direct naar inhoud van Artikel 8 Centrum - Maatschappelijk
Plan: Binnenstad en omgeving
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP12001-0004

Artikel 8 Centrum - Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. maatschappelijke voorzieningen;
    • 2. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep aan huis;
    • 3. dienstverlening;
    • 4. bedrijven die in de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming;
    • 5. horeca als genoemd in de categorie 4 van de Lijst met horecacategorieën, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 4', in de eerste bouwlaag;
    • 6. detailhandel met ondergeschikte horeca ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';

met daaraan ondergeschikt:

  • b. wegen en paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. geluidwerende voorzieningen;
  • e. openbare nutsvoorzieningen;
  • f. infrastructurele voorzieningen;
  • g. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. water;

met de daarbij behorende:

  • k. tuinen, erven en terreinen;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. er mogen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' een doorgang door de bebouwing dient te worden vrijgehouden met een vrije hoogte van minimaal 3 meter;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' mag het aantal bouwlagen van een hoofdgebouw niet meer dan het aangegeven aantal bedragen, exclusief een eventueel aanwezige kelder of souterrain;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mag de goot-, en bouwhoogte in meters niet meer dan de aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
  • d. een hoofdgebouw dient, voor zover zichtbaar vanaf openbaar toegankelijk gebied, te worden afgedekt met een kap met een hoek van minimaal 23º en maximaal 67º, behalve:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'plat dak', in welk geval een kap met een hoek van minder dan 23º evenals een plat dak zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', in welk geval afwijkende kapvormen zijn toegestaan;
  • e. waar ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' 5 bouwlagen zijn toegestaan, geldt voor een hoofdgebouw van 5 bouwlagen met een platte afdekking dat de vijfde bouwlaag ten minste 2 meter achter de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw dient te worden gebouwd;
  • f. binnen de eerste bouwlaag mag een tussenlaag worden gebouwd over maximaal 50% van de oppervlakte van de eerste bouwlaag;
  • g. onder de hoofdgebouwen mag een kelder worden gebouwd van niet meer dan 1 bouwlaag;
  • h. binnen de op Kaart cultuurhistorische karakteristiek aangeduide zones I en II (met hoge en midden historische waarden) dient in de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak te worden gebouwd;
  • i. binnen de op Kaart cultuurhistorische karakteristiek aangeduide zone III (met lage historische waarden) mag de voorgevel op een afstand van maximaal 2 meter van de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak worden gebouwd;
  • j. ter bescherming van het historisch karakter van de binnenstad:
    • 1. dienen de parcellering/gevelindeling alsmede de kapvorm van gebouwen binnen de op Kaart cultuurhistorische karakteristiek aangeduide zone I (met hoge historische waarden) te worden afgestemd op het bestaande historische stadsbeeld. Daartoe dient/dienen verticale geleding van panden te worden nagestreefd en moeten panden worden voorzien van staande ramen die regelmatig over de gevel zijn verdeeld;
    • 2. is binnen de op Kaart cultuurhistorische karakteristiek aangeduide zones I en II (met hoge en midden historische waarden) niet toegestaan perceelscheidende muren te doorbreken.
8.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. er mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, maar er mogen geen zelfstandige hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken, welke gelegen zijn op het erf dat zich bevindt:
    • 1. binnen deze bestemming;
    • 2. buiten het bouwvlak;
      mag niet meer bedragen dan 8 m², dan wel de oppervlakte zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • c. de goothoogte van een een bijbehorend bouwwerk mag:
    • 1. indien aangebouwd niet meer bedragen dan 0,30 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 2. indien vrijstaand niet meer dan 3 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • e. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de achtergevel mag niet minder dan 2 meter bedragen.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak

De bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak, mag niet meer dan 5 meter bedragen.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  • b. de waarden van het beschermd stadsgezicht;
  • c. een goede woonsituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. een goede milieusituatie;
  • h. de bescherming van de groenstructuur;
  • i. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 8.2.1 onder b en c om toe te staan dat, daar waar ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' 3 bouwlagen zijn toegestaan, het maximum aantal bouwlagen wordt verhoogd naar 4 bouwlagen met een kap, met dien verstande dat de maximale goothoogte met 3 meter mag worden verhoogd en de maximale bouwhoogte met 4 meter mag worden verhoogd;
  • b. het bepaalde in artikel 8.2.1 onder c en/of d en/of e en/of j1 voor een afwijkende kapvorm en/of dakhelling;
  • c. het bepaalde in artikel 8.2.1 onder j1 voor een afwijkende geleding;
  • d. het bepaalde in artikel 8.2.1 onder j2 voor het koppelen van panden, mits:
    • 1. het aantal elkaar grenzende panden niet meer bedraagt dan twee;
    • 2. het aantal doorbraken niet meer dan twee bedraagt;
    • 3. de doorbraken alleen op de begane grond plaatsvinden;
    • 4. de breedte van de muuropening per doorbraak niet meer dan 1,75 meter bedraagt;
  • e. het bepaalde in artikel 8.2.2 onder c2 om toe te staan dat de goothoogte van een vrijstaand bouwwerk wordt vergroot tot niet meer dan 4 meter;
  • f. het bepaalde in artikel 8.2.2 onder d om toe te staan dat de bouwhoogte van een bouwwerk wordt vergroot tot niet meer dan 7 meter.
8.4.2 Voorwaarden

De in artikel 8.4.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de waarden van het beschermd stadsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de parkeergelegenheid;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de milieusituatie;
  • h. de groenstructuur;
  • i. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

en mits bij een afwijking genoemd onder artikel 8.4.1 onder d een belangenafweging plaatsvindt waarbij bezien wordt:

  • j. de mate waarin de bouwhistorische substantie nog aanwezig is;
  • k. de mate waarin de bebouwingskarakteristiek van het straatbeeld, waarvan de panden deel uitmaken, wordt geschaad;
  • l. het bedrijfseconomische aspect.
8.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen en het bijbehorende erf voor een gebruik anders dan het in artikel 8.1 onder a genoemde, tenzij het hoofdgebouw of een gedeelte ervan is voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - afwijkend gebruik' in welk geval het gebruik is toegestaan voor zover dit gebruik in de Lijst van afwijkend gebruik is aangegeven als toegestaan (in delen van) het hoofdgebouw;
  • b. het gebruik van gebouwen voor beroep aan huis, tenzij:
    • 1. het betreft een gedeelte van een woning met inbegrip van de bijbehorende bouwwerken behorende bij die woning en de vloeroppervlakte die voor beroep aan huis wordt gebruikt niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de genoemde bouwwerken tot een maximum van 50 m²;
    • 2. het betreft een gebruik voor bedrijf aan huis voor functies die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
  • c. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van een dienstverlenend bedrijf (met of zonder) baliefunctie of een bedrijfsactiviteit die is aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging met een vloeroppervlakte van meer dan 300 m² per vestiging en voor meer dan 1 op de 5 panden in de betreffende straat of plein;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere functies dan die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging;
  • e. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van horeca, behalve ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 4', in welk geval horeca als genoemd in de categorie 4 van de Lijst met horecacategorieën is toegestaan;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
8.6.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het bepaalde in:

  • a. artikel 8.5 onder d om functies toe te staan die in de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging niet zijn vermeld dan wel niet als toelaatbaar zijn aangeduid binnen deze bestemming, mits deze functies wat betreft milieuhinder kunnen worden gelijkgesteld met de functies die wel als toelaatbaar zijn aangeduid binnen deze bestemming;
  • b. artikel 8.5 onder e om horeca toe te staan uit een lagere categorie van de Lijst met horecacategorieën, met dien verstande dat horeca als genoemd in categorie 2b van de Lijst met horecacategorieën niet is toegestaan;
  • c. artikel 8.5 onder e om horeca als genoemd in de categorie 4 van de Lijst met horecacategorieën op de tweede bouwlaag toe te staan, als uitbreiding van een ter plaatse bestaand en op de verbeelding aangeduid horecabedrijf.
8.6.2 Voorwaarden

De in artikel 8.6.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de waarden van het beschermd stadsgezicht;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de parkeergelegenheid;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de milieusituatie;
  • h. de groenstructuur;
  • i. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.