direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Vechtstraat 2, 4 en 6
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP12009-0004

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Door dit bestemmingsplan wordt de realisatie van nieuwe appartementen op de eerste en tweede verdieping mogelijk voor het bestaande pand aan de Vechtstraat 2, 4 en 6. Daarnaast wordt de realisatie van een nieuw bedrijfsgebouw op het achterterrein mogelijk. Daarbij worden ook nieuwe parkeerplaatsen aangelegd.

1.2 Doel

Dit bestemmingsplan is opgesteld om de uitvoering van de ontwikkeling planologisch mogelijk te maken. Dit plan geldt na inwerkingtreding als nieuw toetsingskader en treedt voor het betreffende plangebied in de plaats van het op dit moment geldende bestemmingsplan.

1.3 Plangebied

Het plangebied bestaat uit de percelen Vechtstraat 2, 4 en 6.
Het betreft de kadastrale percelen ZLE00, sectie B, nr.06789, ZLE00, sectie B, nr.01649, LE00, sectie B, nr.01728 en ZLE00, sectie B, nr.06790.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12009-0004_0001.png"

afbeelding: luchtfoto Vechtstraat 2, 4 en 6 en omgeving (bestaande situatie).

1.4 Geldende bestemmingsplannen

Het plangebied valt in het bestemmingsplan 'Diezerpoort'. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 5 januari 1982 en door gedeputeerde staten goedgekeurd op 21 juni 1983.
Het betreffende perceel heeft de bestemming ´Gemengde bebouwing´, met de aanduiding ´Winkels en wooneenheden´. De voor gemengde bebouwing aangewezen gronden met de aanduiding 'Winkels en wooneenheden' zijn bestemd voor gebouwen voor winkels en voor wooneenheden, met de daarbij behorende erven, bijgebouwen en andere bouwwerken.

Hoofdstuk 2 Beschrijving bestaande situatie

2.1 Bestaande situatie

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens de bestaande situatie beschreven met betrekking tot de archeologische, de ruimtelijke en de functionele structuur.

2.1.1 Archeologische structuur

In de Wet voor de archeologische monumentenzorg en het daarop gebaseerde archeologiebeleid binnen de gemeente Zwolle is vastgelegd dat de archeologische waarden in de bestemmingsplannen vastgelegd moeten worden met de erbij horende consequenties.

Het plan is gelegen in een archeologisch waardevol gebied en is op de Archeologische Waarderingskaart Zwolle gekwalificeerd als een gebied met een verwachtingswaarde van 50%. Dit houdt in dat bij een bodemingreep van meer dan 100 vierkante meter en een diepte van 0.5 meter een Inventariserend Veldonderzoek noodzakelijk is. De archeologische waarde is gebaseerd op verschillende bronnen, waaronder eerder uitgevoerd archeologisch onderzoek in de omgeving en historische gegevens (oud kaartmateriaal, kadastrale gegevens etc.)

Uit deze gegevens wordt duidelijk dat het voorste deel van het perceel al in 1832 bebouwd is en eigendom is van Roelof Jan van den Berg van beroep winkelier. De bebouwing gaat echter nog verder terug. Bij deze bebouwing kunnen sporen van ambachten en andere zaken gehoord hebben waarvan de sporen op het achtererf nog aanwezig zijn. Daarnaast is uit Inventariserend Veldonderzoek op de Bagijneweide in 2012 gebleken dat de locatie ligt op een mogelijke dekzandrug. Dit betekent dat ook sporen van voor de middeleeuwen aanwezig kunnen zijn. Op de hoger gelegen dekzandruggen werd al in de prehistorie bewoond.

2.1.2 Cultuurhistorische structuur

Er heeft een cultuurhistorische analyse plaatsgevonden voor de gehele wijk Diezerpoort ('Diezerpoort, cultuurhistorische analyse', september 2010). Op de waardenkaart bij deze analyse is aangegeven dat de panden op het perceel niet zijn aangemerkt als cultuurhistorisch waardevol.

2.1.3 Ruimtelijke structuur

In deze paragraaf wordt de bestaande ruimtelijke structuur van het plangebied omschreven op het gebied van het verkeer, het groen, het water en de bebouwing.

2.1.3.1 Verkeersstructuur

Om de gewenste afstemming tussen vormgeving en functie van de weg te kunnen bereiken, is het Zwolse wegennet gecategoriseerd naar een aantal te onderscheiden verkeersfuncties.

De percelen Vechtstraat 2, 4 en 6 worden ontsloten door de Vechtstraat en de Rhijnvis Feithlaan. Beide wegen zijn in de Mobiliteitsvisie aangewezen als erftoegangsweg. Op erftoegangswegen staat het verblijfskarakter centraal en geldt een maximum snelheid van 30 km/uur.

Vanaf de Vechtstraat en Rhijnvis Feithlaan kan via de Meppelerstraatweg en de Ceintuurbaan de Rijksweg A28 bereikt worden. De Meppelerstraat is aangewezen als een gebiedsontsluitingsweg type B. Dit wegtype heeft een functie voor de bereikbaarheid van wijken. De doorstroming van het autoverkeer is hier van belang, vandaar dat op deze wegen een maximumsnelheid van 50 km/uur van toepassing is. De Ceintuurbaan heeft als functie de stadsdelen te ontsluiten en vormt een regionale verbinding voor verkeer van en naar de richting van Raalte. Deze weg is aangewezen als gebiedsontsluitingsweg type A met een maximum snelheid van 70 km/uur.

2.1.3.2 Waterstructuur en riolering

De bestaande waterstructuur en riolering blijft gehandhaafd. Binnen het plangebied of in de directe nabijheid zijn geen watergangen gelegen.

2.1.3.3 Bebouwingsstructuur

De bebouwing langs de oude lintstructuren in Dieze West bestaat merendeels uit individuele panden op relatief smalle, diepe kavels. De panden, merendeels met gecombineerde functies (winkels, bedrijvigheid, wonen) zijn als op zichzelf staande bouwprojecten tot stand gekomen en vertonen een grote onderlinge verscheidenheid. De algemene karakteristiek is de bescheiden korrelgrootte en bebouwing van één of twee bouwlagen met kap. Er bestaan markante afwisselingen van bouwstijlen, als gevolg van de uiteenlopende bouwperioden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12009-0004_0002.jpg" afbeelding: voorgevels Vechtstraat 2, 4 en 6 en omgeving (bestaande situatie)

2.1.4 Functionele structuur

De percelen aan de Vechtstraat maken onderdeel uit van Dieze Centrum. Van oudsher hebben de winkelvoorzieningen aan de Thomas à Kempisstraat en de Vechtstraat een bijzondere positie in de stad. Het gebied kenmerkt zich door een menging van functies (winkels en kleinschalige bedrijvigheid) met woningen hierboven. Diverse winkels zijn in de loop der tijd uitgebreid.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Rijksbeleid

De visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland staat beschreven in de Nota Ruimte. In deze nota is het ruimtelijk beleid tot 2020 vastgelegd met een doorkijk tot 2030. De nota heeft een strategisch karakter en richt zich op de hoofdlijnen van het beleid.

Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid kan worden samengevat als: ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Gelet op de beperkte ruimte in Nederland dient dit efficiënt en duurzaam te geschieden. Het kabinet heeft gekozen voor een dynamisch en op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid, met als uitgangspunt 'decentraal waar dat kan, centraal waar dit moet'.

De Nota Ruimte bevat geen beleid dat rechtstreeks doorwerkt naar ontwikkelingen binnen het plangebied.

3.2.2 Provinciaal beleid

De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd. In het beleid van de provincie staan de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. Deze elementen zijn derhalve binnen de hele omgevingsvisie terug te vinden. De sturingsfilosofie van de provincie is als volgt samen te vatten: als sprake is van een bepaalde ontwikkeling, dan moet eerst worden nagegaan, aan de hand van de generieke beleiduitgangspunten die in de omgevingsvisie zijn opgenomen, of er behoefte is aan de ontwikkeling. Indien dat zo is, moet worden nagegaan of de gekozen plek geschikt is voor het aldaar doorvoeren van de ontwikkeling. Om antwoord te kunnen geven op die laatste vraag dient de ontwikkelingsperspectievenkaart bekeken te worden. Wanneer uit die kaart blijkt dat een ontwikkeling, zoals gepland, niet in strijd is met deze kaart, kan verder worden bezien hoe de ontwikkeling vormgegeven moet worden. Hierbij heeft de provincie gekozen voor een vierlagenbenadering, in welke benadering vier kaarten/lagen worden onderscheiden. Dit zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarische cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust- en leisurelaag. Samen met de catalogus gebiedskenmerken kan worden geconstrueerd welke kenmerken per laag van belang zijn om rekening mee te houden bij de planvorming.

Ontwikkelingsperspectief

Op de kaart Ontwikkelingsperspectief wordt het plangebied aangeduid als 'bebouwing' met de beleidsaanduiding 'beekdal'.

Gebiedskenmerken

Op de Gebiedskenmerken kaarten blijkt dat de natuurlijke laag van het plangebied aangemerkt dient te worden als 'dekzandvlakte'. Het agrarische cultuurlandschap wordt aangeduid als 'bebouwing' en de stedelijke laag als 'bebouwing: historische centra, binnensteden'. De vierde laag, de lust en leisurelaag is niet aangeduid.

Gezien bovenstaande aanduidingen valt het realiseren van een nieuwe appartementen en nieuwbouw van een bedrijfsruimte op de percelen Vechtstraat 2, 4 en 6 in het generieke beleid van de provincie. Het betreft de nieuwbouw van appartementen in een bestaande bedrijfsruimte (boven een winkel) op de eerste en tweede etage en bedrijfsruimte op het achterterrein in een bestaand bebouwd gebied.

3.2.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie

De gemeenteraad van Zwolle heeft op 16 juni 2008 ingestemd met het Structuurplan Zwolle 2020. Met het Structuurplan Zwolle 2020 geeft de gemeente richting aan de noodzakelijke groei van woningbouw en bedrijvenlocaties. Daarmee wordt de positie van Zwolle als regionale centrumstad versterkt en komen er kaders waarbinnen de stad zich de komende jaren kan ontwikkelen. Toekomstvisie en draagvlak moeten zorgen voor een evenwichtige groei van Zwolle met behoud van groen, leefbaarheid, bereikbaarheid en duurzaamheid.

In het structuurplan wordt het plangebied aangemerkt als 'woongebied' met een stedelijk karakter. De diversiteit binnen dit gebiedstype is groot. In dit gebied wordt gewoond en gewerkt. Tussen de woningen tref je bedrijven aan van maximaal milieucategorie 3a.

Diezerpoort is in het Structuurplan Zwolle 2020 aangemerkt als ontwikkelingsgebied (I.7). Hierbij wordt aangegeven dat er kansen tot verbetering zijn van bestaande woonmilieus en herstructurering met nieuwe stedelijke milieus. Om dit te verkennen is de ontwikkelingsvisie voor de Diezerpoort opgesteld (zie hieronder), als kader voor ruimtelijke, sociale en economische revitalisering en vernieuwing.

'Diezerpoort ben ik', ontwikkelingsvisie Nieuwstad Diezerpoort 2009 - 2020

Op 11 mei 2009 heeft de raad deze ontwikkelingsvisie vastgesteld. In deze visie worden omschreven:

  • ambities;
  • een historische atlas;
  • opgaven per buurt;
  • opgaven voor de wijk;
  • proces, agenda en organisatie

om te komen tot de eindbestemming 'Nieuwstad Diezerpoort'. De thema's van de ambities zijn: 'sociaal krachtig', 'levensfase proof', 'gezonde leefomgeving', 'stedelijke pionier: welkom' en 'authentieke wijk'. De opgaven per buurt worden getoetst aan deze ambities. In de opgaven voor de wijk wordt een overzicht van de lopende en toekomstige projecten in de wijk gegeven. De ontwikkelingsvisie presenteert geen blauwdruk van de wijk in 2020. Hoe de wijk er uiteindelijk uit gaat zien kan nu nog niet worden voorspeld, laat staan bepaald. Wat wel zeker is dat de gemeente en corporaties met deze visie een weg inslaan naar een structurele verbetering van de wijk in een richting die door bewoners en ondernemers in de wijk is aangegeven.

Ontwikkelingskader 'Gedroomd Diezerpoort'

Op 6 december 2010 heeft de raad als vervolg op de ontwikkelingsvisie 'Diezerpoort ben ik' het ontwikkelingskader 'Gedroomd Diezerpoort' vastgesteld. Hiermee geeft de raad richting en kader aan voor een duurzame versterking van de wijk in sociaal en economisch opzicht. Gegeven de huidige onzekere economische en maatschappelijke situatie vormt het aangaan van een langjarig commitment in de vorm van een ontwikkelingsprogramma zowel voor de gemeente als voor investeringspartners een te groot risico. Vandaar dat gekozen is voor een flexibeler ontwikkelingskader en een aanpak van 'natuurlijke wijkvernieuwing'.

De nota Gedroomd Diezerpoort geeft bouwstenen voor de versterking van Dieze Centrum. Hieronder valt de Vechtstraat 2, 4 en 6. Aangegeven wordt dat de vernieuwing van naoorlogse inbreidingen pandsgewijs gaat. De vernieuwing moet 'van onderop' komen. Om initiatieven voor versterking van het gebied te kunnen faciliteren is een brede range aan functies denkbaar. Wel wordt aangegeven dat gelet op het milieuaspect alleen bedrijfsactiviteiten van categorie 1 en 2 mogelijk toegestaan zijn. Wonen boven winkels wordt gestimuleerd.

De ontwikkelingen aan de Vechtstraat 2, 4 en 6 passen in het gemeentelijk beleid.

3.3 Archeologisch beleid

Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Archeologiewet. Gebieden die volgens de archeologische waarderingskaart een vondstkans hebben van 50% of meer (zie hiervoor paragraaf 2.1.1) hebben de dubbelbestemming 'Archeologisch waardevol gebied' gekregen. Voor bepaalde ingrepen in de bodem (zie hiervoor paragraaf 6.3, artikel 4) dient de aanvrager van een omgevingsvergunning in het belang van de archeologische monumentenzorg een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Aan een reguliere omgevingsvergunning kunnen in dit verband regels worden verbonden.

3.4 Detailhandelsbeleid

Verruiming en verduidelijking vestigingsmogelijkheden perifere detailhandel

Op 7 september 2010 hebben burgemeester en wethouders de beslisnota Verruiming en verduidelijking perifere detailhandel vastgesteld en een informatienota hierover naar de raad gezonden. Besloten is om op de huidige bedrijventerreinen alleen winkels toe te laten waar volgens het bestemmingsplan ook daadwerkelijk een winkelbestemming ligt.

Kadernota detailhandel

De Kadernota detailhandel 2012 - 2020 'Top Winkelstad Zwolle' geeft een beeld van het detailhandelsbeleid voor de periode tot 2020. Deze nota is vastgesteld door de gemeenteraad in april 2012. Het algemene doel van de nota is versterking van de aantrekkelijkheid van Zwolle als winkelstad, voor zowel eigen inwoners als bezoekers uit de regio. Het beleid is erop gericht om evenwicht te brengen tussen ruimte geven aan dynamiek/nieuwe ontwikkelingen en het behoud/versterken van de bestaande winkels. En dit in een steeds veranderende winkelomgeving. Het is belangrijk een onderscheid te maken naar binnenstad, wijk/buurt en periferie.

Winkelen in de wijk

Zwolle beschikt over een goed functionerende structuur van de wijk en- buurtcentra. Dit is belangrijk om de Zwolse consument zo optimaal te kunnen bedienen. Onderscheiden worden:

  • winkelgebieden nabij het centrum: Assendorperstraaat/Karnebeekstraat/Groot Wezenland en Dieze Centrum;
  • wijkwinkelcentra: Stadshagen, Zwolle-Zuid, Aa-landen en Holtenbroek;
  • buurtcentra/boodschappenclusters: Hogenkampseweg, Forelkolk en Sellekamp;
  • dorpsvoorzieningen: Berkum en Westenholte.

Een speciale plek nemen de winkelgebieden nabij het centrum in. Deze gebieden hebben van oudsher een bijzondere positie in de stad. Kenmerkende eigenschappen zijn het relatief lage kostenniveau, zeker in vergelijking met de binnenstad. Ook de goede bereikbaarheid en het parkeren voor de deur zijn kenmerkend. Aan de ene kant leveren deze winkelgebieden een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid van de omliggende wijken. Anderzijds zijn ze op stedelijk en zelfs op regionaal niveau van belang vanwege het specialistische aanbod. In het algemeen zijn het de zelfstandige ondernemers die vaak niet alleen gebruiker maar ook eigenaar zijn van het onroerend goed. Deze gebieden moeten het hebben van een diversiteit aan winkels als uitloopgebied van de binnenstad.

3.5 Waterbeleid

Europees en nationaal beleid
Duurzaam, schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn, heel in het kort, de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW).

Provinciaal beleid
De Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een omgevingsvisie en een omgevingsverordening. Op 1 juli 2009 zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. In de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening is het ruimtelijk en milieubeleid van de provincie vastgelegd, dat onder meer in de plaats treedt van het Streekplan Overijssel 2000+ en de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving. De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de nieuwe Waterwet, de status van Provinciaal Waterhuishoudingsplan onder de Wet op de waterhuishouding tot de inwerkingtreding van de Waterwet. en de status van Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.

Waterschapsbeleid
Het beleid van het waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de keur van het waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl. Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.

Gemeentelijk beleid
De gemeente Zwolle heeft haar waterbeleid in 2008 vastgelegd in het Stedelijke Waterplan. Hierin zijn de ambities met betrekking tot de beleving en de kwaliteit van water beschreven. De gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het gemeentelijk rioleringsplan 2006 – 2010 ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.

De ontwikkelingen in het plangebied zijn niet in strijd met het bovengenoemde waterbeleid.

3.6 Milieubeleid

Algemeen beleid

De gemeenteraad heeft in 2005 de milieuvisie 'Milieu op scherp' vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid.
In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd.

  • Per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enzovoort) wordt beleid geformuleerd. Op dit moment is voor de sectoren energie, duurzaam bouwen, bodem, grondwater, geluid, afval en externe veiligheid beleid vastgesteld.
  • Zwolle heeft daarnaast gebiedsgericht milieubeleid ontwikkeld. Door middel van een gebiedsgerichte aanpak wordt het sectorale milieubeleid per gebied geïntegreerd. Het principe is dat binnen het grondgebied van Zwolle diverse gebiedstypen worden onderscheiden op basis van ruimtelijke kenmerken en functies. Vervolgens wordt vastgesteld welke milieukwaliteit nagestreefd wordt bij een dergelijk gebiedstype. Uiteindelijk zal dit referentie milieukwaliteitsprofiel de basis vormen voor de uitwerking van het milieubeleid in een specifiek gebied.

Het gebiedsgerichte milieubeleid is voor de aspecten geluid en externe veiligheid reeds vastgesteld. Voor bodem zijn de gebiedsgerichte kaders nagenoeg gereed.

Het beleid voor de aspecten geluid, externe veiligheid en luchtkwaliteit is relevant voor het bestemmingsplan Vechtstraat 2, 4 en 6. Dit beleid wordt hierna kort beschreven.

Geluid

In de milieuvisie 'Milieu op scherp' wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven.
Zwolle is een dynamische stad met geluidsniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.

In de door de gemeenteraad vastgestelde 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle' (juli 2007) en in de beleidsregel 'Hogere waarden Wet geluidhinder' (februari 2007) worden de ambities en de grenswaarden (dit is maximale waarde waarvoor nog hogere grenswaarden worden vastgesteld) per gebiedstype genoemd.

Het plangebied van de Vechtstraat 2, 4 en 6 behoort tot het gebiedstype 'stedelijk'.

Gebiedstype   Ambitie   Grenswaarde (maximale ontheffingswaarde)  
Stedelijk   48 dB   58 dB  

Luchtkwaliteit

Het luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteitssituatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken.
Zwolle wil binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Om dat te bereiken zijn de volgende doelen geformuleerd:

  • voldoen aan wet- en regelgeving;
  • anticiperen op de toekomst;
    Knelpunten in de toekomst moeten voorkomen worden. Dit betekent dat de luchtkwaliteit in het planvormingsproces van ruimtelijke plannen en verkeersplannen wordt meegenomen;
  • beleid ten aanzien van luchtkwaliteit inbedden in bestaand gemeentelijk beleid
    De gemeente streeft ernaar dat het aspect door gaat werken in het verkeers- en vervoersbeleid, het ruimtelijke ordeningsbeleid en het beleid van vergunningen en handhaving.

Externe veiligheid

De beleidsvisie externe veiligheid is in maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. In de visie wordt ernaar gestreefd voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid.

Dit betekent dat:

  • Overal voldaan wordt aan de normen voor plaatsgebonden risico.
  • Een gebiedsgerichte invulling wordt gegeven aan groepsrisicobeleid met een gebiedsgericht kader voor externe veiligheid.
  • Veiligheidsdoelstellingen passend bij de typering van het gebied worden ontwikkeld.
  • Zoveel mogelijk geanticipeerd wordt op de landelijke beleidsontwikkeling die een ongunstige invloed kan hebben op de veiligheidssituatie in Zwolle met als doel het bewaken van een optimaal veiligheidsniveau.

In oktober 2009 heeft de gemeenteraad van Zwolle het gebiedsgerichte beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van een mogelijke toename van het groepsrisico. Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.

Het plangebied behoort tot het gebiedstype 'stedelijk'. Het plangebied valt niet onder de 'stroomzone'.

Bodem

Op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit in werking getreden. In dat kader heeft de gemeente Zwolle op 9 december 2008 een bodemfunctieklassenkaart vastgesteld, waarop voor de hele gemeente wordt aangegeven welke functie de bodem heeft of welke functie in de toekomst wordt nagestreefd. De functieklassenindeling is gebaseerd op het gebiedsgericht milieubeleid van de gemeente. Daarnaast is op 1 december 2009 door de gemeente een bodemkwaliteitsklassenkaart vastgesteld. De indeling van deze kwaliteitsklassen is gebaseerd op de huidige bodemkwaliteit van de deelgebieden

Volgens het gemeentelijke Bodembeleidsplan (van kracht per 11 januari 2010) mag de bodemkwaliteitsklassenkaart als kwaliteitsbewijs worden gebruikt bij het herontwikkelen van een locatie. Eventueel vrijkomende grond mag volgens het bodembeleid binnen de gemeente worden hergebruikt met de bodemkwaliteitsklassenkaart als kwaliteitsbewijs. Voorwaarde hiervoor is dat de locatie niet verdacht wordt van bodemverontreiniging op basis van het huidige of historische gebruik, en er geen (al dan niet gesaneerd) geval van bodemverontreiniging bekend is.

Indien er aanwijzingen zijn dat de bodemkwaliteit niet geschikt is voor de functie, kan een bodemonderzoek nodig zijn om te bepalen of de locatie gesaneerd dient te worden. In principe worden verontreinigingen in de bovengrond functiegericht gesaneerd. Dit houdt in dat een locatie geschikt wordt gemaakt voor de functie. De terugsaneerwaarde is afhankelijk van de functie van de locatie en gericht op het voorkomen van eventuele risico's. Bij een functiegerichte sanering wordt daarom vaak een leeflaag aangebracht, die contact met de verontreinigde grond moet voorkomen.

Met de invoering van het Besluit bodemkwaliteit zijn de kwaliteitsklassen AW2000, wonen en industrie ingevoerd. De kwaliteitsklasse 'wonen' is gelinkt aan de functies 'wonen met tuin', 'kinderspeelplaats' en 'groen met natuurwaarden'. De kwaliteitsklasse 'industrie' heeft een link met de functies 'bebouwing', 'infrastructuur', 'industrie' en 'openbaar groen'. De functies 'moestuinen', 'volkstuinen', 'natuur' en 'landbouw' zijn niet gelinkt aan een kwaliteitsklasse omdat de bodem 'schoon' moet zijn teneinde geschikt te zijn voor deze functies. In het kader van het Besluit bodemkwaliteit houdt 'schoon' in dat de kwaliteit voldoet aan de achtergrondwaarden (AW2000).

Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De wet maakt een onderscheid in projecten die “in betekenende mate” (IBM) en “niet in betekenende mate” (NIBM) bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarnaast worden er bestemmingen genoemd die extra gevoelig zijn voor luchtvervuiling (gevoelige bestemmingen).

Uiteraard moet niet alleen bij gevoelige bestemmingen maar bij alle projecten sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. Uit dit oogpunt moet afgewogen worden of het aanvaardbaar is om een bepaald project op een bepaalde plaats te realiseren. Hierbij speelt de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol, ook als het project zelf hier niet of nauwelijks aan bijdraagt. Projecten die “niet in betekende mate” leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven volgens de Wet luchtkwaliteit niet afzonderlijk getoetst te worden op de grenswaarde(n), tenzij een dreigende overschrijding van één of meerdere grenswaarden te verwachten is. Volgens de gelijknamige AMvB ligt de grens van “niet in betekenende mate” bij 3% van de grenswaarde van een stof. De concentraties in de buitenlucht van zowel zwevende deeltjes (PM10) als stikstofdioxide mogen met niet meer dan 3% toenemen.

Het luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteitsituatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken. Zwolle wil, binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit.

Duurzaamheid

Klimaatbeleid-interimbeleid 2009

In 2009 heeft het college een interimklimaatbeleid vastgesteld met betrekking tot nieuwbouw van woningen en utiliteitsgebouwen om het verouderde gemeentelijk klimaatbeleid in overeenstemming te brengen met het rijksbeleid vooruitlopend aan de vaststelling van nieuw gemeentelijk klimaatbeleid. Daarbij is ondermeer de volgende doelstelling geformuleerd:

Doelstelling 1: Alle woningen, die nieuw worden gebouwd in Zwolle worden vanaf 1 januari 2011 gerealiseerd met een EPC van 0,6 en vanaf 1 januari 2015 met een EPC van 0,4; gebiedsmaatregelen (collectieve duurzame energiesystemen, zoals Koude/Warmteopslag, mogen niet ter compensatie van de EPC worden aangewend.

Doelstelling 2: Het aandeel duurzame energie van het totale energiegebruik voor een nieuw te bouwen woning bedraagt tenminste 60%.

De toepassing van koude warmte opslag (KWO) draagt in belangrijke mate bij niet alleen aan de doelstellingen van het interimklimaatbeleid, maar ook aan de doelstellingen van de Visie op de Ondergrond en het daarvan afgeleide gebiedsbeheersplan.

Andere maatregelen om genoemde doelstellingen te bereiken zijn de toepassing van zonne-energie (PV en/of zonnecollectoren) en verbeterde isolatie.

Visie op de ondergrond

Zwolle wil de evenwichtige groei en duurzame ontwikkeling van de stad voortzetten en goed regelen. Bij een optimale inrichting en ruimtegebruik is ook de ondergrondse dimensie een factor van betekenis. De gemeenteraad heeft hiervoor in oktober 2007 de Visie op de ondergrond vastgesteld en besloten de basisprincipes uit deze visie toe te passen in projecten. Deze basisprincipes zijn verder uitgewerkt in het gebiedsbeheersplan voor het centrumgebied van Zwolle.

Belangrijke uitgangspunten zijn ondermeer het structureel en georganiseerd toepassen van koude en warmte opslag (KWO), het koppelen van KWO aan grondwatersaneringsopgaven en de beheersing van grondwaterverontreinigingen in het centrumgebied.

Duurzaam bouwen

Op 8 januari 2007 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie Duurzaam Bouwen vastgesteld. Het beleid is van toepassing op gebouwen en grond.-, weg- en waterbouw en is erop gericht dat overal een minimaal niveau voor duurzaamheid bereikt moeten worden. De beleidsvisie biedt 2 methodieken voor het realiseren van het minimale niveau. Bouwpartijen kunnen een keuze kunnen maken voor één van beide. De methodes verschillen in flexibiliteit:

  • De toepassing van GPR Gebouw geeft maximale flexibiliteit voor de bouwpartijen. GPR (Gemeentelijke Praktijk Richtlijn) Gebouw is een computerprogramma dat ontwerpgegevens van een gebouw omzet in kwaliteit- en duurzaamheidprestaties, verdeeld over de thema's energie, materialen, afval, water, gezondheid en woonkwaliteit. Het programma is bruikbaar voor zowel woningbouw als utiliteitsbouw (kantoren en scholen). Het minimaal te bereiken niveau van kwaliteit- en duurzaamheidprestaties (GPR=7) komt overeen met de toepassing van de vaste, kostenneutrale maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzame (Utiliteits)bouw (maatregelen, die altijd technisch goed toepasbaar zijn en in de regel kostenneutraal zijn). De gemeente stelt het computerprogramma ter beschikking van de ontwikkelende partij. In gezamenlijk overleg wordt het te realiseren prestatieniveau vastgelegd.
  • Toepassing van de lijst van 8 maatregelen, waaruit minimaal 5 maatregelen gekozen moeten worden. Dit geeft minder flexibiliteit aan bouwpartijen, maar wel duidelijkheid.

Hoofdstuk 4 Beperkingen

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op aspecten die beperkingen met zich meebrengen bij het toekennen van bestemmingen. Het betreft zowel de diverse milieuaspecten als de ligging van kabels, leidingen en straalpaden.

4.2 Milieu

4.2.1 Geluid

Op de Vechtstraat, de Thomas a Kempisstraat en de Rhijnvis Feithlaan is de maximum snelheid 30 km/uur. Dit betekent dat de normen uit de wet geluidhinder niet van toepassing zijn. Het plangebied ligt niet binnen de onderzoekszones van belangrijke doorgaande wegen in de omgeving zoals de Bisschop Willebrandlaan, de Meppelerstraatweg en de van Wevelinkhovenstraat. Dit betekent dat deze wegen niet van invloed zijn op de geluidbelasting van het plangebied en om die reden ook niet onderzocht behoeven te worden.

4.2.2 Bedrijvigheid (Wet milieubeheer)

In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen bedrijven die van invloed zijn op het plangebied.

4.2.3 Luchtkwaliteit

Gezien het feit dat het gaat om vervangende bebouwing en het woning aantal met drie zal dalen ziet het ontwikkelingsplan niet op een beoogde toename van verkeer. Redelijkerwijs valt een toename van het aantal verkeersbewegingen door deze aanpassingen niet te verwachten en kan het project worden gekarakteriseerd als 'niet in betekenende mate'. Een luchtkwaliteitsonderzoek is niet nodig.

4.2.4 Bodemkwaliteit

Er is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd naar de bodemkwaliteit van de percelen Vechtstraat 2, 4 en 6.

Bij de uitvoeringswerkzaamheden is een BUS-melding, gezien de omvang en de ernst en het feit dat het hier om een binnenstadslocatie gaat, niet noodzakelijk .

De geconstateerde bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de verwezenlijking van het bestemmingsplan.

4.2.5 Externe veiligheid

Woningen worden vanuit de wetgeving (Bevi) als kwetsbare objecten gezien. In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen bedrijven die een risico vormen voor het plangebied. Er ligt geen hogedrukaardgasleiding in de nabijheid van het plangebied. Tevens worden er geen gevaarlijke stoffen vervoerd in de nabijheid van het plangebied. De algemene conclusie is dat externe veiligheid geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied.

4.2.6 Ecologie

Het toetsingskader voor ecologie wordt gevonden in het Groenbeleidsplan als wel in de natuurwetgeving. De Natuurbeschermingswet en de Flora- en Faunawet. Hiervan kan de Flora- en Faunawet een beperkende werking hebben op het toekennen van bestemmingen. De uitvoering van de toegekende bestemming mag namelijk geen negatief effect hebben ten aanzien van beschermde soorten. Wanneer als gevolg van het uit te voeren nieuwe bestemmingplan negatieve effecten ontstaan dan dienen deze effecten gemitigeerd te worden. Dit zijn maatregelen die vooraf aan de ruimtelijke ingreep uitgevoerd worden. Het type maatregelen en het moment waarop deze maatregelen uitgevoerd worden, waardoor de uitvoerbaarheid van het bestemmingplan mogelijk wordt, is afhankelijk van de vastgestelde beschermde soorten, hun aantal en de locatie van vaste rust- en verblijfplaatsen van deze soorten.

4.2.7 Waterbeheer

Waterkering

In of grenzend aan het plangebied is geen waterkering aanwezig.

Overstromingsrisico

Het plangebied (zie figuur 4.1) is gelegen in dijkring 53, Salland. Deze dijkring wordt omsloten door de Vecht aan de noordzijde, de IJssel aan de westzijde en het Zwarte Water aan de noordwestzijde. Omdat het bestemmingsplan ruimte biedt aan de ontwikkeling van niet incidentele overstromingsgevoelige functies en omdat het plangebied gelegen is in dijkring 53 is een overstromingsrisicoparagraaf verplicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12009-0004_0003.jpg".

Figuur 4.1 Dijkring 53

Risico-inventarisatie

Voor de keringen van dijkring 53 is de overschrijdingkans genormeerd op 1/1.250e per jaar. Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte, in Zwolle voor dijkring 53 tijdens een overstroming, geschat tussen de 0,8 en 2,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep (figuur 4.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12009-0004_0004.png"

afbeelding: maximale waterdiepte tijdens een overstroming

Afhankelijk van de locatie waar een dijk doorbreekt zal water dijkring 53 binnen stromen. In figuur 3 zijn twee maatgevende locaties (Olst en Berkum) weergegeven die uiteindelijk zullen leiden tot een waterstand weergegeven in figuur 4.2 en de snelheid waarmee het water dijkring 53 instroomt (figuur 4.3).

Door deze herinrichting van het plangebied blijft het risico gelijk aan bestaand situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12009-0004_0005.png"

afbeelding: boven: dijkdoorbraak Olst, onder: dijkdoorbraak Berkum (Zwolle)

Waterwinning

Het plangebied is niet gelegen in een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied.

4.3 Kabels, leidingen en straalpaden

Boven het plangebied bevindt zich een straalpad tussen de straalverbindingstoren Zwollerkerspel aan de Vecht en de straalverbindingstoren aan de Westerlaan. Door de hoogteligging tussen 33 en 36 meter levert dit straalpad geen beperkingen op voor de bebouwing in het plangebied. Daarom is dit straalpad niet in het plan aangegeven.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de doelstelling en de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.

5.1.1 Doelstelling

Het bestemmingsplan biedt een nieuw toetsingskader voor de percelen Vechtstraat 2, 4 en 6. Het plan is zodanig opgesteld dat medewerking kan worden verleend aan de gewenste herontwikkeling.

5.1.2 Uitgangspunten

Beide percelen zijn bestemd tot Detailhandel - Bovenwoning. Binnen deze bestemming zijn twee bouwvlakken opgenomen. Het bouwvlak aan de zijde van de Vechtstraat is gegeven aan het bouwvolume dat ziet op de winkels met bovenwoningen. Het bouwvlak op het achterterrein van de percelen is gegeven aan de toekomstige locatie van het gebouw met kleinschalige bedrijvigheid.

5.2 Plangebied

Het plangebied bestaat uit de percelen Vechtstraat 2, 4 en 6.
Het betreft de kadastrale percelen ZLE00, sectie B, nr.1649, ZLE00, sectie B, nr.06789, ZLE00, Sectie B, nr.06790 en LE00, sectie B, nr.01728.

5.3 Ontwikkeling

Door dit bestemmingsplan wordt de realisatie van nieuwe appartementen op de eerste en tweede verdieping mogelijk voor het bestaande pand aan de Vechtstraat 2, 4 en 6. Daarnaast wordt de realisatie van een nieuw bedrijfsgebouw op het achterterrein mogelijk.

Bedrijfsactiviteiten

In het bedrijfsgebouw dat gerealiseerd mag worden op het achterterrein van de Vechtstraat 2, 4 en 6 zijn vanuit milieutechnisch oogpunt alleen bedrijfsactiviteiten toegestaan die niet hinderlijk zijn voor de woonomgeving. Om die reden zijn alleen bedrijfsactiviteiten toegestaan die in de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging staan aangeduid als toelaatbaar. Deze bedrijfsactiviteiten behoren tot categorie A en B van de van categorie. Bij deze bedrijfsactiviteiten is het verantwoord dat deze aanpandig (cat. A) en bouwkundig afgescheiden (cat. B) van woningen uitgeoefend worden. Horeca-activiteiten zijn uitgesloten.

Beroep en bedrijf aan huis

In de regels is de mogelijkheid opgenomen voor beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis. Naast beroep aan huis wordt in dit aan de binnenstad grenzend gebied met een wat meer gemengd karakter ook bedrijf aan huis toegestaan, mits niet hinderlijk voor de woonomgeving. Voor de exacte regeling wordt verwezen naar de omschrijving van de bestemming Detailhandel - Bovenwoning in paragraaf 6.3.

Parkeren

Voor het parkeren zijn de normen uit de Bouwverordening van toepassing.
De locatie ligt in de schilwijk en wordt aangeduid als stedelijk gebied. Voor huurwoningen < €511,-/maand geldt een parkeernorm van 1,4 parkeerplekken per woning. Voor de bedrijfsruimtes geldt dat de locatie is aangewezen als een zogenaamde B-locatie. De norm voor bedrijfsruimte in B-locaties is 1 parkeerplek per 62,5 m2 b.v.o.. In de middag ligt de piek van parkeren. Dan is de bezetting voor bedrijven 100% en voor de woningen 60%.

5.4 Water

Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan 10 wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1.500 m². Het plangebied bevindt zich niet binnen een beekdal, primair watergebied of een stedelijke watercorridor. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.

In het gebied wordt een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 meter gehanteerd. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte.

5.5 Archeologie

In 2000 heeft het college van burgemeester en wethouders opdracht gegeven om een archeologische
waarderingskaart te maken voor het gemeentelijke grondgebied. Met behulp van deze
beleidsadvieskaart, die in september 2003 in gebruik is genomen, kunnen tijdig maatregelen genomen
worden bij planologische procedures. Het is een onontbeerlijk instrument om actief beleid op te baseren,
waardevolle gebieden aan te wijzen en bouwplannen in een vroeg stadium te toetsen.

De archeologische dienst van de gemeente Zwolle heeft de Archeologische Waarderingskaart Zwolle
(AWZ) opgesteld, die fijnmazig van karakter is. De binnenstad is vrij gedifferentieerd gewaardeerd terwijl
het buitengebied qua potentieel vrij nauwkeurig in kaart is gebracht.

Het archeologisch potentieel van de verschillende gebieden is in de volgende percentages uitgedrukt:

  • 0%: archeologisch leeg; geheel verstoord of reeds opgegraven;
  • 10%: archeologische waarde onbekend; proefonderzoek wordt aanbevolen;
  • 50%:archeologisch waardevol; een opgraving is noodzakelijk en de vondstkans is 1:2;
  • 90%: archeologisch zeer waardevol; een opgraving is noodzakelijk en de vondstkans is nagenoeg
    100%;
  • 100%: archeologische toplocatie; indien bescherming niet kan, dan is een opgraving altijd
    noodzakelijk,de vondstkans is 100%.

Het voorliggende plangebied heeft een verwachtingswaarde van 50%.

Gezien de percelen Vechtstraat 2, 4 en 6 in een waardevol archeologisch gebied liggen, kan na een Inventariserend VeldOnderzoek worden besloten of een archeologisch onderzoek aan de orde zou moeten zijn.

5.6 Ecologie

Ten aanzien van de groene wetten Natuurbeschermingswet (NBW) en Flora- en Faunawet (FFW) kan worden gesteld dat de eerste wet, die gaat over gebiedenbescherming, voor het plangebied niet relevant is vanwege de grote afstand tot de door deze wet beschermde gebieden.

Ten aanzien van Flora en Fauna (soortenbescherming) het volgende. Op 26 februari 2013 is er in het kader van de natuurtoets een quickscan uitgevoerd door middel van veldonderzoek. Het onderzoek was nodig om een reële inschatting te kunnen maken van de uitvoerbaarheid van het nieuwe bestemmingsplan dat dit mogelijk moet maken. Geconcludeerd is dat de algehele uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in het geding is.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten

6.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 20. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Vechtstraat 2, 4 en 6 zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Vechtstraat 2, 4 en 6.

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:

Gevolgd door de volgende bijlagen:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels:

De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:

Artikel 1 Begrippen;

Artikel 2 Wijze van meten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:

Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:

Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.

Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.

Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.

De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:

  • 1. Bestemmingsomschrijving;
  • 2. Bouwregels;
  • 3. Nadere eisen;
  • 4. Afwijken van de bouwregels;
  • 5. Specifieke gebruiksregels;
  • 6. Afwijken van de gebruiksregels;
  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • 8. Wijzigingsbevoegdheid.

Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.

  • 1. Bestemmingsomschrijving:

In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.

  • 2. Bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.

Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor) met één uitzondering. In het Bor betreft het uitsluitend een 'op de grond staand' gebouw. In het bestemmingsplan vallen er ook kelders onder.

Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.

De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximale goothoogte en maximale bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.

De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximale goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximale bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.

  • 3. Nadere eisen:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.

De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 8 Algemene procedureregels.

  • 4. Afwijken van de bouwregels:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.

De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wabo.

  • 5. Specifieke gebruiksregels:

In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.

  • 6. Afwijken van de gebruiksregels:

Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro

De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.

Toelichting op de regels voor dubbelbestemmingen:

Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.

Het betreft in dit plan:

Artikel 4 Waarde - Archeologie;

Deze bestemmingen liggen als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.

De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels:

In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel;

Artikel 6 Algemene bouwregels;

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels;

Artikel 8 Algemene procedureregels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:

In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.

6.2 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.

Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.

6.3 Bestemmingsregels

Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:

Artikel 3 Detailhandel - Bovenwoning

Deze bestemming is gegeven aan het gehele plangebied.

Detailhandel wordt als recht in de onderbouw en op de eerste bouwlaag (begane grond) van de gebouwen toegestaan. Met afwijking is het mogelijk om deze functie ook op de tweede bouwlaag (eerste verdieping) en hoger toe te laten bij de bovenwoningen, indien in de ruimtebehoefte redelijkerwijs niet op andere wijze kan worden voorzien.
Bij een detailhandelsbedrijf wordt een menging met dienstverlening toegestaan.

In de bouwlagen boven de eerste bouwlaag en de zolder zijn bovenwoningen toegestaan. Met afwijking is het mogelijk woningen op de eerste bouwlaag toe te laten, indien er geen ruimtebehoefte is voor detailhandel.

Bedrijfsactiviteiten

In het nieuw te realiseren bedrijfsgebouw op het achterterrein van de Vechtstraat 2, 4 en 6 met de aanduiding 'bedrijf' zijn bedrijfsactiviteiten toegestaan die in de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging staan aangeduid als toelaatbaar. Zie hierover ook paragraaf 5.3.

Beroep of bedrijf aan huis:

Volgens vaste jurisprudentie moet binnen een woonbestemming ook een aan huis verbonden beroep worden toegelaten. Uit de jurisprudentie kan als enige ruimtelijk relevant criterium worden afgeleid het hebben van 'een ruimtelijke uitwerking of uitstraling, die in overeenstemming is met de woonfunctie van het betrokken perceel'.

Er is in dit plan een regeling opgenomen voor het gebruik van een deel van een woning voor een aan huis verbonden beroep en tevens voor een aan huis verbonden bedrijf. De beperking van het ruimtebeslag van de woning met inbegrip van de bijgebouwen tot 30% van het vloeroppervlak van de woning (met een absoluut maximum van 50 m²) dient om het verlies of de bovenmatige aantasting van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. In de begrippen zijn definities opgenomen over wat onder een aan huis verbonden beroep of bedrijf moet worden verstaan.

In de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging staat aangegeven welke functies voor een bedrijf aan huis zijn toegestaan (voornamelijk categorie A).

Artikel 4 Waarde - Archeologie

Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:

  • De gebieden die volgens de gemeentelijke archeologische waarderingskaart een grote vondstkans hebben (50% of meer) zijn mede bestemd tot archeologisch waardevol gebied.
  • Bij de regeling voor de dubbelbestemming is nauwe aansluiting gezocht bij de Wet op de archeologische monumentenzorg.
  • Bij verstoringen in de bodem met een grotere diepte dan 0,5 meter en een grotere oppervlakte dan 100 m² zijn specifieke bouwregels en een omgevingsgunningenstelsel conform de regeling uit de Wet op de archeologische monumentenzorg van toepassing.

6.4 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 6 Algemene bouwregels

In dit artikel wordt geregeld dat een bouwplan moet voorzien in voldoende ruimte voor parkeren, laden en lossen.
Wat voldoende is, wordt op basis van het algemene parkeerbeleid van de gemeente Zwolle bepaald tijdens de beoordeling van een bouwplan.
Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Hierbij kan gedacht worden aan het betalen van een compenserende bijdrage aan de gemeente Zwolle. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van het algemene parkeerbeleid.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.

Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.

Artikel 8 Algemene procedureregels

Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.

6.5 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.

Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.

Artikel 10 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.

6.6 Bijlagen

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging

De staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is een algemene staat die toegepast wordt bij bestemmingsplannen van de gemeente Zwolle. De staat is gebaseerd op het VNG-rapport 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009.
De staat maakt als onderdeel uit van de regels en daardoor heeft zij rechtstreekse werking. Een niet in de staat genoemd bedrijf kan dus niet worden gevestigd, evenmin als een wel genoemd bedrijf, dat als niet toelaatbaar staat aangegeven. Een zodanig bedrijf kan in een concreet geval qua aard en invloed op de omgeving toch wel aanvaardbaar zijn. Daarom is voorzien in een afwijking voor gelijkwaardige bedrijven. De formulering is afgestemd op de eisen die de jurisprudentie daaraan stelt.
Voorafgaand aan de staat is een van de opzet van de staat en de betekenis van de gebruikte afkortingen opgenomen.

6.7 Handhaving

De bestemmingsregels zijn op een dusdanige wijze geformuleerd, dat de handhaving van het bestemmingsplan voor een ieder duidelijk kan zijn. Dit is met name gelegen in de formulering van de specifieke gebruiksregels, waarin een opsomming is opgenomen van de verschillende manieren van gebruik van gronden en bouwwerken die in ieder geval in strijd zijn met de bestemming.

6.8 Handboek

Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 20.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

De planontwikkeling en -uitvoering is in goed overleg en in samenwerking met de gemeente Zwolle en de initiatiefnemer gestart. Voor vaststelling van het bestemmingsplan wordt er een anterieure overeenkomst gesloten.

De daadwerkelijke uitvoering van het bestemmingsplan komt voor rekening van de initiatiefnemer, evenals de mogelijke planschade als gevolg van nieuwbouw.

Het plan is dus in financiële zin uitvoerbaar.

Hoofdstuk 8 Overleg

8.1 Uitkomsten overleg

Rijk

De toenmalige minister van VROM heeft op 26 mei 2009 een brief gezonden aan alle Nederlandse gemeenten, waarin ze onder ander ingaat op de vraag in welke gevallen vooroverleg is vereist met de Rijksdiensten. In deze brief geeft zij aan dat vooroverleg alleen is vereist over plannen wanneer bepaalde nationale belangen gemoeid zijn. Welke nationale belangen dit zijn is opgesomd in een bijlage bij deze brief. Met dit plan is geen nationaal belang gemoeid dat op de bedoelde bijlage voorkomt, waardoor over dit plan geen vooroverleg met de Rijksdiensten gevoerd hoeft te worden.

Provincie

Het plan behoort tot een categorie van gevallen waarvan Gedeputeerde Staten van de Provincie op grond van artikel 3.1.1, tweede lid Bro, hebben beslist dat geen vooroverleg nodig is.

Waterschap

Via www.dewatertoets.nl is het Waterschap Groot Salland op de hoogte gebracht van het plan. Er is geen sprake van een waterbelang. Het plan heeft geen invloed op de waterhuishouding. Hiermee is het watertoetsproces doorlopen.

Hiermee is voldaan aan het overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.