direct naar inhoud van Artikel 7 Bedrijventerrein
Plan: Diezerpoort
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP10017-0004

Artikel 7 Bedrijventerrein

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van bedrijven die in de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen, zijn aangeduid als toelaatbaar binnen de met een nummer in de staat aangegeven zones, waarbij deze zones in een bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - zone' zijn aangeduid met een nummer achter het woord 'zone';
    met uitzondering van:
    • 1. zelfstandige kantoren, waarbij de bruto vloeroppervlakte van onzelfstandige kantoren niet meer dan 500 m² per bedrijf mag bedragen;
    • 2. detailhandel;
  • b. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven in de onder a bedoelde zones 2, 3 en 4;
    • 2. Kunstmatige Inseminatie (KI) stations in de onder a bedoelde zones 2, 3 en 4;
    • 3. vervaardiging van kleding en kledingtoebehoren met uitzondering van leer;
    • 4. fabricage van kurkwaren, riet en vlechtwerk;
    • 5. drukkerijen, kopieerinrichtingen, grafische afwerking en reproductie van opgenomen media met uitzondering van drukkerijen van dagbladen en met uitzondering van vlak- en rotatie-diepdrukkerijen;
    • 6. binderijen in de onder a bedoelde zones 2, 3 en 4;
    • 7. grafische reproductie en zetten en overige grafische activiteiten in de onder a bedoelde zones 2, 3 en 4;
    • 8. verbandmiddelenfabricage;
    • 9. aardewerkfabricage met een totaal vermogen van de elektrische ovens van minder dan 40 kilowatt;
    • 10. elektrotechnische industrie voor zover niet elders genoemd in de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen in de onder a bedoelde zones 2, 3 en 4;
    • 11. groothandel in en onderhoud en reparatie van motorrijtuigen, groothandel in en onderhoud en reparatie van onderdelen van motorrijtuigen en accessoires met uitzondering van de groothandel in vrachtauto's en met uitzondering van autoplaatwerkerijen en autospuitinrichtingen;
    • 12. autobeklederijen;
    • 13. autowas- en poetsinrichtingen;
    • 14. reparatie voor particulieren niet genoemd onder 11;
    • 15. cateringbedrijven;
    • 16. personenautoverhuurbedrijven;
    • 17. computerservice- en informatietechnologiebureau's;
    • 18. veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke artikelen;
    • 19. wasserettes en wassalons;
    • 20. persoonlijke dienstverlening voor zover niet elders genoemd in de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen;
  • c. een opslaggebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - chemische opslag' ten behoeve van bovengrondse opslag van brandbare vloeistoffen klasse K1 / K2 / K3 met een inhoud tot maximaal 1.000 m³ en chemische / (bio)chemische laboratoria;
  • d. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend ten behoeve van werknemers en bezoekers van het bedrijventerrein;
  • e. een geluidwerende voorziening ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' in verband met de op basis van de Wet geluidhinder maximaal toegelaten geluidshinder van 48 dB bij de aangrenzende woningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. een bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • g. wegen en paden met een inrichting hoofdzakelijk gericht op gemengd verkeer in een 50 kilometer gebied, waarbij kruisingen en T-aansluitingen van wegen niet minder dan 50 meter uit elkaar mogen liggen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. geluidwerende voorzieningen;
  • j. openbare nutsvoorzieningen;
  • k. infrastructurele voorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

met de daarbij behorende:

  • n. gebouwen;
  • o. bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning;
  • p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • q. terreinen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage per perceel niet meer dan het aangegeven percentage bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte in meters van een gebouw niet meer dan de aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • d. de onderlinge afstand tussen vrijstaande gebouwen mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • e. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m³ bedragen.
7.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedragen dan de oppervlakte van de bedrijfswoning;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag:
    • 1. indien aangebouwd niet meer bedragen dan 0,30 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van de bedrijfswoning;
    • 2. indien vrijstaand niet meer dan 3 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 5,50 meter bedragen.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen, maar de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 2,20 meter bedragen, indien:
    • 1. op het erf of perceel al een gebouw staat, waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat;
    • 2. gebouwd wordt achter de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
    • 3. gebouwd wordt op een afstand van meer dan 1 meter van openbaar toegankelijk gebied;
  • b. de bouwhoogte van een geluidwerende voorziening ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' dient minimaal 1,80 meter te bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dan bedoeld onder a mag niet meer dan 10 meter bedragen.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de brandveiligheid;
  • d. de verkeersveiligheid ;
  • e. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. een goede milieusituatie;
  • h. de bescherming van de groenstructuur;
  • i. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 7.2.1 onder b om toe te staan dat het bebouwingspercentage wordt vergroot tot niet meer dan 100%;
  • b. het bepaalde in artikel 7.2.1 onder c om toe te staan dat de bouwhoogte van een gebouw wordt vergroot met niet meer dan 3 meter;
  • c. het bepaalde in artikel 7.2.1 onder d om toe te staan dat gebouwen op 2 aan elkaar grenzende percelen aaneen worden gebouwd;
  • d. het bepaalde in artikel 7.2.2 onder c2 om toe te staan dat de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt vergroot tot niet meer dan 4 meter;
  • e. het bepaalde in artikel 7.2.2 onder d om toe te staan dat de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk wordt vergroot tot niet meer dan 7 meter;
  • f. het bepaalde in artikel 7.2.3 onder a om toe te staan dat de bouwhoogte van een erf- of perceelafscheiding wordt vergroot tot niet meer dan 4 meter;
  • g. het bepaalde in artikel 7.2.3 onder c om toe te staan dat de bouwhoogte van een daar genoemd bouwwerk, geen gebouw zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 12 meter.
7.4.2 Voorwaarden

De in artikel 7.4.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de brandveiligheid
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de parkeergelegenheid;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de milieusituatie;
  • h. de groenstructuur;
  • i. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • j. de windvang van de windmolen de Passiebloem.
7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen de betreffende zone in de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen, tenzij de bedrijven als toelaatbaar zijn vermeld in artikel 7.1 onder b en c;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel of horeca;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor onzelfstandige kantoren met een grotere bruto vloeroppervlakte dan 500 m² per bedrijf;
  • e. het gebruik van bouwwerken als bedrijfswoning behalve ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • f. het gebruik voor laden, lossen en opslag ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • g. het gebruik anders dan ten behoeve van het gebruik voor niet minder dan 80 en niet meer dan 160 parkeerplaatsen voor auto's ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het bepaalde in artikel 7.5 onder a om bedrijven toe te staan die in de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen niet zijn vermeld dan wel in de bestemmingsomschrijving of in de staat op het betreffende perceel of gedeelte van het betreffende perceel niet als toelaatbaar zijn aangeduid, mits:
    • 1. deze bedrijven wat betreft milieuhinder kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven die op het betreffende perceel wel als toelaatbaar zijn aangeduid;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen betreffen;
  • b. het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het bepaalde in artikel 7.5 onder b ten behoeve van detailhandel in:
    • 1. caravans, kampeerauto's, tenten, motorboten, zeilboten, roeiboten en kano's op een vloeroppervlakte van ten minste 1.000 m², waarbij de verkoop van aanverwante droge en natte recreatiegoederen is toegestaan op een vloeroppervlakte van niet meer dan 100 m²;
    • 2. motorvoertuigen alsmede autobanden, uitlaten, schokbrekers en accu's in garage- en montagebedrijven
    • 3. landbouwwerktuigen, landbouwmachines alsmede meststoffen in groothandelsverpakking;
    • 4. goederen die wegens brand-, explosie- of milieugevaar niet in woon- of winkelconcentraties thuishoren;
    • 5. goederen voor zover het productiegebonden en/of groothandelgebonden detailhandel betreft in of vanuit een verkoopruimte met een vloeroppervlakte van ten hoogste 10 % van de bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 100 m², waarbij als uitgangspunt geldt dat:
      • de bedrijfsvoering zodanig dient te zijn opgezet dat aannemelijk kan worden gemaakt dat het bedrijf zich uitsluitend richt op zakelijke cliënten, waarbij met name zal worden gelet op het assortiment, de promotiestrategie en het toegangsbeleid;
      • het feitelijk aandeel van de detailhandelsverkopen in de totale omzet van het bedrijf zo beperkt dient te zijn dat dit kan worden aangemerkt als een onvermijdelijk neveneffect van de bedrijfsactiviteiten;
  • c. het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het bepaalde in artikel 7.5 onder d om voor onzelfstandige kantoren een grotere bruto vloeroppervlakte per bedrijf toe te staan, mits de noodzaak voor het betreffende bedrijf voldoende aannemelijk kan worden gemaakt.
7.6.2 Voorwaarden

De in artikel 7.6.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de brandveiligheid;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de parkeergelegenheid;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de milieusituatie;
  • h. de groenstructuur;
  • i. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Bedrijventerrein' wijzigen in de bestemming 'Detailhandel - Bouwmarkt' en / of 'Detailhandel - Meubelhal', waarbij de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken kunnen worden gewijzigd dan wel in het plan nieuwe bouwvlakken kunnen worden aangegeven, mits:

  • a. de bruto bedrijfsvloeroppervlakte minimaal 1.000 m² en maximaal 3.000 m² bedraagt;
  • b. er geen sprake is van een structurele aantasting van de totale voorzieningenstructuur en verstoring van de winkelstructuur binnen Zwolle, hetgeen door middel van een distributie planologisch moet worden aangetoond;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • het stedenbouwkundig beeld;
      • de woonsituatie;
      • de brandveiligheid;
      • de verkeersveiligheid;
      • de parkeergelegenheid;
      • de sociale veiligheid;
      • de milieusituatie;
      • de groenstructuur;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
      • de windvang van de windmolen de Passiebloem.