direct naar inhoud van 4.2 Milieu
Plan: Hessenpoort
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP11015-0004

4.2 Milieu

4.2.1 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de geluidsproductie van wegverkeer, spoorwegen en industrie. Aan deze aspecten wordt in deze paragraaf aandacht besteed. In de Wgh wordt het begrip 'geluidszone' gehanteerd. Met een geluidszone wordt het aandachtsgebied rond (spoor)wegen en industriegebieden afgebakend waarbinnen de regels van de Wgh van kracht zijn. Het akoestisch onderzoek richt zich altijd op woningen en 'andere geluidsgevoelige bestemmingen' (bijvoorbeeld scholen) die binnen de geluidszone zijn gelegen.

Wegverkeerslawaai

Volgens de Wgh moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de actuele geluidsbelasting indien een bestemmingsplan geluidsgevoelige functieveranderingen toestaat voor gebieden die liggen langs zoneplichtige wegen.

Het bestemmingsplan staat geen geluidgevoelige bestemmingen toe. Nader onderzoek naar wegverkeerslawaai is om die reden niet noodzakelijk.

Railverkeer

Het plangebied ligt voor een belangrijk deel binnen de geluidzone van de spoorlijn Zwolle – Meppel. Deze zone is 600 meter aan weerszijden van het spoor. Langs deze zoneplichtige spoorlijn zijn echter geen nieuwe geluidgevoelige functies opgenomen, zodat een nader akoestisch onderzoek achterwege kan blijven.

Het bestemmingsplan staat geen geluidgevoelige bestemmingen toe. Nader onderzoek naar railverkeerslawaai is om die reden niet noodzakelijk.

Industrielawaai

Bedrijventerrein Hessenpoort

Overeenkomstig artikel 41 van de Wet geluidhinder dient een bedrijventerrein waarop zogenaamde “grote lawaaimakers” kunnen worden gevestigd te worden voorzien van een geluidzone. Deze geluidzone betreft het gebied waarbinnen de geluidbelasting vanwege het industrielawaai afkomstig van het bedrijventerrein niet meer bedraagt dan 50 dB(A). Op het bedrijventerrein worden bedrijven van categorie 2 tot en met 5.2 toegelaten. De grote lawaaimakers betreffen over het algemeen categorie 5 bedrijven.

Om de 50 dB(A) geluidszone en de berekende geluidsniveaus ter plaatse van woningen buiten het industrieterrein maar binnen de geluidszone te bewaken, is een zonebeheerssysteem opgezet. Dit digitale systeem is opgezet in het computerprogramma geonoise van dgmr raadgevende ingenieurs. In principe wordt van alle bedrijven, zowel vergunningplichtige als AMvB bedrijven een akoestisch onderzoek verlangd. De aangeleverde akoestische onderzoeken worden vervolgens in het rekenmodel ingelezen en beoordeeld op inpasbaarheid. De inpasbaarheid wordt beoordeeld door de voor de betreffende kavel beschikbare geluidsruimte als uitgangspunt te nemen. Deze geldt in principe als maximum. Heeft een bedrijf minder geluidsruimte nodig dan gereserveerd dan wordt minder geluidsruimte vergund. Dit wordt gedaan om het systeem flexibel te houden voor het geval dat een bedrijf iets meer geluidsruimte nodig heeft dan gereserveerd of in geval van uitbreidingen in de toekomst.

Naast het samenvoegen van de bestemmingsplannen Hessenpoort 1 en 2 is er in het plangebied gekeken naar besparingsmogelijkheden dan wel meeropbrengst in de exploitatie van de nog uit te geven kavels. De uitkomst hiervan is dat er na de besparingen en optimalisatie van een aantal inrichtingskundige zaken meer vierkante meters aan grond op het bedrijventerrein kan worden uitgegeven. Om te beoordelen of dit nog steeds past binnen de huidige contour van de 50 dB(A) geluidszone zijn de 'nieuwe kavels' op basis van milieucategorieën (VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering") getoetst in het zonebeheerssysteem. Hieruit is gebleken, ondanks de extra vierkante meters uitgeefbare grond, dat er geen overschrijding op de zone zal zijn.

In de huidige contour van de 50 dB(A) geluidszone was een overslagperron geprojecteerd parallel aan het spoor Zwolle-Meppel (welke overigens buiten het plangebied van Hessenpoort valt). Omdat er in het huidige bestemmingsplan meer vierkante meters aan grond zal worden uitgegeven past het overslagperron niet meer in de huidige contour van de 50 dB(A) geluidszone. Mocht het overslagperron in de toekomst als nog worden gerealiseerd dan zal de contour van de 50 dB(A) geluidszone hierop moeten worden aangepast.

Voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein Hessenpoort 1 en 2 en het vaststellen van de 50 dB(A) contour zijn in het verleden een aantal hogere waarden in het kader van de Wet geluidhinder verleend. Deze zijn ingeschreven bij het Kadaster en zijn geregistreerd in het gemeentelijk geografisch informatiesysteem.

Trafostation

Aan de oostzijde van de spoorweg Zwolle-Meppel is een trafostation ( verdeel -en schakelstation Hessenpoort) gelegen. Deze heeft eveneens een geluidzone. Er zijn geen geluidgevoelige objecten gelegen binnen deze geluidzone.

De geluidszones zijn op onderstaande kaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11015-0004_0009.png"

4.2.2 Milieuzonering

De omgeving van het plangebied - landelijk gebied met hier en daar een (bedrijfs)woning - is te kenmerken als beperkt gevoelig voor hinder. Desondanks is er, door inwaartse zonering, naar gestreefd om de hinder buiten de grenzen van het bedrijventerrein zoveel mogelijk te beperken. Vestiging van bedrijven in de zwaardere milieucategorieën 5.1 en 5.2 is alleen mogelijk in het centrale gedeelte van het bedrijventerrein, tussen de spoorlijn Zwolle-Meppel en de Nieuwleusenerdijk. Daarbuiten bevinden zich kavels, bestemd voor categorie 2, 3 en 4 bedrijven.

Het bedrijventerrein wordt aan de west- en noordzijde omzoomd door respectievelijk oppervlaktewater en een ecologische verbindingszone. Deze zoom maakt deel uit van het bedrijventerrein en vervult niet alleen de functie van buffer ter beperking van hinder, maar ook van waterberging, ecologische verbindingszone, recreatie en natuurcompensatie.

Omdat voor de samenvoeging van beide bestemmingsplannen het uitgangspunt hoofdzakelijk conserverend van aard is wordt er gebruik gemaakt van de milieuzonering uit de onderliggende bestemmingsplannen Hessenpoort 1 en 2.

Bij Hessenpoort 1 was er daadwerkelijk sprake van zonering, op Hessenpoort 2 vielen de zones samen met bebouwingsvlakken. Een ander groot verschil met de huidige zonering is het aantal zones.

In Hessenpoort 1 en 2 worden zes zones ofwel gebieden onderscheiden, die in Hessenpoort 2 op de meeste plaatsen door ontsluitingswegen op het bedrijventerrein werden begrensd. In de huidige milieuzonering is gekozen voor een viertal zones, die zoveel mogelijk samenvallen met perceelsgrenzen en of ontsluitingswegen op het bedrijventerrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11015-0004_0010.png"

Omdat het bestemmingsplan hoofdzakelijk conserverend van aard is, is de zonering in de eerste plaats gevormd door de 50 dB(A) contour van de bestaande geluidszone Hessenpoort 1 en 2. Ten tweede is rekening gehouden met de richtlijnen voor afstanden, die gelden voor categorieën van bedrijven op grond van de milieuhinder, die zij veroorzaken op het gebied van geur, stof en gevaar (VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering", 1999).

In onderstaande tabel is per zone aangegeven welke milieucategorieën toelaatbaar zijn. De tabel is vertaald in een bedrijvenlijst, die deel uitmaakt van de regels van het bestemmingsplan Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen. Deze lijst, gebaseerd op de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering", geeft aan welke bedrijven in welke zone of zones van het bedrijventerrein toelaatbaar zijn en welke niet. Per categorie van bedrijven zijn in de lijst indicatieve afstanden aangegeven, die gelden voor afstanden van verschillende milieu-invloeden tot een rustige woonomgeving. Bij de beoordeling van wel of niet toelaatbaar is eveneens gekeken naar het doel van het bedrijventerrein. Dat houdt in dat bijvoorbeeld agrarische bedrijven, detailhandel, of bedrijven in de recreatiebranche als niet toelaatbaar zijn aangemerkt. Bedrijfsactiviteiten, die niet in de lijst voorkomen of die wat betreft milieubelasting gelijk te stellen zijn aan activiteiten, die in de lijst wel als toelaatbaar zijn aangemerkt, kunnen alsnog via een vrijstellingsbevoegdheid worden toegelaten.

Zone   Milieucategorie  
1   Categorie 2 en 3  
2   categorie 2 en 3; Categorie 4.1, stof, geur en gevaar < 100 m;  
3   Categorie 3 en 4  
4   Categorie 4 en 5.1 en 5.2  

4.2.3 Luchtkwaliteit

Inleiding

Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. In dit nieuwe stelsel speelt het begrip 'niet in betekenende mate'(NIBM) een belangrijke rol. Een project is NIBM als aannemelijk wordt gemaakt dat het project een toename van concentratie van niet meer dan 3 % veroorzaakt. In dat geval hoeft geen verdere toetsing van de gevolgen van de ontwikkeling aan de grenswaarden plaats te vinden.

Voor Hessenpoort wordt een bestemmingsplan ontwikkeld, waarbij de bestemmingsplannen Hessenpoort I en 2 (totaal 290 ha bruto) worden samengevoegd. Gelijktijdig wordt er 2,2 ha bruto aan de uit te geven gronden toegevoegd.

NIBM

Er zijn twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een project binnen de NIBM-grens blijft:

  • a. Motiveren dat een project binnen de getalsmatige grenzen van een categorie uit de Regeling NIBM valt. Er is dan geen verdere toetsing nodig, het project is in ieder geval NIBM. Dit volgt uit artikel 4, eerste lid, van het Besluit NIBM.
  • b. Op een andere manier aannemelijk maken dat een project de 3% grens niet overschrijdt. Hiervoor kunnen berekeningen nodig zijn. Ook als een project niet past binnen de getalsmatige grenzen van de Regeling NIBM, is het mogelijk om alsnog via berekeningen aannemelijk te maken, dat de 3% grens niet wordt overschreden.

De bedrijven die zich kunnen vestigen op Hessenpoort worden niet genoemd als categorie uit de Regeling NIBM. Het gaat in de Regeling om inrichtingen als emplacementen, kassen en andere landbouwinrichtingen. Om in aanmerking te komen voor de classificatie NIBM voor de extra bijgevoegde 2,2 ha. moet dus worden aangetoond dat de extra bijdrage van de inrichtingen en het verkeer minder is dan 3%.

De verwachting is dat de bijdrage aan de verslechtering van de luchtkwaliteit door de uitgifte van de extra 2,2 ha niet zal leiden tot een overschrijding van de in het Besluit luchtkwaliteit gestelde normen. Vergeleken met de al bestemde grond van 290 ha wordt ook de 3% norm voor NIBM niet overschreden. De nieuwe uit te geven gronden bestaan onder andere uit een weg die niet zal worden aangelegd, een smalle strook grond die aan bestaande gronden worden toegevoegd en één extra strook bedrijfsgrond ter grootte van ruim 1,4 ha langs de A28 ter plaatse van een geprojecteerde waterberging. Deze strook kan worden gebruikt voor de uitgifte van kavels. Deze strook wordt gecompenseerd onder de hoogspanningsmasten in de hoek Steinfurstraat-Tecklenburgstraat – radiaalwatergang. Gezien de bedrijvigheid die is toegestaan op Hessenpoort kan worden gesteld dat het extra verkeer als gevolg van de extra bedrijvigheid niet boven de 3% uit zal komen. In de hieronder opgenomen globale berekening wordt dit nader onderbouwd.

Globale berekening

Naar verwachting zal de uitbreiding nauwelijks leiden tot extra bedrijvigheid. Vooral omdat het slechts strookjes grond betreft die aan bestaande kavels worden toegevoegd en één strook bedrijfsgrond die feitelijk wordt verplaatst van het midden van Hessenpoort naar de rand bij de A28. Met behulp van een worst-case benadering wordt inzichtelijk gemaakt dat de uitbreiding niet in betekende mate zal bijdragen. Hierbij is uitgegaan van 500 motorvoertuigen extra. In onderstaande tabel staat de maximumbijdrage van het verkeer als gevolg van de extra gronduitgifte. Hierbij moet worden benadrukt dat het hier een worst-case situatie betreft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11015-0004_0011.jpg"

4.2.4 Bodemkwaliteit

Op een groot deel van het plangebied heeft bodemonderzoek plaatsgevonden. Deze bodemonderzoeken zijn veelal uitgevoerd in verband met transacties. Hierbij is gebruik gemaakt van de gangbare onderzoeksrichtlijnen (NVN- en NEN-5740). Noemenswaardige bodemverontreiniging is bij deze onderzoeken niet aangetroffen. Wel zijn plaatselijk wat sterk verhoogde gehalten aan metalen in de grond en het grondwater gemeten, welke veelal bij aanvullend onderzoek niet meer in dezelfde mate werden teruggevonden. Uitzondering hierop is arseen in het grondwater. Echter hiervan is bekend dat het in Zwolle vaker plaatselijk voorkomt in sterk verhoogde gehalten en is vermoedelijk van natuurlijke herkomst. De niet onderzochte locaties betreffen voornamelijk agrarische percelen waarvoor geen verdenking bestaat van bodemverontreiniging.

Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat er voldoende inzicht is in de milieuhygiënische bodemkwaliteit ten behoeve van de bestemmingsplanwijziging. Op basis van de bekende informatie is het niet te verwachten dat er noemenswaardige knelpunten zijn op het gebied van bodemverontreiniging.

4.2.5 Externe veiligheid

Transport gevaarlijke stoffen

Transport van gevaarlijke stoffen vindt plaats via het spoor (Zwolle-Meppel) en over de weg (A28, Nieuwleusenerdijk, Kranenburgweg en Hessenweg). Onderzoek naar de externe veiligheid langs transportassen in de gemeente Zwolle (Inventarisatie externe veiligheid langs transportassen in de gemeente Zwolle, 19-05-2004) heeft uitgewezen, dat in de huidige situatie de normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico niet worden overschreden. Voor het spoortraject Zwolle-Meppel is de 10-6- contour voor het plaatsgebonden risico gelegen op 11 meter vanuit het hart van de buitenste spoorbaan. Voor genoemde wegen is er geen 10-6- contour.

Vanwege de lage bevolkingsdichtheden langs de transportassen in het plangebied is het groepsrisico verwaarloosbaar.

Ook na realisatie van Hessenpoort zullen de normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico niet worden overschreden (Inventarisatie externe veiligheid langs transportassen in de gemeente Zwolle, 19-05-2004). Voor het spoortraject Zwolle-Meppel is de 10-6- contour voor het plaatsgebonden risico gelegen op 14 meter vanuit het hart van de buitenste spoorbaan, een lichte toename ten aanzien van de huidige situatie en autonome ontwikkeling zonder Hessenpoort 2. Voor genoemde wegen is er geen 10-6- contour. Vanwege de lage bevolkingsdichtheden langs de transportassen op en in de directe omgeving van het bedrijventerrein blijft het groepsrisico verwaarloosbaar.

Hogedruk aardgasleiding

Langs de A28 ligt vanaf de Vecht een hogedruk aardgasleiding met een diameter van 300mm (12inch) en een bedrijfsdruk van 40 Bar. Iets ten noorden van de afslag A28-Ommen ligt een afsplitsing die door het plangebied parallel aan de Nieuwleusenerdijk loopt met eveneens een diameter van 300mm (12inch) en een leiding die respectievelijk deels langs de oostelijke en deels langs de westelijke parallelweg van de A28 loopt richting Meppel met een diameter van 200mm (8inch). In beide leidinggedeelten heerst een bedrijfsdruk van 40 Bar.

In 2011 heeft de Gasunie in verband met het in werking treden van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) onderzoek gedaan naar het Plaatsgebonden Risico (PR) van de aardgasleidingen in de Gemeente Zwolle. Uit dit onderzoek blijkt dat voor de hogedruk aardgasleiding in het plangebied de 10-6- plaatsgebonden risicocontour 0 meter bedraagt.

Dit betekent dat een belemmerende strook van 4 meter aan weerszijden van de gasleiding (gemeten vanuit het hart van de gasleiding) vrijgehouden moet worden van bebouwing. Daarnaast mogen er zonder omgevingsvergunning geen grondroerende activiteiten plaatsvinden. De gastransportleiding is inclusief de belemmeringenstrook op de plankaart aangegeven.

Risicocontour bedrijventerrein

Gelet op de toegestane bedrijfscategorieën (2 tot en met 5) is de vestiging van risicovolle bedrijven mogelijk. Op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI) is het mogelijk om een risicocontour rond het bedrijventerrein vast te stellen. Er is echter een aantal factoren, die nut en noodzaak van het vaststellen van een risicocontour rond Hessenpoort in twijfel trekken:

  • de voorgestelde inwaartse zonering op het bedrijventerrein garandeert voldoende afstand tot de gevoelige objecten in de omgeving van het bedrijventerrein,
  • het aantal gevoelige objecten in de omgeving is beperkt,
  • er zijn geen plannen om in de nabijheid van Hessenpoort grootschalige woningbouwprojecten te realiseren,
  • hoewel ook op Hessenpoort risicovolle bedrijvigheid is toegestaan, zijn er tot op heden geen BEVI bedrijven gevestigd,
  • Hessenpoort is in hoofdzaak bestemd voor grootschalige bedrijven met een arbeidsextensief karakter (opslag en distributie); de bevolkingsdichtheid op het terrein is derhalve laag, zodat de kans gering is dat de norm voor groepsrisico een knelpunt zal zijn.

Gelet op het bovenstaande is er voor Hessenpoort geen risicocontour vastgesteld.

In het kader van het Registratiebesluit Externe Veiligheid is de gemeente verplicht om voor BEVI bedrijven de risico's van gevaarlijke stoffen te registreren. Daartoe is er op provinciaalniveau een risicokaart gemaakt, die actueel wordt bijgehouden. De risicokaart is een interactieve plattegrond met informatie over risicolocaties. Het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS) wordt gebruikt als basis voor deze risicokaart.

De provinciale risicokaart geeft aan dat in het plangebied geen risicobronnen (BEVI bedrijven) zijn gelegen. Op het bedrijventerrein zijn wel een aantal bedrijven gelegen die niet vallen onder het BEVI maar wel een risicocontour hebben. In de hierop volgende paragrafen benoemen we deze bedrijven kort. Het eerste bedrijf dat genoemd wordt is echter wel een BEVI bedrijf maar is niet gelegen op het bedrijventerrein. Omdat de risicocontour van het LPG-vulpunt zich deels wel uitstrekt over het bedrijventerrein wordt het punt wel kort benoemd.

LPG-vulpunt aan de Lichtmisweg 5a

Aan de westzijde van de A28 ( buiten het plangebied) is een LPG- vulpunt gelegen. Voor een LPG-vulpunt geldt een straal van 110 meter voor het plaatsgebonden (individuele) risico. Deze straal bevindt zich niet binnen het plangebied en levert geen probleem op. Binnen een straal van 110 meter bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten. Bepalend voor het groepsrisico is de “ bevolkingsdichtheid” in de nabijheid van het LPG –tankstation, met andere woorden het aantal personen, dat in een zone met een straal van 150 meter rond het vulpunt wonen of werken. Deze is in het plangebied Hessenpoort dermate gering dat het groepsrisico ruim binnen de norm valt.

LNG vulpunt aan de Kleefstraat 7

De gemeente heeft op 30 augustus 2011 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen voor het motorbrandstoffenverkooppunt aan de Kleefstraat 7 te Zwolle van Salland Oil. Gelet op artikel 2.1, 2.2 en 2.10 tot en met artikel 2.20a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, heeft de gemeente besloten de omgevingsvergunning op 13 maart 2012 te verlenen.

De vergunning wordt verleend voor een periode van 5 jaar vanaf het inwerkingtreden van de beschikking, onder de experimenteerbepalingen van artikel 2.23 van de Wabo. De vergunningplicht voor deze inrichting in het kader van de Wet milieubeheer ontstaat door de aangevraagde LNG-installatie. Het gebruik van LNG (vloeibaar aardgas) als brandstof voor vrachtauto’s is een relatief nieuwe techniek in Nederland. De technische eisen op landelijk gebied zijn nog in ontwikkeling. De gemachtigde (Ballast Nedam IPM) overweegt afhankelijk van de marktontwikkeling in de toekomst een grotere installatie te plaatsen. Dit heeft aanleiding gegeven voor een aanvraag van een tijdelijke vergunning. Op grond van artikel 5.16 vijfde lid, van het Bor dient de vergunninghouder de locatie na de gestelde termijn van 5 jaar in overeenstemming te brengen met de huidige situatie of dient een nieuwe onherroepelijke omgevingsvergunning in werking te zijn getreden met de hier genoemde activiteiten.

Locatie

Gelet op het feit dat LNG uitermate geschikt is voor zwaar vervoer, is vestiging van een installatie op het bedrijventerrein Hessenpoort een logische keuze. Hier heeft de installatie een centrale ligging ten opzichte van vervoerd ers. De dichtstbijzijnde woning ligt op meer dan 500 meter van de locatie. De locatie grenst aan een route vervoer gevaarlijke stoffen, namelijk de Nieuwleusenerdijk. De inrichting wordt geplaatst op een gedeelte van het bedrijventerrein waar ook zwaardere bedrijven zijn toegelaten; de meer extensieve gebieden.

Beleidkader externe veiligheid:

De locatie Kleefstraat 7 ligt op bedrijventerrein Hessenpoort. Dit terrein wordt volgens het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid gekarakteriseerd als gebiedstype “Bedrijventerrein zwaar”.

Voor het gebiedstype “Bedrijventerrein zwaar” geldt dat er risicoruimte aanwezig is. Een toename van het groepsrisico en een beperkte overschrijding van de oriëntatiewaarde is toegestaan, mits dit vanuit locatiespecifieke kenmerken en maatregelen te verantwoorden is.

Ten aanzien van gebiedseigen risicobronnen / kwetsbare objecten geldt voor dit gebiedstype: de vestiging van nieuwe risicovolle activiteiten is toegestaan. De PR 10-6 contour mag niet over een buurperceel (maar wel over infrastructuur en groen zones) liggen tenzij er op het buurperceel geen kwetsbare objecten binnen de contour aanwezig zijn of in de toekomst mogelijk zijn.

Kwetsbare objecten met hoge personendichtheden worden niet toegestaan. Er is ruimte voor beperkt kwetsbare functies mits deze gerelateerd zijn aan een bedrijf.

Voor het gebiedstype “Bedrijventerrein zwaar” geldt dat er risicoruimte aanwezig is. Een toename van het groepsrisico en een beperkte overschrijding van de oriëntatiewaarde is toegestaan mits dit vanuit locatiespecifieke kenmerken en maatregelen te verantwoorden is.

Ten aanzien van gebiedseigen risicobronnen / kwetsbare objecten geldt voor dit gebiedstype: de vestiging van nieuwe risicovolle activiteiten is toegestaan. De PR 10-6 contour mag niet over een buurperceel (maar wel over infrastructuur en groen zones) liggen tenzij er op het buurperceel geen kwetsbare objecten binnen de contour aanwezig zijn of in de toekomst mogelijk zijn.

Analyse plan LNG installatie Kleefstraat 7:

Naast de beoogde locatie liggen nog ontwikkelingskavels. Het valt niet uit te sluiten dat op een buurperceel een kwetsbaar object wordt gerealiseerd gezien de beschrijving van de in de bestemming bedrijventerrein toegelaten functies binnen de specifieke vorm van bedrijventerrein - zone 5, van het bestemmingsplan. Dit is van belang vanwege de PR 10-6 contour van de beoogde LNG installatie.

Uit de aangeleverde veiligheidsrapportage (Aviv, Risicoanalyse klein LNG tankstation Zwolle. Datum: 30 augustus 2011) blijkt met welke plaatsgebonden risico contour rekening moet worden gehouden (ca. 30 m.). Deze contour is door middel van een gebiedsaanduiding "Veiligheidszone " op de plankaart aangegeven. Met de initiatiefnemer is overeengekomen dat de PR 10-6 contour binnen de inrichtingsgrenzen komt te liggen waarbij er eventueel een deel buiten de inrichting mag liggen, mits deze binnen een aangrenzende groen of infrastructuur zone ligt. Hieraan wordt voldaan.

Verder blijkt uit de risicoanalyse van Aviv dat het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde blijft.

De realisatie van de LNG installatie voldoet aan het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheidbeleid (PR 10-6 inrichting niet over buurpercelen, doorwerking groepsrisico in relatie met omgeving is acceptabel).

Biovergisting Zwolle BV aan de Steinfurtstraat 15

Op het bovengenoemde perceel is een biovergistingsbedrijf gevestigd. De opslag van biogas valt niet onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI). RIVM heeft een notitie opgesteld: "Effect- en risicoafstanden bij de opslag van biogas.", 3 maart 2008. Het volume van de biogasbuffer bedraagt 540 m³ . Bij 500 m³ biogas is de contour van het plaatsgebonden risico PR 10-6 25 meter gerekend vanaf het middelpunt van de opslagtank. Deze straal van 25 meter ligt geheel binnen de grens van de inrichting. De effectafstand reikt tot 60 meter vanaf het middelpunt van de tank. De in het document van RIVM vermelde afstanden zijn geen wettelijke normen. Het document kan gebruikt worden om een idee te krijgen van de orde van grootte van de effect- en risicoafstanden die horen bij dit type biogasopslag.

Natuurgas Overijssel B.V. aan de Rijnlandstraat 6

Binnen de bovengenoemde inrichting wordt geen biogas opgeslagen. Het biogas wordt opgewerkt tot aardgaskwaliteit en via een aardgasleiding afgevoerd of wordt verbrand in een warmte-krachtkoppeling. Alleen in noodsituaties wordt de fakkelinstallatie ingezet om biogas te verwijderen (bij uitval van beide warmte-krachtkoppelingen en bij onvoldoende vraag naar gas). De inrichting valt niet onder het BEVI.

Gasontvangstation aan de Nieuwleusenerdijk 8a

Op het bovengenoemde perceel is een gasontvangststation van de Gasunie gevestigd. Op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer mogen binnen een afstand van 4 meter van de opstelplaats van het gasdrukmeet- en regelstation geen beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd. Voor kwetsbare objecten dient deze afstand tenminste 15 meter te bedragen. Binnen de genoemde afstanden bevinden zich geen ( beperkt) kwetsbare objecten. Op grond van het bestemmingsplan mogen kwetsbare objecten ook niet gerealiseerd worden op dit deel van het bedrijventerrein

4.2.6 Natuur

Inleiding

De aanleg van het bedrijventerrein Hessenpoort (I en II) betreft een grote ruimtelijke ontwikkeling. Hierop is de Flora en Faunawet van toepassing.

Natuurtoets

In dit kader zijn er voor het totale plangebied natuurtoetsen uitgevoerd en is gebruik gemaakt van gegevens van derden. De natuurtoets is een toets waarin de gevolgen van het voorgenomen initiatief worden beschreven voor planten en dieren die wettelijke bescherming genieten (Flora- en Faunawet), en waarin de mogelijke effecten van het initiatief worden beschreven op speciale beschermingszones (Vogelrichtlijngebieden, Habitatrichtlijngebieden, gebieden genoemd in de Natuurbeschermingswet).

De volgende onderzoeken zijn uitgevoerd:

  • M.A. Heinen, M. van der Sluis & M. Wallink (2007). Amfibieën- en vissenonderzoek Hessenpoort fase II. Inventarisatie en beoordeling in het kader van de Flora- en faunawet. Rapport 07-213. EcoGroen Advies BV, Zwolle.
  • Notitie Onderzoek Poelkikker Hessenpoort II Zwolle' (2008), ir. D.J. Sietses en drs. I. Veeman.
  • Roofvogelonderzoek (jaarlijks gemeentelijk niveau), door de Roofvogel- en Uilenwerkgroep Zwolle
  • Vleermuizenonderzoek Hessenpoort II (2009), door TAUW BV.
  • Dassenonderzoek (2011), door EcoGroen Advies

Naar aanleiding van het vissen en amfibieënonderzoek is een ontheffing aangevraagd en afgegeven op 21 november 2008 door Dienst Regelingen (Ministerie van LNV).

Vogel-en habitatrichtlijn en NB-wetgeving

De volgende gebieden in de nabijheid van het plangebied worden gerekend tot speciale beschermingszones:

  • 1. Het winterbed van de Vecht vanaf de monding oostwaarts tot de spoorbrug Zwolle-Meppel is Habitatrichtlijngebied.
  • 2. Het winterbed van de Vecht vanaf de monding oostwaarts tot de brug van de A28 is Vogelrichtlijngebied.
  • 3. Ter hoogte van Genne en Haerst ligt in de uiterwaarden van de Vecht een NB-wetgebied Kievitsbloemterreinen Zwolle-Hasselt ter grootte van ongeveer 210 ha.

Voor de Speciale beschermingszones in het kader van de Vogelrichtlijn en in het kader van de Habitatrichtlijn en voor het NB-wetgebied Kievitsbloemterreinen Zwolle Hasselt geldt dat een passende beoordeling moet aantonen of er significante negatieve effecten optreden door bijvoorbeeld ruimtelijke ontwikkelingen.

In de Milieueffectrapportage Hessenpoort 2, die in dit verband de rol heeft van een passende beoordeling is dit nagegaan en is geconcludeerd dat deze negatieve effecten op de uiterwaarden van de Vecht niet optreden.

Flora en faunawet

Niet iedere soort is onder de Flora- en Faunawet even zwaar beschermd. Dit is terug te vinden in de verschillen categorieën die in de wet worden genoemd; Tabel 1, 2, 3 en Vogels (Bijlage 2). In het kader van een ruimtelijke ingreep zoals de ontwikkeling van Hessenpoort geldt ten aanzien van de verbodsbepalingen voor tabel - 1 soorten een ontheffing. Door met een goed gekeurde gedragscode te werken geldt er een vrijstelling voor Tabel 2 - soorten ten aanzien van de ontheffingsplicht.

Een dergelijke vrijstelling geldt niet ten aanzien van bepaalde Tabel 3 - soorten. In februari 2009 heeft de Raad van State een uitspraak gedaan, waardoor het beoordelingskader voor de Flora- en faunawet gewijzigd is. Voor soorten uit bijlage IV van de Habitatrichtlijn (waaronder vleermuizen) wordt geen ontheffing meer afgegeven voor belang j (de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting). Hierdoor dient een aanvrager er voor te zorgen dat hij door uitvoering van het project soorten niet benadeelt. Dan is er geen sprake van een overtreding. Dit houdt in dat voorafgaand aan iedere ingreep werkzame mitigerende maatregelen uitgevoerd zijn.

Natuuronderzoek dat in dit kader heeft plaatsgevonden heeft uitgewezen dat als gevolg van de ontwikkeling van Hessenpoort het leefgebied van verschillende beschermde soorten tijdelijk verstoord wordt. Dit is in strijd met de verbodsbepalingen uit de Flora- en Faunawet. De negatieve effecten ten aanzien van deze beschermde soorten die als gevolg hiervan optreden kunnen worden voorkomen door het uitvoeren van mitigerende maatregelen.

De term mitigatie heeft betrekking op verzachtende maatregelen die binnen (of in de nabije omgeving van) het plangebied getroffen worden ten behoeve van exemplaren of populaties die door de ingreep benadeeld worden. Van belang is dat de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats niet worden aangetast.

Het toepassen van mitigerende maatregelen zorgt er voor dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is. Het voorkomt een overtreding in het kader van de Flora- en Faunawet en zorgt voor een duurzame borging van natuurwaarden.

Het voorkomen van beschermde soorten

In tabel 1 en het vervolg op tabel 1 worden de beschermde soorten weergegeven die door de natuurtoetsen van EcoGroen Advies en Tauw BV zijn vastgesteld.

Tabel 1: overzicht van de vastgestelde beschermde soorten onder de Flora- en Faunawet.

Soort = beschermde soort onder de Flora- en Faunawet

Categorie = Beschermingsniveau onder de Flora- en Faunawet; tabel 1,

tabel 2, tabel 3 of Vogels.

Vrijstelling = vrijstelling van de ontheffingsplicht, indien aan de orde is

gevuld onder welke voorwaarde.

Ontheffing = toestemming van het bevoegd gezag, Dienst Regelingen,

ontvangen om onder voorwaarden de verbodsbepalingen te

overtreden.

Mitigatie = ten aanzien van deze soorten worden mitigerende maatregelen

uitgevoerd.

Soort   Categorie   Vrijstelling   Ontheffing   Mitigatie  
Flora          
Zwanenbloem   Tabel 1   Ja   n.v.t.   n.v.t.  
Dotterbloem   Tabel 1   Ja   n.v.t.   n.v.t.  
Waterdrieblad   Tabel 2   Ja, via Gedragscode   n.v.t.   gedragscode  
Vissen          
Kleine Modderkruiper   Tabel 2   Ja, via Gedragscode   21.11.2008   Volgens ontheffing  
Grote Modderkruiper   Tabel 3   geen   21.11.2008   Volgens ontheffing  
Bermpje   geen *   n.v.t.   ontvangen   n.v.t.
 
Amfibieën          
Bastaardkikker   Tabel 1   Ja   n.v.t.   n.v.t.  
Bruine kikker   Tabel 1   Ja   n.v.t.   n.v.t.  
Groene kikker   Tabel 1   Ja   n.v.t.   n.v.t.  
Kleine watersalamander   Tabel 1   Ja   n.v.t.   n.v.t.  

*Het bermpje is per 1 juli 2010 niet meer beschermd als gevolg van plaatsing in de lijst van soorten waarop de Visserijwet 1963 op van toepassing is

Voor de tabel 1 soorten geldt, net zoals dit voor alle soorten geldt, dat er overeenkomstig de zorgplicht zal wordt gehandeld.

Omdat op basis van de voorkomende biotopen niet kon worden uitgesloten of de strikt beschermde Poelkikker in het plangebied zou voorkomen is in 2008 door EcoGroen Advies onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van deze soort op geschikte locaties. Ondanks intensief onderzoek is de soort niet vastgesteld. Er is dan ook geen ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet aangevraagd ten behoeve van deze soort of worden er mitigerende maatregelen voorgesteld.

Vervolg Tabel 1: overzicht van vastgestelde beschermde zoogdieren en vogels.

Soort   Categorie   Vrijstelling   Ontheffing   Mitigatie  
Zoogdieren          
Meervleermuis   Tabel 3   n.v.t.   n.v.t.   ja  
Watervleermuis   Tabel 3   n.v.t.   n.v.t.   ja  
Gewone dwergvleermuis   Tabel 3   n.v.t.   n.v.t.   ja  
Laatvlieger   Tabel 3   n.v.t.   n.v.t.   ja  
Rosse vleermuis   Tabel 3   n.v.t.   n.v.t.   ja  
Steenmarter   Tabel 2   Via gedragscode   n.v.t.   Op basis van gedragscode  
Vogels          
Buizerd   Nesten jaarrond*   n.v.t.   n.v.t.   ja  
Sperwer   Nesten jaarrond   n.v.t.   n.v.t.   ja  
Torenvalk   Nesten jaarrond   n.v.t.   n.v.t.   ja  

* Nesten jaarrond: staat voor soorten waarvan de nesten jaarrond bescherming genieten. Hierbij gaat het vooral het in stand houden van de functionele leefomgeving.

Uit bovenstaande tabellen blijkt dat er mitigerende maatregelen uitgevoerd moeten worden ten behoeve van Kleine en Grote modderkruiper, vleermuizen, Steenmarter en roofvogels. Onderzoek naar het voorkomen van de Das door EcoGroen Advies heeft aangetoond dat er incidenteel een Das op Hessenpoort voorkomt, dus zijn er geen vaste rust- en verblijfplaatsen aanwezig, zodat er geen mitigerende of compenserende maatregelen nodig zijn.

In opdracht van de gemeente Zwolle heeft Tauw een vleermuizenonderzoek (2008, 2009) uitgevoerd in het plangebied van Hessenpoort II. Het doel was het in kaart brengen van vliegroutes, foerageergebieden en vaste verblijfplaatsen van vleermuizen in het onderzoeksgebied. Dit om een inschatting te kunnen maken in welke mate het leefgebied met haar functies wordt aangetast.

Het slopen van bestaande bebouwing en onder andere het kappen van bomen zoals bij de eendenkooi aan de Markteweg zijn nodig om de ontwikkeling van Hessenpoort mogelijk te maken. Tevens zijn dit elementen waar vleermuizen verblijven en foerageren, zo heeft het onderzoek uitgewezen. Om te voorkomen dat het bestemmingsplan Hessenpoort hierdoor niet uitvoerbaar zal zijn, worden de negatieve effecten als gevolg van het verdwijnen van leefgebied (en haar functies) gemitigeerd. Deze mitigerende maatregelen worden enerzijds vertaald naar de Steenweteringzone aan de noordoost zijde van het plangebied en anderzijds naar het toegepaste licht. Een belangrijk element is de voormalige boerderij aan de Markteweg 9 die niet gesloopt is maar ingericht is als verblijfplaats voor onder andere vleermuizen en de Steenmarter. Als extra voorziening wordt de boerderij geschikt gemaakt als vaste rust en verblijfsplaats voor een Kerkuil. Door de mitigerende maatregelen zijn cruciale functies als verblijfsplaats, foerageergebied en vliegroutes duurzaam in het plangebied geïmplementeerd. Ook voor de overige te mitigeren flora en fauna is in de invulling van de Steenweteringzone de mitigatiemaatregel. Het ontwerp is gebaseerd op de eisen van de te mitigeren flora en fauna.

Uitvoerbaarheid bestemmingsplan Flora-en faunawet

Door het uitvoeren van de randvoorwaarden die zijn genoemd in de verkregen ontheffing voor Grote en Kleine Modderkruiper, het uitvoeren van mitigerende maatregelen gebaseerd op de uitgevoerde natuurtoetsen en het uitvoeren van inrichtingsmaatregelen conform de gedragscode Ruimtelijke Inrichting van Stadswerk Nederland (2010), is het bestemmingsplan uitvoerbaar in het kader van de Flora-en faunawet.

4.2.7 Waterbeheer

Water

Binnen het plangebied liggen hoofdwatergangen van het Waterschap Groot Salland. De functie van deze watergang(en) moet te allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszone van deze watergangen zoals in de Keur van het Waterschap Groot Salland beschreven. Met betrekking tot deze watergangen gelden de binnen de Keur van het Waterschap Groot Salland opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd bij het Waterschap Groot Salland. Ten behoeve van het beheer en onderhoud geldt langs de watergang (vanaf de insteek) een obstakelvrije zone van 5 meter tenzij andere afspraken zijn gemaakt met het waterschap.

Het eigendom, beheer en onderhoud van zowel de stedelijke watergangen in Hessenpoort als ook de aan te leggen agrarische randwatergangen berust bij het waterschap Groot Salland. Dit geldt ook voor de stuwen in de agrarische randwatergang en de stuwputten op de scheiding van het stedelijk met het landelijk gebied.

Waterkeringen

Binnen het plangebied bevinden zich geen waterkeringen.

Overstromingsrisicoparagraaf

Quickscan

Het plangebied (zie figuur 2) is gelegen in dijkring 9, Vollehove. Deze dijkring wordt omsloten door de Vecht aan de zuidzijde, het Zwarte Water en het Ketelmeer aan de zuid westzijde. Omdat het bestemmingsplan ruimte biedt aan de ontwikkeling van niet incidentele overstromingsgevoelige functies en omdat het plangebied gelegen is in dijkring 9 is een overstromingsrisicoparagraaf verplicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11015-0004_0012.png"

kaart ligging dijkring 9

Risico-inventarisatie

Voor de keringen van dijkring 9 is de overschrijdingkans genormeerd op 1/1.250e per jaar. Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte tijdens een overstroming geschat tussen de 0,8 en 2,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11015-0004_0013.png"

Het plangebied ligt op circa 0,5 km van de Vecht. Op de kaart actueel hoogtebestand Nederland van dijkring 9 weergegeven. In dit bestand zijn de oude maaiveldhoogten opgenomen. Hessenpoort is met circa 0,5 m opgehoogd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11015-0004_0014.png"

Als de Vechtdijk nabij Dalfsen doorbreekt dan bedraagt de tijd tot de oostkant van het plangebied onder water loopt circa 0 tot 6 uur en 6 – 24 uur voor het overige plangebied (zie kaart dijkdoorbraak Dalfsen). Door de ophoging van Hessenpoort met 0,5 m is de verwachting dat het plangebied minder snel zal onderlopen. Het plangebied wordt daarmee ingeschat op een zone die “niet snel en ondiep” onderloopt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11015-0004_0015.png"

Maatregelen

Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijkringen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en).

Voor onderhavige ontwikkeling kan worden gedacht aan navolgende voorzieningen/ maatregelen:

  • aanvullend ophogen (voor zover mogelijk) van het plangebied;
  • voldoende hoog aanbrengen vloerpeil, eventueel verhoogde drempels;
  • aansluiting plangebied op dichtstbijzijnde weg zodat bereikbaarheid gewaarborgd blijft;
  • zodanig inrichten gebouw zodat bij eventuele overstromingen schade zoveel mogelijk wordt beperkt (bijv. materiaalgebruik, minder gevoelige ruimten op de begane grond);
  • opstellen van evacuatie plan;
4.2.8 Duurzaamheid en energie

De gemeente heeft in haar energiebeleidsplan 2002-2006 de volgende doelstellingen voor bedrijventerreinen geformuleerd:

  • bij de planontwikkeling van bedrijventerreinen wordt ruimte gereserveerd voor energiebesparing en duurzame energie op basis van een energievisie;
  • de gemeente legt als doel vast en bevordert dat het energieverbruik van nieuw te realiseren of te revitaliseren bedrijventerreinen voor minimaal 5% is gebaseerd op duurzame energiebronnen.

Voor Hessenpoort 2 is een energievisie opgesteld. In deze visie zijn de mogelijkheden van energiebesparing en toepassing van duurzame energie in beeld gebracht. Zowel energiebesparing als de toepassing van duurzame energie leiden tot het uiteindelijk doel, de reductie van CO2-uitstoot.

Maatregelen om de CO2-uitstoot te reduceren zijn er op verschillende niveaus:

  • locatie-overschrijdend niveau (bijvoorbeeld de inkoop van duurzaam opgewekte elektriciteit);
  • locatieniveau (collectieve warmte- en koudelevering, individuele elektrische warmtepompen met collectieve acquifer, windturbines op het bedrijventerrein);
  • gebouwniveau (lagere EPC door toepassing van verhoogde isolatie, energiezuinige verlichting of PV-installatie);
  • gebruikers-/procesniveau (energiezuinige apparatuur).

locatieniveau

Op basis van de energievisie heeft de gemeente een aanbestedingsprocedure uitgevoerd voor de aanleg een exploitatie van een collectief duurzaam energiesysteem door een marktpartij. Deze aanbestedingsprocedure heeft niet geleid tot het gewenste resultaat. Om de toepassing van duurzame energiesystemen door individuele bedrijven op Hessenpoort te bevorderen heeft het college van burgemeester en wethouders besloten geen gasinfrastructuur aan te leggen op een tweetal deelgebieden van het bedrijventerrein, die nog niet zijn uitgegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11015-0004_0016.png"

Gebieden (rood) waar geen gasinfrastructuur wordt aangelegd.

Duurzame energiesystemen is een verzamelbegrip voor energiesystemen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van fossiele brandstoffen.

Bij duurzame opwekking van elektriciteit wordt gebruik gemaakt van zonne-energie (PV-panelen), windenergie (windturbines), of biomassa (bio-WKK). Omdat het plangebied in zijn geheel binnen een laagvliegzone van defensie is gelegen, is de plaatsing van windturbines op het bedrijventerrein niet mogelijk. Wel zijn kleinschaliger installaties voor de opwekking van windenergie ("turby", "windwall") op gebouwen een reële optie.

Als duurzaam alternatief voor het gebruik van aardgas ten behoeve van de verwarming van gebouwen kan door middel van een warmtepomp gebruik worden gemaakt van omgevingswarmte (bodem, oppervlaktewater en/of lucht). Ook kan gebruik worden gemaakt van restwarmte afkomstig van bedrijfsprocessen. Een groot voordeel van bodemenergiesystemen is dat ze ook gebruikt kunnen worden voor koeling van gebouwen. Dit is één van de redenen dat ze het vaakst worden toegepast.

bodemenergiesystemen

Bij een open systeem (Warmte-Koude Opslag, WKO) wordt grondwater als energiedrager gebruikt voor koeling of verwarming. Het werkingsprincipe van energieopslag in de bodem is eenvoudig. Koude en/of warmte wordt opgeslagen in een watervoerende zandlaag (aquifer) in de bodem. Met behulp van bronnen kan het grondwater uit de aquifer worden opgepompt en weer in de aquifer worden geïnfiltreerd. 's Winters wordt warmte aan het grondwater onttrokken en vervolgens opgeslagen in de koude bron met een temperatuur van circa 8°C. 's Zomers wordt het koude grondwater uit de koude bron opgepompt en gebruikt voor koeling van een gebouw of een proces. Het grondwater neemt de warmte uit het koelcircuit in het gebouw op en wordt met een temperatuur van 15 à 20°C in de warme bron geïnfiltreerd.

Recirculatie is een variant van een open systeem, waarbij het grondwater altijd ('s zomers en 's winters) vanuit de zelfde bron wordt opgepompt en in dezelfde bron wordt geïnfiltreerd. Energetisch gezien is dit systeem minder efficiënt.

Gesloten systemen of verticale bodem warmtewisselaars bestaan uit leidingen of buizen die in de bodem worden ingebracht en waardoor water met koudemiddel (antivries) circuleert. Energie-uitwisseling tussen het water in de leiding en de omringende bodem gebeurt door warmtegeleiding.

Bij Warmte Koude Opslag dienen de bronnen voor warmte en koude zo ver van elkaar af te liggen, dat ze elkaar niet beïnvloeden. De thermische invloedscirkels van warmtebronnen enerzijds en koudebronnen anderzijds mogen elkaar niet overlappen om thermische interferentie te voorkomen. Om diezelfde reden dienen ook bij recirculatie de haalbronnen op voldoende afstand van de retourbronnen te worden geplaatst.

Idealiter blijven de invloedscirkels van de bronnen binnen de perceelsgrenzen. Omdat putten ten behoeve van inspectie en onderhoud toegankelijk moeten zijn en bebouwing volgens de bestemmingsplanregels tot 3 m van de erfgrens mag plaatsvinden, zullen bronnen worden geslagen aan de randen van de percelen, met als gevolg dat de invloedscirkels buiten de perceelsgrenzen komen. Dit hoeft geen probleem te zijn indien ieder bedrijf rekening houdt met de bronlocaties van de buurpercelen. Er is voldoende ruimte in het gebied om ieder bedrijf de mogelijkheid te bieden een eigen WKO systeem te realiseren, echter alleen als de bronlocaties optimaal geordend zijn.

Om die reden is het nuttig om de locaties van de bronnen vooraf vast te leggen. Daartoe is een WKO-plankaart opgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11015-0004_0017.png"

Nieuwe bedrijven worden geadviseerd om zich te houden aan de kaart bij het plaatsen van bronnen. Hiermee wordt voorkomen dat interferentie ontstaat met de bronnen van de buurkavels met als gevolg inefficiëntie van het WKO systeem (en daardoor hoge elektriciteitskosten).

De plankaart is geen vaststaande situatie, maar een dynamische kaart. Afhankelijk van de debieten van de WKO-systemen en de uiteindelijke perceelsgrenzen kunnen de mogelijkheden voor plaatsing van nieuwe systemen met bijbehorende bronlocaties veranderen. Wanneer nodig zal de gemeente de kaart aanpassen om een zo groot mogelijke efficiëntie van de systemen te bewerkstelligen