Plan: | Vechtcorridor Noord |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0193.BP14001-0004 |
Op 12 juli 2012 hebben Provinciale staten van Overijssel besloten de N340 op te waarderen tot een 100 kilometerweg en in Zwolle te verleggen, waarbij de Hessenweg wordt afgewaardeerd. Dit is geregeld in het vastgestelde Provinciale Inpassingsplan (PIP) N340.
Op 23 april 2014 is door Provinciale Staten besloten dat er een soberder uitvoeringsplan voor de N340 als 80 km weg komt. Vervolgens heeft Provinciale Staten op 17 februari 2016 een besluit genomen over de versoberingsmaatregelen.
De gemeenteraad van Zwolle heeft op 10 maart 2014 de Structuurvisie Vechtcorridor Noord vastgesteld. Uitgangspunt van deze visie is het PIP N340. Het onderhavige plangebied valt binnen de begrenzing van deze Structuurvisie. De structuurvisie Vechtcorridor Noord vervangt voor dit gebied het structuurplan Zwolle uit 2008 en dient als basis voor een op te stellen bestemmingsplan voor de omgeving van de te verleggen N340. Daarmee is het een strategisch kader en inspiratiebron voor nieuwe ruimtelijk initiatieven.
Het doel van het bestemmingsplan is om de gevolgen van de verlegging van de N340 en de structuurvolgende nieuwe bestemmingen, zoals voor de te verleggen beeldenpark Anningahof, landschaps- en natuurontwikkeling, voorzover mogelijk juridisch planologisch te regelen. Daarnaast is plangebied grotendeels gelegen in het bestemmingsplan Buitengebied dat ouder is dan 10 jaar. Op grond van artikel 3.1, lid 3 van de Wro dient een bestemmingsplan een keer per 10 jaar opnieuw te worden vastgesteld. Indien de raad dit niet doet, kunnen er geen leges worden geheven. Om dit te voorkomen dient er voor dit gebied een nieuw bestemmingsplan te worden vastgesteld. Tenslotte is het doel om het doortrekken van de Lichtmisweg planologisch mogelijk te maken.
Het plangebied wordt globaal begrensd door de Kranenburgweg, het tracé van de nieuwe N340. de spoorlijn naar Zwolle -Groningen en de uiterwaarden van de Overijsselsche Vecht. Daarnaast omvat het plangebied een perceel ten noorden Rijksweg 28 in het verlengde van de Lichtmisweg.
702
Bestemmingsplan Buitengebied Zwolle, vastgesteld bij raadsbesluit van 7 juni 1979, nr. 217, gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten op 21 oktober 1980, afd. 2, nr.79565, gedeeltelijk goedgekeurd en gedeeltelijk onherroepelijk geworden bij Koninklijk Besluit van 27 juni 1986, nr. 112;
10009
Bestemmingsplan Buitengebied - Langenholte, Vecht e.o. vastgesteld op 10 juni 2013 en onherroepelijk geworden op 9 april 2014.
14021
Bestemmingsplan Vechtcorridor Dijkmoment Hessenweg 14 vastgesteld op 9 februari 2015.
Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van kracht geworden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken.
Op 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Aan artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking (SER-ladder) toegevoegd. Dit artikel bepaalt dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een verantwoording dient te bevatten dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.
Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet.
De visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland staat beschreven in de Nota Ruimte. In deze nota is het ruimtelijk beleid tot 2020 vastgelegd met een doorkijk tot 2030. De nota heeft een strategisch karakter en richt zich op de hoofdlijnen van het beleid.
Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid kan worden samengevat als: ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Gelet op de beperkte ruimte in Nederland dient dit efficiënt en duurzaam te geschieden. Het kabinet heeft gekozen voor een dynamisch en op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid, met als uitgangspunt 'decentraal waar dat kan, centraal waar dit moet'.
De Nota Ruimte bevat geen beleid dat rechtstreeks doorwerkt naar ontwikkelingen binnen het plangebied.
2.1.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking
Aan artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. Dit artikel bepaalt dat in een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt:
Voor het bestemmingsplan Vechtcorridor Noord worden de treden van de ladder als volgt doorlopen.
In het bestemmingsplan worden de hieronder genoemde stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
Onder een stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.6.1 wordt het volgende verstaan:
stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
Onder andere stedelijke voorzieningen vallen: accommodaties voor onderwijs, zorg,cultuur, bestuur en indoor sport en leisure.
Verplaatsing beeldenpark Anningahof
De bovengenoemde ontwikkeling is een verplaatsing van een bestaande vergunde beeldenpark. De Anningahof verliest een deel van het beeldenpark door het tracé van de N340 en wordt daarvoor volledig gecompenseerd in het gebied. Het verlies aan oppervlak wordt gecompenseerd door het beeldenpark te verleggen in oostelijke richting .Gelet hierop is dit geen nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Verblijfsaccommodatie Anningahof
Op het nieuwe perceel van het beeldenpark zijn maximaal zes studio's van 60-80 m² geprojecteerd voor kunstenaars en bezoekers uit binnen- en buitenland, die een relatie hebben met het beeldenpark. Gelet op de kleinschaligheid wordt er niet voorzien in een andere stedelijke voorziening ( leisure) als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro. Gelet hierop voorziet het betrokken plan deel evenmin in een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in de genoemde bepaling en is artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro niet van toepassing.
Nieuwe woningen op en nabij Hessenweg 9-1 / Bedrijfswoning camping Vecht &Zo
Gelet op de kleinschaligheid van de woningbouw ( maximaal zes woningen) wordt er niet voorzien in een woningbouwlocatie als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro. Er is dus geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en gelet hierop is artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro niet van toepassing. Zie uitspraak van de Afdeling Raad van State van 18 december 2013 in zaak nr. 201302867/1/R4.
Dijkmoment camping Vecht & Zo
De bovengenoemde ontwikkeling is planologisch geregeld in een separaat bestemmingsplan.Gelet hierop is dit geen nieuwe stedelijke ontwikkeling. Gelet hierop is artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro niet van toepassing is.
Conclusie:
Het plan is in overeenstemming met het met rijksbeleid
Omgevingsvisie
De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld en op 3 juli 2013 de actualisatie van de Omgevingsvisie vastgesteld
Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd. In het beleid van de provincie staan de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. Deze elementen zijn derhalve binnen de hele omgevingsvisie terug te vinden. De sturingsfilosofie van de provincie is als volgt samen te vatten: als sprake is van een bepaalde ontwikkeling, dan moet eerst worden nagegaan, aan de hand van de generieke beleidsuitgangspunten die in de omgevingsvisie zijn opgenomen, of er behoefte is aan de ontwikkeling. Indien dat zo is, moet worden nagegaan of de gekozen plek geschikt is voor het aldaar doorvoeren van de ontwikkeling. Om antwoord te kunnen geven op die laatste vraag dient de ontwikkelingsperspectievenkaart bekeken te worden. Wanneer uit die kaart blijkt dat een ontwikkeling, zoals gepland, niet in strijd is met deze kaart, kan verder worden bezien hoe de ontwikkeling vormgegeven moet worden. Hierbij heeft de provincie gekozen voor een vierlagenbenadering, in welke benadering vier kaarten/lagen worden onderscheiden. Dit zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarische cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust- en leisurelaag. Samen met de catalogus gebiedskenmerken kan worden geconstrueerd welke kenmerken per laag van belang zijn om rekening mee te houden bij de planvorming.
Ontwikkelingsperspectief
Uit de kaart Ontwikkelingsperspectieven blijkt dat de locatie in het gebied ligt dat is aangemerkt voor ''buitengebied accent productie' met de subcategorie ''Buitendijksgebied Overijsselse Vecht' en de beleidsaanduiding 'beekdal'.
Gebiedskenmerken
Op de Gebiedskenmerken kaarten blijkt dat de natuurlijke laag van het plangebied aangemerkt dient te worden als 'rivierengebied - rivier en uiterwaarden . Het agrarische cultuurlandschap wordt aangeduid als ' rivierenlandschap - rivier en uiterwaarden en de stedelijke laag is niet aangeduid. De vierde laag, de lust en leisurelaag is voor de camping aangeduid als verblijfsrecreatie. Het gedeelte van het plangebied is aangeduid als 'donkerte'. In de omgevingsvisie is hierover het volgende opgenomen:????/
"Donkerte
Het contrast tussen lichte en donkere en drukke en stille gebieden is groot. De donkere. gebieden hebben een rustig en onthaast karakter en vormen hiermee een eigen kwaliteit voor mens en dier".
Gezien de bovenstaande ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken past de ontwikkeling in het generieke beleid van de provincie.
Masterplan Ruimte voor de Vecht
Op 18 november 2009 heeft provinciale staten van Overijssel het masterplan Ruimte voor de Vecht vastgesteld.
De gemeente Zwolle maakt deel uit van het Programma Ruimte voor de Vecht (omvattende het bredere Vechtdal gelegen in de gemeenten Hardenberg, Ommen Dalfsen Zwolle).
De gemeenteraad van Zwolle heeft, als één van de gebiedspartners, in 2009 met het Masterplan Ruimte voor de Vecht ingestemd.
Het bestemmingsplan Vechtcorridor Noord past binnen één van de drie doelstellingen van het Masterplan “het creëren van een sociaal economische impuls” en het draagt bij aan de richtinggevende statements, onder meer: “maak van de rivier de voorkant van het Vechtdal”, “organiseer bezoekersstromen” en “maak de Vecht manifest”.
Structuurvisie Vechtcorridor Noord
De gemeenteraad van Zwolle heeft op 10 maart 2014 de Structuurvisie Vechtcorridor Noord vastgesteld. Het onderhavige plangebied valt binnen de begrenzing van deze Structuurvisie. De structuurvisie Vechtcorridor Noord vervangt voor dit gebied het structuurplan Zwolle uit 2008 en dient als basis voor een op te stellen bestemmingsplan voor de omgeving van de te verleggen N340. Daarmee is het een strategisch kader en inspiratiebron voor nieuwe ruimtelijk initiatieven.
Het plangebied van de structuurvisie Vechtcorridor Noord wordt begrensd door Rijksweg A28, Hessenpoort I+II, de spoorlijn naar Meppel-Groningen en de Overijsselsche Vecht, met uitzondering van het tracé van de nieuwe N340. Provinciale staten van Overijssel hadden besloten de N340 op te waarderen tot een 100 kilometerweg en in Zwolle te verleggen, waarbij de Hessenweg wordt afgewaardeerd. Dit is geregeld in het op 12 juli 2012 vastgestelde Provinciale Inpassingsplan (PIP) N340, dat uitgangspunt is voor de visie.
De verlegging biedt kansen voor het aantrekkelijker maken van de Vechtcorridor als groene entree tot het Vechtdal. In dit kader voorziet de structuurvisie Vechtcorridor Noord in de landschappelijke inpassing van de N340 met:
Bij de vaststelling zijn in de Structuurvisie onder andere de volgende wijzigingen aangebracht ten opzichte van het ontwerp:
Niet alle gewenste ontwikkelingen die zijn opgenomen in de Structuurvisie Vechtcorridor Noord worden opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan. Onder andere de nieuwe leisure bestemmingen en de uitbreiding van Hessenpoort worden niet meegenomen.
Dit heeft een aantal oorzaken:
Stikstofdepositie
Het bestemmingsplangebied is gelegen nabij het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht. Dit gebied is aangewezen als speciale beschermingszone voor o.a. zeven habitattypen. Dit betekent dat bij nieuwe ontwikkelingen in een bestemmingsplan, zoals een 'Leisure', onderzoek nodig is naar de gevolgen hiervan op de habitats. Negatieve effecten moet kunnen worden uitgesloten alvorens een nieuwe bestemming mag worden opgenomen.
Zo is in 2014 de mogelijkheid van een 'Welness'-centrum onderzocht. De berekening van de stikstofdepositie hiervan hebben uitgewezen dat significant negatief effecten als gevolg van een wellness-centrum niet zijn uit te sluiten voor het habitattype Stroomdalgraslanden. Voor het verkrijgen van een Nb wetvergunning zal in een Passende Beoordeling (of Verslechteringstoets) aangetoond moeten worden of significant negatieve effecten zijn uit te sluiten. Een passende beoordeling kost tijd en geld en is daarom pas zinvol indien er een concreet initiatief is. Gelet hierop kan de uitvoerbaarheid in het kader van de Nb wetgeving (vooralsnog) niet worden aangetoond. Het opnemen van een Leisure bestemmingsplan evenals het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is juridisch daarom op dit moment niet toegestaan.
Sinds 1 juli 2015 is het Programmatische Aanpak Stikstof (PAS ) in werking getreden. Met de PAS wordt een andere wijze van toetsing toegepast, die meer ruimte aan bedrijven biedt. Projecten die maximaal 1 mol per hectare per jaar stikstofdepositie in een Natura 2000-gebied veroorzaken hoeven geen Nb vergunning meer aan te vragen. Van het PAS kan echter geen gebruik worden gemaakt om nieuwe ontwikkelingen op te nemen in een bestemmingsplan. Dit kan slechts bij een concreet initiatief. Zodra er een concrete kandidaat bekend is, kan worden bepaald of aan de drempel waarde uit het PAS kan worden voldaan.
Op grond van het artikel 3.1.6, lid 2 van Besluit ruimtelijke ordening dient voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen de actuele regionale behoefte in het kader van de Ladder van Duurzame verstedelijking te worden aangetoond. Zo lang er geen concrete 'leiusure'-kandidaat is, is een dergelijk onderzoek lastig, omdat de gemeente op voorhand geen 'leisure' wil uitsluiten en het onderzoek zich richt op het specifieke gebruik en behoefte van een Leisurebestemming. Daarnaast dient de gemeente in het kader van de maatschappelijke uitvoerbaarheid ook kunnen aantonen dat er een gegadigde is de bestemming binnen de planperiode zal gaan realiseren. Ook dit kan slechts bij een concreet initiatief.
Op grond van de wet ruimtelijke ordening is de planperiode van een bestemmingsplan 10 jaar. Ontwikkelingen zoals de uitbreiding van Hessenpoort zijn na 2025 gepland. Deze mogen daarom niet worden meegenomen in dit bestemmingsplan Bovendien geldt ook hiervoor dat de actuele regionale behoefte moet worden aangetoond. Tevens zal moeten worden aangetoond dat er geen negatieve zullen optreden op de habitats in het Natura 2000 gebied Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht.
Welstandsnota
Algemeen
De welstandsnota is op 11 maart 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Het doel van de Welstandsnota is het bieden van een toetsingskader voor de ruimtelijke kwaliteit van de stad. De nota kent twee belangrijke gebruikers. Voor de overheid biedt de nota een toetsingskader voor ingediende bouwinitiatieven. Voor de burger biedt de welstandsnota vooraf het kader en de randvoorwaarden voor de ontwikkeling van nieuwe bouwinitiatieven.
De welstandstoets wordt uitgevoerd op basis van relatieve criteria. Eigen aan het gebruik van 'relatieve' criteria is dat zij niet uitkomen op één resultaat, maar dat zij meerdere uitkomsten mogelijk maken.
Relatieve criteria vragen dus om nadere oordeelsvorming, bijvoorbeeld de bepaling dat kleurgebruik van een bijgebouw hetzelfde karakter moet hebben als dat van het hoofdgebouw. Om een goede kwaliteit van de ontwerpresultaten te bevorderen, kunnen er aanvullende richtlijnen worden geformuleerd.
Het bestemmingsplan is altijd kaderstellend voor de welstandstoetsing. Wat in het bestemmingsplan is toegelaten of is voorgeschreven aan bouwhoogte, bouwvolume, functie enzovoorts, kan door het welstandsbeleid niet worden ingeperkt. Soms gaan bestemmingsplannen verder en worden ook regels gegeven voor bijvoorbeeld plaatsing in de rooilijn of voor kappen en dakkapellen. Dan is er sprake van enige overlap met welstand.
Door het relatieve karakter van de welstandscriteria ontstaat er geen strijdigheid met eventuele bestemmingsplaneisen. Bij de herziening van bestemmingsplannen, zoals dit plan , is de aansluiting met de welstandsnota een belangrijk aandachtspunt..
Gebiedsgericht welstandsbeleid
Voor de Vechtcorridor is in de Welstandsnota beschrijving nummer 13 ' Buitengebied' van toepassing.
Met de vaststelling van de structuurvisie VCN en het onderhavige bestemmingsplan verandert de status van het plangebied van buitengebied naar stadsrandzone met een daarbij te ontwikkelen stedelijk landschap. Dit betekent dat de regels van de welstandsnota over het plangebied op nieuwe leest geschoeid zullen worden, zoals andere soortgelijke gebieden die in de welstandsnota vallen onder stedelijk landschap. De beschrijving in de welstandsnota zal separaat worden aangepast.
Archeologie
Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Gebieden die volgens de archeologische waarderingskaart een vondstkans hebben van 50% of meer (zie 3.2.1 hebben de dubbelbestemming “Archeologisch waardevol gebied” gekregen. Voor bepaalde ingrepen in de bodem (zie hiervoor Artikel 21 Waarde - Archeologie dient de aanvrager van een reguliere omgevingsvergunning in het belang van de archeologische monumentenzorg een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Aan een reguliere omgevingsvergunning kunnen in dit verband regels worden verbonden.
Cultuurhistorie
De Nota Belvedere uit 1999 was het kader voor een verdergaande integratie van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Hoofddoelstelling van de Nota is de cultuurhistorische identiteit als volwaardig uitgangspunt richtinggevend te maken voor de inrichting van de ruimte. De credo daarbij is 'behoud door ontwikkeling'. Daarmee wordt bedoeld dat de aanwezige cultuurhistorische waarden een bron vormen van inspiratie voor vernieuwing en verandering. Het behoud en het benutten van het cultureel erfgoed voegt kwaliteit toe aan de ruimtelijke inrichting.
In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief modernisering monumentenzorg (MoMo). Het behoud en de bescherming van monumenten blijft een belangrijk doel, maar er vindt een verbreding plaats naar de omgeving. Overal in steden, dorpen en landschappen zijn plaatsen van herinnering, plaatsen met een bijzondere cultuurhistorische betekenis. Goede ruimtelijke ordening betekent dat alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte in de besluitvorming worden betrokken. Daarom is de eerste pijler van MoMo gericht op cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Om meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening zullen gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan moeten verbinden die in een bestemmingsplan worden verankerd.
Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.
Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Tevens is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
Mobiliteitsvisie (2009) en Actieprogramma Mobiliteit 2014-2017
In maart 2009 is door de gemeenteraad van Zwolle de Mobiliteitsvisie vastgesteld. De Mobiliteitsvisie vervangt het GVVP (Gemeentelijke Verkeers- en VervoersPlan) uit 2001 en sluit aan bij het mobiliteitsbeleid van het Rijk (Nota Mobiliteit) en de Provincie Overijssel (Omgevingsvisie).
De Mobiliteitsvisie richt zich in de uitwerking vooral op niet-infrastructurele aspecten, omdat die tot op heden onderbelicht zijn gebleven in het mobiliteitsbeleid van de gemeente. In het uitwerkingsdeel (B) van de Mobiliteitsvisie zijn de hoofdnetwerken voor fiets, openbaar vervoer en auto weergegeven en de categorisering van het wegennet binnen de Gemeente Zwolle.
In oktober 2013 heeft de raad het Actieprogramma Mobiliteit 2014-2017 vastgesteld. Dit actieprogramma geeft een nadere invulling aan het in 2009 vastgestelde mobiliteitsbeleid. Voor de komende jaren wordt meer de nadruk gelegd op het beter benutten van de aanwezige infrastructuur en het monitoren van de verkeersstromen. Uitbreidingen en aanpassingen van de infrastructuur beperken zich die locaties waar benuttingsmaatregelen onvoldoende soelaas bieden of de verkeersveiligheid in gevaar is (Bijv. N340, N35 e.d.).
Prioriteitwegen
Op 21 september 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders Prioriteitwegen vastgesteld. Prioriteitwegen zijn wegen die door de hulpverleningsdiensten primair gebruikt worden om tijdig (binnen de gestelde zorgnormen) op de plaats van een incident te kunnen zijn.
Hoofdroutes zijn:
Op deze wegen kan tenminste 50 km/u gereden worden. De snelheid van de hulpverleningsdiensten bij calamiteiten en hulpverleningen is zo mogelijk tot 20 km/u hoger dan de snelheid van het overige verkeer. Voor de hulpverleningsdiensten moet er ruimte zijn om zowel het verkeer op dezelfde baan als het tegemoetkomende verkeer te passeren.
Vervolgroutes zijn:
Op deze wegen binnen de gemeente mogen voor de hulpverleningsdiensten geen negatieve snelheidsremmers worden toegepast. Op deze hoofdwegen en doorgaande wegen kan tenminste 50 km/u gereden worden. De hulpverleningsdiensten moeten zonder verlies van tijd door snelheidsremmers van en naar de plaats van het incident kunnen. Uitgangspunt hierbij is het behalen van de gestelde zorgnorm. De wegen in het plangebied zijn zodanig bestemd dat zij aan het bovengestelde voldoen.
De huidige Hessenweg behoort tot de categorie hoofdroute, de overige wegen in behoren tot de categorie vervolgroute. Na de aanleg van de nieuwe N340 is dit niet meer aan de orde.
Duurzaam veilig verkeer
Bij de inrichting van de openbare ruimte in het plangebied zullen de inrichtingsprincipes volgens de richtlijnen Duurzaam Veilig Verkeer worden toegepast. De Hessenweg zal na afwaardering een 60 km weg worden.
Europees en nationaal beleid
Natura 2000 en de Natuurbeschermingswet 1998
Natura 2000 is het netwerk van natuurgebieden in de Europese Unie, dat wordt beschermd op grond van de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992). Deze richtlijnen geven aan welke typen natuur en welke soorten flora en fauna beschermd moeten worden. De lidstaten wijzen daarvoor bepaalde beschermingszones aan en moeten instandhoudingsmaatregelen nemen om deze gebieden te beschermen. De Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn zijn in Nederland geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998. Deze wet kent voor de Natura-2000 gebieden een vergunningenstelsel en beheerplannen. Hiermee is een zorgvuldige afweging gewaarborgd van activiteiten in en rond de natuurgebieden die gevolgen kunnen hebben voor Natura-2000 gebieden en hun natuurwaarden. Activiteiten en projecten mogen- kort gezegd- alleen uitgevoerd worden wanneer geen significante schade aan de natuurwaarden wordt gedaan.
Het beschermingsregime van de Natuurbeschermingswet strekt zich naast de gebieden die zijn aangewezen of aangemeld onder de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn ook uit over de Beschermde Natuurmonumenten ( de Nbw-gebieden). Beide genoemde Europese richtlijnen beschermen niet alleen de als zodanig aangewezen gebieden. Ook een groot aantal soorten of vegetatietypen wordt ongeacht waar die worden aangetroffen, door de richtlijnen beschermd. Ook hier geldt dat die soorten of vegetatietypen niet significant door een ruimtelijke ontwikkeling mogen worden beïnvloed. De bescherming van planten en dieren door deze richtlijnen is vastgelegd in de Flora- en faunawet.
Vogel- en habitatrichtlijn
Het gehele winterbed van de Vecht tussen de spoorbrug Zwolle-Meppel en het Zwarte Water is aangewezen als Speciale beschermingszone in het kader van de Habitatrichtlijn.
Het gehele winterbed van de Vecht tussen de Vechtbrug in de A28 en het Zwarte Water is aangewezen als Speciale beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn.
Natura 2000 “'Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht”
Het Natura-2000 gebied “Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht”, gelegen op 500 meter van het plangebied, betreft het geheel aan uiterwaarden ten noorden van Zwolle dat hetzij als Habitatrichtlijngebied hetzij als Vogelrichtlijngebied is aangewezen. Dit gebied is door de minister van LNV (nu E&I) op 8 januari 2007 aangemeld. Het is nog niet bekend wanneer het gebied definitief aangewezen wordt. De afzonderlijke bescherming van bovengenoemd Nbw-gebied zal dan komen te vervallen.
De speciale instandhoudingsdoelstellingen van het gebied “Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht” betreffen vier habitattypen, twee vissoorten, vijf broedvogelsoorten en zeven niet-broedvogelsoorten.
Groenbeleidsplan en Structuurplan 2020
Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Buurtgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het Structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus.
Bomenverordening
Voor de bomen geldt de in 2005 vastgestelde Bomenverordening. In de bomenverordening zijn criteria, weigeringsgronden en voorschriften opgenomen over het (compenseren van het) kappen van bomen. Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom.
Voor het vellen van een boom met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter, is een (kap)vergunning nodig. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben. Een ernstige beschadiging kan bijvoorbeeld optreden wanneer de wortels aangetast worden. Daarbij geldt als vuistregel dat de ruimte die bovengronds wordt ingenomen door de kroon, ondergronds wordt ingenomen door het wortelgestel. Daarom is het niet alleen ongewenst dat er gebouwd wordt binnen de projectie van de kroon op de grond, maar ook dat daar bijvoorbeeld verharding wordt aangebracht, wordt afgegraven of opgehoogd. Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan geregistreerd als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Voor een kapvergunning is een aparte procedure vereist. Aan de vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden, waaronder aanwijzingen voor herplant.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het groenbeleid.
Europees en nationaal beleid
Duurzaam, schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn, heel in het kort, de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW).
Europese Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van “een goede chemische toestand”. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat “een goede ecologische toestand”. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen.
Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).
In de geldende Europese richtlijnen en de EU richtlijn Prioritaire Stoffen staat precies omschreven wat een goede chemische toestand voor oppervlaktewater is. De ecologische doelstellingen stellen de lidstaten onderling vast in zogeheten (internationale) stroomgebiedbeheersplannen. Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.
Waterbeheer 21e eeuw
Waterbeheer 21e eeuw (WB21) anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzaam waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer:
Bij “vasthouden, bergen en afvoeren” wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij “schoonhouden, scheiden en zuiveren” gaat het om een voorkeurvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon- en vuilwater zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.
Deltawet
Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoog water en de zoetwatervoorziening op orde houden.
De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om de huidige veiligheid op orde te krijgen en ervoor te zorgen dat ons land is voorbereid op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken het rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris, waarvan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu de coördinerende bewindspersoon is.
Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en Hoogwaterbeschermingsprogramma, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Voor 2015 worden die voorgelegd aan het kabinet. Deze beslissingen gaan over de normen van onze belangrijkste dijken en andere waterkeringen en de strategieën voor onze waterveiligheid, over de beschikbaarheid en verdeling van zoetwater, over het peil van het IJsselmeer, over de manier waarop gebieden veilig kunnen blijven zonder aan economische waarde in te boeten en over hoe bij het bouwen van buurten en wijken rekening kan worden gehouden met water.
Provinciaal beleid
Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een omgevingsvisie en de omgevingsverordening. Op 1 juli 2009 zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd, dat ondermeer in plaats treedt van het Streekplan Overijssel 2000+ en de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving (VFLO). De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de Waterwet en het Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.
Waterschapsbeleid
Het algemene beleid van Waterschap Groot Salland is verwoord in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Het beleid van het waterschap sluit nauw aan bij de uitgangspunten van WB21. In 2007 is de nota "Leven met Water in stedelijk gebied" vastgesteld. Deze nota beschrijft de voor het waterschap gewenste situatie in bestaand en nieuw stedelijk gebied. Om deze situatie te bereiken wil het waterschap het beheer en onderhoud van deze wateren overnemen van de gemeenten. Op watergangen van Waterschap Groot Salland is de keur van toepassing. In de keur is aangegeven wat wel en niet mag bij watergangen, waterkeringen en kernzones. Bijvoorbeeld regels voor bouwwerken op of langs watergangen. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van Waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl.
Gemeentelijk beleid
Gemeente Zwolle heeft haar waterbeleid in 2008 vastgelegd in het Stedelijke Waterplan. Hierin zijn de ambities met betrekking tot de beleving en de kwaliteit van water beschreven. Gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het gemeentelijk rioleringsplan ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.
Woonvisie 2005-2020 en Woonagenda 2013-2017
Het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid, waaronder de woningbouw, is vastgelegd in de Woonvisie 2005-2020 (vastgesteld raad april 2005). De Woonvisie 2005-2020 geeft de gemeentelijke koers voor de woningbouw in de komende jaren weer. Naast blijvende aandacht voor het realiseren van productieaantallen (bouwopgave) ligt de ambitie in een versterking van de woonmilieudifferentiatie waarbij wordt ingespeeld op de woonwensen vanuit de leefstijlprofielen.
Vanaf medio 2008, dus na de vaststelling van de Woonvisie, is de woningmarkt echter sterk teruggevallen als gevolg van de financiële en economische crisis. De wereld om ons heen is sindsdien ingrijpend gewijzigd, dit geldt ook voor de woningbouw. De raad heeft in december 2012 ingestemd met de gedachte dat het beleid minder programmerend moet zijn, en meer faciliterend. Tevens is besloten de verwachtingen omtrent de woningproductie in de komende vijf jaar te halveren tot gemiddeld 400 woningen per jaar, waarvan de helft op locaties in bestaand stedelijke gebied. Voor de jaren na 2017 zou van een iets hogere productie mogen worden uitgegaan.
Deze nieuwe inzichten zijn uitgewerkt in de Woonagenda 2013-2017 (vastgesteld raad juni 2013). In de Woonagenda is onder meer vastgelegd dat voor ontwikkelaars op woningbouwlocaties in beginsel programmatische vrijheid bestaat, maar dat de plannen worden beoordeeld op basis van de 'kleurenwaaier'. De kleurenwaaier heeft als toekomstbeeld: toevoeging sociale huurwoningen, geen grootschalige clustering van koopwoningen met matige kwaliteit, toevoeging van de vrije sector huurwoningen, toevoeging ruime en goede middeldure koopwoningen, realiseren bijzondere architectuur en/of woonmilieus, realiseren functiemenging, realiseren pauzewoningen.
Conclusie
Het plan voegt nieuwe woningbouw in bij het gebied passende architectuur toe. Daarmee is het plan in overeenstemming met het volkshuisvestingsbeleid.
Nota Toeristisch Offensief (2007)
Zwolle ziet Toerisme als een belangrijk onderdeel van de complete stad. Vanuit deze optiek levert toerisme niet alleen een bijdrage aan de versterking van de economie en werkgelegenheid; een geïntegreerd toeristisch beleid kan ook bijdragen aan de leefbaarheid, vitaliteit, veiligheid en toegankelijkheid van de stad voor de eigen inwoners.
Bovendien kan toerisme de identiteit en het imago van de stad of regio versterken. Zwolle streeft daarom naar meer ruimte voor verblijfsaccommodaties. Bij de uitwerking van mogelijke locaties wordt rekening gehouden met de landschapskwaliteit.
Op 20 juni 2011 heeft de gemeenteraad besloten om de locaties zoals opgenomen in Beleidskader Commerciële Vrijetijdsvoorzieningen aan te wijzen als leisurelocaties en planologisch geschikt te maken. Er is gekozen voor diversiteit in locaties om zo verschillende soorten leisure te faciliteren om in Zwolle te vestigen.
In het beleidskader is ten aanzien van de Vechtcorridor het volgende opgenomen.
Vechtcorridor
De ontwikkelingen rond deze locatie bevinden zich in een vrij prematuur stadium. Het verplaatsen van de N340, de bereikbaarheid van de locatie en de kracht van de natuurwaarden (bos, vecht, vechtdal, vechtdijk) geven het gebied een bijzondere potentie. Denkbare extensieve functies voor deze locatie zijn een doe- of themapark, plantentuin, wellness. De functie moet aansluiten op het groene en natuurlijke karakter van de omgeving en moet goed inpasbaar zijn in het landschap (fijnkorrelig).
De Vechtcorridor Noord is vanouds een agrarisch gebied. De grote boeren zijn nu grotendeels verdwenen en opgevuld door hobby boeren. De beoogde Boskamers bieden te weinig ruimte voor een groot bedrijf. Wel zou een vorm van stadslandbouw passen, zoals een stadskwekerij of –tuinderij. Deze functie kan op het bedrijf heel goed gecombineerd worden met agrarische vormen van commerciële vrijetijdsvoorzieningen, zoals een plantentuin of pluktuin. Nieuwe initiatieven voor vrijetijdsvoorzieningen, stadslandbouw en andere 'groene' functies moeten aansluiten op het groene en natuurlijke karakter van de omgeving en goed inpasbaar zijn in de Boskamers. De voorzieningen zijn met name gedacht op het gedeelte tussen het nieuwe en het oude tracé van de N340 aansluitend aan de nieuwe locatie van het beeldenpark. De gronden in het gebied zijn gedeeltelijk van de gemeente en gedeeltelijk van particulieren.
Gezien de extensieve ontwikkeling van met name “outdoor” is met een relatief lage grondopbrengst van de uit te geven gemeentegrond gerekend. De planning van de uitgifte is afhankelijk van de initiatieven die zich melden. Het faciliteren van de vraag van de initiatieven zal maatwerk zijn. In de Business Case is ervan uitgegaan dat overeenkomsten worden gesloten om de onderzoeks- en begeleidingskosten te verhalen om dit maatwerk te kunnen leveren. Indien de grondverkoop voor commerciële vrijetijdsvoorzieningen, stadslandbouw en andere 'groene' functies op gang komt kunnen deze opbrengsten ingezet worden als cofinanciering om te zijner tijd opnieuw een subsidieaanvraag in het kader van Ruimte voor de Vecht aan te vragen en daarmee nieuwe bosschages en andere dragers te realiseren.
Zoals in hoofdstuk 2.1 Ruimtelijk beleid onder het kopje 2.1 Ruimtelijk beleid "Structuurvisie Vechtcorridor Noord" hierboven is aangegeven, kunnen de genoemde functies niet in het onderhavige bestemmingsplan worden opgenomen, maar mogelijk op een later moment in een aparte planologische procedure worden geregeld.
Het accommodatiebeleid is ondersteunend aan het gemeentelijk sociaal beleid. Accommodaties vormen de fysieke uitkomst van beleidsontwikkeling op terreinen als welzijn, zorg, sport, onderwijs en cultuur. Voor zover belanghebbende groepen daartoe niet in staat zijn, zorgt de gemeente in de voorwaardenscheppende sfeer voor voldoende en kwalitatief goede accommodaties, evenwichtig over de stad gespreid. Voorts moet het strategisch accommodatiebeleid een belangrijke bijdrage leveren aan de doelstelling dat Zwolle levensloopbestendige wijken krijgt. Hiervoor moet het voorzieningenniveau op peil, toegankelijk en aantrekkelijk zijn. Voorzieningen voor jong en oud, draagkrachtig en minder draagkrachtig, autochtoon en allochtoon, mensen met of zonder beperking.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het beleid.
Op 25 februari 2013 heeft de gemeenteraad de Horecavisie Zwolle 2012-2017 vastgesteld. De horecavisie gaat uit van uitbreiding van de sector in Zwolle. Daarbij worden wel keuzes gemaakt om de ontwikkeling van de sector en de stad te ondersteunen. Dat betekent dat uitbreiding van horeca met name plaats vindt in de horecaconcentratiegebieden in de binnenstad. Omdat niet alle nieuwe ontwikkelingen voor 100% in de binnenstad passen zijn er enkele nuanceringen opgenomen in de visie.
In de Horecavisie is tevens het volgende opgenomen:
'Naast deze duidelijke visie is er sprake van verschillende plannen en projecten die al langer lopen in Zwolle. De locaties van deze projecten en plannen komen niet altijd overeen met de visie en de vraag komt op hoe hier mee om te gaan. Er zou sprake zijn van onbehoorlijk bestuur wanneer de gemeente projecten, waar reeds lang aan wordt gewerkt, niet meer zou faciliteren'.
De plannen voor horeca op camping Vecht & Zo stammen reeds uit de periode, voordat de huidige horecavisie is vastgesteld. Er is dus sprake van een al lopend project die volgens de Horecavisie doorgang kan vinden.
Daarnaast zijn de ontwikkelingen van de camping erop gericht om meer boven- regionale bezoekers naar te trekken, die anders niet naar Zwolle zouden komen. Zij zorgen voor additionele bestedingen in de horeca.
Om de camping volwaardig te laten functioneren als toeristische trekpleister is ondergeschikte horeca toegestaan bij camping Vecht & Zo ten behoeve van de gasten van de camping (maximaal 200 m2 brutovloeroppervlak) en bezoekers van de Vechtcorridor. De horeca is inmiddels opgenomen in het postzegelplan "Vechtcorridor Dijkmoment Hessenweg 14". Dit bestemmingsplan is op 9 februari 2015 door de gemeenteraad vastgesteld.
Algemeen
De gemeenteraad heeft in 2005 de milieuvisie 'Milieu op scherp' vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid.
In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd.
Het beleid voor de aspecten geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid is relevant voor het bestemmingsplan. Dit beleid wordt hierna kort beschreven.
Geluid
In de milieuvisie 'Milieu op scherp' wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven.
Zwolle is een dynamische stad met geluidsniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.
De Handreiking industrielawaai en vergunningverlening biedt de gemeente de mogelijkheid om voor geluid veroorzaakt door individuele bedrijven vast te leggen hoe de gemeente omgaat met het aspect geluid. Op grond hiervan heeft de gemeenteraad de 'Nota Industriegeluid Zwolle' (2007) vastgesteld. Hierin worden de begrippen ambitiewaarde en basiswaarde (deze waarde geeft de gewenste bovengrens weer; overschrijding van deze bovengrens kan betekenen dat de geluidsbeleving in een gebied verandert) geïntroduceerd. Ambitiewaarde en basiswaarde verschillen per gebiedstype. Voor AMvB-bedrijven hanteert de gemeente Zwolle de strategie dat akoestische onderzoeken en het stellen van nadere eisen zoveel mogelijk wordt beperkt. Nadere eisen worden alleen gesteld indien een bedrijf binnen een kritische afstand ligt tot geluidsgevoelige bestemmingen.
Het onderhavige bestemmingsplan behoort tot het gebiedstype 'Gemengd landelijk gebied'.
Gebiedstype | Ambitiewaarde | Basiswaarde |
Gemengd landelijk gebied | 40 dB | 45 dB |
Luchtkwaliteit
Het luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteitssituatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken.
Zwolle wil binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Om dat te bereiken zijn de volgende doelen geformuleerd:
Duurzaam bouwen
In januari 2007 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie Duurzaam Bouwen vastgesteld. Het beleid is van toepassing op gebouwen en grond.-, weg- en waterbouw en is erop gericht dat overal een minimaal niveau voor duurzaamheid bereikt moeten worden. Duurzaam bouwen heeft betrekking op de thema's energie, materialen, afval, water, gezondheid en woonkwaliteit. Het minimaal te bereiken niveau van kwaliteit- en duurzaamheidsprestaties komt overeen met de toepassing van de vaste, kosten neutrale maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzame (Utiliteiten)bouw (maatregelen, die altijd technisch goed toepasbaar zijn en in de regel kostenneutraal zijn).
Klimaatbeleid
In 2009 heeft de gemeente Zwolle interim klimaatbeleid vastgesteld, waarin is bepaald dat het energieverbruik van nieuwbouwwoningen en –utiliteitsgebouwen voor 60% duurzaam moet zijn opgewekt. In 2011 heeft de gemeenteraad de visie en het programma duurzaamheid 2011-2014 vastgesteld. Hierin is onder meer de doelstelling opgenomen, dat in 2020 in Zwolle 20% CO2-reductie ten opzichte van 1990 moet zijn gerealiseerd.
Externe veiligheid
De Beleidsvisie externe veiligheid is op 6 maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. In de visie wordt ernaar gestreefd om voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid, zodat onder meer overal wordt voldaan aan de normen voor plaatsgebonden risico (PR).
Op 20 januari 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders als nadere uitwerking van de doelstelling uit de beleidsvisie het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid.
Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van een mogelijke toename van het groepsrisico. Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen. Een afwijkend gebiedstype vormen de stroomzones. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd.
Het plangebied behoort tot het gebiedstype Gemengd landelijk gebied. Binnen dit gebiedstype zijn risicovolle activiteiten niet toegestaan (stand still). Een uitzondering wordt gemaakt voor kleine risicovolle activiteiten waarvan de PR 10-6 contour binnen de inrichtingsgrens blijft en die geen invloed op het groepsrisico hebben.
Bedrijven en milieuzonering
Voor het toetsen en plannen van ruimtelijke ontwikkelingen wordt gewerkt met de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering uit 2009.
Met een goede ruimtelijke ordening kan hinder worden voorkomen. Dit kan door voldoende afstand te behouden tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies. In de handreiking zijn lijsten opgenomen met richtafstanden. Als niet aan deze richtafstanden kan worden voldaan, zal maatwerk moeten worden geleverd. Dit houdt in dat een nadere beoordeling van de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot haar omgeving noodzakelijk is.
Inleiding
De huidige stedenbouwkundige opbouw van het plangebied wordt gekenmerkt door allerhande ontwikkelingen sinds de industriële revolutie, die diepe sporen heeft achtergelaten in het oorspronkelijke slagenlandschap ter weerszijden van de oorspronkelijke Hessenweg, die én van de oudste grote oost-west verbindingen in ons land was.
Vanaf 1810 werd gegraven aan de Dedemsvaart. Door dit kanaal werden de grote veengebieden op de grens van Overijssel en Drenthe ontsloten. Tussen Berkum en De Lichtmis werd in 1832 het Lichtmiskanaal gegraven, waardoor Zwolle een aansluiting kreeg op de Dedemsvaart. De negentiende-eeuwse sluis- en brugwachterswoning is nog aanwezig.
De spoorverbinding naar Groningen, de ombouw tot drukke N 340, de nieuwe A 28 en de komst van Hessenpoort brachten het plangebied in een landschappelijk isolement, waarbij het stroomgebied van de Vecht en de resterende percelen een onsamenhangende corridor vormt tussen de zich ontwikkelende stad Zwolle en Hessenpoort. Het agrarisch gebruik is hierbij grotendeels in handen gekomen van hobbyboeren en oude boerderijen zijn in gebruik als woonhuis.
Er is gepoogd meer landschappelijk samenhang in de corridor te brengen door de aanleg van boscoulissen. De staat van onderhoud hiervan is voor verbetering vatbaar.
Huize Dijkzicht
Huize Dijkzicht dateert in zijn huidige omvang uit 1820. Al in 1796 stond op deze plek een eenvoudige woning. Dit is uitgebouwd tot het huidige landhuis in 2 lagen met kap en de later bijgebouwde zijvleugels in 1 laag. Het landhuis met zijvleugels is conform de vigerende bestemming opgenomen in de bestemming Gemengd -2 (GD-2). De tuin en het bos bij het landgoed zijn kwetsbaar en verdient consolidatie. Dit is als zodanig als Bos -BO- bestemd
Anningahof
Op initiatief van de eigenaar is in 2001 de inrichting van weiland naar beeldenpark begonnen. In 2003 is het park voor het eerst geopend voor bezoekers en staat het tot op heden op eigen benen, ook financieel. Het park heeft jaarlijks een unieke, wisselende, beeldencollectie. Getracht wordt een breed assortiment (stijlen, materialen, grootte, aantal, enz.) aan beelden te laten zien, opdat een goed inzicht kan worden verkregen in de ontwikkeling van de Nederlandse beeldhouwkunst, met het accent op de hedendaagse beeldhouwkunst. Naast gevestigde kunstenaars is er ook plaats voor jong talent en experiment.
De huidige woonboerderij en andere expositie- en bedrijfsgebouwen in 1 laag met kap, verdienen in het kader van planactualisering verandering van agrarische bestemming naar een bij het beeldenpark passende bestemming Cultuur en ontspanning (CO).
Camping Vecht & Zo
Aan de Hessenweg 14 ligt de mini-camping Vecht & Zo (voorheen De Bakspieker). Deze heeft een agrarische bestemming. De woning heeft een woonbestemming in 1 laag met kap.
Overige percelen
Er liggen nabij huize Dijkzicht woningen. Een clustering van woonhuizen - met brugwachterswoning - liggen rond de monding van het Lichtmiskanaal. Bij de Kromme Kolk ligt een terrein met gebouw voor de zeeverkenners. En langs de Hessenweg zijn oude boerderijen en woonhuizen te vinden. Voor deze percelen zijn de vigerende bestemmingen voor wonen, maatschappelijk en agrarisch gebruik geprolongeerd met eigentijdse regels omtrent erfbebouwing.
De structuurvisie beoogt, dat het plangebied de nieuwe entree tot het Vechtdal en de stad Zwolle en Hessenpoort wordt.
De te verleggen N340 doorsnijdt het gebied tussen de oude Hessenweg en Hessenpoort en wordt zorgvuldig in het landschap ingepast. Hiermee ontstaan er nieuwe ontwikkelkansen.
Aan de noordzijde van de nieuwe N 340 kan Hessenpoort in fase 3 op lange termijn worden afgerond met een uitbreiding van netto 9,4 ha voor kleinschalige bedrijven in categorie 1 en 2 SBI-code 2008 op bouwpercelen van 2.500 tot 10.000 m². De bedrijven zijn goed zichtbaar vanaf de nieuwe weg, waardoor Hessenpoort zich herkenbaar naar het Vechtdal presenteert. De visie geeft kaders mee voor uitwerking ervan, zoals:
Structuurvisie Vechtcorridor Noord
Aan de zuidzijde kunnen ter weerszijden van de af te schalen Hessenweg nieuwe “groene” woon-, werk- of recreatiefuncties die het landschappelijk aanzien van de corridor versterken. Dit betreft:
In het kader van de vaststelling van de structuurvisie Vechtcorridor Noord is aan de gemeenteraad gemeld, dat bij de opstelling van het bestemmingsplan Vechtcorridor Noord bepaalde ontwikkelingen als gevolg van de latere oplevering van de nieuwe N340 zich zouden uitstrekken over een langere Fase 1 en mogelijk in een andere vorm zouden kunnen 'uitkristalliseren' dan in de visie voorzien.
Dit blijkt thans zich uit te strekken in de periode 2015 (start aanleg struinwaard) tot 2023 (oplevering N340 en af te schalen Hessenweg). Daarom krijgen in het kader van opstelling van dit bestemmingsplan de volgende in de structuurvisie beoogde nieuwe ontwikkelingen op een bepaalde wijze mogelijk een nieuwe plek (ofwel “stede”) binnen de ruimtelijke en financiële kaders van de structuurvisie:
Hieronder is de tekening opgenomen van fase 1.
Op 17 februari 2016 door provinciale staten een besluit genomen over de versoberingsplannen voor de N340. De vormgeving van het knooppunt N340-A28 zal als gevolg hiervan wijzigen in volgend soberder alternatief met minder viaducten.
De versobering met 2 viaducten wordt uitgevoerd binnen de contouren van de verkeersbestemming van het vigerende PIP N340. De grens met het bestemmingsplan blijft hiermee ongewijzigd.
Bosschages voor Boskamers (1)
In Fase 1 wordt een begin gemaakt met de aanleg van Boskamers. Dit zijn kavels omzoomd met stroken bos. De Boskamers versterken het groene karakter van het Vechtdal en bieden beschutting tegen de drukke wereld van de N340. De wanden van de Boskamers volgen de richting van het landschap en benadrukken daarmee de aanwezige landschapsopzet. In de nieuw te ontwikkelen Boskamers ontstaat ruimte voor bestaande en potentieel nieuwe woon-, werk- cultuur- en/of recreatiefuncties. Met de aan te leggen bosschages wordt tevens voldaan aan de boscompensatieplicht ad 32.500 m² ingevolge de aanleg van de nieuwe N340, waarbij delen van de bestaande boscoulissen verdwijnen.
De nieuwe en bestaande bosschages zijn opgenomen in de bestemming Bos (BO) op gronden in eigendom van gemeente en/of derden, zoals op:
Ter hoogte van de A28-brug over de Vecht is een bosstrook voorzien om de overgang van het gesloten naar het open landschap te versterken. De bestaande kievitsbloemen zijn daarbij zo veel mogelijk gespaard door de slootkanten waar zich veel kievitsbloemen bevinden vrij te houden. Daar waar de ondergrond ongestoord is gebleven kan het grasland zich bij een daarop toegesneden beheer ontwikkelen tot kievitsbloemhooiland. Deels is dit een compenserende maatregel voor het verdwijnen van kievitsbloemen in het kader van de komst van de nieuwe N340.
Boscompensatie N340 in Vechtcorridor Noord
Karrenspoor langs spoorlijn naar Hessenpoort (2)
Het in de structuurvisie aangegeven betonnen fietspad langs het spoor is planologisch ingepast in het PIP N340, waarbij het N340-viaduct over spoor en dit pad loopt. Het pad zou aanhaken op het te ontwikkelen bestaande deel van Hessenpoort, maar er is geen zicht op spoedige ontwikkeling van kavels en ontsluitingsweg bezuiden de singel langs de Bentheimstraat. Ingevolge de vertraagde aanleg van de nieuwe N340 in 2021, is het betonnen pad voorlopig niet nodig als calamiteitenroute voor Hessenpoort en bovendien niet meer te co-financieren vanuit het programma Ruimte voor de Vecht, dat in 2018 stopt.
Daarom wordt in Fase 1 een karrenspoor als halfverhard pad aangelegd, dat ook bruikbaar is als recreatieve fiets- en wandelroute. Het karrenspoor volgt het tracé van het beoogde betonnen fietspad langs het spoor en in Hessenpoort langs de watersingel over de bestaande dam tot aan de kruising Bentheim-/Steinfurtstraat ten westen van de Rova. De constructie met een puincunet is een geschikte fundering voor het toekomstige betonnen fietspad en ontsluitingsweg bezuiden de watersingel. De financiële besparing van een soberder karrenspoor wordt als cofinanciering in het kader van Ruimte voor de Vecht ingezet voor de in de VCN-visie aangegeven fietsroute op de Vechtdijk (3). Het karrenspoor is als bouwweg te benutten voor de aanleg van de autoviaducten over het spoor. Te zijner tijd wordt bezien hoe en wanneer aanleg van het betonnen pad plaats zal vinden.
Fietsroute op Vechtdijk (3)
Fietsers naar Dalfsen kunnen ter hoogte van de Anningahof vanaf de Hessenweg op een betonnen pad over de dijk fietsen - zo wordt ook voor hen de Vecht beleefbaar. Ook de voetgangers die via het nieuwe struinpad door de Vechtuiterwaard van het ene naar het andere Dijkmoment wandelen kunnen via dit pad een rondje terugwandelen. Het in Fase 1 in nader overleg met waterschap aan te leggen fietspad is voorzien in de bestemming Natuur (N).
Parkeerterrein bij camping Vecht & Zo (4)
Vecht & Zo en de gemeente realiseren in 2016 op het 12 meter te verbreden kampeerterrein een parkeerterrein voor in totaal 50 auto's, toegankelijk van zonsopgang tot ondergang:
De gronden voor het parkeerterrein zijn begin november 2015 door de camping verworven en worden opgenomen in de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie (R-VR).
Dijkmomenten Spoorzicht & Kromme Kolk (5)
Op eigen terrein van de camping Vecht & Zo is de ontwikkeling voorzien van het Dijkmoment Spoorzicht in de vorm van een multifunctioneel gebouw aan/op de dijk in twee lagen & kap met daarin o.a. en horecavoorziening met maximale footprint van 200 m² BVO. De voorziening ligt hoger op eerste verdieping en kijkt het met een terras uit over de Vecht. Het is tevens de kantine en ontmoetingsruimte voor de camping. In de rietenkap is ruimte voor recreatieverblijven.
Dit aansprekende gebouw is in november 2015 in aanbouw genomen en wordt opgeleverd in april 2016 (zie verder Inpassing Camping Vecht & Zo (9))
Dijkmoment De Kromme Kolk ligt in de buurt van de zeeverkenners. Vanaf hier is er een prachtig uitzicht over de Vecht en de net opgeleverd natuurlijke struinwaard. Dit zal worden gemarkeerd met een picknicktafel met banken.
Struin- en flaneerpad (6)
Om de in najaar 2015 opgeleverde natuurlijke struinwaard Kromme Kolk langs de noordelijke Vechtoever beter te verbinden met het binnendijks gebied, krijgt het struinpad een extra zijtak richting Anningahof, die in het verlengde van het betonnen fietspad overgaat in een flaneerpad op de dijk. Hierdoor kan in een achtje van/naar de Dijkmomenten gewandeld worden.
De struinwaard Kromme Kolk met struinpaden is voorzien in het geldende bestemmingsplan Buitengebied-Langenholte, Vecht e.o.
Het in Fase 1 in nader overleg met waterschap aan te leggen flaneerpad is voorzien in de bestemming Natuur (N).
Af te schalen Hessenweg (7)
Na de in gebruik name van de nieuwe N340 in 2023, versmalt de provincie de Hessenweg. De noordelijke ventweg/fietsroute vervalt; aan de zuidzijde transformeert de ventweg tot een fietspad met een tunnel onder het spoor; voor auto's komt er een bypass over hetspoor langs de te verleggen N340. Er komt een langer N340-viaduct over het spoor in verband met het karrenspoor langs de spoor. Ook draagt de provincie bij in de kosten voor de verlegging Bentheimstraat in relatie tot de komst van IKEA, de inrichting van de gedeeltelijk te verplaatsen Anningahof en de levering van het voor Kievitsbloemen en bos geschikt te maken restperceel bij de aansluitknoop N340/A28. Ook zijn door de provincie in het PIP N340 bestemmingen voorzien voor het fietspad langs het spoor en de vergroting van de horecabestemming voor hotel-restaurant Van der Valk.
De bypass en andere te verleggen delen van de Hessenweg, almede de fietstunnel zijn opgenomen in het PIP N340. De bestaande af te schalen delen van de Hessenweg krijgt de bestemming Verkeer (V).
Inpassing beeldenpark Anningahof en belendende nieuwe woningen (8);
De Anningahof verliest ingevolge het nieuwe N340-tracé een deel van het beeldenpark en wordt daarvoor gecompenseerd met een deels nieuwe inpassing. De tuin krijgt hierbij de bestemming Cultuur & ontspanning (CO), de omliggende bosschages Bos (BO). Met in totaal een grootte van ruim 5 hectare blijft de landgoedstatus behouden. Een ten minste 3 meter hoge groene wal, aangelegd door de gemeente, scheidt het beeldenpark van N340 en hier gelegen trompetvormige op-/afrit. Zo wordt de Anningahof een schakel in het gebied tussen hectiek en rust.
Deze bosschages vormen de eerste nieuw te ontwikkelen Boskamer in Vechtcorridor Noord, waarbinnen naast het beeldenpark ook ruimte is voor bestaande en nieuwe 'groene' kleinschalige woonfuncties.
Binnen de Cultuur en Ontspanning (CO) -bestemming wordt de bestaande woonboerderij als bedrijfswoning bestemd. Binnen de aangegeven strook “verblijfsrecreatie” zijn maximaal 6 gastenverblijven van 60 m² toegestaan. Deze studio's zijn bedoeld voor zelfstandig verblijf van kunstenaars en bezoekers uit binnen- en buitenland, die een relatie hebben met het beeldenpark. Deze percelen zijn niet toegankelijk voor de dagelijkse bezoekers. In het bijgaande ontwerpschets is het perceel aangeduid als grijze vlek met een P; dit is het huidige weiland, waarop voorlopig bij drukte (zoals seizoensopening) geparkeerd wordt.
Om een in het landschap passend aanzien te borgen mag het totaal van bebouwing groeien tot maximaal 5% van het bestemmingsvlak met een maximum goothoogte van 3 meter en maximum (nok)hoogte van 8 meter.
Ontwerpschets Beeldenpark Anningahof
In de structuurvisie is aangegeven dat er in de Boskamers ruimte is voor onder andere extensieve nieuwe woonfuncties in het groen. Boskamers zijn kavels omzoomd met stroken bos.
Nieuwe woningbouw is voorzien in de zuidoosthoek van de Boskamer. Dit in 1 laag met kap in een strook langs en met de kopse kant georiënteerd op de Hessenweg in aansluiting op de karakteristiek van de bestaande bebouwing langs de Hessenweg. De woonmogelijkheden zijn verdeeld over twee woonpercelen, gescheiden door een 10 meter brede bosstrook, welke deel uit gaat maken van de bosschages bij het landgoed Anningahof. De gestaffelde, versprongen bebouwingsvlakken maken de kopse bebouwing manifest in relatie tot de zich schuin van de weg strekkende kavels. Dit past bij het oorspronkelijke karakter van de andere aanwezige woonhuizen en bosstroken, die schuin op de weg zijn verkaveld. Op de verbeelding is door middel van de aanduiding "gevellijn" aangegeven dat de woningen in de voorgevelroolijn moeten worden gebouwd.
De woonpercelen zijn vervat:
Inpassing Camping Vecht & Zo (9)
De camping en het belendende nieuwe parkeerterrein zijn opgenomen in de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie (R-VR). De toegang naar het terrein wordt verplaatst met een ingang via het nieuwe belendende parkeerterrein.
De huidige woning van de eigenaar van de camping is overeenkomstig het geldende bestemmingsplan bestemd voor Wonen. De groepsaccommodatie bij deze woning is door middel van de aanduiding “afwijkend gebruik” op de plankaart opgenomen.
Er mag binnen het aangegeven bebouwingsvlak maximaal 15% bebouwing ontwikkeld worden met een specifieke bouwmogelijkheid van een nieuwe bedrijfswoning. In dit vlak is de bestaande schuur van ca. 100 m² opgenomen; daarmee resteert ca.350 m² voor nieuwbouw en andere bouwwerken zoals (vergunningvrije) zonnepanelen. In verband met het aanzien van de camping als Boskamer en het beeldbepalende Dijkmoment is bebouwing buiten het bebouwingsvlak ongewenst.
De camping heeft zich in de seizoenen 2014 en 2015 mogen verheugen op een groeiend aantal gasten in een breder kampeerseizoen. De inzet is om de camping geschikt te maken voor maximaal 50 standplaatsen. Mede in dit verband wordt in 2016 op eigen terrein de bouw voorzien van het Dijkmoment Spoorzicht in de vorm van een aansprekend, multifunctioneel gebouw aan/op de dijk in twee lagen & kap met daarin:
Multifunctioneel gebouw met uitzicht over de Vecht
Aanzicht op Dijkmoment vanaf gemeenschappelijk parkeerterrein
In het bestemmingsplan heeft het gebouw de bestemming Gemengde Doeleinden (GD-1).
Het bouwrecht voor het woonhuis met groepsaccommodatie, de 15 % bebouwing in desbetreffend bouwvlak en het Dijkmoment betekent ca. 1.065 m² aan bouwmogelijkheden. Dit is in totaal 7,5% bebouwing ten opzichte van het gehele in eigendom zijnde perceel van Vecht & Zo; daarmee is voldaan aan het uitgangspunt van de structuurvisie Vechtcorridor Noord om ten zuiden van de Hessenweg een bebouwingspercentage nader te bepalen tussen 5 tot 10% per Boskamer of bouwperceel.
Bij dit Dijkmoment is een voorziening mogelijk voor waterrecreatie, zoals kanoverhuur en natuurbeleving. Op de buitendijkse percelen worden de natuurwaarden versterkt met mogelijkheden voor dagrecreatief medegebruik. Hier begint/eindigt het in najaar 2015 aangelegde pad naar de struinwaard Kromme Kolk.
Kunstobjecten
Dankzij de realisering van Dijkmomenten, routes en bosschage met beeldenpark ontstaan er kansen voor co-creatie op het gebied van beeldende kunst. Het programma Ruimte voor de Vecht beoogt plaatsing van kunstobjecten. Deze kunnen op beeldbepalende plekken geplaatst worden in desbetreffende verkeers-, groen- en natuurbestemmingen.
Inpassing andere “groene” functies op gemeentekavels
In hoofdstuk 1.1 Aanleiding wordt toegelicht, waarom ervan is afgezien om op de gemeentekavels de beoogde komst van 'leisure' en andere “groene' functies via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk te maken. Zodra er een concreet Nieuw Ruimtelijk Initiatief voor een “groene” functie zich aandient op een gemeentelijke dan wel particuliere kavel, kan op basis van onderzoek van de effecten van specifiek gebruik en behoefte in de nieuwe bestemming voorzien worden.
Welstandsnota
Met de vaststelling van de structuurvisie en onderhavig bestemmingsplan verandert de status van het plangebied van buitengebied naar stadsrandzone met een daarbij te ontwikkelen stedelijk landschap. Dit betekent dat de regels van de welstandsnota over het plangebied op nieuwe leest geschoeid zullen worden, zoals andere soortgelijke gebieden die in de welstandsnota vallen onder stedelijk landschap.
In 2002 is door de gemeente Zwolle een Archeologische Waarderingskaart Zwolle vervaardigd. Voor de waarderingskaart is gebruik gemaakt van informatie uit het Centraal Archeologisch Archief (CAA) bij de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed in Amersfoort (RvCE), informatie van amateur-archeologen, gegevens van het team archeologie van de gemeente Zwolle, het kadastrale minuutplan uit 1832, de geomorfologische kaart en waarnemingen in het veld. Dit heeft geresulteerd in een analoge en digitale waarderingskaart. De digitale versie is door de gemeente verwerkt en toegankelijk gemaakt binnen het geografische informatiesysteem Geopoort. In 2002 is vastgelegd dat de kaart dynamisch is. Dit betekent dat de waarde van de gebieden kan veranderen.
In de Wet voor de archeologische monumentenzorg en het daarop gebaseerde archeologiebeleid binnen de gemeente Zwolle is vastgelegd dat de archeologische waarden in de bestemmingsplannen vastgelegd moeten worden met de erbij horende consequenties. Aan de verschillende waarden worden consequenties verbonden. Er zijn 5 waarden: 0%, 10%, 50%, 90% en 100%.
De gebieden met een waardering van 50% of hoger worden hieronder genoemd. In de beschrijving wordt verteld over de historie en de (mogelijke) archeologische waarden in de gebieden.
De archeologische waardering van het plangebied is aangegeven op de onderstaande kaart. De nummers in de tekst corresponderen met de nummers op deze kaart.
263 Landgoed Dijkzicht
Waardering: 50%
De buitenplaats Dijkzicht is al op de Hottingerkaart uit de periode 1773-1794 aangegeven. In de begin 19de eeuw is de buitenplaats eigendom van de familie Timmerman. In de tweede helft van de 19de eeuw wordt het gekocht door de schatrijke P.C. A. Sichterman (1855-1829). Het huis kreeg in deze periode een verdieping en werd aanzienlijk vergroot. Het huis was op getransformeerd in een deftig landhuis. Na het overleden van Sichterman ging het huis over op zijn zoon Mr. M. Sichterman (1885-1956), lid van de Gedeputeerde Staten van Overijssel. Beide familieleden waren tevens secretaris-thesaurier van de Overijsselsche Kanalisatie Maatschappij.
Mr. M. Sichterman deed het huis vervolgens weer over aan zijn zoon P.C.A. Sichterman die net als zijn vader een opleiding rechten had gevolgd en de functie bekleedde van rechter van de Zwolse rechtbank.
In 1933 is het huis in gebruik genomen als jeugdherberg. De jeugdherberg is al in 1939 weer gesloten. In de Tweede Wereldoorlog is het huis gevorderd door de Duitse bezetter en in gebruik bij eenheden die zich bezighielden met de FLAK opstellingen rondom Zwolle.
Mogelijk zijn op de locatie van het bestaande huis en omliggende tuin nog sporen van oudere voorgangers van het huidige uit de 19de eeuw daterende huis aanwezig.
1029 Zwolsche Tolhek
Waardering: 50 %
Het Zwolsche tolhek is een locatie die al op de Hottingerkaart uit 1773-1794 zichtbaar is. De locatie omvat twee gebouwen die aan weerszijden van de oude Hessenweg liggen. Zoals de naam al aangeeft werd hier tol geheven. Daarnaast hoorde bij deze tol ook een herberg met stalmogelijkheden.
1030 Berkummerschutsluis
Waardering: 50 %
Op deze plek hebben meerdere sluizen gelegen die onderdeel hebben uitgemaakt van het Lichtmiskanaal. De sluizen zijn op het kadastrale minuutplan uit 1832 nog niet aangeduid. Vermoedelijk is de eerste sluis tegelijkertijd met het Lichtmiskanaal rond 1840 aangelegd. Dit Lichtmiskanaal liep van de Overijsselse Vecht naar de Lichtmis en sloot daaraan op de Dedemsvaart. Het kanaal zelf is eind jaren 60/beginjaren70 gedempt en vormt nu de westelijke rijbaan van de A28. Langs dit kanaal lag al vanaf 1840 een weg en is later ook nog een spoorlijn aangelegd.
1031 De Nieuwe Moespot
Waardering: 50%
Plaats van een boerenerf dat op oude kaarten uit het eind 18de eeuw en begin 19de eeuw al is aangegeven. Door de aanwezigheid op het kadastrale minuutplan wordt een laatmiddeleeuwse ouderdom vermoed.
1032 Maat
Waardering: 50%
Boerenerf dat al op het kadastrale minuutplan uit 1832 aanwezig als erf onder de naam C. Maat. Ook hier gaat het om een erf met mogelijk laatmiddeleeuwse oorsprong.
1033 Marsrust
Waardering: 50 %
Op deze locatie is op de Hottingerkaart uit de periode 1773-1794 een aanwezig met huisdaaromheen een lanenstructuur. Op deze kaart is ook de naam Marsrust al toegepast. Een naam die ook op de kadastrale kaart van 1832 voorkomt.
De voorganger van het huis stamt mogelijk uit de late middeleeuwen.
1034 Witvos
Waardering: 50 %
Op deze locatie ligt een boerderij die bekend als onder de naam Witvos. Dit erf al in 1832 afgebeeld heeft vermoedelijk een laatmiddeleeuwse oorsprong.
De archeologische waardering van het plangebied blijft ongewijzigd. De gronden met een archeologische waardering van 50% hebben in het bestemmingsplan de dubbelbestemming Waarde - Archeologie gekregen. Deze dubbelbestemming bevat een regeling om op een passende manier rekening te houden met de kans op archeologische vondsten. Informatie over de dubbelbestemming is opgenomen in paragraaf 4.3 Bestemmingsregels en Artikel 21 Waarde - Archeologie
Cultuurhistorie
In ons gecultiveerde landschap zijn nog vele sporen aanwezig die informatie geven over de historische situatie of ontwikkeling van een gebied. Deze structuren en objecten vertellen het verhaal van hoe de mens in en om Zwolle woonde en werkte. Ze houden de identiteit en belevingswaarde van de fysieke leefomgeving in stand. Cultuurhistorie en erfgoed zijn daarom nauw verbonden met de kwaliteit van de omgeving.
Cultuurhistorische analyse
In 2009 is een cultuurhistorische analyse van het buitengebied van de gemeente Zwolle opgesteld. Het onderzoek geeft inzicht in de historisch-geografische cultuurhistorische waarden zodat deze waarden beter in stand kunnen worden gehouden en kunnen dienen als randvoorwaarde en inspiratie bij ruimtelijke opgaven. De cultuurhistorische analyse heeft de functie van een attentiedocument. In voorkomende gevallen is daarom een verdiepende analyse nodig om de cultuurhistorische waarden nader te bepalen en de betekenis toe te kennen over de wijze van omgaan met de waarden.
Cultuurhistorische waarden
Ensemble Lichtmiskanaal
Vanaf 1810 werd gegraven aan de Dedemsvaart. Door dit kanaal werden de grote veengebieden op de grens van Overijssel en Drenthe ontsloten. Tussen Berkum en De Lichtmis werd in 1832 het Lichtmiskanaal gegraven, waardoor Zwolle een aansluiting kreeg op de Dedemsvaart. De aanleg van het kanaal met de jaagpaden had tot gevolg dat de oude vaar- en wegverbinding van Berkum naar de Lichtmis, via Tolweg/Tolgracht en Nieuwendijk, minder belangrijk werd. Op de kaart van 1850 zijn het kanaal langs de Nieuwendijk en de beide verlaten al niet meer aangegeven. Bij Berkum vormde de Berkummer schutsluis de verbinding naar de Vecht. Vanaf deze sluis moesten de schippers vierhonderd meter varen om bij het Nieuwe Verlaat te komen, de aansluiting met de Nieuwe Vecht naar het centrum van Zwolle. Zo vormde het kanaal via de Nieuwe Vecht de verbinding van Zwolle met de Dedemsvaart voor de aanvoer van turf.
Het Lichtmiskanaal is gedempt bij de aanleg van de A28. In de uiterwaarden van de Vecht is een klein stukje van het kanaal, tussen de vroegere sluis en de rivier, bewaard gebleven. In de Vechtdijk lag een schutsluis met een ophaalbrug voor de Hessenweg. De negentiende-eeuwse sluis- en brugwachterswoning is nog aanwezig.
Het gebouw, het restant van het kanaal in de uiterwaard en een stukje van de Hessenweg, die vroeger naar de ophaalbrug leidde, vormen een waardevol cultuurhistorisch ensemble. De betekenis wordt nog vergroot door de aanwezigheid van de buitenplaats Dijkzicht en zich ten westen daarvan bevindende negentiende-eeuwse brugwachterswoning.
De situatie bij de Berkummer Schutsluis omstreeks 1900, met de bossen en lanenstructuur van buitenplaats Dijkzicht, de Hessenweg die van de ophaalbrug bij de sluis naar de vaste Berkummerbrug leidde en de uitmonding van het Lichtmiskanaal in de Vecht, door de Kromme Kolk.
Hessenweg
De huidige N 340 volgt ten oosten van Berkum het tracé van de oude Hessenweg naar Hardenberg. Vandaar ging de weg naar Neuenhaus en verder richting Hamburg en Bremen. Dit is één van de oudste grote oost-west verbindingen in ons land. Vanaf het eind van de zeventiende eeuw was een groot deel van het lange afstand vervoer in Europa in handen van vervoersondernemingen uit de streek Spessart in Duitsland, op de grens van deelstaat Hessen. Over de hessenwegen reden de grote karren van Duitse kooplieden naar de handelscentra in ons land. De karren waren breder dan de boerenwagens die bij ons in gebruik waren. De asbreedte van de Hessische wagens was 1,73 meter, de standaardmaat voor de Zeven Provinciën was vanaf de zeventiende eeuw 1,28 m. Voortgetrokken door verschillende spannen paarden reden de zwaarbeladen wagens over de zandwegen. Ze konden wel drie ton vracht vervoeren en werden getrokken door vier of zes paarden. Vaak werd er in konvooien gereisd, omdat struikrovers de routes onveilig maakten. De kooplieden overnachtten in herbergen, die speciale schuren hadden voor de grote wagens.
De hessenwegen liepen zoveel mogelijk buiten de dorpen om, omdat het met de grote wagens moeilijk manoeuvreren was in de smalle dorpsstraten. Dat zien we ook bij de weg Zwolle-Hardenberg, de weg liep door de heidevelden ten noorden van de dorpen aan de Vecht. Bij Berkum was vanaf 1455 een vaste brug over de Vecht, vandaar liep de weg over Dieze naar de Diezerpoort in Zwolle.
De Hessenweg Zwolle-Hardenberg, ingetekend op de kaart van Krayenhoff (ca 1820).
Dijkzicht
Bij Berkum werd in 1450 een brug over de Vecht gebouwd ten behoeve van de Hessenweg naar Noord-Duitsland, die de noordelijke Vechtoever volgde. De brug is in de twintigste eeuw vervangen door de huidige. Langs de Vecht ontstond buitenplaats Dijkzicht. Dijkzicht is gelegen aan de noordzijde van de Vecht en de Hessenweg. Het front van het buitenhuis was gericht naar de weg en de Vechtdijk. De buitenplaats werd gesticht door de Zwolse patriciër Paulus Cornelis Adriaan Sichterman in het begin van de negentiende eeuw. Het blokvormige herenhuis van twee bouwlagen met omgaand schilddak is vijf assen breed. Aan de noordzijde was een binnenplaats die door twee later toegevoegde gebogen eenlaags dienstvleugels deels is omgeven. Bij het huis staat een dienstgebouw. Ten noorden en oosten van het huis is in de jaren '20 van de negentiende eeuw een groot parkbos aangelegd door de Zwolse tuinarchitect Georg Anton Blum. In de aanleg was een weiland opgenomen waar een 'wandeling' omheen liep.
Dijk en uiterwaarden
Kenmerkend voor het gebied zijn de infrastructuur en het waterbeheer. Toen de dijken van Mastenbroek werden aangelegd, tussen 1385 en 1390, konden de waterstanden op het Zwarte Water en de Vecht hoger oplopen dan voor die tijd, omdat de komberging van het grote gebied verloren was gegaan. Al spoedig zal men daarom genoodzaakt zijn geweest om dijken langs de Vecht en langs het Zwarte Water aan te leggen. De eerste vermelding van een dijk op de rechteroever van de Vecht dateert van 1402, het gaat over de dijk bij Haerst. In de loop der tijden is er veel gewerkt aan de dijken. Vaak omdat er een dijkdoorbraak moest worden gerepareerd, soms ook preventief, om te voorkomen dat er zich calamiteiten zouden gaan voordoen.
Naast grasland bevinden zich tal van plassen in de uiterwaarden. Sommige zijn van natuurlijke oorsprong, namelijk de vele wielen of waden die ontstaan zijn door dijkdoorbraken. Als men bij het herstel van de dijk het nieuwe dijkgedeelte landinwaarts van het wiel legde kwam het wiel in de uiterwaard te liggen. De dijk, de uiterwaard en de kolken, zoals de Kromme Kolk, zijn van cultuurhistorische waarde.
Cultuurhistorisch waardevolle boerderijen
In het plangebied bevinden zich twee cultuurhistorisch waardevolle boerderijen met erven. Het overzicht van cultuurhistorisch waardevolle boerderijen is gebaseerd op de 'inventarisatie historische boerderijen in de gemeente Zwolle' (2002). Bij de waardering is onderzocht of een boerderij op de kadastrale minuut van 1832 voorkwam. Hiermee is in beeld gebracht welke boerderijen (waarschijnlijk) een oudere boerderij betreffen. Verder zijn aan de hand van een architectonische waardering 1, 2 of 3 sterren (*) aan een boerderij toegekend. De inventarisatie heeft geleid tot een lijst van cultuurhistorisch waardevolle boerderijen die met name is gebaseerd op ouderdom (van voor 1832) en/of bijzondere architectonische kwaliteit. Het betreft Hessenweg 19 en Hessenweg 23. In 2012 heeft een nadere studie plaatsgevonden naar de cultuurhistorische waarden van deze boerderijen en de erven.
Cultuurhistorisch waardevolle objecten
Hessenweg 19 (boerderij en erf), Hessenweg 23 (boerderij en erf), Dijkzichtweg 17 (sluiswachterswoning), Dijkzichtweg 7 en 9 (Dijkzicht) en Dijkzichtweg 5 (brugwachterswoning). Een beschrijving van deze cultuurhistorische waardevolle objecten is als Bijlage 1 Beschrijving cultuurhistorische objecten bij de toelichting opgenomen.
Uitgangspunt is dat de cultuurhistorische waarden, zoals die zijn omschreven in 3.3.1 in stand worden gehouden en waar mogelijk worden versterkt. Cultuurhistorie geldt verder als inspiratiebron bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor de juridische vertaling van dit uitgangspunt wordt verwezen naar 4.3 Bestemmingsregels en Artikel 22 Waarde - Cultuurhistorie.
De huidige Hessenweg( N340) is een 80 km weg met 2 rijstroken. De overige wegen in het plangebied zijn aangewezen als erftoegangsweg met een maximale snelheid van 60 km/uur.
Hessenweg
De Hessenweg wordt in het kader van het PIP N340 afgewaardeerd naar een 60 km/uurerftoegangsweg. De noordelijke parallelweg wordt weggehaald en als groenstrook ingericht. De zuidelijke parallelweg wordt ingericht als tweezijdig fietspad. Het is van belang dat langs het fietspad aan twee zijden eiken komen te staan. Hierdoor komt visueel de nadruk op het fietspad te liggen als herkenbaar groen lint, dat mogelijk over de gemeentegrens heen doorgezet wordt richting Dalfsen. Zo lijkt het fietspad samen met de Dijkzichtweg op de oorspronkelijke Hessenweg uit vroeger tijden.
Lichtmisweg
In het kader van de voorbereidingen voor het mogelijk maken van een nieuwe knoop A28/N340 door de provincie Overijssel heeft de provincie een overeenkomst gesloten met de familie Klei (Doornweg). De overeenkomst betreft het doortrekken van de Lichtmisweg en het afsluiten van een deel van de Doornweg ten einde de bedrijfsvoering van de familie Klei te continueren. Dit deel van de Doornweg krijgt de bestemming Agrarisch . De nieuwe doorgetrokken Lichtmisweg krijgt de bestemming Verkeer.
Het noordelijk deel dat grenst aan de Hessenpoort bestaat voornamelijk uit agrarische percelen met enkele boerderijen. Ten westen van deze agrarische percelen ligt tegen de Nieuwleusenerdijk de Anningahof. De Anningahof is een beeldenpark met een grootte van circa 5,7 ha. Vanaf 2001 is hier op een weiland vanuit particulier initiatief een beeldenpark aangelegd. Vanaf 2004 is de Anningahofopengesteld voor bezoekers. De Anningahof heeft de NSW-landgoedstatus (NatuurSchoonWet) en heeft in de huidige situatie agrarische doeleinden als bestemming.
Het gebied ten zuiden van de huidige N340 bestaat grotendeels uit de uiterwaarden van de Overijsselse Vecht. De uiterwaarden zijn hier deels in gebruik als agrarische percelen en worden daarnaast deelsextensief beheerd als natuurlijk grasland. Tevens liggen hier onder andere de Berkumer- en Kromme
kolk.
Ten noorden van de Berkumerkolk ligt Huize Dijkzicht, dat omgeven wordt door een landgoed met voornamelijk bospercelen. Ten noorden van landgoed Dijkzicht - in de zuidoostelijke oksel van de A28 met de N340 (Hessenweg) - is recentelijk een steunpunt van Rijkswaterstaat gerealiseerd met eenzoutloods, enkele parkeerplaatsen en een kantoorgebouw. De carpoollocatie die voorheen ten zuidwesten van de Ordelseweg tussen de N340 en A28 lag, is onlangs ook verplaatst naar het perceel waar het steunpunt van Rijkswaterstaat is gevestigd. In de noordoost-oksel van de A28 en de N340 (Hessenweg) is recent het Van der Valk hotel Zwolle opgeleverd.
Tussen de Berkumerkolk en het landgoed Dijkzicht, bevinden zich een hondentrainingsschool en het clubgebouw van de Zwolsche Zeeverkenners. De zeeverkenners gebruiken de Berkumerkolk als aanlegplaats voor (zeil)boten. In het oostelijke deel ten zuiden van de N340 is binnendijks de minicamping Vecht & Zo gelegen. Ook liggen hier binnendijks tegen de spoorlijn een opslagdepot van het Waterschap Groot Salland en nog enkele agrarische percelen.
Door Ecogroen is in 2012 een natuurtoets uitgevoerd voor de Structuurvisie Vechtcorridor-Noord. Deze Structuurvisie dient als basis voor het bestemmingsplan Vechtcorridor Noord. De toets vond plaats op basis van de Ontwerp-Structuurvisie uit 2012. Inmiddels is dit ontwerp geoptimaliseerd.
Door Ecogroen is een actualisatie van de natuurtoets uit 2012 uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage Bijlage 2 Natuurtoets Vechtcorridor Noord bij de toelichting gevoegd.
De Natuurtoets is een actualisatie van de onderdelen uit de Structuurvisie die in het bestemmingsplan worden opgenomen en waar wijzigingen optreden ten opzichte van het huidige gebruik. De volgende onderdelen maken deel uit van het bestemmingsplan en maken onderdeel uit van de Natuurtoets.
Anningahof
De Anningahof, een beeldenpark die ter hoogte van de Kromme kolk aan de noordkant van de huidige N340 ligt, verliest een deel van het terrein als gevolg van de aanleg van de nieuwe N340. Het verlies aan oppervlak wordt gecompenseerd door het beeldenpark te verleggen in oostelijke richting tot minimaal dezelfde omvang. Er komen hier overnachtingsmogelijkheden in de vorm van zes studio's.
Mini-camping Vecht & Zo
Aan de Hessenweg ter hoogte van het oostelijke dijkmoment, ligt mini-camping Vecht & Zo. Het perceel is in de huidige situatie bestemd als wonen en agrarische. In het bestemmingsplan krijgt de camping de bestemming Recreatie - verblijfsrecreatie. Er wordt de mogelijkheid van de bouw van een bedrijfswoning opgenomen en een strook van het oostelijk gelegen agrarische perceel zal worden ingericht als parkeerterrein voor onder andere de camping.
Dijkmomenten
Op drie locaties langs de noordelijke dijk van de Overijsselse Vecht, worden voorzieningen aangebracht waar bezoekers de dijk kunnen bereiken en vanaf daar zicht kunnen hebben op de Vecht en uiterwaarden. Onderstaand wordt per dijkmoment ingegaan op de voorgenomen inrichting:
fiets- en struinpaden
In de Structuurvisie wordt tussen het oostelijke en middelste dijkmoment een struinpad aangelegd voor voetgangers. Dit pad zal door de uiterwaarden van de Vecht lopen. Wandelaars kunnen ook via de dijk tussen beide dijkmomenten wandelen. Hiertoe wordt een half verhard pad op de dijk aangelegd. Vanaf de Anningahof tot het oostelijke dijkmoment kunnen ook fietsers gebruik maken van dit pad. Daarnaast wordt in de Structuurvisie een fietsverbinding mogelijk gemaakt over de Vecht richting Berkum. Deze fietsverbinding zal over de spoorbrug komen te liggen van de spoorlijn Zwolle . Meppel.
In het bestemmingsplan is alleen nog het fietspad over de dijk opgenomen. Het fietspad langs de spoorlijn is komen te vervallen. De realisatie en gebruik van het struinpad zijn reeds getoetst aan de natuurwetgeving (Sietses & Samsen 2014; Sietses 2014b) (zie ook punt 6 natuurlijke inrichting Uiterwaarden). Omdat het struinpad al getoetst is aan de natuurwetgeving, vormt dit dan ook geen onderdeel meer van voorliggende toetsing.
Verleggen Lichtmisweg
De Doornweg - die ten westen van de A28 en ten noorden van afslag Ommen ligt - splits twee agrarische percelen in tweeën. Voor een efficiëntere agrarische bedrijfsvoering, wordt de Doornweg deels opgeheven zodat de agrarische percelen worden samengevoegd. Omdat de Doornweg een ontsluitingsroute is voor plaatselijk verkeer wordt een nieuwe ontsluitingsroute aangelegd. De Lichtmisweg wordt daartoe verlengd, parallel aan de A28 en buigt vervolgens af naar de Ordelseweg. De verkeersintensiteit blijft verder gelijk. Het verleggen van de Lichtmisweg en het saneren van de Doornweg is onderdeel van het bestemmingsplan.
Realisatie woningen
Ten oosten van de nieuwe locatie van de Anningahof heeft de provincie Overijssel een perceel in eigendom. Hier wordt in het bestemmingsplan de mogelijkheid opgenomen om maximaal twee woningen te realiseren. Bij het perceel Hessenweg 9-1 wordt in het bestemmingsplan de mogelijkheid opgenomen om vier woningen te realiseren. Op dit perceel is momenteel één woning aanwezig
Effectbeoordeling Flora en faunawet
In tabel 5.1 van het Natuurtoets Vechtcorridor Noord wordt per onderdeel uit het bestemmingsplan weergegeven welke beschermde soorten uit Tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet aanwezig zijn of kunnen zijn. Door het nemen van enkele mitigerende maatregelen is te voorkomen dat de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet overtreden worden. De Flora- en faunawet vormt daarmee geen belemmering voor vaststelling van het bestemmingsplan.
Gebiedsbescherming
Natura 2000-gebieden
De te toetsen ontwikkelingen zoals beschreven in het bestemmingsplan Vechtcorridor vinden plaats op korte afstand van de begrenzing van het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht. Ten zuiden van de A28 is het Natura 2000-gebied enkel aangewezen als Habitatrichtlijngebied. Ten noorden van de A28, is het Natura 2000-gebied gebied aangewezen als zowel Habitat- als Vogelrichtlijngebied. Mogelijke effecten op het Natura 2000-gebied zijn niet op voorhand uit te sluiten en een effectbeoordeling tegen het licht van de instandhoudingsdoelen van het gebied is zodoende noodzakelijk.
Het meest nabijgelegen andere Natura 2000-gebied is Uiterwaarden IJssel op een afstand van circa drieënhalve kilometer ten zuidwesten van het plangebied. Gezien deze afstand en tussenliggende barrières zoals infrastructuur, waterwegen, de stedelijke bebouwing van Zwolle, ontbreekt een ecologische relatie met het plangebied. Uitvoering van het bestemmingsplan Vechtcorridor zal geen effect hebben op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000 gebied Uiterwaarden IJssel. Voor nog verder weg gelegen Natura 2000 gebieden geldt een zelfde redenering. Om deze redenen beperkt deze Natuurtoets zich uitsluitend tot Natura 2000-gebied Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht.
Beschermde Natuurmonumenten
Ten noordwesten van het plangebied ligt het Beschermde Natuurmonument Kievitsbloemterrein Overijsselse Vecht. In de voorliggende situatie valt het betreffende Beschermde Natuurmonument ter plaatse samen met het Vogel- en Habitatrichtlijngebied Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht. Beschermde Natuurmonumenten die overlappen met Natura 2000-gebieden zijn komen te vervallen. Voor reeds aangewezen Vogelrichtlijngebieden geldt als vervaldatum de datum van inwerkingtreding van de (gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 (1 oktober 2005). Voor Habitatrichtlijngebieden (niet tevens Vogelrichtlijngebied) geldt als vervaldatum de datum van definitieve aanwijzing als Natura 2000-gebied. Indien de gebieden - N2000 en Beschermd Natuurmonument - samenvallen is in situaties met negatieve effecten alleen een vergunning annex artikel 19d van de Natuurbeschermingswet vereist en niet ook nog een vergunning annex artikel 16. Mogelijke negatieve gevolgen hoeven uitsluitend getoetst te worden voor aantasting van natuurschoon. Het gaat dan bijvoorbeeld om fysieke verstoring van geomorfologische waarden of bijvoorbeeld verdroging van vegetaties. Gezien de afstand en tussenliggende barrières (o.a. infrastructuur (A28), waterwegen, en opgaande groenstructuren) zijn dergelijke effecten niet te verwachten en kan met zekerheid worden gesteld dat er geen negatieve effecten op dit Beschermde Natuurmonument zullen optreden. Toetsing aan de beschermde waarden van Beschermde Natuurmonumenten is zodoende niet noodzakelijk.
Effectenbeoordeling Natuurbeschermingswet 1998
In een toetsing van de Natuurbeschermingswet dient beschreven te worden welke aspecten mogelijk verstorende en schadelijke effecten kunnen hebben op de kwalificerende habitats en soorten van het Natura 2000-gebied. Bij een beoordeling dient altijd gekeken te worden naar effecten tijdens zowel de aanleg- als de gebruikfase. Op basis van de best beschikbare informatie en kennis is in hoofdstuk 7 van het onderzoek aangegeven welke effecten te verwachten zijn ten gevolge van de voorgenomen plannen en activiteiten. In hoofdstuk 6 van het onderzoek is bepaald welke habitats en soorten aanwezig zijn binnen de invloedssfeer van de planonderdelen uit het bestemmingsplan Aan de hand van deze informatie is bepaald of er negatieve effecten voor de soorten en habitats te verwachten zijn.
Verzuring en vermesting
Het bestemmingsplan maakt ontwikkelingen mogelijk waarbij emissie van stikstofoxiden kan optreden. Sinds 1 juli 2015 is de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) in werking, waardoor de potentiële toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden in beeld moet worden gebracht en moet worden bepaald of de Natuurbeschermingswet in de weg kan staan voor een ontwikkeling. De PAS geldt alleen voor ruimtelijke ontwikkelingen en niet voor plannen. Desondanks kan de PAS wel gebruikt worden om aan te tonen of uitvoering van het bestemmingsplan Vechtcorridor strijdig kan zijn met de Natuurbeschermingswet.
Voor het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Zwarte Water & Vecht geldt dat indien de grenswaarde van 1 mol stikstof hectare/jaar niet wordt overschreden enkel een meldingsplicht geldt. Wanneer de grenswaarde overschreden wordt, geldt een vergunningsplicht. Een vergunning kan enkel worden verleend indien ontwikkelruimte (met het oog op stikstofdepositie) aanwezig is of indien uit een Passende beoordeling blijkt dat de stikstoftoename geen significant negatief effect tot gevolg heeft op de aangewezen waarden van het betreffende Natura 2000-gebied. Om te bepalen of de nieuwe situatie leidt tot een toename van stikstofdepositie - op gevoelige habitats binnen Natura 2000-gebied - zijn berekeningen uitgevoerd met het rekenprogramma AERIUS
Resultaat en conclusie
Het rekenprogramma AERIUS bepaalt of de ingevoerde bronnen leiden tot een verhoogde depositie van stikstof op gevoelige gebieden ten opzichte van de huidige situatie. In voorliggende situatie blijkt - op basis van een AERIUS-berekening - dat de uitvoerbaarheid van het plan niet strijdig is met de PAS omdat de grenswaarde van 1,0 mol stikstof per hectare/jaar niet wordt overschreden.
Verstoring door licht, geluid en beweging
Aanlegfase
Tijdens aanlegfase kunnen werkzaamheden gepaard gaan met een toename van geluid, licht en beweging door mens en machine. Negatieve effecten op habitattypen als gevolg van verstoring is niet aan de orde.
Kleine modderkruiper en Bittervoorn zijn beide wel gevoelig voor verstoring van hun leefgebied. Gedoeld wordt dan met name op fysieke ingrepen in het watermilieu. De activiteiten die gekoppeld zijn aan de onderdelen van het bestemmingsplan zijn zeer plaatselijk en vinden buiten Natura 2000-gebied plaats.Daarnaast vormt de tussenliggende dijk en uiterwaard een fysieke barrière tussen de locatie waar activiteiten plaatsvinden en beschermd gebied. Effecten op de instandhoudingsdoelen zijn daarom uitgesloten.
Gebruiksfase
Het westelijke en middelste dijkmoment betreft een relatief kleine verandering ten opzichte van de huidige situatie. Plaatsing van een bankje zal leiden tot een lichte toename van bewegingsverstoring op soorten. De verstorende effecten die hierdoor optreden zijn te verwaarlozen ten opzichte van de reeds aanwezige bebouwing, het weggebruik van de Dijkzichtweg en de aanlegplaats van een woonboot. Daarnaast zijn ter hoogte van dit dijkmoment geen beschermde waarden aanwezig. Dezelfde conclusie wordt getrokken van het fietspad wat over een lengte van circa 100 meter over de dijk komt te liggen. Voor alle overige onderdelen geldt dat de dijk en uiterwaard een fysieke barrière vormen tussen de locatie waar activiteiten plaatsvinden en beschermd gebied. Een andere vorm van verstoring kan ontstaan door een toename van het aantal waterrecreanten binnen het Natura 2000-gebied. Dit effect ontstaat door de mogelijkheid om kanofs te huren bij het oostelijke dijkmoment. Door Goutbeek & Samsen (2014) is onderzocht of dit effect kan leiden tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht. In deze studie wordt geconcludeerd dat geen effecten te verwachten zijn.
Eindconclusie
Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan zowel tijdens de aanlegfase als de gebruiksfase geen negatieve effecten tot gevolg heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht.
Water
Aan de zuidzijde van het plangebied grenst aan de waterkering van de (Overijsselse) Vecht, die wordt beheerd door Waterschap Groot Salland.
Drooglegging
In plangebied wordt voor bebouwing een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 m gehanteerd. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld.
Riolering
Het afvalwater in het plangebied wordt afgevoerd via drukriolering richting AWZI Hessenpoort; het hemelwater wordt ter plaatse geborgen / geïnfiltreerd.
Quickscan
Het plangebied (zie figuur 1) is gelegen in dijkring 9, Vollenhove. Deze dijkring wordt omsloten door de Vecht aan de zuidzijde, het Zwarte Water en het Ketelmeer aan de zuid westzijde. Omdat het bestemmingsplan ruimte biedt aan de ontwikkeling van niet incidentele over-stromingsgevoelige functies en omdat het plangebied gelegen is in dijkring 9 is een overstromingsrisico-paragraaf verplicht.
Figuur 1 Dijkring 9
Risico-inventarisatie
Voor de keringen van dijkring 9 is de overschrijdingskans genormeerd op 1/1.250e per jaar. Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte tijdens een overstroming geschat tussen de 0,8 en 2,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep (figuur 2).
Figuur 2 Maximale waterdiepte tijdens een overstroming
Als de Vechtdijk nabij Dalfsen doorbreekt dan bedraagt de tijd tot de oostkant van het plangebied onder water loopt circa 0 tot 6 uur en 6 tot 24 uur voor het overige plangebied (zie figuur 3). Afhankelijk van de locatie binnen dijkring 9 kan het wenselijk zijn om maatregelen dan wel voorzieningen te treffen.
Figuur 3 dijkdoorbraak Dalfsen
Maatregelen
Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijkringen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en).
Water
De ligging van de Vecht blijft ongewijzigd.
Waterkering
Werkzaamheden die vallen binnen het zogenaamde “profiel van vrije ruimte” zijn watervergunningplichtig. Het “profiel van de vrije ruimte” wordt gedefineerd als:
Drooglegging
In plangebied wordt voor bebouwing een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 m gehanteerd. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte.
Grondwateroverlast als gevolg van afwijkende aanleghoogten is voor verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers. Om een goed inzicht te krijgen in het
grondwatersysteem wordt geadviseerd om in overleg met het waterschap zo spoedig
mogelijk te starten met een grondwateronderzoek. Dit kan in eerste instantie op basis van bestaande peilbuizen binnen of in de omgeving van het plangebied. Indien noodzakelijk kunnen nieuwe peilbuizen worden geplaatst.
Riolering
Afvalwater
Het afvalwater vanuit het gebied moet via (bestaande) drukriolering worden afgevoerd. Daarbij geldt als randvoorwaarde dat het huidig functioneren van de bestaande drukriolering niet negatief beïnvloed mag worden; anders dit hiervoor compenserende maatregelen te worden getroffen.
De toename van het hoeveelheid afvalwater is gering. Er is geen sprake van overbelasting van de rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Hemelwater
Het hemelwater van daken, terrassen en parkeerplaatsen (als uitbreiding ten opzicht van het huidig areaal) moet binnen het plangebied worden geborgen en worden geïnfiltreerd in de bodem. De voorziening voor het bergen / infiltreren van hemelwater dient buiten het “profiel van vrije ruimte” aangelegd te worden; waarbij de voorkeur uitgaat dat het huidig maaiveld niet wordt verlaagd.
Wateroverlast
Om wateroverlast en schade in gebouwen te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 20 cm boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders) moet aandacht worden besteed om wateroverlast te voorkomen. Bij de aanleg van kelderconstructies dient aandacht te worden geschonken aan de toepassing van waterdichte materialen en constructies
In het plangebied bevinden zich langs de Hessenweg en de Dijkzichtweg diverse vrijstaande woningen. Ook de woning aan de Hessenweg 14 aan de voorzijde bij de camping Vecht & Zo heeft een reguliere woonbestemming.
In het bestemmingsplan wordt de mogelijkheid van nieuwe woningen opgenomen nabij/op het perceel Hessenweg 9-1.Daarnaast behoudt de woning bij de camping Vecht & Zo de woonbestemming. De op dit perceel gelegen groepsaccommodatie wordt op het erf bij de woning als zodanig bestemd door middel van de functieaanduiding afwijkend gebruik. Tevens wordt door middel van de functie specifieke vorm van wonen -uitgesloten geluidsgevoelige functies aangegeven dat in dit gedeelte geen (geluidsgevoelige) woonfuncties zijn toegestaan om te voorkoming dat dit beperkingen kan opleveren voor het aan de zuidzijde gelegen camping.
De woning aan de Dijkzichtweg 9 , Huize Dijkzicht, krijgt de bestemming Gemengd - 2.
Op het perceel Hessenweg 9 is sinds 2003 het beeldenpark Anningahof gevestigd. Het park heeft jaarlijks een unieke, wisselende, beeldencollectie. Getracht wordt een breed assortiment (stijlen, materialen, grootte, aantal, enz.) aan beelden te laten zien, opdat een goed inzicht kan worden verkregen in de ontwikkeling van de Nederlandse beeldhouwkunst, met het accent op de hedendaagse beeldhouwkunst. Naast gevestigde kunstenaars is er ook plaats voor jong talent en experiment.
Het beeldenpark zal als gevolg van de aanleg van de verlegging van de N340 worden verplaatst en planologisch worden ingepast. Bij het beeldenpark wordt de mogelijkheid van overnachting opgenomen in de vorm van maximaal zes studio's.
Op het perceel aan de Hessenweg 14 is de camping Vecht & Zo gevestigd. De camping omvat maximaal 40 standplaatsen.
Ten oosten van de camping wordt een perceelsgedeelte bij de camping getrokken. Op dit gedeelte komt het parkeren van de camping en een gedeelte openbaar parkeren voor bezoekers van de struinwaard en het Dijkmoment. Tevens is het streven om dit parkeerterrein te gaan gebruiken als T.O.P. De toegang naar de camping zal ook via de parkeerterrein worden ontsloten. Tenslotte is het streven om in de toekomst het aantal standplaatsen te laten groeien tot 50.
Aan de Dijkzichtweg bevindt zich het clubhuis van de padvinders ( Zeeverkenners)
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de geluidsproductie van wegverkeer, spoorwegen en industrie, indien een bestemmingsplan nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen toestaat voor gebieden die binnen de verplichte onderzoekszone van wegen, spoorwegen of bedrijven liggen.
Weg-en railverkeer
In opdracht van de gemeente Zwolle heeft het adviesbureau Witteveen en Bos een akoestisch onderzoek uitgevoerd (bijlage, akoestisch onderzoeksrapport, Bestemmingsplan Vechtcorridor, ZL571-1/15-016.615 , 9 oktober 2015. Deze is als Bijlage 3 toegevoegd.
In dit onderzoek zijn alleen de nieuwe geluidgevoelige functies onderzocht. Het gaat om maximaal 3 nieuwe woningen op de kavel Hessenweg 9-1 (locatie 1), twee nieuwe woningen ten oosten van de Hessenweg 9-1 (locatie 2) en een nieuwe bedrijfswoning Hessenweg 14.
Omdat de N340 voor de geluidbelasting maatgevend is en de N340 halverwege de planperiode wordt verlegd zijn twee scenario's doorgerekend. Namelijk het scenario waarbij de N340 op het nieuwe tracé ligt en het huidige tracé is afgewaardeerd (scenario 1). Daarnaast is het scenario onderzocht waarbij het huidige tracé nog in gebruik is inclusief de autonome toename van het wegverkeer (scenario 2).
Tevens is voor beide scenario's de geluidbelasting als gevolg van het railverkeer onderzocht.
In scenario 1 (N340 nieuw tracé) zal de geluidbelasting op de woningen respectievelijk 52, 51 en 48 dB bedragen als gevolg van de nieuwe N340. De geluidbelasting door de afgewaardeerde Hessenweg is voor alle drie de locaties lager dan 30 dB. De geluidbelasting als gevolg van het railverkeer is voor locatie 1 en 2 lager dan 55 dB en voor locatie 3 55 dB. Dit betekent dat voor locatie 1 en 2 niet wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde vanwege wegverkeer, railverkeer voldoet wel. Er wordt wel voldaan aan de maximale ontheffingswaarde.
In scenario 2 (N340 huidig tracé) zal de geluidbelasting op de woningen respectievelijk 60, 59 en 60 dB bedragen. De geluidbelasting als gevolg van het railverkeer is gelijk aan die in scenario 1. Dit betekent dat niet kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde maar ook niet aan de maximale ontheffingswaarde van 68 dB. Om aan de voorkeursgrenswaarde te kunnen voldoen zijn ingrijpende maatregelen noodzakelijk in de vorm van een hoog scherm of wal.
Omdat het nieuwe tracé binnen afzienbare tijd in gebruik wordt genomen en de voorbereidingen in gang zijn gezet is er voor de beoordeling van dit plan uitgegaan van scenario 1. Er zullen hiervoor hogere grenswaarden wegverkeer worden verleend. Het aanleggen van een geluidsscherm langs de nieuwe N340 voor 5 woningen wordt niet doelmatig geacht. Ook voor de bestaande woningen is deze maatregel in het besluit N340 overigens niet genomen. In het kader van de ruimtelijke kwaliteit zal langs het beeldenpark een wal worden aangelegd. In de akoestische berekening is rekening gehouden met deze wal. Door deze wal neemt de geluidbelasting 1 dB af. De te verlenen hogere grenswaarden zullen voor de locaties 1 en 2, 52 dB respectievelijke 51 dB worden.
Voor het verlenen van een hogere grenswaarde wordt een aparte procedure gevolgd die parallel loopt met het bestemmingsplan. Omdat er sprake is van hogere grenswaarden zijn ook de gecumuleerde waarden (N340, de Hessenweg en de spoorlijn) berekend. Dit is alleen gedaan voor de locatie 1 en 2. Voor locatie 1 bedraagt de gecumuleerde geluidbelasting 54 dB en voor locatie 2 53,7 dB.
In de eerste periode dat het plan van kracht is zal de N340 nog niet zijn verlegd. Gedurende deze tussenperiode is de gevelbelasting op een nieuwe geprojecteerde woning hoger dan de verleende hogere grenswaarde. Dit wordt aanvaardbaar geacht, omdat in 2023 de N340 verplaatst zal zijn, het gaat dus om een relatief korte periode en er is concreet zicht op een lagere geluidbelasting. Dit is in de geest van de Crisis en Herstelwet waar afgeweken mag worden van wettelijke normen wanneer er sprake is van een plan om in de nabije toekomst wel te voldoen aan de normen. Het plan om de N340 te verleggen is vastgelegd in een Provinciaal Inpassingsplan. Tevens zijn concrete voorbereidende werkzaamheden, zoals het verleggen van een hogedruk aardgasleiding, reeds gestart. Om bewoners in de tussenperiode in hun woning te beschermen tegen de hogere geluidbelasting wordt in de anterieure overeenkomsten vastgelegd dat er wel voldoende geluidsisolerende maatregelen getroffen moeten worden zodat de wettelijke binnenwaarde wordt gewaarborgd. Het toepassen van deze aanvullende geluidsisolerende maatregelen aan de gevel behoort tot de verantwoordelijkheid van de eigenaar/ontwikkelaar.
De verleende hogere waarden geluid voldoen niet aan het gebiedsgerichte milieubeleid van de gemeente Zwolle. De maximaal te verlenen hogere waarde is 52 dB. Omdat de nieuwe woningen echter bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied is besloten hogere waarden voor de nieuwe bestemmingen toe te staan.
Industrielawaai
Bedrijventerrein Hessenpoort
Overeenkomstig artikel 41 van de Wet geluidhinder dient een bedrijventerrein waarop zogenaamde “grote lawaaimakers” kunnen worden gevestigd te worden voorzien van een geluidzone. Deze geluidzone betreft het gebied waarbinnen de geluidbelasting vanwege het industrielawaai afkomstig van het bedrijventerrein niet meer bedraagt dan 50 dB(A). Op het bedrijventerrein worden bedrijven van categorie 2 tot en met 5.2 toegelaten. De grote lawaaimakers betreffen over het algemeen categorie 5 bedrijven.
Om de 50 dB(A) geluidszone en de berekende geluidsniveaus ter plaatse van woningen buiten het industrieterrein maar binnen de geluidszone te bewaken, is een zonebeheerssysteem opgezet. Dit digitale systeem is opgezet in het computerprogramma geonoise van dgmr raadgevende ingenieurs. In principe wordt van alle bedrijven, zowel vergunningplichtige als AMvB bedrijven een akoestisch onderzoek verlangd. De aangeleverde akoestische onderzoeken worden vervolgens in het rekenmodel ingelezen en beoordeeld op inpasbaarheid. De inpasbaarheid wordt beoordeeld door de voor de betreffende kavel beschikbare geluidsruimte als uitgangspunt te nemen. Deze geldt in principe als maximum. Heeft een bedrijf minder geluidsruimte nodig dan gereserveerd dan wordt minder geluidsruimte vergund. Dit wordt gedaan om het systeem flexibel te houden voor het geval dat een bedrijf iets meer geluidsruimte nodig heeft dan gereserveerd of in geval van uitbreidingen in de toekomst.
Het plangebied is gelegen binnen de geluidzone, maar de geprojecteerde woningen liggen er buiten.Nader onderzoek is daarom niet nodig.
In het plangebied wordt een bedrijfswoning toegevoegd aan de camping Vecht en zo. De huidige woning (inclusief de groepsaccommodatie achter de huidige woning) zal in de toekomst mogelijk niet meer functioneel verbonden zijn met de camping. Het is dan mogelijk dat in deze woning een derde woont die niet is verbonden met de camping. Ook in die situatie dient een goede ruimtelijke ordening gewaarborgd te zijn.
De ruimtelijke situatie die dan ontstaat is beoordeeld met de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) als leidraad.
Geluid is het maatgevende milieuaspect voor de camping aan de Hessenweg 14. Daarnaast spelen de aspecten geur en gevaar een rol. De VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering geeft richtafstanden voor kampeerterreinen. Het omgevingstype is bepalend voor te hanteren richtafstanden. Indien het omgevingstype tot gemengd gebied gerekend kunnen de richtafstanden met een afstandsstap worden verlaagd. Dit geldt overigens niet voor het aspect gevaar. Volgens de VNG handreiking kan lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid als gemengd gebied worden beschouwd. Het plangebied Vechtcorridor Noord voldoet aan het criterium gemengd gebied.
Omschrijving | richtafstand (ten opzichte van rustige woonwijk) | richtafstand (ten opzichte van gemengd gebied) |
Kampeerterreinen, vakantiecentra e.d. (met keuken) | Geur 30 m. Geluid 50 m. Gevaar 30 m. Cat 3.1 |
Geur 30 m. Geluid 30 m. Gevaar 30 m. Cat 3.1 |
De afstand tussen de camping inclusief de toekomstige bedrijfswoning en de meest nabij gelegen gevoelige functie (woning Hessenweg 14) bedraagt minder dan de richtafstanden uit de VNG publicatie.
Omdat de afstand tussen de camping en de woning Hessenweg 14 voor de aspecten geluid en geur klein zijn, zijn de volgende maatregelen opgenomen in het bestemmingsplan en vertaald in regels en plankaart.
De parkeerplaatsen van de camping en de toevoerweg naar de camping zullen worden verplaatst ten oosten van de geprojecteerde bedrijfswoning. De sanitaire voorzieningen van de camping worden ondergebracht in een gebouw aan de zuidkant van de camping in het zogenaamde Dijkmoment. Hierin is ook het restaurant gevestigd.Om die reden is het aspect geur als gevolg van horeca niet aan de orde. Ook het aspect gevaar is bij een camping van dergelijke omvang zeer waarschijnlijk niet aan de orde. Tenslotte is voor de woning aan de Hessenweg 14 opgenomen dat er geluidsgevoelige functies zijn uitgesloten op het achtererf. Dit in verband met de korte afstand tot de groepsaccommodatie.
Gelet hierop wordt het afwijken van de richtafstanden acceptabel bevonden.
In 2007 heeft de gemeente Zwolle ter voorbereiding op de vaststelling van het luchtkwaliteitsplan de luchtkwaliteit berekend ten gevolge van het autoverkeer op de gemeentelijke wegen en de rijksweg A28 in 2010 en 2020. Gebleken is dat in het plangebied in beide jaren geen overschrijdingen en ook geen bijna-overschrijdingen van de normen voor fijn stof (PM10) en NOx voorkomen. Ook uit de jaarrapportage 2012 van het ministerie van I&M voor de luchtkwaliteit in Nederland blijkt dat de concentraties PM10 en NOx in 2011, 2015 en 2020 ver onder de normen blijft. Er is geen overschrijding van de 24 uursconcentraties voor PM10 (minder dan 35 dagen).
Omdat het bestemmingsplan ruimte biedt voor de bouw van een beperkt aantal nieuwe woningen en dit aantal ruimschoots valt binnen de werkingssfeer van de AMvB Niet in betekenende mate. Dat betekent dat het plan geen significante bijdrage levert aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Een luchtkwaliteitsberekening is daarom niet noodzakelijk.
Vanuit historisch onderzoek is bekend dat de bodem in het te ontwikkelen plangebied geschikt is voor de geplande functie. Uit het bodeminformatiesysteem is gebleken dat in het plangebied geen verontreinigingen bekend zijn.
De in dit plan beschreven ruimtelijke ontwikkeling brengt geen risicovolle activiteiten met zich mee. Hiermee wordt voldaan aan het stand still uitgangspunt voor dit gebiedstype.
N340
De N340 is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen. De nieuwe bestemmingen zijn gesitueerd op ruime afstand (meer dan 150 meter) van de N340. Uit de planstudie “PlanMER N 340 Zwolle-Ommen Deel B, Externe veiligheid blijkt dat de PR 10-6 contour op maximaal 11 meter ligt van de as van de weg. De nieuwe kwetsbare bestemmingen (de woningen, inclusief de bedrijfswoning) liggen ruim buiten deze PR 10-6 contour. Dit geldt voor zowel de huidige als toekomstige ligging van de N340.
Deze afstand is zo groot en de toename van personendichtheid in het gebied zo laag, dat de realisatie van het plan geen verandering van het groepsrisico met zich mee zal brengen. Een berekening van het groepsrisico wordt daarom niet zinvol geacht.
Spoorlijn Zwolle-Meppel
Over de spoorlijn Zwolle Meppel vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De afstand van de geprojecteerde woningen tot aan de spoorlijn bedraagt 380 meter voor de toekomstige bedrijfswoning bij de camping, 850 meter voor de woonkavel aan de Hessenweg (2 woningen) en 950 meter tot aan de Anningahof. Op deze locatie maakt het bestemmingsplan 3 extra woningen mogelijk.
De vervoershoeveelheden gevaarlijke stoffen waarmee rekening gehouden dient te worden bij ruimtelijke besluiten zijn vermeld in de regeling Basisnet. Bij deze hoeveelheden hoort een plaatsgebonden risicocontour 10-6. Deze bedraagt voor de spoorlijn Zwolle- Meppel 6 meter.
De regeling basisnet vermeldt ook de plafonds voor het groepsrisico. Deze zijn gekoppeld aan de PR 10-7 en 10-8 contour van een transportroute. Buiten deze contouren wordt voldaan aan de oriëntatie waarde van het groepsrisico. Deze contouren bedragen voor de spoorlijn Zwolle-Meppel 20 respectievelijk 243 meter vanaf de spoorlijn.
De genoemde geprojecteerde woningen liggen allen ver buiten de genoemde contouren. Daarmee vormen de externe veiligheidsrisico's als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Zwolle – Meppel geen belemmering voor het ruimtelijk besluit.
Hogedrukaardgasleidingen
Langs de A28 loopt een hogedrukaardgasleiding. De nieuwe bestemmingen liggen op zeer grote afstand. Deze gasleiding levert daarom geen beperking op voor het plan.
Conclusie
De nieuwe functie zal niet leiden tot grotere aantallen personen. Ook wordt de zelfredzaamheid niet negatief beïnvloed. Het gaat in dit geval om een woningen waar zelfredzame personen gaan wonen. Concluderend geldt dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor het uitoefenen van de functie wonen.
Ten westen van de spoorlijn Zwolle Groningen loopt een bovengrondse hoogspanningsleiding door (een beperkt deel van) het plangebied. Deze hoogspanningsleiding is in Artikel 19 Leiding - Hoogspanningsverbinding opgenomen.
Aan de noordzijde van de Hessenweg loopt waterleiding van Vitens. Deze is opgenomen in Artikel 20 Leiding - Water.
Het plangebied gebied is gelegen in een militaire laagvliegroute. Deze is in Artikel 26 Algemene aanduidingsregels geluidzone - industriedoor middel van een dubbelbestemming opgenomen.
Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21a. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Vechtcorridor Noord zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Vechtcorridor Noord.
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels:
De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:
Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:
Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.
Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.
Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.
De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:
Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.
In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.
Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.
De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.
De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximum goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximum bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.
De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Artikel 31
Algemene procedureregels
.
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.
De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.
Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro
De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.
Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingregel opgenomen.
Het gaat hier om een specifieke op een bepaalde bestemming gerichte wijzigingsbevoegdheid als bedoel in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen.
Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Uov) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Toelichting op de regels voor dubbelbestemmingen:
Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.
Het betreft in dit plan:
Artikel 19 Leiding - Hoogspanningsverbinding;
Artikel 21 Waarde - Archeologie;
Artikel 22 Waarde - Cultuurhistorie;
Artikel 23 Waterstaat - Waterkering;
Artikel 24 Waterstaat - Waterstaatkundige functie.
Deze bestemmingen liggen als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.
De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.
In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:
Artikel 25 Anti-dubbeltelregel;
Artikel 26 Algemene aanduidingsregels geluidzone - industrie;
Artikel 27 Algemene aanduidingsregels luchtvaartverkeerzone;
;Artikel 28 Algemene aanduidingsregels vrijwaringszone - dijk
Artikel 29 Algemene afwijkingsregels;
Artikel 30 Algemene wijzigingsregels;
Artikel 31 Algemene procedureregels.
In de overige regels zijn de regels over het parkeren opgenomen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels :
In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.
Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.
Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.
Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.
Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
Uitgangspunten:
Deze bestemming is opgenomen voor de gronden ter versterking van het groene karakter van de Vechtcorridor door een samenhangende inpassing van de N340 en hierbij te realiseren boscompensatie. Teven is deze bestemming opgenomen voor het landgoed bij Huize Dijkzicht.
Artikel 7 Cultuur en ontspanning
Deze bestemming is opgenomen voor het te verplaatsen beeldenpark Anningahof. Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, waaronder expositieruimtes. De gebouwen mogen in principe overal op het perceel worden gebouwd tot het het maximum bebouwingspercentage van 5%. Aan de zijde van de Hessenweg is een zone op de verbeelding aangegeven, waarbinnen de verblijfsaccommodatie mag worden gerealiseerd.
Binnen deze bestemming is de mogelijkheid opgenomen voor het gebruik als horecabedrijf ( café-restaurant en overnachtingsmogelijkheid) en het gebruik als sanitair gebouw van de camping Vecht & Zo. Hiervoor is al een seperaat bestemmingsplan gemaakt, nl. Bestemmingsplan Vechtcorridor Dijkmoment Hessenweg 14 dat op 9 februari 2015 door de gemeenteraad is vastgesteld. zie ook. Bestemmingsplan Vechtcorridor Dijkmoment Hessenweg 14
Deze bestemming is opgenomen voor huize Dijkzicht aan de Dijkzichtweg 7/9. Op het perceel staat Huize Dijkzicht dat onder andere in gebruik is als woning, opleidingsinstituut en kantoor.
Uitgangspunten:
Deze bestemming is opgenomen voor de Zeeverkenners.
Binnen deze bestemming is door middel van een aanduiding de mogelijkheid van het gebruik als terras bij de bestemming 'Gemengd- 1' geregeld. Tevens is het gebruik ten behoeve van de hondentrainingschool aan de Dijkzichtweg door middel van een aanduiding “specifieke vorm van natuur, afwijkend gebruik”
Artikel 13 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Deze bestemming is opgenomen voor de camping Vecht & Zo. Aan de oostzijde van het perceel is door middel van een functieaanduiding het parkeerterrein opgenomen. Dit is het parkeerterrein voor de gasten van de camping, maar ook voor bezoekers van het dijkmoment en voor bezoekers van de struinwaard. Het streven is het parkeerterrein ook te laten functioneren als T.O. P ( toeristisch overstappunt).
De camping zal via het parkeerterrein worden ontsloten.
Binnen deze bestemming is ook de mogelijkheid van een bedrijfswoning opgenomen.
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en carports bij recht worden gebouwd. Via een afwijking zijn bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bouwwerken wel mogelijk, mits geen aantasting plaatsvindt van de in de afwijkingsbevoegdheid genoemde criteria. Het gaat hier om bebouwing ten behoeve van uitbreiding van hoofdgebouwen, bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bijgebouwen en carports. Tevens moet zo nodig rekening worden gehouden met de Wet geluidhinder.
Deze bestemming is opgenomen voor de afgewaarde Hessenweg, die een snelheid zal krijgen van 60 km.
Deze bestemming omvat al het water dat van belang is voor de waterhuishouding van het gebied. Water dat voor de waterhuishouding niet van belang is, is opgenomen in de bestemmingsomschrijving van andere bestemmingen.
Deze bestemming is bedoeld voor de eengezinshuizen. Dit zijn gebouwen, welke één woning omvatten.
Uitgangspunten:
Beroep aan huis:
Volgens vaste jurisprudentie moet binnen een woonbestemming ook een aan huis verbonden beroep worden toegelaten. Uit de jurisprudentie kan als enige ruimtelijk relevant criterium worden afgeleid het hebben van 'een ruimtelijke uitwerking of uitstraling, die in overeenstemming is met de woonfunctie van het betrokken perceel'.
Er is in dit plan een regeling opgenomen voor het gebruik van een deel van een woning voor een aan huis verbonden beroep, zoals in de gemeente Zwolle bij deze bestemming gebruikelijk is. De beperking van het ruimtebeslag van de woning met inbegrip van de bijgebouwen tot 30% van het vloeroppervlak van de woning (met een absoluut maximum van 50 m²) dient om het verlies of de bovenmatige aantasting van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. Op deze wijze wordt tevens voorkomen dat de verkeersaantrekkende werking te groot zal worden.
Het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden voor de uitoefening van een beroep of bedrijf, hoe gering ook van omvang, is zonder meer als strijdig met de woonbestemming aan te merken.
In de begrippen is een definitie opgenomen over wat onder een aan huis verbonden beroep moet worden verstaan. Het gaat om een dienstverlenend beroep. De definitie van beroep aan huis is gelijk aan de landelijk gehanteerde standaarddefinitie. Indien er personeel in dienst wordt genomen kan er eerder sprake zijn van een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die niet met de woonfunctie in overeenstemming is.
Bouwwerken die geen gebouwen zijn, zonder dak:
Bij de regeling van deze bouwwerken is geen verschil gemaakt tussen verschillende soorten bouwwerken. Elk bouwwerk dat functioneel past in de bestemming kan worden toegelaten. Volstaan is met algemene bepalingen omtrent de maximum hoogte. Daarbij is voor erf- of perceelafscheidingen aansluiting gezocht bij het criterium voor vergunningvrij bouwen van het Bor en voor de afwijking bij het criterium van de Bouwverordening.
Bedrijven en milieuzonering
In verband met de richtafstanden uit de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering is het op een erf niet toegestaan geluidsgevoelige functies te realiseren. Het betreft het perceel aan de Hessenweg 14. Het betreffende erf is aangeduid als 'specifieke vorm van wonen uitgesloten - geluidsgevoelige functie' in verband met de naastgelegen groepsaccommodatie en de camping. In de begrippen is omschreven wat onder geluidsgevoelige functies bij woningen moet worden verstaan.
Artikel 19 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Deze bestemming valt samen met andere bestemmingen en wordt daarom dubbelbestemming genoemd. Deze bestemming is opgenomen voor de hoogspanningsverbindingen binnen het plangebied.
Deze bestemming valt samen met andere bestemmingen en wordt daarom dubbelbestemming genoemd. Deze dubbelbestemming omvat het in het plangebied gelegen ondergrondse net van hoofdtransportleidingen voor de drinkwatervoorziening. Deze leidingen transporteren drinkwater van de productielocatie naar centrale punten in de verderop gelegen voorzieningsgebieden (zie kaart ....).
In een brief van 27 februari 2004 heeft waterleidingbedrijf Vitens de gemeente verzocht de voor het bedrijf cruciale hoofdtransportleidingen in de bestemmingsplannen op te nemen. Het bedrijf beriep zich daarbij op de 'Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen' van de provincie Overijssel. Voor de invoer van de juiste gegevens heeft Vitens de gemeente later een digitaal bestand met de bedoelde hoofdtransportleidingen toegezonden. De leidingen zijn conform dit bestand opgenomen.
Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, nadat advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.
Artikel 21 Waarde - Archeologie
Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:
Artikel 22 Waarde - Cultuurhistorie
De cultuurhistorische waarden van de bebouwing moet worden gewaarborgd.
Deze dubbelbestemming omvat, voor zover gelegen binnen het plangebied, de percelen Dijkzichtweg 5, 7/9, 17 en Hessenweg 19 en 23.
Artikel 23 Waterstaat - Waterkering
Deze bestemming is opgenomen voor de waterkering.
Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen en vooraf advies is ingewonnen van de waterstaatsbeheerder.
Naast deze dubbelbestemming blijft de keur van het waterschap Groot Salland onverkort van kracht. Op grond van de keur is voor een aantal werken en werkzaamheden een watervergunning van het waterschap nodig.
Ter voorkoming van dubbele regelgeving en bevoegdheidsconflicten en ter voorkoming van een onnodig star en bij een wijziging van de keur snel verouderend bestemmingsplan zijn de voorschriften van de keur niet in het bestemmingsplan opgenomen.
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van een andere (dubbel)bestemming dienen niet alleen de belangen van deze bestemmingen te worden afgewogen, maar ook de waterstaatsbelangen. Voor werken en werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivier- en kanaalverlichting, bebakeningvoorwerpen en waterstandsignalerende apparatuur is geen omgevingsvergunning nodig.
Artikel 24 Waterstaat - Waterstaatkundige functie
Deze bestemming is opgenomen voor het buitendijks gebied Het doel hiervan is om het belang van de buitendijkse gronden voor waterberging en waterafvoer te beschermen
Artikel 25 Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Artikel 26 Algemene aanduidingsregels geluidzone - industrie
Het bedrijventerrein Hessenpoortis een gezoneerd bedrijventerrein, omdat op dit industrieterrein geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn toegestaan. In dit artikel is deze geluidzone opgenomen. Dit artikel regelt behalve de daar voorkomende bestemmingen, ook het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen vanwege het industrieterrein Hessenpoort
Artikel 27 Algemene aanduidingsregels luchtvaartverkeerzone
Door het plangebied loopt een laagvliegroute van defensie. Indien de bouwhoogte van de bouwwerken 30 meter of meer bedraagt, zal het college van burgemeester en wethouders dit moeten melden aan het ministerie van Defensie zodat in het belang van de vliegveiligheid zorg kan worden gedragen voor het vermelden ervan in de vluchtplannen van de Koninklijke Luchtmacht.
Artikel 29 Algemene afwijkingsregels
In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.
Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.
Artikel 30 Algemene wijzigingsregels
Deze regel maakt het mogelijk de bestemmingen ''Bos", ''Groen", ''Tuin" "Verkeer"en 'Wonen" in deze regel omschreven voorwaarden zodanig te wijzigen dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd.
Artikel 31 Algemene procedureregels
Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.
In dit artikel wordt geregeld dat bij een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Daarbij moet worden voldaan worden aan de parkeeropgave, zoals neergelegd in de “Regeling Parkeernormen 2016”. Indien deze regeling wordt gewijzigd, moet rekening worden gehouden met deze wijziging.
Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van de “Regeling Parkeernormen 2016”
Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.
Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.
Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingregel van het plan.
De bestemmingsregels zijn op een dusdanige wijze geformuleerd, dat de handhaving van het bestemmingsplan voor een ieder duidelijk kan zijn. Dit is met name gelegen in de formulering van de specifieke gebruiksregels, waarin een opsomming is opgenomen van de verschillende manieren van gebruik van gronden en bouwwerken die in ieder geval in strijd zijn met de bestemming.
Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21a.
Wanneer er sprake is van een of meer aangewezen bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Besluit Bro in combinatie met een bestemmingsplan is afdeling 6.4 van de WRO (Grondexploitatiewet) van toepassing. Dit houdt in dat de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen, tenzij vanwege gemeentelijke gronduitgifte, al dan niet in combinatie met een anterieure overeenkomst de kosten in de grondexploitatie anderszins verzekerd zijn, en indien noodzakelijk, er afspraken zijn gemaakt over een tijdvak, fasering en locatie-eisen.
Het bestemmingsplan Vechtcorridor Noord voorziet in de landschappelijke inpassing van de N340 waaronder structuurbepalende nieuwe bosschages, fiets- en voetpaden en een flaneerpad tussen Dijkmomenten met zicht op de Vecht. Daarnaast worden in het bestemmingsplan de huidige functies conserverend bestemd
Voor zover in het bestemmingsplan sprake is van een aangewezen bouwplan zijn hiervoor anterieure overeenkomsten afgesloten met de desbetreffende grondeigenaren. Daarnaast leveren ook de gemeente en de provincie een bijdrage in de haalbaarheid van het plan. Daarom hoeft er voor het bestemmingsplan geen exploitatieplan te worden opgesteld.
Op 10 maart 2014 heeft de gemeenteraad ingestemd met de structuurvisie Vecht Corridor Noord. De kosten en opbrengsten die de landschappelijke inpassing met zich meebrengt zijn eveneens in de bijbehorende Businesscase op 10 maart 2014 geaccordeerd. In deze Businesscase worden de kosten door de opbrengsten gedekt. De kosten bestaan uit verwerving c.a., sloop, verharding , groen en bijkomende kosten als voorbereiding en toezicht en planontwikkelingskosten. De opbrengsten bestaan uit bijdragen van provincie en gemeente evenals verkoop van grond. De economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is daarmee aangetoond.
Provinciaal overleg
Samenvatting reactie
Het plan is niet in strijd met het provinciaal ruimtelijk beleid. Indien het plan ongewijzigd in procedure wordt gebracht, wordt er vanuit het provinciaal belang geen beletselen gezien voor het verdere vervolg van deze procedure.
Reactie gemeente
Hier wordt kennis van genomen.
Waterschap
Samenvatting reactie
In hoofdstuk 3.6 van de toelichting staat onder Drooglegging: "In het plangebied wordt een ontwateringsdiepte van minimaal 0.7 m gehanteerd".
Er wordt vanuit gegaan dat deze zinsnede betrekking heeft op eventuele bebouwing in het gebied. Voor andere doelen is deze droogleggingsnorm niet juist. Er wordt verzocht de tekst aan te vullen zodat duidelijk is dat hier een norm voor bebouwing wordt bedoeld, (dit geldt ook voor hoofdstuk 3.6.2)
Reactie gemeente
De opmerking is correct. De 0,7 m ontwateringseis geldt voor gebouwen / woningen. Voor bijvoorbeeld tuin / plantsoen / grasvelden geldt een norm van 0,5 m.
De toelichting zal worden aangepast.
Ministerie van Defensie
Samenvatting reactie
Uit een beoordeling van het plan is gebleken dat er geen defensiebelangen bij zijn betrokken. Het plan geeft dan ook geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Reactie gemeente
Hier wordt kennis van genomen.
Brandweer IJsselland
Samenvatting reactie
Er zijn geen zaken die relevant zijn voor externe veiligheid.
Reactie gemeente
Hier wordt kennis van genomen.
Gemeente Dalfsen
Samenvatting reactie
Er zijn geen opmerkingen op het bestemmingsplan.
Reactie gemeente
Hier wordt kennis van genomen.
Gasunie
Samenvatting reactie
De planontwikkeling ligt op voldoende afstand van de gasleidingen . Er zijn hierover verder geen opmerkingen.
Reactie gemeente
Hier wordt kennis van genomen.
Tennet
Samenvatting reactie
Regels
Er wordt verzocht de regels van dubbelbestemming Leiding – Hoogspanningsverbinding (bovengronds) in de bestemmingsomschrijving in sub a te veranderen in: “a. het bovengrondse transport van elektrische energie door een hoogspanningsleiding, daarbij inbegrepen, de aanleg, het beheer en het onderhoud van de hoogspanningsleiding;”
Reactie gemeente
Deze regeling zal worden aangepast.
Samenvatting reactie
In de regeling voor erf- en perceelafscheidingen wordt voorgesteld sub a in zijn geheel te verwijderen.
Reactie gemeente
De opgenomen regeling voor erf-en perceelafscheiding is inderdaad niet geheel logisch, omdat de hoogte onder andere is gerelateerd een de aanwezigheid van een gebouw of hoofdgebouw. Dit is niet aan de orde. Indien lid a zou worden geschrapt zouden bouwwerken 65 meter hoog mogen worden, zoals in het huidige lid b is opgenomen. Dit is niet aanvaardbaar. Een regeling voor een erfafscheiding is daarom toch wel noodzakelijk voor het geval een hekwerk moet worden gebouwd.
Gelet hierop zal de regeling als volgt worden gewijzigd;
"de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen."
Samenvatting reactie
Veranderen in: vooraf "schriftelijk" advies is ingewonnen van de betrokken leidingbeheerder”
Reactie gemeente
Dit punt zal worden aangepast.
Rijkswaterstaat
Samenvatting reactie
Het plan geeft geen aanleiding tot opmerkingen.
Reactie gemeente
Hier wordt kennis van genomen.
ProRail
Samenvatting reactie
Geluid
Het niet voldoen aan de wettelijke geluidswaarden zien wij als risico voor houdbaarheid van dit bestemmingsplan in de procedure.
Reactie gemeente
Er dienen slechts hogere grenswaarden wegverkeerslawaai te worden verleend en niet voor railverkeerslawaai. Gelet hierop wordt kennis van genomen van de reactie.
Samenvatting reactie
Externe Veiligheid
In deze paragraaf ontbreekt de onderbouwing op basis van Basisnet.
Reactie gemeente
De toelichting zal op dit onderdeel worden aangevuld.