direct naar inhoud van 4.2 Milieu
Plan: Voorsterpoort
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP12011-0004

4.2 Milieu

4.2.1 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de geluidsproductie van wegverkeer, spoorwegen en industrie. Aan deze aspecten wordt in deze paragraaf aandacht besteed. In de Wgh wordt het begrip 'geluidszone' gehanteerd. Met een geluidszone wordt het aandachtsgebied rond (spoor)wegen en industriegebieden afgebakend waarbinnen de regels van de Wgh van kracht zijn. Het akoestisch onderzoek richt zich altijd op woningen en 'andere geluidsgevoelige bestemmingen' (bijvoorbeeld scholen) die binnen de geluidszone zijn gelegen.

Wegverkeerslawaai

Volgens de Wgh moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de actuele geluidsbelasting indien een bestemmingsplan geluidsgevoelige functieveranderingen toestaat voor gebieden die liggen langs zoneplichtige wegen. Deze verplichting geldt niet voor wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 kilometer per uur. Dit geldt voor de meeste wegen in het plangebied.
In het plangebied zijn de volgende wegen zoneplichtig: Voorsterweg, Westenholterallee en de Blaloweg en de A28. Binnen de onderzoekszones van de genoemde zoneplichtige wegen zijn geen nieuwe geluidsgevoelige functies opgenomen, zodat een nader akoestisch onderzoek achterwege kan blijven.

Industrielawaai

Het plangebied Voorsterpoort maakt onderdeel uit van het geluidsgezoneerde bedrijventerrein Voorst. Dit is een bedrijventerrein waar bedrijven zijn toegelaten die het kader van de Wet geluidhinder in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken. De zonegrens vormt de 50 dB(A) geluidscontour van het industrieterrein. Deze contour is op onderstaande kaart weergegeven. Binnen het plangebied zijn geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen gelegen. Op de hoek Blaloweg – Russenweg bevindt zich een middelbare school. Deze school is geluidgevoelig maar omdat het een bestaande en historisch gegroeide situatie betreft en deze school zich op een geluidgezoneerd bedrijventerrein bevindt gelden er geen beperkingen voor omliggende bedrijven.

De gemeente treedt op als zonebeheerder en is ten behoeve daarvan in het bezit van een digitaal zonemodel. Hierin zijn de bestaande bedrijven ingevoerd op basis van de vergunning- of meldingsplicht en is voor een beperkt aantal lege kavels geluidsruimte gereserveerd.

De hoeveelheid te vergunnen geluid voor dit bedrijventerrein is beperkt. Voor een duurzame invulling en een optimaal gebruik van het terrein is het noodzakelijk om zorgvuldig met het uitgeven van geluidruimte en de verdeling daarvan om te gaan. Een zonebeheersplan geeft hier invulling aan. Om dit te kunnen bereiken zal het zonebeheersmodel van Voorst worden ingezet in het zonebeheersplan.

In het kader van de herstructurering van Voorst is geformuleerd dat er efficiënter gebruik moet worden gemaakt van de ruimte, verbetering van de bedrijfseconomische resultaten en vermindering van de milieubelasting. Om hier gevolg aan te geven dient de geluidsruimte van de bedrijven op Voorst te worden gewaarborgd. Ontwikkelingen die dit kunnen belemmeren moeten zoveel mogelijk worden voorkomen dan wel beperkt.

Het bestemmingsplan Voorsterpoort is conserverend van aard en staat geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen toe. Nader onderzoek naar industrielawaai is om die reden niet noodzakelijk.

Spoorweglawaai

Het plangebied ligt voor een belangrijk deel binnen de geluidzone van de spoorlijn Zwolle – Kampen. Deze zone is 200 meter aan weerszijden van het spoor. Langs deze zoneplichtige spoorlijn zijn echter geen nieuwe geluidgevoelige functies opgenomen, zodat een nader akoestisch onderzoek achterwege kan blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12011-0004_0014.png"

4.2.2 Bedrijvigheid (Wet milieubeheer)

Rondom het plangebied Voorsterpoort zijn diverse woon- en onderwijsgebieden aanwezig. Het belangrijkste aangrenzende woongebied, is de Veerallee. Tot belangrijke onderwijsgebieden wordt Voorsterpoort Oost en Holtenbroek met het Deltion college gerekend. Om deze gevoelige functies te beschermen tegen mogelijke hinder van de bedrijven is gekozen voor inwaartse zonering. Hiermee worden de toekomstige activiteiten in het plangebied gereguleerd, zodat de milieuhinder voor de omliggende gebieden binnen de landelijke normen blijft.

Brochure bedrijven en milieuzonering

Door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is in 2009 een uitgave van de brochure “Bedrijven en milieuzonering“ uitgebracht.. Deze brochure kan worden gebruikt als hulpmiddel bij het opstellen van een systeem van milieuzonering in bestemmingsplannen en is als zodanig ook door vaste jurisprudentie aanvaard.

Afstanden

Bij milieuzonering in het bestemmingsplan legt men dusdanige afstanden (zones) vast tussen (vooraf vastgestelde) milieu belastende (bedrijven) en milieugevoelige (woningen en scholen) functies, dat de ruimtelijk relevante milieubelasting een maatschappelijk aanvaardbare invloed heeft op de omgeving. De potentiële milieubelasting wordt bepaald door de activiteiten van een bedrijf. Aan de hand van de Standaardbedrijfsindeling (SBI-codering) zoals deze ook door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt gehanteerd, is een lijst van Bedrijven ( Staat van bedrijfsactiviteiten) opgesteld. De daarin opgenomen bedrijfstypen zijn gerubriceerd (bijvoorbeeld industrie) en bedrijfsgroep (bijvoorbeeld vervaardiging van machines en apparaten). Deze staat is als bijlage bij de regels opgenomen.

Per bedrijfstype is voor ieder milieuaspect geur, stof, geluid en gevaar de afstand aangegeven die in beginsel kan worden aangehouden tussen dat bedrijfstype en woningen om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Hierbij zijn de volgende aandachtspunten aangehouden:

  • Het gaat om gemiddeld nieuwe bedrijven met nieuwe bedrijven gangbare voorzieningen;
  • Het gaat om woningen in een rustige woonwijk met weinig verkeer, het zogenaamde basisreferentiegebied;
  • De afstand geldt in principe tussen de perceelsgrens van het bedrijf en de gevel van een woning, dan wel de bestemmingsgrens van de bestemming woondoeleinden.

De afstanden geven dus een indicatie van de potentiële milieubelasting die door een gemiddeld modern bedrijfstype wordt veroorzaakt. Dat wil zeggen dat de afstanden niet de feitelijke milieuhinder weergegeven. Deze afstanden zijn vastgesteld onder andere aan de hand van de ervaringen en proeven uit de praktijk.

Een afstand van 1500 meter komt in de tabellen slechts zeer sporadisch voor. Het betreft de zeer zware bedrijven.

Milieucategorieën VNG

Overeenkomstig de grootst vermelde afstand op enig milieuaspect zijn de bedrijfstypen ingedeeld in milieucategorieën 1 tot en met 6. In de VNG brochure is een verdeling gemaakt van de aan te houden (hinder)afstanden over 6 categorieën:

Categorie 1: grootste afstand 0 of 10 meter;

Categorie 2: grootste afstand 30 meter;

Categorie 3: grootste afstand 50 of 100 meter;

Categorie 4: grootste afstand 100 of 300 meter;

Categorie 5: grootste afstand 500, 700 of 1000 meter;

Categorie 6: grootste afstand 1500 meter;

Opgemerkt wordt dat categorie 6 standaard betekent: nader te onderzoeken!

Algemene kritiek op deze indeling is dat die veel te grofmazig is. Door het toestaan van bijvoorbeeld categorie 3 betekent dit dat er binnen één categorie een grote variatie bedrijfstypen wordt toegestaan met een afstandhinder van tussen de 0 en 100 meter. Enerzijds mogen zich dan bedrijven vestigen die geen hinder buiten hun perceel veroorzaken, anderzijds bedrijven die op 100 meter afstand van hun perceelgrens nog hinder veroorzaken. Dit probleem kan globaal op twee manieren worden opgelost door te kiezen voor een meer genuanceerde indeling.

Uit te gaan van zones:

Zone 1: cat 1 (0 t/m 10 m)

Zone 2: cat 1 en 2 (0 t/m 30 m)

Zone 3: cat 1, 2 en 3 (0 t//m 50 m)

Zone 4: cat 1, 2, 3 en 4 (0 t/m 100 m)

etc.

Of door uit te gaan van aangepaste milieucategorieën:

Cat 1a hoogste afstand 0 m

Cat 1b hoogste afstand 10 m

Cat 2 hoogste afstand 30 m

Cat 3a hoogste afstand 50 m

Cat 3b hoogste afstand 100 m

Cat 4a hoogste afstand 200 m

Cat 4b hoogste afstand 300 m

etc.

In feite komen deze methoden grofweg op hetzelfde neer, namelijk het verder differentiëren van de bestaande milieucategorieën van de VNG in zones of in categorieën a of b. In het bestemmingsplan Voorsterpoort is gekozen voor het gebruik van zones.

De indices voor verkeer en visuele hinder

De milieuaspecten verkeersaantrekkende werking en visuele hinder zijn kwalitatief beoordeeld en weergegeven met een index. De index loopt uiteen van 1 tot en met 3, met de volgende betekenis:

1. Potentieel geen of geringe emissie of hinder;

2. Potentieel aanzienlijke emissie of hinder;

3. Potentieel zeer ernstige emissie of hinder.

Aanvankelijk, in eerder uitgaven van de brochure, waren er meer indices, zoals lucht, oppervlakte water, bodem en grondwater, maar die zijn als index geschrapt en slechts als aandachtspunt B (bodem) en L (luchtverontreiniging) teruggekomen in de kolom. Een B of een L betekent dat in dat geval dit milieuaspect meer relevant is en mogelijk een verhoging van de grootste afstand noodzakelijk maakt.

Verkeersaantrekkende werking heeft betrekking op al het autoverkeer van en naar de inrichting. De index voor visuele hinder is een zeer grove indicator voor de visuele inpassing van bedrijven. Er zit een zeker subjectief element in. Toch is het vaak wel zinnig om gebruik te maken van de indices. Zo kan het wenselijk zijn om in verband met een aanliggende woonwijken geen bedrijven met aanzienlijke verkeersaantrekkende werking en visuele hinder in de direct aangrenzende zones toe te staan. In het geval van het bestemmingsplan Voorsterpoort is het niet noodzakelijk de verkeersaantrekkende werking mee te laten wegen bij het toestaan van een bedrijfscategorie omdat het gebied dusdanig goed ontsloten is dat er geen extra hinder als gevolg van extra verkeer wordt toegevoegd.

Omgevingstypen

Zoals hiervoor uiteengezet gaat de VNG lijst van bedrijven uit van afstanden ten opzichte van het basis referentiegebied “rustige woonwijk”.

Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype “gemengd gebied”, dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. Bij de ruimtelijke indeling langs transportassen dient wel rekening gehouden te worden met het vervoer van gevaarlijke stoffen over de transportassen (weg, spoor, water, buis).

Omgevingstype gemengd gebied

Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.

Omgevingstype bepalend voor te hanteren richtafstanden

De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. De richtafstanden uit bijlage 1 van de VNG lijst kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat met een afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van omgevingstype gemengd gebied (dus van 50 naar 30 meter voor milieucategorie 3.1, zie de tabel hieronder). Verdere reducties zijn niet te verantwoorden omdat in algemene zin niet aannemelijk kan worden gemaakt dat het woon- en leefklimaat niet wordt aangetast en het functioneren van bedrijven niet in gevaar wordt gebracht.

Richtafstanden en omgevingstypen

Milieucategorie   Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied   Richtafstand tot omgevingstype
gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  
4.2   300 m   200 m  
5.1   500 m   300 m  
5.2   700 m   500 m  
5.3   1000 m   700 m  
6   1500 m   1000 m  

Indien een bedrijf of bedrijventerrein aan verschillende referentiegebieden grenst, kan dit uitmonden in een zeer complex zoneringsmodel met een Lijst van (toegelaten) Bedrijfstypen waarin meerdere correcties zijn verwerkt. Voor sommige gemeenten is dit aanleiding om voor de gehele gemeenten beleid te ontwikkelen, waarin de gemeente wordt opgedeeld in verschillende milieukwaliteitsgebieden, vergelijkbaar met een verkeerskaart.

Volgens vaste jurisprudentie dient de milieuzonering met inachtneming van de feitelijke omgevingstypen gemotiveerd te worden opgesteld. In het bekende KB Maasoevers en het KB 1994 gemeente Nieuwegein werd het volgende gesteld:

“De in deze nota opgenomen basiszoneringslijst heeft een indicatief karakter en kan bij het opstellen van een ontwerpplan weliswaar als uitgangspunt dienen, doch niet zonder dat deze lijst van bedrijven en bedrijfstypen nader worden bezien in relatie tot de specifieke kenmerken van het desbetreffende plangebied en de omgeving zodanig wordt aangepast. De wijze van toepassing van de nota en mogelijke afwijkingen van de hierin neergelegde basisinformatie dienen nader te worden gemotiveerd.”

In het KB Brummen december 1992 stelde de Kroon dat indien het aangrenzende gebied niet een rustige woonwijk is, de milieuzonering hierop moet worden aangepast. Met andere woorden, wanneer er geen sprake is van een “rustige woonwijk” maar van een ander type referentiegebied kan niet zonder meer worden uitgegaan van de VNG Lijst van Bedrijfstypen.

De motivering van een gebiedskeuze is altijd vereist! Naast de mogelijkheid om met behulp van de correctietabel de Lijst van (toegelaten) Bedrijven te corrigeren, is er de mogelijkheid om de aan de referentiegebieden grenzende zones te corrigeren. In plaats dat zone 1 dan begint bij 0 meter hinder tot 10 meter, wordt begonnen -fictief- bij 10 (of zelfs 30) meter hinder, waardoor dichter op de omgeving zwaardere milieuhinder van de bedrijven toelaatbaar is.

Reductie van de richtafstand en het aspect gevaar

De reductie met een afstandsstap leidt niet tot een lager beschermingsniveau voor gevaar omdat voor activiteiten waarvoor gevaar maatgevend is voor de richtafstanden, vrijwel altijd specifieke regelgeving (zoals het Bevi en het Vuurwerkbesluit) geldt.

Aard van de bedrijven

Voor zover bedrijfsactiviteiten niet reeds zijn uitgesloten op grond van milieuplanologische overwegingen kunnen verdere beperkingen op grond van objectief bepaalde stedenbouwkundige en/of functionele motieven worden gesteld aan vestiging van bedrijven op het bedrijventerrein. Deze beperkingen hebben enerzijds betrekking op een algehele uitsluiting van bedrijfsactiviteiten die onder een bepaalde hoofdbedrijfsgroep of bedrijfsgroep zijn vermeld. Anderzijds hebben deze beperkingen betrekking op bepaalde bedrijfsactiviteiten, die genoemd zijn binnen een overigens toegestane (hoofd) bedrijfsgroep. De criteria die hierbij zijn aangelegd betreffen de aard en het stedenbouwkundig beeld van het aangrenzende woongebied en de aard van het bedrijventerrein in relatie tot de omgeving. Zo zijn visserij- en visteeltbedrijven of bosbouw niet het type bedrijvigheid dat je midden in Zwolle zou zoeken. Ook horen maatschappelijke voorzieningen in principe niet thuis op het bedrijventerrein. Ook hier geldt echter dat iedere keuze deugdelijk en kenbaar moet worden gemotiveerd. Aangezien deze reeds zijn toegestaan op grond van het geldende bestemmingsplan, zijn deze slechts toelaatbaar binnen de bestemming Gemengd, maar niet binnen de bestemming Bedrijf.

Toepassing Bedrijven- en milieuzonering plangebied Voorsterpoort

Inventarisatie en analyse

Om bedrijven- en milieuzonering te kunnen toepassen in het onderhavige bestemmingsplan dient inzicht te worden verkregen in de potenties en beperkingen met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkeling van het gebied. Daartoe is een grondige inventarisatie en analyse van bestaande beleid en van de fysieke situatie in het plangebied en de directe omgeving vereist.

Het geldende bestemmingsplan staat industriële activiteiten toe. In de tijd dat het bestemmingsplan is opgesteld bestonden er nog geen milieucategorieën. Alle milieucategorieën waren dus mogelijk. Gezien de aard van de bedrijven met onder andere een verffabriek en een bedrijf waar metalen werden gegalvaniseerd producent kan gesteld worden dat het geldende bestemmingsplan bedrijven tot en met categorie 4.2 toestond. Het gaat om de vestigingen van Van Wijhe verf B.V. Dit bedrijf valt volgens de VNG brochure bedrijven en milieuzonering onder milieucategorie 4.2. (SBI-2008: 203). DMI Europe BV valt onder milieucategorie 4.1 (SBI-2008: 2561, 3311 nr. 10) op basis van de straal activiteiten. De overige aanwezige bedrijven zijn niet zwaarder dan milieucategorie 3.1.

Aan de zuidoostkant van het plangebied (aan de overzijde van de A28 ) ligt de rustige woonwijk Veerallee. De afstand tot aan het plangebied bedraagt ruim 175 meter. Het gebied rondom de Buitengasthuisstraat (Voorsterpoort Oost) heeft meer het karakter van een gemengd gebied. Ook het gebied rondom Spoolde kan gekarakteriseerd worden als gemengd gebied. Binnenplans kan het gebied van de meubelboulevard, de school (Thorbecke scholengemeenschap, VMBO afdeling) en braakliggende deel ten zuiden van de school (bestemming bijzondere doeleinden) beschouwd worden als gemengd gebied. In deze gebieden kan dus uitgegaan worden van een gecorrigeerde richtafstand met uitzondering van het aspect veiligheid.

Bovenstaande leidt ertoe dat in de zones die dicht bij gevoelige gebieden liggen maximaal categorie 3.2 wordt toegestaan. In gebieden die ook in de randzone liggen maar waar de afstand tot aan gevoelige functies groter is wordt maximaal bedrijfscategorie 4.2. toegestaan.

Zonering op de plankaart

Voor het plangebied Voorsterpoort is er een zonering gemaakt op basis van milieucategorieën. Voor de zonering is gekozen om zoveel mogelijk gebruik te maken van de bestaande infrastructuren. Wegen en water vormen de scheiding tussen de verschillende zoneringen.

Voor de indeling van de bedrijven in het plangebied is er in eerste instantie gekeken naar de omgeving van het gebied. De omgeving karakteriseert zich aan de zuid oost zijde als overwegend rustige woonwijk.

Door de richtafstanden te gebruiken uit de brochure “Bedrijven en milieuzonering“ VNG 2009 voor de indeling van het bedrijventerrein worden de verschillende zones onderscheiden.

De richtafstanden die er gehanteerd worden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk dan wel gemengd gebied. Dit geeft de volgende zonering in het gebied:

Zone   Milieucategorie   Richtafstand   Omgevingstype  
1   1-3.2   50 m.   Gemengd gebied  
2   1-3.2   100 m.   Rustige woonwijk  
3   1-3.2   50 m   Gemengd gebied  
4   1-4.1   100 m   Gemengd gebied  
5   1 - 4.2   300 m   Rustige woonwijk  

Op onderstaand kaart zijn de omgevingstypen rondom het bedrijventerrein Voorsterpoort gecombineerd met de interne zonering:

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12011-0004_0015.png"

Opstellen van Staat van Bedrijfsactiviteiten

Vervolgens is de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgesteld. In zones met bestaande zware bedrijven (categorie 4.1 en 4.2) mogen deze uitbreiden en zijn nieuwe toegestaan, daarbuiten moeten nieuwe zware bedrijven in principe naar Hessenpoort, Voorst en Marslanden. Nieuwe Bevi en BRZO (risicovolle bedrijven) bedrijven kunnen zich niet meer vestigen op Voorsterpoort.

In de Staat van Bedrijfsactiviteiten is per bedrijfstype aangegeven in welke zone deze is toegestaan. Vanwege hun aard of om stedenbouwkundige en/of functionele redenen zijn een aantal (hoofd)bedrijfsgroepen en bedrijven op voorhand uitgesloten, namelijk:

  • bosbouw (02);
  • visserij en visteelt (05);
  • turfwinning (10);
  • aardolie- en gaswinning (11);
  • winning van zand, grind, klei, zout e.d. (14);
  • winning en distributie van water (41);
  • logies-, maaltijden- en drankverstrekking (55);
  • financiële instellingen en verzekeringswezen (65, 66, 67);
  • verhuur en handel in onroerend goed (70);
  • openbaar bestuur, defensie en wetenschappelijk sociale verzekeringen (75);
  • gezondheids- en welzijnszorg (85);
  • diverse organisaties (91);
  • cultuur, sport en recreatie (92);
  • kassen zonder verwarming, kassen met gasverwarming(0112-2-3);
  • fokken en houden van pluimvee (0124);
  • fokken en houden van nertsen en vossen, maden, wormen, bijen en overige dieren (0125);
  • spoorwegen -stations , rangeerterreinen, overslagstations (zonder rangeerheuvel) (601).

Deze uitgangspunten hebben geresulteerd dat in bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen) die een overzicht geeft van de toegelaten bedrijven en in welke zone deze binnen de bestemming Bedrijf.zijn toegestaan.

Bestaande bedrijven

De in het plangebied aanwezige bestaande bedrijven zijn op hun huidige locatie getoetst aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Alle zittende bedrijven passen binnen de nieuwe milieuzonering.

4.2.3 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. In dit nieuwe stelsel speelt het begrip 'niet in betekenende mate'(NIBM) een belangrijke rol. Een project is NIBM als aannemelijk wordt gemaakt dat het project een toename van concentratie van niet meer dan 3 % veroorzaakt. In dat geval hoeft geen verdere toetsing van de gevolgen van de ontwikkeling aan de grenswaarden plaats te vinden. Het bestemmingsplan is conserverend van aard en staat geen nieuwe bestemmingen toe die kunnen leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar de invloed van het plan op de luchtkwaliteit is om die reden niet noodzakelijk.

4.2.4 Externe veiligheid

Risicocontouren

In het kader van het Registratiebesluit Externe Veiligheid is de gemeente verplicht de risico's van gevaarlijke stoffen te registreren. Daartoe is een zogenaamde signaleringskaart gemaakt, die jaarlijks wordt geactualiseerd. Deze gemeentelijke signaleringskaart is gebaseerd op de risicovolle inrichtingen die in het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS) zijn geregistreerd.

De gemeentelijke signaleringskaart geeft aan dat in het plangebied de volgende risicobronnen zijn gelegen (Het plangebied is niet gelegen binnen de invloedssfeer van buiten het plangebied gelegen risicobronnen): DMI Europe BV (Grote Voort 8-10). Dit bedrijf is failliet en niet meer werkzaam. De vergunning is echter nog van kracht zodat er in dit plan rekening wordt gehouden met de aanwezigheid van een BRZO bedrijf op de genoemde kavel.

Hoge druk aardgasleiding

Parallel aan de A28 loopt een gastransportleiding.

Op 4 juni heeft de gasunie in opdracht van de gemeente Zwolle een risicoberekening uitgevoerd in verband met de geplande nieuwbouw op Voorsterpoort (Memorandum Gasunie 4 juni 2008, DET 2008.M.0361). Uit dit onderzoek blijkt dat voor alle transportleidingen in het gebied de 10-6 plaatsgebonden risicocontour 0 meter bedraagt. Dit betekent dat een belemmerende strook van 4 meter aan weerszijden van de strook vrijgehouden moet worden van bebouwing. Deze strook is opgenomen op de plankaart. Daarnaast mogen er zonder omgevingsvergunning geen grondroerende activiteiten plaatsvinden. De gastransportleiding is inclusief de belemmeringenstrook op de plankaart aangegeven.

Verantwoording van het groepsrisico wordt verplicht gesteld indien een nieuw besluit genomen wordt (nieuw bestemmingsplan of aanleg nieuwe leiding). Het bevoegd gezag dat een besluit neemt over de aanleg van een nieuwe leiding of van een nieuw ruimtelijk plan is ook verantwoordelijk voor de verantwoording van het groepsrisico.

Conform onderhavig conserverend bestemmingsplan is binnen de belemmeringenstrook de bouw van nieuwe objecten, die kunnen leiden tot een relevante toename van het aantal aanwezige personen, niet mogelijk. Het bestemmingsplan zorgt niet voor een toename van het groepsrisico.

A28

Over de A28 vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS) zijn normen voor het plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR) opgenomen. Volgens de genoemde circulaire bedraagt de veiligheidszone ter plekke 13 meter gerekend vanaf het midden van de weg. Binnen deze zone zijn kwetsbare bestemmingen niet toegestaan en beperkt kwetsbare bestemmingen zijn alleen bij zwaarwegende redenen en met een goede motivatie toegestaan. Er bevinden zich geen kwetsbare bestemmingen binnen de veiligheidszone ter plekke.

Groepsrisico A28

Volgens de eindrapportage Basisnet weg is het groepsrisico hoger dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Uit risicoberekeningen die in het kader van de milieuvisie A28 zijn opgesteld (Bron: A28 Zwolle, Risicoberekeningen, Oranjewoud, projectnummer. 161225-10, 28 november 2007) blijkt dat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico in de huidige situatie 0,38 * de oriëntatiewaarde bedroeg.

In het kader van het basisnet weg zijn ook GR berekeningen uitgevoerd voor de toekomstige situatie (2020). Het vervoer van gevaarlijke stoffen zal volgens de economische prognoses groeien. De uitkomsten zijn van toepassing op het gehele wegvak tussen de afslag Zwolle noord en Zwolle zuid. In de toekomst (2020) zal het groepsrisico 0,97 * de oriënterende waarde bedragen. Bij een maximale gebruiksruimte zal het groepsrisico kunnen groeien naar 1,7 * de oriënterende waarde. Deze prognose is echter gebaseerd op een de zogenaamde XXL ontwikkeling. Deze visie is door de gemeente verlaten en omdat het bestemmingsplan geen nieuwe kwetsbare bestemmingen toelaat is een verdere verantwoording niet aan de orde. Bij de staat van bedrijfsactiviteiten is voor de bestemming Gemengd rekening gehouden met het feit dat verminderd zelfredzame groepen in principe ongewenst zijn in de eerste 250 meter gerekend vanaf de A28.

Vervoer gevaarlijke stoffen waterwegen

De waterwegen binnen de gemeente Zwolle waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt zijn: de IJssel, het Zwarte water en het Zwolle-IJsselkanaal. Uit onderzoek van het ministerie van Verkeer en Waterstaat blijkt dat de risico's langs deze waterwegen klein zijn in vergelijking met het spoor en de wegen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen langs deze vaarwegen zal het kader uit het ontwerp basisnet water (ministerie VenW) worden gehanteerd.

Voor de IJssel betekent dit dat er geen nieuwe bestemmingen binnen de waterlijn (de waterlijn wordt bepaald door de waterstand die meestal optreedt dan wel met enige regelmaat voorkomt) worden toegestaan. Er geldt een plasbrandaandachtsgebied van 25 meter vanaf de waterlijn.

Voor het Zwarte water en het Zwolle-IJsselkanaal zijn er geen beperkingen voor bebouwing op de oever (de PR 10-6 contour komt niet voor) en een groepsrisicoverantwoording bij ontwikkelingen op de oever is niet noodzakelijk.

4.2.5 Koude warmte opslag

De gemeente streeft naar een optimale inzet van koude warmte opslag (KWO) voor zover dit niet leidt tot onacceptabele thermische, hydrologische en/of daarvan afgeleide effecten. In gebieden met relatief veel vraag naar KWO blijkt uit de praktijk dat het nuttig is om de locaties van de bronnen vooraf min of meer vast te leggen. Dit voorkomt dat de ondergrond inefficiënt wordt gebruikt wanneer bronnen ondoordacht worden geplaatst. De veronderstelling die hieraan ten grondslag ligt is dat in gebieden met veel vraag naar KWO de extra te realiseren energiebesparing (cq. reductie van effecten) opweegt tegen de extra benodigde inzet/afstemming als gevolg van deze vorm van 'regulering'. In gebieden met weinig vraag naar KWO wordt aangenomen dat de kans op een gebrek aan ondergrondse ruimte cq. te grote effecten, zo klein is dat een sterke sturing op de locaties van de bronnen hier niet nodig is.

Voor de A28 zone is een KWO-plankaart opgesteld, waarop is aangegeven voor welke gebieden regulering van de bronlocaties noodzakelijk is en voor welk gebieden niet of in mindere mate.

De opgestelde plankaart is weergegeven in onderstaande figuur. De volgende categorieën worden onderscheiden:

  • 'categorie I: vrije plaatsing' (donkergroen). Dit zijn deelgebieden met relatief weinig vraag naar KWO. In deze deelgebieden zijn KWO bronnen vrij te plaatsen waarbij uiteraard moet worden voldaan aan de algemene vergunningvoorwaarden van de provincie Overijssel. Om ongewenste effecten te voorkomen wordt aanbevolen om (1) koude en warme bronnen zoveel mogelijk in een 'dambord-patroon' te plaatsen en (2) voldoende afstand te houden tot bestaande en nog te verwachte KWO bronnen van andere initiatief nemers.
  • 'categorie II: afstemming' (lichtgroen). Bij vier deelgebieden, waaronder Voorsterpoort, is sprake van een matige vraag naar KWO. Bij het bepalen van bronlocaties moet uiteraard rekening worden gehouden met algemene vergunningvoorwaarden van de provincie Overijssel. Deze voorwaarden borgen met name de belangen van de bestaande functies en waarden. Aanvullend hierop dient rekening te worden gehouden met de nog te verwachte KWO installaties in het deelgebied en de aangrenzende deelgebieden door bronnen te plaatsen in een dambord patroon, rekening houdend met bestaande bronnen én de nog te verwachte bronnen. Ook moet worden voorkomen dat koude en warme bellen overlappen met terreinen van gebouwen waar naar verwachting nog een KWO installatie wordt gerealiseerd. Een indicatie van mogelijke bronlocaties is met licht gearceerde stippen weergegeven. Van deze posities kan van worden afgeweken als wordt voldaan aan de voorwaarden.
  • 'categorie III: optimalisatie': Het betreft Voorsterpoort (geel). Zonder bewuste sturing is er in dit gebied een reële kans op 'wildgroei' van KWO installaties waardoor niet kan worden voldaan aan de vraag (inefficiënte inrichting) en er sprake is van ongewenste thermische, hydrologische en/of afgeleide effecten. De thans meest geschikte bronlocaties zijn weergegeven. Hierbij geldt dat afwijkingen van enkele meters (circa 1-20 m) waarschijnlijk altijd toelaatbaar zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12011-0004_0016.png"

4.2.6 Waterbeheer

In het plangebied ligt een waterpartij die verbonden is middels een duiker met de watergangen in Spoolde afwaterend op de Willemsvaart. De functie van deze watergang(en) moet te allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszone van deze watergangen zoals in de Keur van het Waterschap Groot Salland beschreven. Met betrekking tot deze watergangen gelden de binnen de Keur van het Waterschap Groot Salland opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd bij het Waterschap Groot Salland.

4.2.7 Waterwinning

Een klein deel van het plangebied bevindt zich op grond van de Omgevingsverordening Overijssel 2009 in de boringsvrije zones van het milieubeschermingsgebied met de functie waterwinning Engelse Werk. Ter bescherming van het grondwater is de Verordening Fysieke Leef Omgeving van de provincie Overijssel van toepassing en in het bestemmingsplan zijn de gronden bestemd als milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied.

4.2.8 Overstromingsrisico

Quickscan

Het plangebied (zie figuur 1) is gelegen in dijkring 53, Salland. Deze dijkring wordt omsloten door de Vecht aan de noordzijde, de IJssel aan de westzijde en het Zwarte Water aan de noordwestzijde. Omdat het plangebied gelegen is in dijkring 53 is een overstromingsrisicoparagraaf verplicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12011-0004_0017.png"

Risico-inventarisatie

Voor de keringen van dijkring 53 is de overschrijdingkans genormeerd op 1/1.250e per jaar. Op basis van de maximale waterdiepte, in Zwolle voor dijkring 53 tijdens een overstroming, geschat tussen de 0,8 en 2,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep (figuur 2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12011-0004_0018.png"

Afhankelijk van de locatie waar een dijk doorbreekt zal water dijkring 53 binnen stromen. In figuur 3 zijn twee maatgevende locaties (Olst en Berkum) weergegeven die uiteindelijk zullen leiden tot een waterstand weergegeven in figuur 2 en de snelheid waarmee het water dijkring 53 instroomt (figuur 3). Afhankelijk van de locatie binnen dijkring 53 kan het wenselijk zijn om maatregelen dan wel voorzieningen te treffen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12011-0004_0019.png"

Maatregelen

Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijkringen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en).