direct naar inhoud van 4.2 Milieu
Plan: Voorsterpoort Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP11001-0005

4.2 Milieu

4.2.1 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de geluidsproductie van wegverkeer, spoorwegen en industrie. Aan deze aspecten wordt in deze paragraaf aandacht besteed. In de Wgh wordt het begrip 'geluidszone' gehanteerd. Met een geluidszone wordt het aandachtsgebied rond (spoor)wegen en industriegebieden afgebakend waarbinnen de regels van de Wgh van kracht zijn. Het akoestisch onderzoek richt zich altijd op woningen en 'andere geluidsgevoelige bestemmingen' (bijvoorbeeld scholen) die binnen de geluidszone zijn gelegen.

Op kaart 5 zijn de zone voor wegverkeerslawaai van de rijksweg A28 en de zone voor industrielawaai rond het bedrijventerrein Voorst weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11001-0005_0019.png"

Wegverkeerslawaai

Volgens de Wet geluidhinder moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de actuele geluidsbelasting indien een bestemmingsplan geluidsgevoelige functieveranderingen toestaat voor gebieden die liggen langs zoneplichtige wegen.
Deze verplichting geldt niet voor wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 kilometer per uur.

In het plangebied zijn de volgende wegen zoneplichtig:
A28, Rieteweg, Blaloweg, de Katerdijk en de Buitengasthuisstraat.

Langs de zoneplichtige wegen zijn geen nieuwe geluidsgevoelige functies opgenomen, zodat een nader akoestisch onderzoek achterwege kan blijven.

Ten behoeve van de reconstructie van de rijksweg A28 (benutting extra rijstrook in de spits) zijn geluidsreducerende en geluidwerende maatregelen getroffen (zeer open asfaltbeton (zoab), verhoging geluidscherm, en maximum snelheid van 80 kilometer per uur gedurende de spits). Uit nader onderzoek is gebleken dat voor de woningen aan de Buitengasthuisstraat aanvullende akoestische maatregelen niet nodig zijn om te voldoen aan de wettelijk vastgestelde binnenwaarden.

Industrielawaai

Het plangebied ligt geheel binnen de geluidcontour van het bedrijventerrein Voorst. Voor de bestaande geluidgevoelige bestemmingen binnen het gebied, de scholen en de woningen aan de Buitengasthuisstraat, zijn hogere waarden (55dB(A)) toegekend bij de vaststelling van de geluidzone Voorst.

In het kader van de herstructurering van Voorst zijn uitgangspunten geformuleerd die ervoor moeten zorgen dat de geluidruimte van de bedrijven op Voorst gewaarborgd wordt. Ontwikkelingen die dit kunnen belemmeren moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarom is door de gemeenteraad op 7 december 2009 besloten dat er geen nieuwe woningen binnen de bestaande geluidzone van het industrieterrein Voorst worden gerealiseerd.

Het huidige bestemmingsplan is conserverend van aard en staat geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen toe. Nader onderzoek naar industrielawaai is om die reden niet noodzakelijk.

Railverkeer

Het plangebied ligt voor een belangrijk deel binnen de geluidzone van de spoorlijn Zwolle – Kampen. Deze zone is 200 meter aan weerszijden van het spoor. Langs deze zoneplichtige spoorlijn zijn echter geen nieuwe geluidgevoelige functies opgenomen, zodat een nader akoestisch onderzoek achterwege kan blijven.

4.2.2 Bedrijvigheid (Wet milieubeheer)

Een deel van het plangebied heeft de functie “Bedrijfsdoeleinden". Voor het deelgebied tussen de Rieteweg, de Blaloweg en de Spoorlijn Zwolle – Kampen zijn beperkingen opgelegd ten opzichte van de huidige mogelijkheden.

In het geldende bestemmingsplan kunnen industriële bedrijven zich in dit gebied vestigen. In de loop van de tijd hebben zich echter scholen gevestigd aan de overzijde van de Rieteweg. De afstand bedraagt ongeveer 40 meter tussen de functie bedrijfsdoeleinden en de functie maatschappelijke doeleinden. Deze relatief korte afstand tussen bedrijven en gevoelige functies heeft ertoe geleid dat maximaal bedrijfscategorieën 3.1 toelaatbaar worden geacht. Volgens de VNG publicatie “Bedrijven en milieuzonering” is voor het aspect geluid de richtafstand tussen milieucategorie 3.1 en gevoelige functies zoals scholen 50 meter. Deze richtafstand is gebaseerd op een rustige woonwijk. Aangezien het gebied niet getypeerd kan worden als een rustige woonwijk, mag er een reductiestap worden toegepast. Daarmee wordt de afstand tussen bedrijven en de functie maatschappelijke doeleinden 30 meter. Voor gevaar, geur en stof is deze reductie niet toepasbaar. Daarom is de lijst van bedrijfsactiviteiten zodanig aangepast dat wordt voldaan aan de richtafstand van 30 meter. Bevi-bedrijven worden uitgesloten.

4.2.3 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. In dit nieuwe stelsel speelt het begrip 'niet in betekenende mate' (NIBM) een belangrijke rol. Een project is NIBM als aannemelijk wordt gemaakt dat het project een toename van concentratie van niet meer dan 3 % veroorzaakt. In dat geval hoeft geen verdere toetsing van de gevolgen van de ontwikkeling aan de grenswaarden plaats te vinden.

Het huidige bestemmingsplan is conserverend van aard en staat geen nieuwe bestemmingen toe die kunnen leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar de invloed van het plan op de luchtkwaliteit is om die reden niet noodzakelijk.

4.2.4 Bodemkwaliteit

Op het moment dat een ontwikkeling of een herziening van een bestemmingsplan op handen is moet rekening worden gehouden met de bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied. De bodemkwaliteit kan een beperkende factor zijn voor de beoogde functie of de financiële haalbaarheid van het bestemmingsplan. Hiervoor dient in de regel, naast het raadplegen van onder andere het gemeentelijk bodeminformatiesysteem, bodemonderzoek te worden verricht. Daarnaast kan ook gebruik worden gemaakt van een bodemkwaliteitskaart met bodembeheernota en andere bronnen van informatie (Globis, Historisch bodembestand). Het bestemmingsplan en dus het gebruik van Voorsterpoort Oost zal echter niet fundamenteel wijzigen.

Daar waar evenwel nieuw zal worden ingericht/gebouwd zal de bodemkwaliteit worden getoetst bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning. Om toch een idee te hebben van de kwaliteit van de bodem is een inventarisatie gemaakt van de bestaande bodemgegevens van het plangebied Voorsterpoort Oost afkomstig van het gemeentelijk bodeminformatiesysteem (Strabis en Globis). Betreffende inventarisatie is opgenomen als bijlage.

Bekend is dat ter plaatse van de Rieteweg een volgestorte zandwinkolk aanwezig is. De zandwinkolk is in de jaren 50 van de vorige eeuw gebruikt als stortplaats. In de voormalige kolk zijn vermoedelijk puin, verontreinigde grond en dergelijke gestort. Er is een geval van ernstige bodemverontreiniging met onder andere minerale olie en PAK aanwezig. Ter plaatse van het benzineservicestation aan de Blaloweg is een bodemverontreiniging met minerale olie en aromaten aanwezig, die de noordelijke grens van het plangebied overschrijdt en zich onder de Blaloweg bevindt. Deze verontreiniging is afkomstig van het voormalige Shell brandstofopslag. Shell is verantwoordelijk voor de sanering van de verontreiniging.

4.2.5 Externe veiligheid

A28

Over de A28 vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS) zijn normen voor het plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR) opgenomen. Op dit moment bereidt de rijksoverheid nieuwe regelgeving voor, er wordt een zogenaamd basisnet vastgesteld. De basisnetten voor weg en water zijn reeds vastgesteld. Er zijn groeiprognoses bekend van de ontwikkelingen van het wegtransport GVS en de beoordelingsmethodiek voor wegen en vaarwegen is vastgesteld.

Gebruiksruimte

Het basisnet geeft voor het vervoer van gevaarlijke stoffen gebruiksruimtes aan. Deze gebruiksruimtes worden uitgedrukt in maximale risico's (Veiligheidszones). Het rijk stelt langs alle hoofdvaarwegen en rijkswegen een maximale ligging van de PR 10-6 contour vast. Binnen deze contour mogen geen kwetsbare functies aanwezig zijn. Beperkt kwetsbare functies worden bij voorkeur uitgesloten.

De veiligheidszone van de A28 ter hoogte van het plangebied bedraagt 13 meter gemeten vanaf het midden van de weg (bron: Eindrapportage Basisnet Weg, Bijlagenrapport, Basisnet Werkgroep Weg, Versie 1.0, oktober 2009, kenmerk 141223/EA9/001/00049/sfo). De veiligheidszone komt daarmee niet buiten het asfalt van de A28.

Plasbrand aandachtsgebieden

Gemeenten moeten langs routes waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd rekening houden met de effecten van een ongeluk met brandbare vloeistoffen. Bij een ongeluk met brandbare vloeistoffen kan zo'n stof uitstromen en in brand vliegen (plasbrand). Dit kan in een gebied van 30 meter langs de route tot slachtoffers leiden (gemeten van rand van het asfalt). Langs de A28 ter hoogte van het plangebied is een plasbrandaandachtzone (PAG-zone) vastgelegd in het basisnet. Bouwen binnen een PAG-zone is mogelijk maar dit zal wel gemotiveerd moeten worden. Het is mogelijk dat er extra brandwerende maatregelen noodzakelijk zijn. Het bestemmingsplan Voorsterpoort Oost staat nergens bouwen toe in de PAG-zone.

Groepsrisico A28

Volgens de eindrapportage Basisnet weg is het groepsrisico hoger dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Uit risicoberekeningen die in het kader van de milieuvisie A28 zijn opgesteld (Bron: A28 Zwolle, Risicoberekeningen, Oranjewoud, projectnummer. 161225-10, 28 november 2007) blijkt dat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico in de huidige situatie 0,38 * de oriëntatiewaarde bedroeg.

In het kader van het basisnet weg zijn ook GR berekeningen uitgevoerd voor de toekomstige situatie (2020). Het vervoer van gevaarlijke stoffen zal volgens de economische prognoses groeien. De uitkomsten zijn van toepassing op het gehele wegvak tussen de afslag Zwolle noord en Zwolle zuid. In de toekomst (2020) zal het groepsrisico 0,97 * de oriënterende waarde bedragen. Bij een maximale gebruiksruimte zal het groepsrisico kunnen groeien naar 1,7 * de oriënterende waarde.

De rijksoverheid is in overleg met de gemeente Zwolle over de hoogte van het groepsrisico.

Gebiedsgericht kader externe veiligheid

Zoals in paragraaf 3.10 onder het kopje "Externe veiligheid" is aangegeven ligt het plangebied in gebiedstype Stroomzone (zwaar). Dit gebiedstype kent vier zones waarbij de zone van 30 – 250 meter voor het plangebied het meest relevant is. Voor de functie functies met een hoge personendichtheid en een laag zelfredzaamheidniveau, stelt het beleid dat deze uitgesloten/beperkt dienen te worden.

In het bestemmingsplan zijn binnen de bestemming Maatschappelijke doeleinden dit soort functies (grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, basisscholen, peuterspeelzalen, kinderdagverblijf, gevangenis) mogelijk. Dit is niet in overeenstemming met het bovengenoemde beleid.

In het bestemmingsplan zijn daarom in de zone van 0 tot 250 meter (gerekend vanaf de as van A28) functies voor niet zelfredzame en verminderd zelfredzame personen uitgesloten.

Kinderdagverblijven zijn ook uitgesloten. Indien toch om zwaarwegende redenen een afwijking van het verbod voor kinderdagverblijven gewenst is, is een aantal mogelijke maatregelen te treffen. Deze zijn zowel bouwkundig van aard (o.a. toepassen van speciaal) als inrichtingsvoorwaarden (vluchtroutes van A28 af) tot organisatorisch. Er is in het bestemmingsplan een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor functies voor kinderdagverblijven. Deze afwijking is alleen mogelijk in de zone tussen 150 en 250 meter vanaf de as van de A28. De voorwaarden waaronder deze afwijking mag plaatsvinden worden altijd in overleg met de hulpdiensten bepaald.

Hoge druk aardgasleiding

Door het plangebied loopt een gastransportleiding parallel aan de A28. Halverwege het plangebied vertakt deze gastransportleiding zich richting het industrieterrein Voorst. Deze aftakking loopt parallel aan de Buitengasthuisdijk/Gasthuisdijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11001-0005_0020.png"

Figuur: Inventarisatie aanwezigheid gastransportleidingen in gebied Voorsterpoort te Zwolle.

Op 4 juni 2008 heeft de gasunie in opdracht van de gemeente Zwolle een risicoberekening uitgevoerd in verband met de geplande nieuwbouw op Voorsterpoort (Memorandum Gasunie 4 juni 2008, DET 2008.M.0361). Uit dit onderzoek blijkt dat voor alle transportleidingen in het gebied de 10-6 plaatsgebonden risicocontour 0 meter bedraagt. Dit betekent dat een belemmerende strook van 4 meter aan weerszijden van de strook vrijgehouden moet worden van bebouwing. Deze strook is opgenomen op de plankaart. Daarnaast mogen er zonder omgevingsvergunning geen grondroerende activiteiten plaatsvinden. De gastransportleiding zal inclusief de belemmeringenstrook op de plankaart worden aangegeven.

In opdracht van de gemeente Zwolle heeft het bureau Save een externe veiligheidsberekening uitgevoerd (Externe veiligheidsberekening hogedrukaardgasleidingen Voorsterpoort Oost te Zwolle, SAVE, projectnummer 240710 110525 – HC 31, 7 juni 2011). De rapportage is als bijlage 2 bij de toelichting opgenomen. Uit deze berekening blijkt dat er geen PR 10-6/jaar contour aanwezig is. Het plan voldoet daarmee aan de wettelijke norm. Uit de berekening van het groepsrisico blijkt dat er geen toename is van het groepsrisico. Dit is ook te verwachten omdat de oude en de nieuwe bevolkingssituatie identiek zijn. De hoogte van het groepsrisico is bij alle drie de aardgasleidingen lager dan de oriëntatiewaarde en zelfs lager dan 10 % van de oriëntatiewaarde. De resultaten van de berekening hebben ertoe geleid dat de gemeente Zwolle van mening is dat aanvullende maatregelen in het plan om het groepsrisico te verlagen voor dit plan niet aan de orde zijn.

4.2.6 Waterbeheer

Binnen het plangebied ligt een beschermingszone van een primaire waterkering langs het Zwarte Water die op de Legger van het Waterschap Groot Salland is opgenomen. De functie / stabiliteit van deze waterkering moet te allen tijde worden gegarandeerd. In de Keur van het Waterschap Groot Salland worden eisen gesteld met betrekking tot werkzaamheden binnen de beschermingszone van de waterkering. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone van de waterkering is een Watervergunning op grond van de Keur van het Waterschap Groot Salland noodzakelijk. Indien een Watervergunning noodzakelijk is. wordt deze (na eventueel nader overleg) aangevraagd bij het Waterschap Groot Salland. De beschermingszone van de primaire waterkering is op de plankaart opgenomen als dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering".

Binnen het plangebied ligt een beschermingszone van een hoofdwatergang of watergang van het Waterschap Groot Salland. De functie van deze watergang(en) moet te allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszone van deze watergangen zoals in de Keur van het Waterschap Groot Salland beschreven. Met betrekking tot deze watergangen gelden de binnen de Keur van het Waterschap Groot Salland opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd bij het Waterschap Groot Salland. Ten behoeve van het beheer en onderhoud geldt langs de watergang (vanaf de insteek) een obstakelvrije zone van 5 meter.

Het waterpeil in het Zwarte water fluctueert. Een groot deel van het jaar schommelt de waterstand rond -0.15 m NAP.

De berekende Maatgevende Hoog Waterstand in het Zwarte Water is bij een veiligheidsniveau van 1:1250 maximaal NAP 2,10 m.

Risico op overstroming

Het plangebied is gelegen ten zuidwesten van het Zwarte Water en valt binnen dijkring 53, Salland. Dit dijkringgebied loopt een risico op overstroming als resultaat van haar situering in de lage delen van Overijssel en haar ligging ten opzichte van de primaire waterkering van het Zwarte Water. Als gevolg van klimaatverandering nemen de overstromingsrisico's toe. De dijkringgebieden zijn vastgelegd in de nieuwe Waterwet. Voor dergelijke gebieden is het risico inzichtelijk gemaakt voor overstroming bij een doorbraak van de dijk. De gevolgen van een overstroming zijn bepaald door inzicht te geven in de maximale waterdiepte tijdens een overstroming en de snelheid waarmee een gebied overstroomt. Het plangebied is aangemerkt als liggende in een gebied dat minder snel en ondiep onderloopt. De maximale waterdiepte tijdens een overstroming is voor een klein deel van het plangebied in de huidige situatie geschat op 2 à 5 m (overstromingsdiepte; water boven maaiveld). In het overige plangebied wordt de waterdiepte ingeschat op 0,8 à 2 m dit is hieronder weergegeven [Bron: nederland.risicokaart.nl].

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11001-0005_0021.png"

Het plangebied grenst aan het Zwarte Water. De wettelijke norm voor de dijkring 53 is een overschrijdingskans van 1:1250 per jaar.

4.2.7 Energie en duurzaam bouwen

Klimaatbeleid-interimbeleid 2009

In 2009 heeft het college een interimklimaatbeleid vastgesteld met betrekking tot nieuwbouw van woningen en utiliteitsgebouwen om het verouderde gemeentelijk klimaatbeleid in overeenstemming te brengen met het rijksbeleid vooruitlopend aan de vaststelling van nieuw gemeentelijk klimaatbeleid. Daarbij zijn de volgende doelstellingen geformuleerd:

Doelstelling 1: Alle woningen, die nieuw worden gebouwd in Zwolle worden vanaf 1 januari 2011 gerealiseerd met een EPC van 0,6 en vanaf 1 januari 2015 met een EPC van 0,4; gebiedsmaatregelen (collectieve duurzame energiesystemen, zoals Koude/Warmte-opslag, mogen niet ter compensatie van de EPC worden aangewend.

Doelstelling 2: Het aandeel duurzame energie van het totale energiegebruik voor een nieuw te bouwen woning of utiliteitsgebouw bedraagt tenminste 60%.

De toepassing van koude warmte opslag (KWO) draagt in belangrijke mate bij niet alleen aan de doelstellingen van het interimklimaatbeleid, maar ook aan de doelstellingen van de Visie op de Ondergrond en het daarvan afgeleide gebiedsbeheersplan (zie beneden).

Andere maatregelen om genoemde doelstellingen te bereiken zijn de toepassing van zonneenergie (PV en zonnecollectoren) en verbeterde isolatie. De toepassing van vliesgevels (variant op de dove gevel) als bescherming tegen het verkeerslawaai afkomstig van de A28 heeft ook een energiebesparend effect.

Visie op de ondergrond

Zwolle wil de evenwichtige groei en duurzame ontwikkeling van de stad voortzetten en goed regelen. Bij een optimale inrichting en ruimtegebruik is ook de ondergrondse dimensie een factor van betekenis.

De gemeenteraad heeft hiervoor in oktober 2007 de Visie op de ondergrond vastgesteld en besloten de basisprincipes uit deze visie toe te passen in projecten. Deze basisprincipes zijn verder uitgewerkt in het gebiedsbeheersplan voor het centrumgebied van Zwolle.

Belangrijke uitgangspunten zijn ondermeer het structureel en georganiseerd toepassen van koude en warmte opslag (KWO), het koppelen van KWO aan grondwatersaneringsopgaven en de beheersing van grondwaterverontreinigingen in het centrumgebied.

In het onderhavige plan wordt KWO toegepast niet alleen ter beheersing van de grondwaterverontreiniging in het gebied maar ook als een beproefde techniek van duurzame energieopwekking. Van belang voor de beheersing van de grondwaterverontreining is de optimalisering van brondieptes en bronlocaties.

KWO plankaart

De gemeente streeft naar een optimale inzet van KWO voor zover dit niet leidt tot onacceptabele thermische-, hydrologische en/of daarvan afgeleide effecten. In gebieden met relatief veel vraag naar KWO blijkt uit de praktijk dat het nuttig is om de locaties van de bronnen vooraf min of meer vast te leggen. Dit voorkomt dat de ondergrond inefficiënt wordt gebruikt wanneer bronnen ondoordacht worden geplaatst. De veronderstelling die hieraan ten grondslag ligt is dat in gebieden met veel vraag naar KWO de extra te realiseren energiebesparing (cq. reductie van effecten) opweegt tegen de extra benodigde inzet/afstemming als gevolg van deze vorm van 'regulering'. In gebieden met weinig vraag naar KWO wordt aangenomen dat de kans op een gebrek aan ondergrondse ruimte cq. te grote effecten, zo klein is dat een sterke sturing op de locaties van de bronnen hier niet nodig is.

Voor de A28 zone is een KWO-plankaart opgesteld, waarop is aangegeven voor welke gebieden regulering van de bronlocaties noodzakelijk is en voor welk gebieden niet of in mindere mate.

De opgestelde Plankaart is weergegeven in onderstaande figuur. De volgende categorieën worden onderscheiden:

  • 'categorie I: vrije plaatsing' (donkergroen). Dit zijn deelgebieden met relatief weinig vraag naar KWO. In deze deelgebieden zijn KWO bronnen vrij te plaatsen waarbij uiteraard moet worden voldaan aan de algemene vergunningvoorwaarden van de provincie Overijssel. Om ongewenste effecten te voorkomen wordt aanbevolen om (1) koude en warme bronnen zoveel mogelijk in een 'dambord-patroon' te plaatsen en (2) voldoende afstand te houden tot bestaande en nog te verwachte KWO bronnen van andere initiatief nemers.
  • 'categorie II: afstemming' (lichtgroen). Bij vier deelgebieden, waaronder Voorsterpoort Oost, is sprake van een matige vraag naar KWO. Bij het bepalen van bronlocaties moet uiteraard rekening worden gehouden met algemene vergunningvoorwaarden van de provincie Overijssel. Deze voorwaarden borgen met name de belangen van de bestaande functies en waarden. Aanvullend hierop dient rekening te worden gehouden met de nog te verwachte KWO installaties in het deelgebied en de aangrenzende deelgebieden door bronnen te plaatsen in een dambord patroon, rekening houdend met bestaande bronnen én de nog te verwachte bronnen. Ook moet worden voorkomen dat koude en warme bellen overlappen met terreinen van gebouwen waar naar verwachting nog een KWO installatie wordt gerealiseerd. Een indicatie van mogelijke bronlocaties is met licht gearceerde stippen weergegeven. Van deze posities kan van worden afgeweken als wordt voldaan aan de voorwaarden.
  • 'categorie III: optimalisatie': Het betreft Voorsterpoort (geel). Zonder bewuste sturing is er in dit gebied een reële kans op 'wildgroei' van KWO installaties waardoor niet kan worden voldaan aan de vraag (inefficiënte inrichting) en er sprake is van ongewenste thermische, hydrologische en/of afgeleide effecten. De thans meest geschikte bronlocaties zijn weergegeven. Hierbij geldt dat afwijkingen van enkele meters (circa 1-20 m) waarschijnlijk altijd toelaatbaar zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11001-0005_0022.png"

Figuur 1 KWO Plankaart

Duurzaam bouwen

Op 8 januari 2007 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie Duurzaam Bouwen vastgesteld. Het beleid is van toepassing op gebouwen en grond.-, weg- en waterbouw en is erop gericht dat overal een minimaal niveau voor duurzaamheid bereikt moeten worden. De beleidsvisie biedt 2 methodieken voor het realiseren van het minimale niveau. Bouwpartijen kunnen een keuze kunnen maken voor één van beide. De methodes verschillen in flexibiliteit:

De toepassing van GPR Gebouw geeft maximale flexibiliteit voor de bouwpartijen. GPR (Gemeentelijke Praktijk Richtlijn) Gebouw is een computerprogramma dat ontwerpgegevens van een gebouw omzet in kwaliteit- en duurzaamheidprestaties, verdeeld over de thema's energie, materialen, afval, water, gezondheid en woonkwaliteit. Het programma is bruikbaar voor zowel woningbouw als utiliteitsbouw (kantoren en scholen). Het minimaal te bereiken niveau van kwaliteit- en duurzaamheidprestaties (GPR=7) komt overeen met de toepassing van de vaste, kostenneutrale maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzame (Utiliteits)bouw (maatregelen, die altijd technisch goed toepasbaar zijn en in de regel kostenneutraal zijn). De gemeente stelt het computerprogramma ter beschikking van de ontwikkelende partij. In gezamenlijk overleg wordt het te realiseren prestatieniveau vastgelegd.

Toepassing van de lijst van 8 maatregelen, waaruit minimaal 5 maatregelen gekozen moeten worden. Dit geeft minder flexibiliteit aan bouwpartijen, maar wel duidelijkheid