Plan: | Spoorzone, busbrug |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0193.BP14006-0004 |
Door dit bestemmingsplan wordt de realisatie van de busbrug en het busperron in de spoorzone planologisch mogelijk gemaakt.
De gemeente Zwolle werkt samen met ProRail, NS en de provincie Overijssel aan de verdere verbetering van het station tot een goed werkend openbaar vervoersknooppunt, waar reizigers en bewoners zich plezierig voelen.
Er komt één nieuw busperron voor alle stads- en streekbussen aan de zuidkant van het station. Dat perron is - net als de treinperrons - rechtstreeks vanuit de nieuwe tunnel toegankelijk. Overstappen van bus naar trein en andersom wordt daarmee vergemakkelijkt voor reizigers.
Voor de bussen vanuit de binnenstad en het noorden moet er een nieuwe verbinding worden gemaakt tussen het busperron en de busroutes op de Pannekoekendijk. Er wordt een vrije busbaan aangelegd van het toekomstige busperron aan de Hanzelaan met een brug over het spoor naar de kruising van de Westerlaan met de Veerallee/Willemskade.
Dit bestemmingsplan is opgesteld om de uitvoering van de ontwikkeling planologisch mogelijk te maken. Dit plan geldt na inwerkingtreding als nieuw toetsingskader en treedt voor het betreffende plangebied in de plaats van het op dit moment geldende bestemmingsplan.
Het plangebied omvat globaal bezien gronden tussen de locatie van het toekomstige busperron aan de Hanzelaan en de kruising Nieuwe Veerallee/Willemskade. De gronden maken grotendeels onderdeel uit van het spoorwegemplacement. Hiernaast zijn een drietal stroken grond nabij de kruisingen Willemskade-Westerlaan en Willemskade-Rieteweg in het plangebied opgenomen. Voor de exacte begrenzing is de verbeelding te raadplegen.
Voor het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen:
De gronden hebben in dit bestemmingsplan de bestemmingen 'Bedrijventerrein', 'Gemengd - 2', 'Verkeer - Openbaar vervoer' en 'Verkeer - Railverkeer' met de functieaanduiding voor 'openbaar vervoerstation'. Daarnaast is de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' van toepassing.
Het deel van het plangebied dat in deze bestemmingsplannen valt betreft stroken grond nabij de kruisingen Willemskade-Westerlaan en Willemskade-Rieteweg.
afbeelding: fragment bestemmingsplan Spoorzone
In deze paragraaf wordt achtereenvolgens de bestaande situatie beschreven met betrekking tot de archeologische, de ruimtelijke en de functionele structuur.
In 2002 is door de gemeente Zwolle een Archeologische Waarderingskaart Zwolle vervaardigd. In de Wet voor de archeologische monumentenzorg en het daarop gebaseerde archeologiebeleid binnen de gemeente Zwolle is vastgelegd dat de archeologische waarden in de bestemmingsplannen vastgelegd moeten worden met de erbij horende consequenties.
Aan de verschillende waarden worden consequenties verbonden. Er zijn 5 waarden: 0%, 10%, 50%, 90% en 100%. Voor gronden met een verwachtingswaarde van 50% en hoger wordt een dubbelbestemming opgenomen met consequenties bij grondverstorende werkzaamheden in het gebied.
Het plan is gelegen in een gebied dat op de Archeologische Waarderingskaart Zwolle gekwalificeerd wordt met een verwachtingswaarde van 0%.
Voor de gehele spoorzone is in oktober 2009 een cultuurhistorische analyse opgesteld met bijbehorende kaart. Hieronder wordt een beschrijving gegeven van de cultuurhistorische waarden. In paragraaf 5.6 wordt aangegeven hoe de cultuurhistorische waarden betrokken zijn bij het bestemmingsplan en welke afwegingen hierbij spelen.
Cultuurhistorische kwaliteit
In de cultuurhistorische analyse wordt het volgende gesteld over de directe omgeving van het plangebied:
Historische ruimtelijke structuren:
Het spooremplacement met spoortracés in verschillende windrichtingen, het historische stationsgebouw, de relicten van de spoorwerkplaatsen en andere aan het spoor gerelateerde structuren, zoals de hoge spoorbrug en de bebouwingsstrook aan de Westerlaan. Een belangwekkend ensemble: in vele aspecten wordt hier het indrukwekkende verhaal van de Zwolse spoorweggeschiedenis levend gehouden. Wellicht zijn ook thans niet zichtbare relicten van de spoorwerkplaats en het emplacement in de bodem behouden gebleven.
Door de grote omvang is het emplacement een zeer bepalend element in het stadslandschap. Karakteristiek is de wijze waarop het gebied met al zijn artefacten zich op verschillende manieren manifesteert in het gebied: soms schuilgaand achter dichte bebouwings- en groenstructuren, vaak duidelijk beleefbaar via vele doorzichten tussen de bebouwing. Op enkele locaties, zoals vanaf het NS-station, bij de werkplaatsen en vanaf de Hoge Spoorbrug is het emplacementsgebied in volle omvang beleefbaar.
Bebouwing:
Hanzelaan: voormalige werkplaatsen Staatsspoorwegen. Het grote complex bestaat uit een aaneengesloten cluster van gebouwen uit allerlei bouwperioden. In het tegenwoordige complex resteren interessante onderdelen van de oorspronkelijke bebouwing uit de tweede helft van de 19de eeuw, zoals enkele bakstenen loodsen met zadeldaken en lichtstraten, bakstenen lisenen en getoogde en rondboogvensters; tevens zijn er onderdelen uit het begin van de 20ste eeuw. Ook in de jaren ’30-’50 zijn onderdelen vernieuwd of toegevoegd, zoals aan de zuidoostzijde, deels door de nieuwe gebruikers na sluiting van de werkplaatsen in 1938.
Een aanzienlijk deel van het complex is in de afgelopen decennia ingrijpend vernieuwd, onder andere in 1997, toen door Stork-Wärtsilä een grote productiehal met golvend dak werd toegevoegd, naar ontwerp van Gert Grosveld van Bureau Haskoning.
afbeelding: fragment waardenkaart cultuurhistorische analyse spoorzone
In de bestaande situatie maakt het plangebied onderdeel uit van het de spoorzone.
Categorisering en verkeersstructuur
Om de gewenste afstemming tussen vormgeving en functie van de weg te kunnen bereiken, is het Zwolse wegennet gecategoriseerd naar een aantal te onderscheiden verkeersfuncties.
Het plangebied van dit bestemmingsplan is gelegen in de spoorzone. De omliggende wegen zijn de Westerlaan, Nieuwe Veerallee/Willemskade en Hanzelaan. De Nieuwe Veerallee/Willemskade vormen een verbinding tussen de buiten,- en binnenring van Zwolle en zijn, net als de Westerlaan aangewezen als gebiedsontsluitingsweg type B (50 km/u). De Hanzelaan is aangewezen als erftoegangsweg met een maximale snelheid van 30 km/uur.
Langzaam verkeer
In de directe omgeving van het plangebied zijn de Willemsvaart (parallelweg Nieuwe Veerallee), Westerlaan en Koggelaan aangewezen als hoofdfietsroute. De Willemsvaart is ingericht als fietsstraat.
Openbaar vervoer: bussen
Het busstation van Zwolle is een belangrijk knooppunt in zowel het stadsnet van Zwolle als in het Overijsselse streeknet.
Op het busstation halteren diverse lijnen van Syntus Overijssel. Deze lijnen rijden onder meer naar de Zwolse wijken Stadshagen, Oosterenk, Ittersummerbroek, Assendorp en Westenholte, maar ook naar het Deltion Campus en Scholengemeenschap Rechterland.
Daarnaast is er het busstation voor de streeklijnen vanuit verschillende concessies, waaronder de Hanzeliner van Connexxion, de Veluwelijn van Syntus Gelderland en de scholierenlijnen. Daarnaast vertrekken ook de stadslijnen vanaf het oostelijke busstation richting de Zwolse wijken Holtenbroek, Berkum en de Aa-landen.
Momenteel ligt aan de westzijde van het treinstation, nabij het stationsplein, het busstation voor de stadsbussen. Momenteel ligt aan de oostzijde het busstation voor de streeklijnen. Dit busstation wordt ontsloten via de Oosterlaan. Via een tunnel, die alleen toegankelijk is voor bussen en hulpdiensten, kunnen bussen vanaf de Oosterlaan onder het spoor door naar de Hanzelaan rijden.
Openbaar vervoer: treinen
Na Utrecht is Zwolle het grootste spoorwegknooppunt van Nederland. De komst van de Hanzelijn heeft de verbindingen met de Randstad verbeterd, waardoor de potenties van Zwolle om in economisch en maatschappelijk opzicht nog verder te groeien, worden vergroot. Zwolle vormt de belangrijkste schakel tussen de Randstad, Noord- en Oost-Nederland.
De spoorlijnen Zwolle - Kampen, Zwolle - Enschede, Zwolle - Deventer, Zwolle - Emmen, de doorgaande spoorlijn van Amersfoort - Zwolle - Groningen / Leeuwarden en de Hanzelijn van Zwolle - Lelystad komen alle in Zwolle samen. Het station beschikt over 5 doorgaande perronsporen, 3 kopsporen aan de westzijde en 3 kopsporen aan de oostzijde. Met name vanwege de komst van de Hanzelijn en de daarmee samenhangende toename van de aantallen passagiers, wordt het station momenteel aangepast, mede om meer cross-platform-overstapmogelijkheden te creëren. Zo is er het vierde perron gerealiseerd en is de voetgangerstunnel onder de sporen verbreed.
Het plangebied grenst aan de westzijde aan de Groene Scheg. Dit is de open ruimte ten zuidoosten van het kruispunt Nieuwe Veerallee/Willemskade. De Groene Scheg omvat de zone van Het Engelse Werk, Landgoed Schellerberg, buurtschap IJsselzone tot aan de Binnenstad. De Groene Scheg vormt het koppelstuk tussen Binnenstad, Spoorzone en IJsselvallei.
afbeelding: plangebied in het groene netwerk
De gronden in het plangebied maken onderdeel uit van het spoorwegemplacement. Het spoorwegemplacement vormt een grote centrale min of meer L-vormige open ruimte. Dit gebied wordt voor een groot deel aan het oog onttrokken door de bebouwing langs de randen:
Westerlaan: lintbebouwing langs spoorwegemplacement
Ten westen van het NS-station ontwikkelde zich al vanaf de komst van het spoorwegemplacement bebouwing, die in nauwe functionele relatie stond met het spoor. Thans resteert hiervan een 19de-eeuwse werkplaats (Westerlaan 45), die in architectuur verwantschap vertoont met de bebouwing van de spoorwerkplaats. Het is een bakstenen gebouw met zadeldak en door decoratief metselwerk verlevendigde gevels met getoogde vensters. Van jongere datum is het naast gelegen gebouw, vermoedelijk een werkplaats met kantoor uit circa 1920 (nr. 9). De grootschalige belendende bebouwing is veel jonger: o.a. staan hier een verkeersleidingsgebouw uit 1979 (nr. 1) en het markante gebouwencomplex meest westelijk aan de Westerlaan (nr. 51), in beide gevallen gebouwen met een modern karakter en een schaal, die duidelijk afwijkt van de oudere gebouwen. Het gebouwencomplex meest westelijk aan de Westerlaan kwam oorspronkelijk ter plaatse van de gedempte spoorhaven. Bij het complex behoort een perron met overkapping aan het nabijgelegen spoor die verband houdt met de oorspronkelijk functie voor postdiensten. Op vele plaatsen zijn er toegangen naar en doorzichten op het spoorwegemplacement.
afbeelding: Westerlaan (gezien vanuit uitrit Westerstraat)
Hanzelaan: bedrijvenpark Wärtsilä, Novek, lijnwerkplaatsen
Het grote complex bestaat uit een aaneengesloten cluster van gebouwen uit allerlei bouwperioden. Een aanzienlijk deel van het complex is in de afgelopen decennia ingrijpend vernieuwd. Een deel van het complex is in gebruik bij Wärtsilä, maar ook andere bedrijven zijn er gehuisvest (Novek, Ceva, Politie, Imotep).
afbeelding: bedrijvenpark Wärtsilä (gezien in zuidelijke richting)
Willemsvaart / Nieuwe Veerallee
Na de komst van de Willemsvaart ontwikkelde zich hier pas in de tweede helft van de 19de eeuw een bescheiden industriezone, in op de straat georiënteerde lintbebouwing langs de zuidoostzijde van de vaart. Tot de oudste panden behoren thans de dienstwoningen die in de jaren ’60 van de 19de eeuw ten behoeve van de Nederlandsche Centraal Spoorwegmaatschappij werden gebouwd. Verder bestaat de bebouwing uit enkele vrijstaande woonhuizen en vrij recente bedrijfsarchitectuur zonder bijzondere kenmerken. De Willemsflat, een torenflat uit 1972 (Nieuwe Veerallee 1) wijkt in opzet, typologie, materiaalgebruik en oriëntatie volledig af van de oudere lintbebouwing. Het gebouw, een landmark in het gebied, is een karakteristieke uiting van de moderne woning- en stedenbouw in Zwolle in het derde kwart van de 20ste eeuw.
afbeelding: omgeving Nieuwe Veerallee (gezien in zuidelijke richting)
De gronden in het plangebied zijn momenteel in gebruik voor spoorse voorzieningen en maken onderdeel uit van het spoorwegemplacement.
afbeelding: luchtfoto bestaande situatie plangebied
Ten noorden van het plangebied bevindt zich de bebouwing aan de Westerlaan. Hier zijn (van west naar oost) aanwezig het voormalige SMC-gebouw (dat leeg staat en waarin vroeger het Seinwezen gevestigd was en dat daarvoor als elektriciteitsfabriek dienst deed), het markante gebouwencomplex meest westelijk aan de Westerlaan dat momenteel functioneert als pleisterplaats voor jonge nieuwe ondernemers, het verkeersleidinggebouw van ProRail, de parkeergarage Westerlaan en daarnaast het zogenaamde combigebouw aan het Stationsplein waarin de KLPD is gevestigd en waarin zich op half verdiept niveau de bewaakte fietsenstalling bevindt.
Ten zuiden van het plangebied bevindt zich het bedrijvenpark 'Hanzelaan 95' waar de bedrijven Wärtsilä, Novek, Ceva, Politie Nederland en Imotep gevestigd zijn.
Ten westen van het plangebied, aan de Willemsvaart, bevindt zich bebouwing met bedrijfsruimtes, een woonflat en eengezinshuizen. Aan de Nieuwe Veerallee 12 bevindt zich een bedrijfsruimte met daarbij een motorbrandstofverkooppunt (zonder LPG).
Nota Ruimte
De visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland staat beschreven in de Nota Ruimte. In deze nota is het ruimtelijk beleid tot 2020 vastgelegd met een doorkijk tot 2030. De nota heeft een strategisch karakter en richt zich op de hoofdlijnen van het beleid.
Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid kan worden samengevat als: ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Gelet op de beperkte ruimte in Nederland dient dit efficiënt en duurzaam te geschieden. Het kabinet heeft gekozen voor een dynamisch en op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid, met als uitgangspunt 'decentraal waar dat kan, centraal waar dit moet'.
In het kader van het Uitvoeringsprogramma Nota Ruimte is het MIRT (Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport) projectenboek opgesteld.
Zwolle Spoort
Het project Zwolle Spoort is gestart door ProRail in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu met als doel het verbeteren van de kwaliteit van de dienstverlening van en naar het noorden. In dat kader zijn de Hanzelijn en een vierde perron aangelegd. Tevens hebben er aanpassingen plaats gevonden aan de sporenlayout en wordt de nieuwe, verbrede reizigerstunnel aangelegd.
Daarnaast heeft ProRail een studie uitgevoerd naar mogelijkheden om snelheidsverhoging en capaciteitsvergroting op het emplacement (tot aan Herfte) te realiseren, alsmede uitbreiding en bundeling van de opstelcapaciteit. Besluitvorming over deze studie heeft plaats gevonden op 17 december 2013. De voorgenomen verdubbeling van de spoorcapaciteit op het tracé Zwolle-Herfte leidt tot ingrijpende aanpassingen aan het emplacement met de nodige impact voor de Spoorzone.
Omgevingsvisie / Omgevingsverordening
De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd. In het beleid van de provincie staan de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. Deze elementen zijn derhalve binnen de hele omgevingsvisie terug te vinden. De sturingsfilosofie van de provincie is als volgt samen te vatten: als sprake is van een bepaalde ontwikkeling, dan moet eerst worden nagegaan, aan de hand van de generieke beleidsuitgangspunten die in de omgevingsvisie zijn opgenomen, of er behoefte is aan de ontwikkeling. Indien dat zo is, moet worden nagegaan of de gekozen plek geschikt is voor het aldaar doorvoeren van de ontwikkeling. Om antwoord te kunnen geven op die laatste vraag dient de ontwikkelingsperspectievenkaart bekeken te worden. Wanneer uit die kaart blijkt dat een ontwikkeling, zoals gepland, niet in strijd is met deze kaart, kan verder worden bezien hoe de ontwikkeling vormgegeven moet worden. Hierbij heeft de provincie gekozen voor een vierlagenbenadering, in welke benadering vier kaarten/lagen worden onderscheiden. Dit zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarische cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust- en leisurelaag. Samen met de catalogus gebiedskenmerken kan worden geconstrueerd welke kenmerken per laag van belang zijn om rekening mee te houden bij de planvorming.
Op de kaart Ontwikkelingsperspectief wordt het plangebied aangeduid als 'stationsgebied' in een 'Stedelijke omgeving'. Goed ingerichte stationsgebieden zijn goed georganiseerde overstappunten en aanjagers van stedelijke dynamiek en aantrekkelijke binnensteden. Stationsomgevingen hebben vanuit sociaaleconomisch perspectief en qua ruimtelijke kwaliteit grote potentie. Ze zijn niet alleen van lokale en regionale betekenis maar, zo stelt de Omgevingsvisie over Zwolle, ook van (inter-) nationale betekenis.
Een vervoersknooppunt dient een snelle en veilige overstap te bieden met een hoog voorzieningenniveau. De ontwikkeling van de verbindingen tussen station en hoofdinfrastructuur (zogenaamde stadsassen) maakt integraal onderdeel uit van de gebiedsontwikkeling van stationsomgevingen. Uitvoering is lokaal, maar de betekenis is regionaal, en als overstap voor verdere reizen ook (inter-)nationaal.
Gezien het bovenstaande valt het realiseren van de busbrug in het generieke beleid van de provincie.
Zie daarnaast ook de hierna volgende tekst over het Investeringsbesluit Spoorzone.
Investeringsbesluiten en bestuursovereenkomst gemeente Zwolle en provincie Overijssel
In september 2013 besloten de provincie Overijssel en de gemeente Zwolle samen met partners de komende jaren 101 miljoen te investeren in de herinrichting van het stationsgebied. De investering moet leiden tot een goed werkend knooppunt voor alle vormen van vervoer als motor voor de verdere ontwikkeling van de Spoorzone.
Op 30 september 2013 heeft de Zwolse gemeenteraad het investeringsbesluit genomen over de Spoorzone. Al eerder, op 18 september 2013 hebben Provinciale Staten van Overijssel ingestemd met het investeringsvoorstel van de Gedeputeerde Staten. Op 18 december 2013 is de bestuursovereenkomst tussen beide overheden getekend. Daarmee is de weg vrij gemaakt om de stap naar de realisatie van de voorgenomen projecten te maken.
afbeelding: ondertekening bestuursovereenkomst op 18 december 2013, vlnr: commissaris van de Koning A.Th.B. Bijleveld-Schouten, wethouder G.J. Piek, gedeputeerde G.J. Kok en burgemeester H.J. Meijer
Integraal Plan van Aanpak Spoorzone 2014-2017
Het Integraal Plan van Aanpak (vastgesteld door de gemeenteraad op 10 maart 2014) heeft tot doel om de investeringsbesluiten van de gemeente Zwolle en de provincie Overijssel om te zetten in een pakket van samenhangende activiteiten, leidend tot tijdige en doelmatige realisatie. De aanpak van de verschillende deelprojecten wordt beschreven:
Kwaliteitsboek Spoorzone
Het Kwaliteitsboek (vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 2015) is het richtinggevend ruimtelijk kader voor de concrete uitwerkingen van projecten die op korte dan wel op wat langere termijn spelen in de Spoorzone. De busbrug is één van die projecten. Het Kwaliteitsboek beschrijft de samenhang tussen de deelprojecten in relatie tot de omgeving. Met het Kwaliteitsboek ontstaat een ‘stip op de horizon’ voor alle belanghebbenden in het gebied: dit is de richting die we in gaan en dát is het ambitieniveau dat we voorstaan, zonder dat alles op de vierkante centimeter is vastgelegd.
Het Kwaliteitsboek geeft uitvoering aan de afspraak uit de bestuursovereenkomst om een kwaliteitsplan te maken voor het borgen van de ruimtelijke kwaliteit van de Spoorzone. Het Kwaliteitsboek is in nauw overleg met alle partijen opgesteld en het Kwaliteitsteam Spoorzone heeft positief geadviseerd.
De ruimtelijke principes voor de busbrug die volgen uit het Kwaliteitsboek worden toegelicht in paragraaf 5.3 Ontwikkeling.
Programma van Eisen busverbinding Spoorzone
Het Programma van Eisen busverbinding Spoorzone (vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 2015) is een verdere uitwerking van het Kwaliteitsboek en toegespitst op de busbrug. Het Programma van Eisen geeft richting aan het tracéontwerp de hoogte en het constructietype van de busbrug. De vormgevingseisen in het Programma van Eisen zijn gericht op een kwalitatief hoogstaand ontwerp.
De ontwerpuitgangspunten en de diverse technische eisen aan de busverbinding uit het Programma van Eisen worden toegelicht in paragraaf 5.3 Ontwikkeling.
Structuurvisie
De gemeenteraad van Zwolle heeft op 16 juni 2008 ingestemd met het Structuurplan Zwolle 2020. In het Structuurplan is vastgelegd dat de regionale centrumfunctie voor wonen, werken en voorzieningen op het gebied van onder andere onderwijs, cultuur, zorg en detailhandel de komende jaren versterkt dient te worden door deze functie onder te brengen in de zogeheten centrumstedelijke gebieden. De Spoorzone (inclusief Hanzeland) is zo'n gebied dat versterkt en uitgebouwd zal moeten worden. Tevens is in het Structuurplan opgenomen dat bestaande ruimtelijke structuren versterkt moeten worden.
De Spoorzone is in het Structuurplan benoemd als belangrijk ontwikkelingsgebied met een multifunctioneel karakter. Het Structuurplan stelt ook dat bij de ontwikkeling van de Spoorzone een optimalisatie van de OV-knoop en een verbetering van de routes, pleinen en dragerstructuur noodzakelijk is. De ambitie is verwoord om in de Spoorzone te komen tot een aantrekkelijk en levendig stadsgebied. Het uitvoeringsprogramma Structuurplan 2020 is vastgesteld in 2009.
Op de structuurplankaart staat het plangebied dan ook aangegeven als 'centrumstedelijk gebied' in de omgeving van het 'station' met 'structuurgroen' rond de 'spoorlijn'.
Cultuurhistorie / monumentenzorg
De Nota Belvedere uit 1999 was het kader voor een verder gaande integratie van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Het credo daarbij is 'behoud door ontwikkeling'. Daarmee wordt bedoeld dat de aanwezige cultuurhistorische waarden een bron vormen van inspiratie voor vernieuwing en verandering. Het behoud en het benutten van het cultureel erfgoed voegt kwaliteit toe aan de ruimtelijke inrichting.
In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief modernisering monumentenzorg (MoMo). Goede ruimtelijke ordening betekent dat alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte in de besluitvorming worden betrokken. Daarom is de eerste pijler van MoMo gericht op cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Gemeenten zullen op basis van het Besluit ruimtelijke ordening bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.
Archeologie
Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).
Mobiliteitsvisie
Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijksbeleid en het provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie, welke is vastgesteld door de gemeenteraad op 2 februari 2009.
Uit de Mobiliteitsvisie komt naar voren dat de verdere groei van de mobiliteit niet opgevangen kan worden door de mobiliteitsvraag te faciliteren met nieuwe infrastructuur. Zwolle heeft een gunstige positie qua ontwikkeling. In de na te streven doelen op het gebied van duurzaamheid, milieu, bereikbaarheid, economische groei, leefbaarheid en dergelijke is het daarom noodzakelijk om prioriteiten te stellen. Zwolle wil de kwaliteiten als bereikbare en gezonde stad vasthouden door, naast de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur, de samenleving te mobiliseren om de groeiende vraag naar mobiliteit om te buigen in een duurzame richting.
Het hoofddoel ten aanzien van het openbaar vervoer is dat de kwaliteit van het openbaar vervoer wordt verbeterd door een intensieve samenwerking met de provincie Overijssel en het investeren in de doorstroming van het openbaar vervoer. Onderliggend doel hierbij is dat de OV-knoop van station Zwolle wordt omgebouwd tot een hoogwaardige overstapvoorziening.
Bereikbaarheidsvisie Spoorzone
De Bereikbaarheidsvisie Spoorzone is door de gemeenteraad vastgesteld op 30 maart 2009. De Bereikbaarheidsvisie moet in het licht worden gezien van een integrale aanpak van de Spoorzone, dat moet leiden tot een duurzame en hoogwaardige stedelijke ontwikkeling. In de Bereikbaarheidsvisie Spoorzone staan de ambities en doelen voor de Spoorzone én wordt de relatie gelegd met de bereikbaarheid van de gehele stad.
Er zijn drie ambities:
De Bereikbaarheidsvisie vormt een basis en een toetsingskader voor de verdere visievorming en planvorming voor de Spoorzone.
Met de Bereikbaarheidsvisie als uitgangsbasis heeft de gemeenteraad op 30 juni 2009 ingestemd met het verplaatsen van het busstation naar de zuidkant van het treinstation. Dit na een uitvoerig alternatievenonderzoek en overleg met betrokken partijen. Met de keuze voor Zuid als nieuwe busstationslocatie is voor de ontwikkeling van de Spoorzone de onderzoeksfase afgesloten.
Groenbeleidsplan en Structuurplan 2020
In het Groenbeleidsplan Zwolle, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, is de stedelijke hoofdgroenstructuur aangewezen. Daarbij werd bepaald dat ook de boombeplanting en de groene bermen van de hoofdwegenstructuur behoort tot de stedelijke hoofdgroenstructuur, vanwege het op stedelijk niveau structurerende karakter en het bevorderen van de oriëntatie en de stedelijke identiteit. De kwalificatie van dit groen als structuurgroen is door het Structuurplan Zwolle 2020 overgenomen. Buurtgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus.
Bomenverordening
Voor de bomen geldt de in 2005 vastgestelde Bomenverordening. In de bomenverordening zijn criteria, weigeringsgronden en voorschriften opgenomen over het (compenseren van het) kappen van bomen. Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom.
Voor het vellen van een boom met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter, is een (kap)vergunning nodig. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben. Een ernstige beschadiging kan bijvoorbeeld optreden wanneer de wortels aangetast worden. Daarbij geldt als vuistregel dat de ruimte die bovengronds wordt ingenomen door de kroon, ondergronds wordt ingenomen door het wortelgestel. Daarom is het niet alleen ongewenst dat er gebouwd wordt binnen de projectie van de kroon op de grond, maar ook dat daar bijvoorbeeld verharding wordt aangebracht, wordt afgegraven of opgehoogd. Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan geregistreerd als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Voor een kapvergunning is een aparte procedure vereist. Aan de vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden, waaronder aanwijzingen voor herplant.
Europees en nationaal beleid
Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn heel in het kort de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water.
Europese Kaderrichtlijn Water
De KRW moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire gevaarlijke stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'.
Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat 'een goede ecologische toestand'. Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand. Dit heet 'een goede kwantitatieve toestand'.
Waterbeheer 21e eeuw
WB21 anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzame waterkwantiteit- en duurzaam waterkwaliteitsbeheer:
Bij 'vasthouden, bergen en afvoeren' wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het om een voorkeursvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon en vuil water zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.
Deltawet
Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoog water en de zoetwatervoorziening op orde houden.
De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om ons land voor te bereiden op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken het rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris. De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu is de coördinerend bewindspersoon voor het Deltaprogramma.
Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en Hoogwaterbeschermingsprogramma, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Voor 2015 worden die voorgelegd aan het kabinet. Deze beslissingen gaan over:
Provinciaal beleid
De Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening. De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de nieuwe Waterwet, de status van Provinciaal Waterhuishoudingsplan onder de Wet op de waterhuishouding tot de inwerkingtreding van de Waterwet en de status van Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.
Waterschapsbeleid
Het beleid van het waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de keur van het waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl. Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Zwolle heeft haar waterbeleid in 2008 vastgelegd in het Stedelijke Waterplan. Hierin zijn de ambities met betrekking tot de beleving en de kwaliteit van water beschreven. De gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het gemeentelijk rioleringsplan 2006 – 2010 ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.
Algemeen beleid
De gemeenteraad heeft in 2005 de milieuvisie 'Milieu op scherp' vastgesteld, waarin ambities en doelstellingen zijn geformuleerd en waarin prioriteiten worden gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid.
Om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid worden er parallelle sporen gevolgd, te weten nader beleid per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enzovoort) en gebiedsgericht milieubeleid. Door middel van een gebiedsgerichte aanpak wordt het sectorale milieubeleid per gebied geïntegreerd.
Binnen het grondgebied van Zwolle worden diverse gebiedstypen onderscheiden op basis van ruimtelijke kenmerken en functies. Er wordt vervolgens vastgesteld welke milieukwaliteit nagestreefd wordt bij een dergelijk gebiedstype. Het referentie milieukwaliteitsprofiel vormt dan de basis voor de uitwerking van het milieubeleid in een specifiek gebied.
Op dit moment is voor de sectoren energie, duurzaam bouwen, bodem, grondwater, geluid, afval en externe veiligheid gebiedsgericht beleid vastgesteld.
De relevante milieu aspecten worden hierna kort beschreven.
Geluid
Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en het voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.
In de door de gemeenteraad vastgestelde 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle' (juli 2007) en in de beleidsregel 'Hogere waarden Wet geluidhinder' (april 2007) worden de ambities en de grenswaarden (basiskwaliteit) per gebiedstype genoemd. Is de geluidsbelasting lager dan de grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid dan kan na een eenvoudige administratieve toets de hogere waarde worden vastgesteld. Is de geluidsbelasting hoger dan de grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid, maar onder het wettelijke maximum dan is een diepergaande beoordeling noodzakelijk.
Het plangebied Busbrug valt binnen het gebiedstype "Stedelijk", maar grenst aan het gebiedstype "Centrumstedelijk". In dit gebiedstype gelden voor nieuw te bouwen woningen langs een bestaande weg of bestaande woningen langs een nieuw aan te leggen weg de in onderstaande tabel genoemde doelstelling (ambitie) en grenswaarde volgens het gebiedsgericht milieubeleid en de voorkeursgrenswaarde en hoogst toelaatbare waarde vanuit de Wet geluidhinder:
Gebiedstype | Ambitie | Voorkeurs- grenswaarde Wet geluidhinder |
Grenswaarde | Maximale ontheffingswaarde Wet geluidhinder |
|||
Centrumstedelijk | 53 dB | 48 dB | 63 dB | 63 dB | |||
Stedelijk | 48 dB | 48 dB | 58 dB | 63 dB |
Indien de geluidbelasting onder de grenswaarde blijft, kan worden volstaan met een eenvoudige administratieve toets. Dit betekent dat hogere grenswaarden kunnen worden vastgesteld als aan één of meer van de volgende criteria wordt voldaan:
Hogere grenswaarden worden slechts dan vastgesteld indien de toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de verwachte geluidsbelasting van de gevel van de betrokken woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen tot de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, onvoldoende doeltreffend zal zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeers- of vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.
Luchtkwaliteit
Zwolle wil, binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Om dat te bereiken zijn de volgende doelen geformuleerd:
Externe veiligheid
De beleidsvisie externe veiligheid is op 6 maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. In de visie wordt ernaar gestreefd om voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid, zodat onder meer overal wordt voldaan aan de normen voor plaatsgebonden risico (PR).
Op 20 januari 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders als nadere uitwerking van de doelstelling uit de beleidsvisie het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid.
Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van een mogelijke toename van het groepsrisico. Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.
Een afwijkend gebiedstype vormen de stroomzones. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd.
Het plangebied behoort tot het gebiedstype Stroomzone. Het beleidskader voor de stroomzone is, anders dan de overige gebieden, niet normatief (t.a.v. het groepsrisico) maar is vooral gericht op een goede borging van de externe veiligheid belangen in het gebiedsontwikkelingsproces. Dit betekent dat er bij het ontwerpproces op voorhand geen maximaal groepsrisiconiveau voorgeschreven wordt maar dat er gezamenlijk gezocht wordt naar een verantwoorde ontwikkeling. Dit gebeurt door vanuit het beleidskader randvoorwaarden, uitgangspunten en handreikingen aan het ontwerp mee te geven ten aanzien van functies, inrichting en eventuele maatregelen. Op deze manier zal het groepsrisico zoveel mogelijk beperkt worden en kan het bestuur een verantwoord besluit nemen over het eventueel te accepteren restrisico.
Duurzaamheid
Duurzaam bouwen
Op 8 januari 2007 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie Duurzaam Bouwen vastgesteld. Het beleid is van toepassing op gebouwen en grond-, weg- en waterbouw en is erop gericht dat overal een minimaal niveau voor duurzaamheid bereikt moeten worden.
Duurzaam inkopen
In 2011 heeft de gemeenteraad zijn visie op duurzaamheid en een programma duurzaamheid 2011-2014 vastgesteld. Dit programma richt zich naast duurzaamheid in gemeentelijk beleid, planontwikkeling en uitvoering en het stimuleren en faciliteren van duurzaamheid bij derden op duurzaamheid in de eigen bedrijfsvoering. Eén van de doelstellingen is 100% duurzaam inkopen per 2011. Dit geldt voor meer productgroepen waaronder weg- en waterbouw.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op aspecten die beperkingen met zich meebrengen bij het toekennen van bestemmingen. Het betreft zowel de diverse milieuaspecten als de ligging van kabels, leidingen en straalpaden.
Wegverkeerslawaai
Voor de realisatie van de busbrug is een akoestisch onderzoek uitgevoerd om te bepalen of het verkeerslawaai veroorzaakt door het busverkeer over het nieuwe tracé aan de normen voor wegverkeerslawaai voldoet. Daartoe is de geluidsbelasting ter hoogte van de gevel van geluidgevoelige bestemmingen binnen de verplichte onderzoekszone berekend (onderzoek DGMR, M.2014.1015.01.R001, 18 december 2014, als Bijlage 2 bij de toelichting gevoegd).
De geluidbelasting is berekend met het computerprogramma Geomilieu volgens de standaard rekenmethode II, als omschreven in het 'Reken- en meetvoorschrift 2006; bijlage III', zijnde de regeling als bedoeld in artikel 110d van de Wet geluidhinder.
Omdat de geluidsbelasting ten gevolge van het nieuwe bustracé lager is dan de voorkeursgrenswaarde is er geen noodzaak tot het berekenen van de cumulatie van geluid van de overige geluidsbronnen, die in het gebied voorkomen.
Uit het onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB vanwege het wegverkeer op de nieuwe busbaan met of zonder barrier nergens overschreden wordt. De aanwezigheid van een 0,7 meter hoge barrier langs de rijbaan geeft een bijkomende geluidsreductie van 1-2 dB, zie onderstaande tabel.
Rekenpunt | Hoogte | Busbaan zonder barrier |
Busbaan met barrier 0,7 m |
Busbaan met barrier 1,1 m |
Westerlaan (school) | 4,5 m | 43 dB | 41 dB | 40 dB |
Westerlaan 16 | 4,5 m | 42 dB | 40 dB | 38 dB |
Westerlaan 48 | 7,5 m | 39 dB | 39 dB | 39 dB |
Willemsvaart 1 (flat) | 25,0 m | 44 dB | 43 dB | 43 dB |
Oosterlaan 10 | 1,5 m | 42 dB | 42 dB | 42 dB |
Willemskade 25 | 7,5 m | 41 dB | 41 dB | 41 dB |
De toename van de geluidsbelasting op de maatgevende geluidgevoelige functies ten gevolge van het extra busverkeer op de Willemskade bedraagt ten hoogste 0,5 dB. Er is derhalve geen sprake van reconstructie.
Industrielawaai
Het plangebied valt binnen een industrieterrein waar zware geluidhinder veroorzakende bedrijven zijn toegestaan. Dit industrieterrein is van een geluidszone voorzien in het kader van de Wet geluidhinder en heeft de naam 'Stork Wärtsilä Diesel / Nederlandse Spoorwegen N.V.'. De geluidszone is vastgesteld bij besluit van gedeputeerde staten van Overijssel van 4 mei 1993 nr. MMI 91/3915 met bijbehorende kaart MGH-46. Bij Koninklijk Besluit van 4 augustus 1994 nr. 94.006009 is dit besluit tot zonevaststelling goedgekeurd. De zone is rondom het industrieterrein gelegen.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en onderwijs anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Zwolle hanteert bij de uitwerking van het bovenstaande principe de veel gebruikte VNG-handreiking "Bedrijven en Milieuzonering" (2009). Hierin zijn richtafstanden aangegeven die aangehouden kunnen worden tussen bedrijven en woningen.
Het busstation is een inrichting van milieucategorie 3.2. Hierbij behoort een richtafstand van 100 meter. Binnen 100 meter van het busstation zijn geen geluidgevoelige bestemmingen gelegen.
Voor de realisatie van de busbrug is een onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van de nieuwe busbaan voor de luchtkwaliteit (onderzoek DGMR, M.2014.1015.01.R001, 18 december 2014, als Bijlage 2 bij de toelichting gevoegd).
Uit het onderzoek blijkt dat de normen ter plaatse van de woningen in de omgeving van het plangebied nergens worden overschreden, noch in de huidige situatie, noch in de toekomstige situatie met de nieuwe busbaan. Bij woningen aan de Westerlaan, de Emmawijk en de Willemskade is een lichte stijging van de concentraties van fijn stof en NO2 ten gevolge van de aanleg van de nieuwe busbaan berekend. De concentraties bij woningen aan de Stationsweg daarentegen dalen, zie onderstaande tabel.
Rekenpunt | NO2 (µg/m3) achtergrond |
NO2 (µg/m3) bronbijdrage |
PM10 (µg/m3) achtergrond |
PM10 (µg/m3) bronbijdrage |
Westerlaan
Toekomst zonder busbaan | 20,58 | 2,93 | 20,41 | 0,42 |
Toekomst met busbaan | 20,58 | 3,16 | 20,41 | 0,44 |
Nieuwe Veerallee
Toekomst zonder busbaan | 20,58 | 3,34 | 20,41 | 0,37 |
Toekomst met busbaan | 20,58 | 3,41 | 20,41 | 0,38 |
Willemskade
Toekomst zonder busbaan | 20,58 | 2,05 | 20,41 | 0,31 |
Toekomst met busbaan | 20,58 | 2,24 | 20,41 | 0,34 |
Stationsweg
Toekomst zonder busbaan | 20,58 | 3,83 | 20,41 | 0,36 |
Toekomst met busbaan | 20,58 | 2,47 | 20,41 | 0,25 |
De grenswaarde voor PM10 en NO2 (jaargemiddelde concentratie) bedraagt 40 µg/m3.
De bodem ter plaatse van het nieuwe tracé is hier en daar verontreinigd. Deze verontreinigingen vormen geen beperking voor de nieuwe functie verkeer. Echter bij grondwerkzaamheden dienen de nodige maatregelen in het kader van de Wet milieubeheer en de Arbowet te worden getroffen. Voorafgaand aan de afvoer van de afgegraven grond dient een verkennend onderzoek te worden uitgevoerd.
Over de busbaan worden geen gevaarlijke stoffen getransporteerd.
Het bestemmingsplan is gedeeltelijk gelegen in een transportroute voor gevaarlijke stoffen (spoorweg Zwolle Amersfoort) maar voorziet niet in de realisatie van kwetsbare objecten anders dan op basis van het vigerende bestemmingsplan reeds is toegestaan.
In de fysieke afscherming van het busstation met de openbare weg dienen openingen te zijn aangebracht ten behoeve van vluchtroutes voor reizigers, die zich op het busstation bevinden ten tijde van een ongeval met gevaarlijke stoffen op het spoor.
Het toetsingskader voor ecologie wordt gevonden in het Groenbeleidsplan als wel in de natuurwetgeving. De Natuurbeschermingswet en de Flora- en Faunawet. Hiervan kan de Flora- en Faunawet een beperkende werking hebben op het toekennen van bestemmingen. De uitvoering van de toegekende bestemming mag namelijk geen negatief effect hebben ten aanzien van beschermde soorten. Wanneer als gevolg van het uit te voeren nieuwe bestemmingplan negatieve effecten ontstaan dan dienen deze effecten gemitigeerd te worden. Dit zijn maatregelen die vooraf aan de ruimtelijke ingreep uitgevoerd worden. Het type maatregelen en het moment waarop deze maatregelen uitgevoerd worden, waardoor de uitvoerbaarheid van het bestemmingplan mogelijk wordt, is afhankelijk van de vastgestelde beschermde soorten, hun aantal en de locatie van vaste rust- en verblijfplaatsen van deze soorten.
Waterkeringen
Het plangebied ligt niet in de directe nabijheid van een waterkering.
Waterwinning
Het plangebied ligt niet in een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied.
Quickscan
Het plangebied van bestemmingsplan Spoorzone, busbrug is gelegen in dijkring 53, Salland (zie figuur 1). Deze dijkring wordt omsloten door de Vecht aan de noordzijde, de IJssel aan de westzijde en het Zwarte Water aan de noordwestzijde.
figuur 1: dijkring 53
Risico-inventarisatie
Voor de keringen van dijkring 53 is de overschrijdingskans genormeerd op 1/1.250e per jaar. Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte, in Zwolle voor dijkring 53 tijdens een overstroming, geschat tussen de 0,8 en 2,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep (figuur 2).
figuur 2: maximale waterdiepte tijdens een overstroming in dijkring 53
Afhankelijk van de locatie waar een dijk doorbreekt zal water dijkring 53 binnen stromen. In figuur 3 zijn twee maatgevende locaties (Olst en Berkum) weergegeven die uiteindelijk zullen leiden tot een waterstand weergegeven in figuur 2 en de snelheid waarmee het water dijkring 53 instroomt (figuur 3). Afhankelijk van de locatie binnen dijkring 53 kan het wenselijk zijn om maatregelen dan wel voorzieningen te treffen.
Zie de volgende figuren 3 dijkdoorbraak Olst (boven) en 4 dijkdoorbraak Berkum in Zwolle (beneden).
Maatregelen
Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijkringen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstromingen. Voor onderhavige ontwikkeling kan worden gedacht aan navolgende voorzieningen/ maatregelen:
De nieuwe busbaan moet vanwege de veiligheid verlicht worden. Hierbij wordt LED verlichting toegepast. Ter voorkomen van lichthinder naar de omgeving wordt de verlichting in de rijbaan of het randelement/barrier opgenomen.
De hoogte van het randelement/barrier bedraagt 1,10 meter ter reductie van de geluidsbelasting op de omgeving en ter voorkoming van lichthinder veroorzaakt door de koplampen van de bussen.
Het systeem wordt 100% duurzaam uitgevoerd voor alle onderdelen volgens de richtlijnen van AgentschapNL.
Door de zuidzijde van het plangebied loopt een ondergrondse hoogspanningsleidingen, welke loopt vanaf het bedrijventerrein Marslanden A (Weteringkade) naar Frankhuis;
De genoemde leiding is binnen het plangebied beschermd door middel van een dubbelbestemming. In Hoofdstuk 6 Juridische aspecten van deze toelichting wordt ingegaan op het begrip dubbelbestemming.
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de doelstelling en de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.
Met de verplaatsing van het busstation naar de zuidzijde is besloten tot de aanleg van een busplatform evenwijdig aan de treinperrons, dat direct is aangetakt aan de reizigerstunnel. Daarmee ontstaat een complete en compacte OV-knoop, waar trein- en busreizigers gelijkelijk kunnen profiteren van goede overstapmogelijkheden, korte loopafstanden en optimale voorzieningen. Ongehinderde toegankelijkheid voor de bussen wordt gewaarborgd door de nieuwe busverbinding vanaf de Veerallee over het spoor heen naar het busplatform.
Het busplatform en de busbrug zijn onderdeel van het project Spoorzone. Doel van dit project is de spoorzone door te ontwikkelen tot een levendige, multimodale vervoersknoop van landsdelig en nationaal belang, en een ruimtelijk-economisch kerngebied met betekenis op alle schaalniveau’s: nationaal, landelijk, stedelijk en lokaal. Een gebied met grote ontwikkelkansen, waar de OV-bereikbaarheid de trigger is geworden voor topvoorzieningen op zakelijk, cultureel, onderwijs-, zorg- en ontmoetingsniveau.
Het plangebied omvat globaal bezien gronden tussen de locatie van het toekomstige busperron aan de Hanzelaan en de kruising Nieuwe Veerallee/Willemskade. De gronden maken grotendeels onderdeel uit van het spoorwegemplacement. Hiernaast zijn een drietal stroken grond nabij de kruisingen Willemskade-Westerlaan en Willemskade-Rieteweg in het plangebied opgenomen. Voor de exacte begrenzing is de verbeelding te raadplegen.
Stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing
Het ruimtelijke principe voor de Spoorzone is omschreven in het Kwaliteitsboek Spoorzone.
Bij het station komen twee werelden bij elkaar, die van het spoor en die van de stad. De spoorse wereld ordent de ruimtes op en bij het station en de daarbij behorende voorzieningen door middel van een viertal domeinen: omgevingsdomein, ontvangstdomein reisdomein, verblijfsdomein.
afbeelding: stationsdomeinen
Busverbinding en busplatform behoren fysiekruimtelijk en in de ervaring in eerste instantie tot de stadse wereld, tot Zwolle zelf. De vormgeving en inrichting van beide zijn niet spoors maar meer stadslandschappelijk en worden uitgevoerd als kenmerkende openbare ruimte van Zwolle. Wel heeft het stadse reizigersdomein van het busperron zich zo dicht mogelijk tegen het spoorse reizigersdomein aangeschurkt, om logistiek een optimaal functionerende OV knoop te vormen.
afbeelding: typering van de openbare ruimte
Gezien vanuit de OV-knoop is in principe eenzelfde terminologie van domeinen van toepassing voor de bussen die halteren aan het busperron. Maar hun relatie met de stad is anders, namelijk tweezijdig, via de OV knoop en direct. Immers de bus gaat zelf de stad in. Voor reizigers is dat een geheel andere beleving dan een treinreis, die eindigt in een station. De nieuw aan te leggen busbrug verheft zich vanaf de groene singel en de Veerallee in een vloeiende lijn over de sporen tot aan het busperron. Vandaar gaan en komen ook bussen via de Van Karnebeektunnel. Hierbuiten deelt de bus ook de openbare ruimte van de stad met andere gebruikers.
Busverbinding
De busbrug wordt gemaakt in een compacte en complexe stedelijk omgeving met veel ruimtelijke beperkingen. De ontwerpuitgangspunten en de diverse technische eisen aan de busverbinding zijn opgenomen in het Programma van Eisen busverbinding Spoorzone. De zes ruimtelijke ontwerpuitgangspunten voor de busverbinding luiden als volgt.
Busplatform
De uitspraak dat busbaan en busplatform tot de stadse wereld van Zwolle behoren, gekenmerkt door de nauwe verwevenheid van steen, groen en water als uitdrukking van de inbedding van de stad in het landschap, komt logischerwijs tot uitdrukking in een Zwolle kenmerkende groene inrichting met bomen van het busplatform. Dat het stadse reizigersdomein van het busperron er anders uitziet en functioneert dan het spoorse reizigersdomein van de treinperrons is evident: het busplatform is in totaal 300 meter lang, 35 meter breed en heeft de kenmerkende kartelrand om bussen te halteren. Op de piektijden is er veel meer dynamiek van af- en aanrijdende bussen dan op de treinperrons. Ook daarom ligt een eigen inrichting, anders dan die van de treinperrons, voor de hand. Een inrichting als openbare ruimte van de stad, die tegelijkertijd functioneel onderdeel is van de OV knoop.
In de klankbordgroep is de aard van de inrichting van het busplatform besproken. De groep spreekt zich duidelijk uit voor een Zwolse, groene inrichting. Een groene uitstraling past bij de straten, lanen en alleeën van Zwolle en dragen bij aan het creëren van een aangename sfeer.
Groen
Het is de ambitie van de gemeente Zwolle om de Groene Scheg als structurerende landschappelijke verbinding te ontwikkelen. Voor de aansluiting van de nieuwe busontsluiting op de Rieteweg/Willemskade ligt de opgave om dit als onderdeel van de Groene Scheg in te richten. Het ontwerp dient voldoende ruimtelijke groene kwaliteit te bieden. Deze plek past in de reeks van aansprekende voortuinen langs de stadsentree Veerallee en, deels, de Willemskade.
Verkeersaansluitingen
De nieuwe busbrug krijgt een aansluiting op de Nieuwe Veerallee/Willemskade, tegenover de Rieteweg. Dit betekent dat in de verkeerslichtenregeling een extra busaansluiting wordt toegevoegd.
De busbrug sluit hier aan op de HOV as die langs de westkant van de binnenstad loopt. De busroutes over de kruising zullen volledig anders gaan lopen. De belangrijkste route voor de bussen wordt de verbinding van de busbrug naar de Willemskade, Harm Smeengekade en Pannekoekendijk. Per saldo zal het aantal busbewegingen over de kruising aanzienlijk toenemen.
In de fase dat de keuze voor het principeprofiel van de HOV-as werd bepaald is de kwaliteit van de
doorstroming onderzocht. Hiervoor zijn verkennende berekeningen uitgevoerd ten aanzien van de toekomstige verkeerslichtenregeling. Aan de hand van deze berekening en mede op basis van een simulatiestudie door ingenieursbureau RoyalHaskoningDHV kon worden geconcludeerd dat het verkeer op de kruising goed kan worden afgewikkeld. Inclusief de nieuwe bus aansluiting.
Het busstation krijgt aan de zuidoost zijde een uitgang naar de Hanzelaan. Een aantal buslijnen zal vanaf deze zijde van het busstation via de Van Karnebeektunnel naar bestemmingen in noordoostelijke richting rijden. Op het gedeelte van de Hanzelaan tussen het busstation en de Van Karnebeektunnel zal het aantal bussen daarom toenemen.
Het busstation wordt vormgegeven als een extra perron parallel aan de vier NS perrons. Het busstation is door middel van trappen verbonden aan de voetgangerstunnel die onder de sporen ligt, zodat reizigers via die tunnel het busstation kunnen bereiken.
Parkeren
In het westelijk deel van het plangebied liggen circa 100 parkeerplaatsen tussen het postgebouw en de spoorlijn naar Kampen. Voor de busbrug zal een deel van deze parkeerplaatsen moeten verdwijnen. De parkeerplaatsen worden gebruikt door NS personeel. Voor het aantal parkeerplaatsen dat verdwijnt zal compensatie moeten worden gevonden in de nabijheid van het station.
Regenwater moet direct of indirect worden geïnfiltreerd in de bodem. De afwatering van de brug dient zoveel mogelijk op het terrein onder brug plaats te vinden en wel zodanig dat de ondergrond van de brug van voldoende regenwater wordt voorzien om begroeiing mogelijk te maken en een gelijke bodeminfiltratie te realiseren. Het is nadrukkelijk ongewenst direct af te wateren boven de sporen. Dooizouten op het wegdek dienen niet in contact te komen met de constructieonderdelen van de brug.
Het plan is gelegen in een gebied dat op de Archeologische Waarderingskaart Zwolle gekwalificeerd wordt met een verwachtingswaarde van 0%. Voor gronden met een verwachtingswaarde van 50% en hoger wordt een dubbelbestemming opgenomen met consequenties bij grondverstorende werkzaamheden in het gebied. Dit is niet aan de orde.
De cultuurhistorische waarden van de ruimtelijke structuur en de bebouwing in Spoorzone, busbrug zijn geïnventariseerd. Zie voor de beschrijving van deze waarden paragraaf 2.1.2 Cultuurhistorische structuur.
Historisch ruimtelijke structuren:
De diversiteit in de cultuurhistorische en ruimtelijke aspecten is een kwaliteit van het plangebied als onderdeel van de spoorzone die behouden blijft. De historische hoofdstructuur blijft intact.
Bebouwing:
In het plangebied zijn geen objecten aanwezig die van 'zeer hoge cultuurhistorische waarde' zijn.
Voor de aanleg van de busroute zal een deel een NedTrain hal met een 'hoge cultuurhistorische waarde' gesloopt moeten worden. Een deel van deze bebouwing is vanwege het tracé van de busroute helaas niet in te passen. Het ontwikkelen van de OV-knoop van Zwolle tot een hoogwaardige overstapvoorziening, met als onderdeel de realisatie van de busbrug, wordt van groter belang geacht dan de handhaving van dit deel van de bestaande bebouwing en verkaveling.
Wel wordt in de vormgeving van de busbrug rekening gehouden met de historisch ruimtelijke context waarin de busbrug wordt gerealiseerd. Het sporenlandschap kent allerlei typische elementen. Het gaat om sporen, met bijhorende masten en seinen. Het gaat ook om extra ruimte, voor bijvoorbeeld rangeren en stalling, zoals de uiterwaarden langs een rivier. Het gaat om hekken, maar ook om grotere bouwwerken als de stationskap en de blauwe lensbrug. En om het resterende deel van de hallen waar vroeger aan het onderhoud van treinen werd gewerkt. Nieuwe spoorgebonden elementen zoals de busbrug, krijgen een vorm en uitstraling die past bij dit sporenlandschap. Ondanks hun verschillende eisen, doelen en tijden waarin ze zijn gemaakt, vormen ze de (historisch) ruimtelijke context van de Zwolse spoorzone.
Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 20. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Spoorzone, busbrug zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Spoorzone, busbrug.
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:
Gevolgd door de volgende bijlage:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels:
De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels :
Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:
Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.
Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.
Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.
De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:
Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.
In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.
Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.
De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.
De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximum goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximum bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.
De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3 Algemene regels en Artikel 14 Algemene procedureregels.
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.
De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.
Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro
De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.
Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingsregel opgenomen.
Het gaat hier om een specifieke op een bepaalde bestemming gerichte wijzigingsbevoegdheid als bedoel in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen.
Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Uov) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Toelichting op de regels voor dubbelbestemmingen:
Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.
Het betreft in dit plan:
Artikel 6 Leiding - Hoogspanning;
Artikel 8 Waarde - Archeologie.
Deze bestemmingen liggen als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.
De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.
In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel;
Artikel 10 Algemene bouwregels;
Artikel 11 Algemene aanduidingsregels geluidzone - industrie;
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels;
Artikel 13 Verwezenlijking in de naaste toekomst;
Artikel 14 Algemene procedureregels.
Het gaat hier om de procedure voor het stellen van nadere eisen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels :
In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.
Ten slotte is als bijlage bij de regels gevoegd:
Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.
Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.
Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.
Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:
Deze bestemming is opgenomen voor de (delen van) wegen, welke gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer. In verband met de Wet geluidhinder moet het toegestane aantal rijbanen wel worden vastgelegd, omdat de breedte van de geluidszones van wegverkeerslawaai daarvan afhangt. Toegestaan zijn:
Artikel 4 Verkeer - Openbaar vervoer
Deze bestemming is gegeven aan de gronden ten noorden en ten zuiden van het spoor.
Deze gronden zijn onder andere bestemd voor:
Ten zuiden van het spoor is in de bestemming de aanduiding 'verkeer' opgenomen. Deze heeft betrekking op een deel van de stationsomgeving aan de zuidzijde van het spoor. Hierbinnen zijn wegen, paden en haal- en brengstroken mogelijk voor onder andere het afzetten van reizigers en expeditie.
Ten zuiden van het spoor is in de bestemming ook de aanduiding 'openbaar vervoerstation' opgenomen. Deze heeft betrekking op de stationsomgeving aan de zuidzijde van het spoor. Hierbinnen zijn functies mogelijk die verbonden zijn met de OV-knoop. De mogelijkheid voor deze functies was reeds aanwezig in het geldende bestemmingsplan Spoorzone.
Deze gronden ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoerstation' zijn bestemd voor:
en ondergeschikt:
Artikel 5 Verkeer - Railverkeer
Deze bestemming is gegeven aan de gronden waar de brug het spoor overspant.
De gronden zijn bestemd voor:
In de bouwregels is zijn met name regels over de hoogte van de brug opgenomen. Naast de maximale totale hoogte van de brug wordt ook de maximale hoogte van het wegdek van de brug benoemd en wordt een minimale hoogte van de onderzijde van de brug gegeven.
Deze bestemming valt samen met andere bestemmingen en wordt daarom dubbelbestemming genoemd. Deze dubbelbestemming omvat het in het plangebied gelegen (deel van het) ondergrondse net van hoofdtransportleidingen voor de drinkwatervoorziening.
Op grond van de Drinkwaterwet, welke sinds 1 juli 2011 van kracht is, is de bescherming van drinkwaterbelangen een belangrijke eis die wordt opgelegd aan bestuursorganen. Voor de bescherming van de cruciale hoofdwatertransportleidingen, heeft Vitens de gemeente een digitaal bestand met de bedoelde hoofdwatertransportleidingen toegezonden, De leidingen zijn conform dit bestand opgenomen.
Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, nadat advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.
De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Artikel 10 Algemene bouwregels
In dit artikel wordt geregeld dat een bouwplan moet voorzien in voldoende ruimte voor parkeren, laden en lossen.
Wat voldoende is, wordt op basis van het algemene parkeerbeleid van de gemeente Zwolle bepaald tijdens de beoordeling van een bouwplan.
Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Hierbij kan gedacht worden aan het betalen van een compenserende bijdrage aan de gemeente Zwolle. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van het algemene parkeerbeleid.
Artikel 11 Algemene aanduidingsregels geluidzone - industrie
Deze gebiedsaanduiding betreft de vastlegging van de bestaande geluidzone rond het industrieterrein 'Stork Wärtsilä Diesel / Nederlandse Spoorwegen N.V.' voor zover gelegen binnen het plangebied. Er worden geen wijzigingen in de zonegrens aangebracht.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.
Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.
Artikel 13 Verwezenlijking in de naaste toekomst
Aan de gronden die nodig zijn voor de verwezenlijking van (de bestemmingen ten behoeve van) de busbrug, maar die geen eigendom zijn van de gemeente is de aanduiding 'wetgevingzone - verwezenlijking in naaste toekomst' gegeven.
Met de betrokken partijen wordt in goed overleg over deze gronden onderhandeld. Om de uitvoerbaarheid van de bestemmingen voor de ontwikkeling van de busbrug in dit stadium planologisch te verantwoorden is het benodigd deze aanduiding aan de gronden te geven.
Artikel 14 Algemene procedureregels
Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.
Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.
Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.
Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.
Bijlage 1 Lijst met horecacategorieën:
Deze lijst geeft de horecacategorieën aan, welke toelaatbaar zijn zoals opgenomen in de regels van de bestemming Verkeer - Openbaar vervoer.
De bestemmingsregels zijn op een dusdanige wijze geformuleerd, dat de handhaving van het bestemmingsplan voor een ieder duidelijk kan zijn. Dit is met name gelegen in de formulering van de specifieke gebruiksregels, waarin een opsomming is opgenomen van de verschillende manieren van gebruik van gronden en bouwwerken die in ieder geval in strijd zijn met de bestemming.
Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 20.
Investeringsvoorstellen / bestuursovereenkomst
Het bestemmingsplan beoogt de realisatie van de busbrug, als onderdeel van de ontwikkeling van de Spoorzone, juridisch-planologisch mogelijk te maken. Voor de eigendomssituatie van de ondergrond van de brug worden overeenkomsten gesloten met de huidige eigenaren, NS (NS Vastgoed B.V.), ProRail (Railinfratrust) en DC-vastgoed (Westerlaan Vastgoed Zwolle B.V.). Voor het beheer van de brug binnen de grenzen van het spoor wordt een beheerovereenkomst gesloten tussen de gemeente Zwolle en ProRail. De gronden in het plangebied zijn grotendeels eigendom van de gemeente Zwolle.
Op 30 september 2013 heeft de Zwolse gemeenteraad het investeringsbesluit genomen over de Spoorzone. Op 18 september 2013 hebben Provinciale Staten van Overijssel ingestemd met het investeringsvoorstel van de Gedeputeerde Staten. Op 18 december 2013 is door beide overheden een bestuursovereenkomst getekend. In de bestuursovereenkomst zijn financiële bepalingen opgenomen, die voortkomen uit de investeringsbesluiten.
Grondexploitatie
Voor het voorliggende bestemmingsplan Spoorzone, busbrug wordt geen exploitatieplan opgesteld. De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan en de uitvoeringskosten van de busbrug, als onderdeel van de Spoorzone, worden gedekt zoals omschreven in de investeringsvoorstellen en de bestuursovereenkomst. Hierin zijn de benodigde financiële middelen voor het algehele project Spoorzone veiliggesteld. Met de investeringsvoorstellen en de bestuursovereenkomst is de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan Spoorzone, busbrug dan ook verzekerd.
Op 18 februari 2015 is het voorontwerpbestemmingsplan Spoorzone, busbrug in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening naar vooroverleginstanties verzonden met het verzoek om uiterlijk 20 maart 2015 schriftelijk te reageren. Tevens is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan belangenorganisaties die betrokken zijn bij de ontwikkeling van het plangebied.
Het voorontwerpbestemmingsplan is toegezonden aan de volgende 18 instanties en organisaties:
De reacties van de vooroverleginstanties en belangenorganisaties zijn hieronder samengevat en beantwoord. Dit betreft de nummers 1 tot en met 7. Van de overige organisaties is geen reactie ontvangen.
1. Provincie Overijssel
De provincie Overijssel merkt op dat het plan past binnen de Omgevingsvisie en het Investeringsbesluit van Provinciale Staten op 18 september 2013. De gemeente wordt succes gewenst met de verdere procedure.
2. Waterschap Groot Salland
Het Waterschap Groot Salland geeft aan dat het voorontwerpbestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
3. Enexis
Enexis geeft aan dat het voorontwerpbestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
4. Veiligheidsregio IJsselland
opmerking 1:
Geadviseerd wordt om de busbrug toegankelijk te maken voor voertuigen van de hulpdiensten. Dit is niet alleen noodzakelijk bij de bestrijding van een incident op de busbrug zelf maar ook gewenst als snelle route voor de hulpdiensten om van de zuidkant van het spoor naar de noordkant te komen.
reactie:
Het bestemmingsplan Spoorzone, busbrug voorziet in het gebruik van de busbrug voor hulpdiensten. In de bestemmingen die zijn toegekend aan de gronden waar de busbrug wordt gerealiseerd is het gebruik van de busbrug voor hulpdiensten opgenomen. Zo is de grond met de bestemmingen Verkeer - Openbaar vervoer en Verkeer - Railverkeer ter plaatse van de aanduiding 'brug' bestemd voor "een brug met aanbruggen ten behoeve van het openbaar vervoer, hulpdiensten en het langzaam verkeer".
opmerking 2:
Geadviseerd wordt om te zorgen voor voldoende bluswatervoorziening voor een goede bestrijdbaarheid van eventuele incidenten. Dit geldt zowel voor incidenten op de busbrug als voor het spoor in de omgeving van de brug omdat dit de belangrijkste risicobron is. De voorkeur gaat hierbij uit naar een droge blusleiding op de brug met vulpunten in de directe nabijheid van beide opritten. Mogelijk dat de bluswatervoorzieningen voor de brug zo gekozen kunnen worden dat deze ook gebruikt kunnen worden bij het bestrijden van incidenten op het busstation of op het spoor.
reactie:
Bluswatervoorzieningen zijn mogelijk in het totale plangebied, namelijk in de bestemmingen 'Verkeer', 'Verkeer - Openbaar vervoer' en 'Verkeer - Railverkeer'.
In het Programma van Eisen Busverbinding Spoorzone is hiervoor een technische eis aan de busbrug opgenomen. Te weten: "Er dienen twee standleidingen, droge blusleidingen in de constructie te worden opgenomen aan weerszijden van het spoor ten behoeve van de brandweer."
opmerking 3:
Het busperron komt in het gebied tussen enerzijds de wijk en anderzijds het spoor. Het busstation en het spoor zijn voor reizigers toegankelijk via een tunnel. Het busperron wordt afgezet met een hek, waardoor de tunnel de enige toe- en uitgang is. Reden van het plaatsen van de afscherming is dat men wil voorkomen dat de bussen last hebben van overstekende reizigers, die de wijk in willen of naar het spoor willen.
Mocht zich een calamiteit voordoen op het spoor, dan moeten alle mensen van het busperron de tunnel in om weg te komen, waarbij paniek kan ontstaan. Bovendien is de afstand die men moet overbruggen naar de tunnel toe ook lang (circa 170 meter aan weerszijden van de tunnel).
Geadviseerd wordt om aan weerszijden van de tunnelingang twee oversteekplekken te maken.
reactie:
Over de uitgang en de plaatsing van hekwerken bij het busperron vindt nader overleg plaats met de Veiligheidsregio IJsselland. In het bestemmingsplan zijn deze voorzieningen bij het busperron in het betreffende deel van het plangebied mogelijk, namelijk in de bestemming 'Verkeer – Openbaar vervoer'.
5. ProRail
opmerking 1:
De opstelsporen 'havensporen' (bij de Westerlaan / Nieuwe Veerallee) worden in het voorontwerp bestemmingsplan wegbestemd. Deze opstelsporen maken op dit moment een wezenlijk onderdeel uit van het spoorwegnet. Pas indien een vervangende opstelcapaciteit op het RGS-terrein is gerealiseerd, kan de functie van deze opstelsporen worden opgegeven en uitvoering worden gegeven aan een nieuwe bestemming. Dit is voor ProRail, als beheerder van het spoor, randvoorwaardelijk om op deze locatie mee te kunnen werken aan de realisatie van de busbrug. Totdat die opstelcapaciteit op RGS gerealiseerd is, kunnen wij niet akkoord gaan met het verwijderen van de Railverkeer-bestemming.
Het voorstel van ProRail is dat hier de huidige Railverkeer-bestemming gehandhaafd wordt waarbij er voor het busbrug-deel een wijzigingsbevoegdheid naar busbrug (Verkeer - Openbaar Vervoer) opgenomen wordt. ProRail geeft aan dat deze wijzigingsbevoegdheid gekoppeld dient te zijn aan het moment waarop de opstelcapaciteit op RGS mogelijk is gemaakt.
reactie:
Het doel van het bestemmingsplan Spoorzone, busbrug is het planologisch mogelijk maken van de busbrug. Hieraan ten grondslag ligt de bestuursovereenkomst tussen de gemeente Zwolle en de provincie Overijssel waarin het publiek belang van de verwezenlijking van de busbrug is bekrachtigd. De busverbinding als ruimtelijke ontwikkeling draagt bij aan de verbetering van de kwaliteit van de OV-knoop Zwolle.
Op grond van deze inzichten is aan de grond, waar momenteel de opstelsporen (de 'havensporen') zijn gelegen, de bestemming Verkeer - Openbaar vervoer gegeven. Het constructief overleg met ProRail over de gevestigde rechten en belangen is gaande.
Duidelijk is dat de opstelcapaciteit op het RGS-terrein nodig is voor ProRail om de spoorse voorzieningen te kunnen accommoderen. Gelet hierop zal de vaststelling van het bestemmingsplan Spoorzone, busbrug doorgang vinden als de duidelijkheid over de doorgang van opstelcapaciteit op het RGS-terrein er is.
Het voorstel voor het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid voor een wijzigingsmogelijkheid van de bestemming Verkeer - Railverkeer naar de bestemming Verkeer - Openbaar vervoer is in beraad genomen. Gebleken is dat deze optie echter juridisch niet houdbaar is, wat een te groot risico betekent voor het bestemmingsplan. De ontwikkeling van de busbrug heeft namelijk een zodanig ingrijpend karakter op de ruimtelijke structuur dat deze niet door middel van een wijzigingsbevoegdheid kan worden toegestaan. Daarbij is het evident dat het hoofddoel van het bestemmingsplan met het daarop vormgegeven plangebied is het realiseren van de busbrug mogelijk te maken.
opmerking 2:
Wat betreft de begrenzing van de wijzigingsbevoegdheid ('wetgevingzone - wijzigingsbevoegdheid') aan de zuidzijde van de spoorzone, is zoals bekend de demarcatielijn tussen het project busbrug en het project Zwolle Spoort nog niet definitief vastgesteld. ProRail verwacht deze demarcatie in juni te kunnen leveren. Uitgaande van de planning voor het bestemmingsplan zal ProRail deze demarcatie aanleveren via een formele zienswijze.
reactie:
Tijdens het overleg op 5 maart 2015 (tussen de heren Veerman, De Vries en Schwencke van ProRail en de heer Van Beek en mevrouw Horsman van de gemeente Zwolle) is besproken dat de begrenzing van de bestemming Verkeer - Railverkeer zal worden aangepast aan de door ProRail te leveren demarcatielijn. Deze valt in het gebied waarvoor nu de 'wetgevingzone - wijzigingsbevoegdheid' is opgenomen. De gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsbevoegdheid' met bijbehorende regels (artikel ) zal dan uit het bestemmingsplan verwijderd worden.
opmerking 3:
Het begrip Spoorwegvoorzieningen in de bestemming Verkeer - Railverkeer (artikel 5) wordt niet gedefinieerd in de Begrippen (artikel 1). Dit is, zoals op 26 januari 2015 ambtelijk aangegeven, ongewenst. In den lande loopt ProRail er veelvuldig tegen aan dat vergeten wordt dat een spoorzone naast de functie railverkeer-activiteiten, ook een functie heeft ten aanzien van bijvoorbeeld (bereikbaarheid voor) onderhoud en hulpdiensten, maar ook zaken als energievoorziening, beveiliging en telecommunicatie. ProRail verzoekt om de eerder toegestuurde begripsomschrijving over te nemen.
Afgevraagd wordt waarom er 'voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst' in de railverkeersbestemming mogelijk worden gemaakt?
reactie:
In artikel 1 van de regels zijn de meest gebruikte begrippen opgenomen en begrippen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft waardoor aanvulling gewenst is. De omschrijving 'Ten behoeve van de spoorlijn noodzakelijke bouwwerken en voorzieningen' biedt naar ons idee geen meerwaarde bij het begrip spoorwegvoorzieningen, wat al een zeer ruim begrip is.
In de door ProRail geleverde begripsomschrijving worden bouwwerken en voorziening genoemd die ten dienste staan aan het spoor. Deze voorzieningen zijn zodoende al inbegrepen bij de ruime noemer 'spoorwegvoorzieningen'. Daarnaast zijn in het bestemmingsplan ondergeschikt aan de spoorwegvoorzieningen diverse ruimtelijke relevante elementen, zoals paden opgenomen. Onder 'paden' worden ook paden ten behoeve van onderhoud en hulpdiensten verstaan.
De regels van de bestemming Verkeer - Railverkeer zijn geënt op de landelijke standaarduitgave 'Op de digitale leest´. Deze standaarduitgave vormt landelijk de grondslag van de inhoud van regels voor ruimtelijke plannen. Gelet op de uniformiteit van de bestemmingsplannen is het niet gewenst van deze opzet af te wijken.
De bepaling over voorwerpen van beeldende kunst is in de regels opgenomen om niet op voorhand uit te sluiten dat er voorwerpen van beeldende kunst op de busbrug komen.
opmerking 4:
Artikel 5.2.2. lid b; op grond van Bor bijlage II zijn zaken als portaalconstructies en bovenleidingen planologisch niet relevant (er is geen omgevingsvergunning voor nodig, zowel niet voor de bouw als voor het gebruik). Om deze reden accepteert ProRail geen hoogtebeperking aan deze objecten in een bestemmingsplan. Verzocht wordt om dit lid te schrappen uit de bestemming Verkeer - Railverkeer.
reactie:
De bouwregel over portaalconstructies, bovenleidingen, overwegvoorzieningen en masten (artikel 5.2.2, sub b) wordt verwijderd uit de regels bij de bestemming Verkeer - Railverkeer.
6. TenneT TSO B.V.
opmerking 1:
TenneT verzoekt om de tekst in de bestemmingsomschrijving van artikel 6 Leiding - Hoogspanning te vervangen door de tekst zoals weergegeven in bijlage 1 bij de vooroverlegreactie. Daarnaast verzoekt TenneT om de in artikel 6.5.1 genoemde opsomming van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning benodigd is aan te vullen.
reactie:
De regels van het bestemmingsplan Spoorzone, busbrug zijn gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' omwille van de uniformiteit van de Zwolse bestemmingsplannen. Dit handboek is geënt op de landelijke standaarduitgave 'Op de digitale leest'.
De huidige bestemmingsomschrijving van artikel 6 Leiding - Hoogspanning behelst al reeds de aanleg, het beheer en onderhoud van de hoogspanningsverbinding. De genoemde aanvulling van de in artikel 6.5.1 opgenomen opsomming van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden valt hoofdzakelijk samen met de huidige regels hiervoor.
De uniform toegepaste regels van de bestemming Leiding - Hoogspanning worden derhalve adequaat geacht en worden, mede gelet op het streven naar deregulering, niet aangepast.
7. DC-vastgoed (Westerlaan Vastgoed Zwolle B.V.)
opmerking 1:
In het voorontwerp krijgen twee gedeelten grond van DC-vastgoed een nieuwe aan de busbrug gerelateerde bestemming.
De bestemming van de strook grond op de hoek Westerlaan-Willemskade wordt gewijzigd naar Verkeer. DC-vastgoed begrijpt dat deze wijziging verband houdt met een toekomstige wijziging van het kruispunt. DC-vastgoed kan zich vinden in de bestemmingswijziging, mits de grondverkoop, waarover het gesprek gaande is, doorgaat. Verzocht wordt om in hoofdstuk 7 van de plantoelichting ook DC-vastgoed (Westerlaan Vastgoed Zwolle B.V.) als grondeigenaar te benoemen.
reactie:
De strook grond op de hoek Westerlaan-Willemskade is inderdaad in het bestemmingsplan opgenomen met de bestemming Verkeer vanwege de toekomstige wijziging van het kruispunt.
Het overleg tussen DC-vastgoed en de gemeente is gaande. Van de reactie wordt kennisgenomen. In hoofdstuk 7 van de toelichting van het bestemmingsplan wordt DC-vastgoed (Westerlaan Vastgoed Zwolle B.V.) toegevoegd als grondeigenaar in het plangebied.
opmerking 2:
De bestemming van een stuk grond in de zuid-oost hoek van het perceel van DC-vastgoed wordt gewijzigd naar Verkeer - Openbaar vervoer. DC-vastgoed kan zich vinden in de bestemmingswijziging, mits de grondverkoop, waarover het gesprek gaande is, doorgaat. Verzocht wordt om in hoofdstuk 7 van de plantoelichting ook DC-vastgoed (Westerlaan Vastgoed Zwolle B.V.) als grondeigenaar te benoemen.
reactie:
Het stuk grond in de zuid-oost hoek van het perceel van DC-vastgoed is in het bestemmingsplan opgenomen met de bestemming Verkeer - Openbaar vervoer vanwege de mogelijkheid voor een voetgangersroute aan de busbrug. Een studieschets hiervan is opgenomen in het Programma van eisen busverbinding Spoorzone (paragraaf 4.12).
Het overleg tussen DC-vastgoed en de gemeente is gaande. Van de reactie wordt kennisgenomen. In hoofdstuk 7 van de toelichting van het bestemmingsplan wordt DC-vastgoed (Westerlaan Vastgoed Zwolle B.V.) toegevoegd als grondeigenaar in het plangebied.
opmerking 3:
Het gebouw op het perceel van DC-vastgoed staat in de plantoelichting (paragraaf 2.1.3.3) nu beschreven als: "het grote voormalige stationspostgebouw (momenteel verhuurd ten behoeve van tijdelijk gebruik)". Deze beschrijving doet naar mening van DC-vastgoed niet volledig recht aan het huidige gebruik van het gebouw als pleisterplaats voor jonge nieuwe ondernemers. Voorgesteld wordt om in de plantoelichting de beschrijving van het gebruik van City Post te actualiseren.
reactie:
De beschrijvingen van het gebouw in paragraaf 2.1.3.3 en 2.1.4 van de toelichting van het bestemmingsplan worden geactualiseerd.
opmerking 4:
Het tracé van de busbaan zal zeer nabij City Post gesitueerd worden en vlak langs het gebouw via een helling tot een hoogte van minimaal 6 meter stijgen. Diverse vormstudies/schetsen geven vervolgens weer dat als gevolg van de grote overspanningen van de busbaan over het spoor de constructiedikte aanzienlijk zal zijn. De gevolgen van de geplande busbaan voor City Post zijn divers zoals onder andere visuele hinder van uit het gebouw, vermindering zon- en daglichttoetreding, milieuhinder, veiligheidsrisico's enz. Zoals aangegeven gaat DC-vastgoed er vanuit dat in goed overleg met elkaar adequate oplossingen worden gevonden voor deze gevolgen.
reactie:
De inpassing van de busverbinding is uitgediept in het Programma van Eisen, waarin eisen zijn opgenomen die aan het tracéontwerp worden gesteld. De busbrug ligt in de bocht van de spoorbundel, waar veel spoorwissels, bovenleidingportalen en seinen gelegen zijn, en maakt een schuine oversteek over de sporen. Rondom het spoor moet rekening worden gehouden met de belendende bebouwing, waaronder het gebouw op de gronden van DC-vastgoed. Dit maakt de technische inpasbaarheid van de busverbinding complex.
In het Programma van Eisen is een eis opgenomen die beoogt de afstand tot het gebouw van DC-vastgoed te maximaliseren. Deze eis houdt in dat de positie van de hellingbaan/ aanbrug, in relatie tot het gebouw op de grond van DC-vastgoed en de demarcatielijn van ProRail zo veel mogelijk gevolgd moeten worden.
In het Programma van Eisen is een eis opgenomen die beoogt de leefbaarheid en het doorzicht onder de aanbruggen te maximaliseren. Deze eis houdt in dat de vrije ruimte onder de aanbruggen minimaal 3,00 meter hoog dient te zijn en dat alles onder deze maat dient opgevangen worden met groene, gebouwde constructies.
In Hoofdstuk 4 Beperkingen en in Hoofdstuk 5 Planbeschrijving van de toelichting van het bestemmingsplan wordt ingegaan op de diverse omgevingsaspecten die aan de orde zijn bij de ontwikkeling van de busbrug.
Het overleg tussen DC-vastgoed en de gemeente over de ontwikkeling en inpassing van de busbrug en het gebouw op de gronden van DC-vastgoed is gaande.