrijving:

In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.

  • 2. Bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.

Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.

De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.

De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximum goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximum bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.

  • 3. Nadere eisen:

In het bestemmingsplan is bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.

De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Artikel 36 Algemene procedureregels.

  • 4. Afwijken van de bouwregels:

In het bestemmingsplan is bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.

De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

  • 5. Specifieke gebruiksregels:

In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.

  • 6. Afwijken van de gebruiksregels:

Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro

De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.

  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingsregel opgenomen.

  • 8. Wijzigingsbevoegdheid:

Het gaat hier om een specifieke op een bepaalde bestemming gerichte wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen.

Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Uov) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Toelichting op de regels voor dubbelbestemmingen:

Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.

Het betreft in dit plan:

Artikel 25 Leiding - Hoogspanning

Artikel 26 Leiding - Riool

Artikel 27 Leiding - Water

Artikel 28 Waarde - Archeologie

Artikel 29 Waarde - Cultuurhistorie

Deze bestemmingen liggen als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.

De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels :

In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:

Artikel 31 Anti-dubbeltelregel;

Artikel 32 Algemene aanduidingsregels geluidzone - industrie;

Artikel 33 Algemene aanduidingsregels vrijwaringszone - dijk;

Artikel 34 Algemene afwijkingsregels;

Artikel 35 Algemene wijzigingsregels;

Artikel 36 Algemene procedureregels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels :

In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.

BIJLAGEN BIJ DE REGELS :

Ten slotte zijn als bijlagen bij de regels gevoegd:

  • 1. een Lijst van afwijkend gebruik dat toegestaan is in de bestemming Wonen;
  • 2. een Lijst met horecacategorieën, welke toelaatbaar zijn in de bestemming Horeca;
  • 3. een met toegelaten en niet toegelaten bedrijfsactiviteiten in de bestemming Gemengd 1 en 3 en Bedrijf met een bijbehorende algemene verklaring van de opzet van deze staat en een lijst met de verklaring van de gebruikte afkortingen;

4.2 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.

Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.

4.3 Bestemmingsregels

Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels

gegeven:

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap

Deze bestemming is overeenkomstig het bestemmingsplan Nationaal Landschap IJsseldelta, met dien verstande dat de bebouwing van de ijsvereniging op de verbeelding door middel van een bouwvlak is op genomen. Tevens is een aanduiding ijsbaan opgenomen ten behoeve van dagrecreatie in de vorm van een ijsbaan.

Artikel 14 Groen

Uitgangspunten:

  • Het structuurgroen en het buurtgroen is bestemd tot 'Groen'. De overige groengebieden zijn bij de bestemming 'Verkeer - Erftoegangsweg' gevoegd. In de bestemming Groen zijn paden voor langzaam verkeer toegestaan maar geen wegen en parkeervoorzieningen voor snelverkeer. Dit is vast beleid waar niet van zal worden afgeweken.
  • Bermen en groenstroken langs wegen, die geen structuur- of buurtgroen zijn, zijn opgenomen in de verkeersbestemmingen. Binnen deze laatste bestemmingen is een uitwisseling van groen, verkeer en parkeren overal toegestaan.
  • Binnen de bestemming Groen zijn overal trapveldjes en speelvoorzieningen mogelijk.
  • In verband met de ligging langs de Hasselterweg zijn binnen de bestemming Groen tevens de aanleg van geluidwerende voorzieningen mogelijk gemaakt.
  • Binnen deze bestemming mogen overal gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

Artikel 17 Sport

Op de gronden met deze bestemming mogen sportterreinen worden aangelegd en gebouwen ten behoeve van sportvoorzieningen worden gebouwd, waaronder ook een kantine is begrepen. In de kantine van de v.v. W.V.F. is ook een buitenschoolse opvang toegestaan. Ter plaatse is een functieaanduiding 'kinderdagverblijf' opgenomen. Voor het bouwen van tribunes en gebouwen van meer dan 15 m² geldt dat deze uitsluitend binnen een bouwvlak mogen worden gebouwd.

Artikel 18 Tuin

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en carports bij recht worden gebouwd. Via een afwijking zijn bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bouwwerken wel mogelijk, mits geen aantasting plaatsvindt van de in de afwijkingsbevoegdheid genoemde criteria. Het gaat hier om bebouwing ten behoeve van uitbreiding van hoofdgebouwen, bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bijgebouwen en carports. Tevens moet zo nodig rekening worden gehouden met de Wet geluidhinder.

Artikel 20 Verkeer - Erftoegangsweg

Deze bestemming is opgenomen voor het verkeers- en verblijfsgebied met een erftoegangsfunctie. Het heeft een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied. Behalve de rijbanen zelf worden ook de bijbehorende bermen, voetpaden, fietspaden en parkeerplaatsen in de bestemming opgenomen. Ook groenvoorzieningen en speelvoorzieningen zijn als onderdeel van de verblijfsfunctie mogelijk in deze bestemming. Binnen deze bestemming mogen ook gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

Artikel 21 Water

Deze bestemming omvat al het water dat van belang is voor de waterhuishouding van het gebied. Water dat voor de waterhuishouding niet van belang is, is opgenomen in de bestemmingsomschrijving van andere bestemmingen.

Artikel 22 Wonen

Deze bestemming is bedoeld voor de eengezinshuizen. Dit zijn gebouwen, welke één woning omvatten.

Uitgangspunten:

  • Alle bestaande eengezinshuizen in het plangebied worden als zodanig bestemd.
  • De bestaande bebouwing wordt conform het huidige legale gebruik en volume bestemd. Indien het geldende plan ruimere mogelijkheden geeft dan er gerealiseerd zijn, wordt volgens die ruimere mogelijkheden bestemd, indien realisatie nog aanvaardbaar is qua licht- en luchttoetreding.
  • Binnen het bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd.
  • Op het erf binnen deze bestemming, dat buiten het bouwvlak is gelegen, mogen bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd, maar geen zelfstandige hoofdgebouwen, waarvan situering niet ondenkbaar wordt bij het toestaan van grotere oppervlakten.
  • Halve meters bij hoogtebepalingen worden in het kader van de deregulering afgerond naar boven.
  • In het kader van de deregulering mag het erf binnen deze bestemming aan de zijkant en de achterkant van het bouwvlak zonder afwijking worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken tot maximaal 50% en 100 m².
  • Ter wille van de openheid in het stedenbouwkundig beeld blijft het uitgangspunt waar mogelijk van toepassing om bijbehorende bouwwerken in de zijtuin achter de voorgevel van het hoofdgebouw te plaatsen.
  • Bij de bepaling van de voorzijde wordt gekeken waar de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak en de naar de weg toegekeerde grens van de gevel van een hoofdgebouw is gelegen. Hierbij is de zijde van de hoofdtoegang van het hoofdgebouw bepalend.
  • In de voortuinen komt de bestemming 'Tuin', waar in principe geen gebouwen en carports zijn toegestaan.
  • Indien in de voortuinen gebouwen aanwezig zijn, wordt ter wille van de eenvoud van regeling en beheer een gebied met de bestemming 'Wonen' aangegeven dat voor 100% mag worden bebouwd.
  • Carports in de voortuinen worden niet wegbestemd, maar binnen de bestemming 'Wonen' met de 'specifieke bouwaanduiding-carport' aangegeven. Carports in de voortuinen worden alleen daar aangegeven waar de bouw van andere bijbehorende bouwwerken niet kan worden toegestaan.
  • Zelfstandige complexen van garageboxen worden binnen de bestemming 'Wonen' met een aparte aanduiding aangegeven.
  • Zo nodig kunnen nadere eisen worden gesteld aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodat bij het ontwikkelen van ongewenste situaties nog kan worden ingegrepen.
  • De huidige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, die groter zijn dan de standaardregeling worden als afwijkend gebruik toegestaan.

Beroep aan huis:

Volgens vaste jurisprudentie moet binnen een woonbestemming ook een aan huis verbonden beroep worden toegelaten. Uit de jurisprudentie kan als enige ruimtelijk relevant criterium worden afgeleid het hebben van 'een ruimtelijke uitwerking of uitstraling, die in overeenstemming is met de woonfunctie van het betrokken perceel'.

Er is in dit plan een regeling opgenomen voor het gebruik van een deel van een woning voor een aan huis verbonden beroep, zoals in de gemeente Zwolle bij deze bestemming gebruikelijk is. De beperking van het ruimtebeslag van de woning met inbegrip van de bijgebouwen tot 30% van het vloeroppervlak van de woning (met een absoluut maximum van 50 m²) dient om het verlies of de bovenmatige aantasting van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. Op deze wijze wordt tevens voorkomen dat de verkeersaantrekkende werking te groot zal worden.

Het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden voor de uitoefening van een beroep of bedrijf, hoe gering ook van omvang, is zonder meer als strijdig met de woonbestemming aan te merken.

In de begrippen is een definitie opgenomen over wat onder een aan huis verbonden beroep moet worden verstaan. Het gaat om een dienstverlenend beroep. De definitie van beroep aan huis is gelijk aan de landelijk gehanteerde standaarddefinitie. Indien er personeel in dienst wordt genomen kan er eerder sprake zijn van een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die niet met de woonfunctie in overeenstemming is.

Bouwwerken, zonder dak:

Bij de regeling van deze bouwwerken is geen verschil gemaakt tussen verschillende soorten bouwwerken. Elk bouwwerk dat functioneel past in de bestemming kan worden toegelaten. Volstaan is met algemene bepalingen omtrent de maximum hoogte. Daarbij is voor erf- of perceelafscheidingen aansluiting gezocht bij het criterium voor vergunningvrij bouwen van het Bor en voor de afwijking bij het criterium van de Bouwverordening.

Afwijkend gebruik:

De hoofdgebouwen met een afwijkend gebruik dat niet valt onder beroep aan huis of met een beroep aan huis groter dan 30% / 50m² zijn met een aanduiding op de plankaart aangegeven. In Lijst van afwijkend gebruik behorend bij de regels staat aangegeven welk afwijkend gebruik is toegelaten en voor welk deel van het hoofdgebouw dit afwijkende gebruik is toegestaan.

Wet geluidhinder

In verband met de Wet geluidhinder is het op een aantal erven niet toegestaan geluidsgevoelige functies te realiseren. De desbetreffende erven zijn aangeduid als 'specifieke vorm van wonen uitgesloten - geluidsgevoelige functie'. In de begrippen is omschreven wat onder geluidsgevoelige functies bij woningen moet worden verstaan.

Artikel 23 Wonen - Meergezinshuis

Deze bestemming is bedoeld voor meergezinshuizen. Dit zijn flats en andere gebouwen met meerdere naast en/of boven elkaar gelegen woningen, welke in tegenstelling tot het eengezinshuis qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kunnen worden. De definitie van eengezinshuis en meergezinshuis is opgenomen in de begrippen. Voor deze bestemming gelden de zelfde uitgangspunten en regels als voor de bestemming 'Wonen'.

Bijgebouwenregeling:

De regels voor bijbehorende bouwwerken wijken af van de regeling voor de eengezinshuizen. Per afzonderlijke gestapelde woning mag buiten het bouwvlak 25 m² worden gebouwd. Daarnaast mag er een onbeperkte oppervlakte worden gebouwd ten behoeve van algemene voorzieningen voor het meergezinshuis. Dit voorzover het bestemmingsvlak dit toelaat. Waar geen bijbehorende bouwwerken gewenst zijn, komt de bestemming 'Tuin'.

Artikel 24 Wonen - Woonwagen

Deze bestemming is voor de woonwagenlocaties in het plangebied. De regels bij deze bestemming volgen zoveel mogelijk de geldende regels zoals vastgelegd in de richtlijnen van de nota 'Woonwagenlocaties en standplaatsen' van april 2000.

Artikel 28 Waarde - Archeologie

Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:

  • De gebieden die volgens de gemeentelijke archeologische waarderingskaart een grote vondstkans hebben (50% of meer) zijn mede bestemd tot archeologisch waardevol gebied (zie paragraaf 3.2 Archeologie ).
  • Bij de regeling voor de dubbelbestemming is nauwe aansluiting gezocht bij de Wet op de archeologische monumentenzorg.
  • Bij verstoringen in de bodem met een grotere diepte dan 0,5 meter en een grotere oppervlakte dan 100 m² zijn specifieke bouwregels en een omgevingsgunningenstelsel conform de regeling uit de Wet op de archeologische monumentenzorg van toepassing.

Artikel 29 Waarde - Cultuurhistorie

De bebouwing die is gewaardeerd als van hoge of zeer hoge cultuurhistorische waarde in de heeft de dubbelbestemming Artikel 29 Waarde - Cultuurhistorie gekregen. Bij het toepassen van deze regeling wordt beoordeeld of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden.

Per object zijn de cultuurhistorisch waardevolle elementen beschreven in de lijst van waardevolle objecten zie 3.3 Cultuurhistorie.

Hiermee worden de cultuurhistorische waarden van de bebouwing beschermd.

4.4 Algemene regels

Artikel 31 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 34 Algemene afwijkingsregels

In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.

Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.

Artikel 35 Algemene wijzigingsregels

Deze regel maakt het mogelijk de bestemmingen 'Groen', 'Tuin', 'Verkeer - Erftoegangsweg', 'Wonen' alsmede '' onder in deze regel omschreven voorwaarden zodanig te wijzigen dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden aangegeven.

Artikel 36 Algemene procedureregels

Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.

Artikel 37 Overige regels

In dit artikel wordt geregeld dat bij een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Daarbij moet worden voldaan worden aan de parkeeropgave, zoals neergelegd in de “Regeling Parkeernormen 2016”. Indien deze regeling wordt gewijzigd, moet rekening worden gehouden met deze wijziging.

Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van de “Regeling Parkeernormen 2016”

4.5 Overgangs- en slotregels

Artikel 38 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.

Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.

Artikel 39 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.

4.6 Bijlagen

Bijlage 1 Lijst van afwijkend gebruik:

Deze bijlage omvat per adres het afwijkend gebruik dat binnen de bestemming Wonen is toegestaan.

Bijlage 2 Lijst met horecacategorieën:

Bijlage 3 Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging:

De staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is een algemene staat die toegepast wordt bij bestemmingsplannen van de gemeente Zwolle. De staat is gebaseerd op het VNG-rapport 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. De staat behoort bij de bestemmingen Gemengd 1 en 3 en Bedrijf. De staat maakt als Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging onderdeel uit van de regels en daardoor heeft zij rechtstreekse werking. Een niet in de staat genoemd bedrijf kan dus niet worden gevestigd, evenmin als een wel genoemd bedrijf, dat als niet toelaatbaar staat aangegeven. Een zodanig bedrijf kan in een concreet geval qua aard en invloed op de omgeving toch wel aanvaardbaar zijn. Daarom is voorzien in een afwijking voor gelijkwaardige bedrijven. De formulering is afgestemd op de eisen die de jurisprudentie daaraan stelt. In Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is voorafgaand aan de staat een algemene verklaring van de opzet van de staat en de betekenis van de gebruikte afkortingen opgenomen.

4.7 Handboek

Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is conserverend van karakter. Omdat de gemeente binnen het conserverende gedeelte van het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen met financiële consequenties initieert, is het niet nodig om bij dit bestemmingsplan een exploitatieplan voor het conserverende gedeelte te voegen.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.2.1 Uitkomsten inspraak

Dit bestemmingsplan betreft de actualisatie van het bestemmingsplan Westenholte en Noordschil Westenholte. Ook omvat het bestemmingsplan gronden welke zijn geregeld in het bestemmingsplan Westenholte, Meester Koolenweg 10 en bestemmingsplan Westenholte Stins met uitzondering van de gronden die in laatstgenoemd bestemmingsplan de bestemming 'Wonen - Uit te werken' hebben gekregen. Omdat er geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, wordt geen aparte inspraak georganiseerd.

5.2.2 Uitkomsten overleg

Op 22 maart 2017 is het voorontwerpbestemmingsplan Westenholte in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening naar 5 instanties verzonden met het verzoek om vóór 22 april 2017 schriftelijk te reageren.

Het plan is toegezonden naar de volgende instanties:

  • 1. Provincie Overijssel;
  • 2. Waterschap Drents Overijsselse Delta;
  • 3. Veiligheidsregio IJsselland;
  • 4. Vitens;
  • 5. Tennet.

Onderstaand de vooroverlegreacties die ontvangen zijn.

Ad.1 Provincie Overijssel

Opmerking

Aangegeven wordt dat het bestemmingsplan past in het provinciale ruimtelijk beleid.

Indien het plan in de huidige vorm in procedure wordt gebracht, zijn er vanuit het provinciale belang geen beletselen voor het verdere vervolg van deze procedure. Hiermee is, voor zover het de provinciale diensten betreft, voldaan aan het ambtelijke vooroverleg als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening.

Reactie

Van de vooroverlegreactie is kennisgenomen.

Ad. 2. Waterschap Drents Overijsselse Delta

Opmerking

Het waterschap heeft geen opmerkingen op dit voorontwerpbestemmingsplan.

Reactie

Van de vooroverlegreactie is kennisgenomen.

Ad. 3. Veiligheidsregio IJsselland

Opmerking

Geconstateerd wordt dat het gaat om een conserverend plan waarbij in principe geen nieuwe ontwikkelingen zijn toegestaan, met uitzondering van drie nog te ontwikkelen kavels voor enkele woningen. In het plangebied en de directe omgeving zijn geen risicovolle inrichtingen of routes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen aanwezig. De Veiligheidsregio IJsselland adviseert dan ook dat er geen zaken zijn die relevant zijn voor de (externe) veiligheid.

Reactie

Van de vooroverlegreactie is kennis genomen.

Ad. 4. Vitens

Opmerking

Het bestemmingsplan is beoordeeld op het punt Leiding – Water. Geconstateerd wordt dat het belang van Vitens in artikel 28, blz.182 -183 voldoende is gewaarborgd.

Reactie

Van de vooroverlegreactie is kennisgenomen.

Ad. 5. Tennet

Opmerking

Binnen de grenzen van dit plan bevindt zich de 110.000 Volt hoogspanningskabel Zwolle Frankhuis – Kampen met een bijbehorende belemmerde strook van 3,00 meter vanuit de buitenste hoogspanningskabel.

De regels in de dubbelbestemming zijn correct opgenomen, maar toch wordt verzocht om hier een voorrangsbepaling bij op te nemen en deze voorrangsbepaling standaard op te nemen in het handboek van de gemeente zoals hierna aangegeven:

'In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn'.

Motivatie hiervoor is een uitspraak (zaaknummer 200301131/1 en 201304186/1/R4) dat de keuze voor een plan met meervoudige of dubbelbestemmingen in beginsel aanvaardbaar is, mits de onderlinge rangorde van de doeleinden of functies zijn aangegeven en dat deze geen zodanige tegenstrijdigheden bevatten dat niet op redelijke wijze een afweging kan worden gemaakt met het oog op een goede ruimtelijke ordening.

In dit plan vallen de bestemmingen 'groen' en 'verkeer' samen met de dubbelbestemming die tegenstrijdigheden bevatten.

Daarnaast valt het op dat de belemmerde strook van genoemde verbinding niet correct is weergegeven op de verbeelding. Deze zou ongeveer voor een kwart over het wegdek vallen. De kabel zelf valt, voor zover nu kan worden bepaald, valt net buiten de grenzen van het plan. Verzocht wordt deze belemmerde strook nog aan te passen.

Graag verneem ik jullie reactie omtrent het verzoek voor opname van de voorrangsregeling in het handboek van de gemeente.

Reactie

Aan het verzoek voor opname van de voorgestelde voorrangsregeling in de regels van het ontwerpbestemmingsplan, alsmede in de regels van het gemeentelijk handboek wordt niet tegemoet gekomen. De reden daarvoor is gelegen in het feit dat de gemeente van mening is dat ook zonder de voorgestelde voorrangsregeling de ondergrondse hoogspanningsleiding al voldoende wordt beschermd. Immers, op grond van de bestaande regeling kan er niet worden gebouwd voordat Tennet hierover advies heeft afgegeven. Daarmee zijn naar de mening van de gemeente de belangen van de leiding en de leidingsbeheerder voldoende beschermd en wordt de voorgestelde voorrangsregeling overbodig geacht.

De belemmeringsstrook ten behoeve van de ondergrondse hoogspanningsleiding is aangepast op de verbeelding overeenkomstig de door Tennet per mail toegezonden digitale tekeningen d.d. 28 april 2017.