direct naar inhoud van Artikel 20 Maatschappelijk - Begraafplaats
Plan: Diezerpoort
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP10017-0004

Artikel 20 Maatschappelijk - Begraafplaats

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. begraafplaatsen;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschapswaarden van de gronden;
  • c. gebouwen ten behoeve van begraafplaatsen;
  • d. bedrijfswoningen;
  • e. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. wegen en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  • i. geluidwerende voorzieningen;
  • j. openbare nutsvoorzieningen;
  • k. infrastructurele voorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. water;

met de daarbij behorende:

  • n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van de in artikel 20.1 onder c genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het bebouwingspercentage mag per bestemmingsvlak niet meer dan 3% bedragen;
  • b. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 12 meter bedragen;
  • d. de dakhelling van een gebouw mag met niet minder dan 30° bedragen;
  • e. de dakhelling van een gebouw mag niet meer dan 50° bedragen.
20.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan 1 per bestemmingsvlak bedragen;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 500 m³ bedragen;
  • c. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 9 meter bedragen;
  • e. de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet minder dan 30° bedragen;
  • f. de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet meer dan 50° bedragen.
20.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan de oppervlakte van de bedrijfswoning;
  • b. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag:
    • 1. indien aangebouwd niet meer bedragen dan 0,30 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van de bedrijfswoning;
    • 2. indien vrijstaand niet meer dan 3 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 6 meter bedragen.
20.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen, maar de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, indien:
    • 1. op het erf of perceel al een gebouw staat, waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat;
    • 2. gebouwd wordt achter de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
    • 3. gebouwd wordt op een afstand van meer dan 1 meter van openbaar toegankelijk gebied;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen.
20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. een goede milieusituatie;
  • g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschapswaarden van de gronden;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.4 Afwijken van de bouwregels
20.4.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 20.2.1 onder a om toe te staan dat het bebouwingspercentage wordt vergroot tot niet meer dan 4%;
  • b. het bepaalde in artikel 20.2.1 onder b om toe te staan dat de goothoogte van een gebouw wordt vergroot tot niet meer dan 15 meter;
  • c. het bepaalde in artikel 20.2.1 onder c om toe te staan dat de bouwhoogte van een gebouw wordt vergroot tot niet meer dan 15 meter;
  • d. het bepaalde in artikel 20.2.1 onder d om toe te staan dat de dakhelling van een gebouw wordt verkleind dan wel dat een gebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
  • e. het bepaalde in artikel 20.2.1 onder e om toe te staan dat de dakhelling van een gebouw wordt vergroot;
  • f. het bepaalde in artikel 20.2.2 onder a voor de bouw van een 2e bedrijfswoning per bestemmingsvlak, indien dit noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
  • g. het bepaalde in artikel 20.2.2 onder c om toe te staan dat de goothoogte van een bedrijfswoning wordt vergroot tot niet meer dan 6 meter;
  • h. het bepaalde in artikel 20.2.2 onder d om toe te staan dat de bouwhoogte van een bedrijfswoning wordt vergroot tot niet meer dan 9 meter;
  • i. het bepaalde in artikel 20.2.2 onder e om toe te staan dat de dakhelling van een bedrijfswoning wordt verkleind dan wel dat een bedrijfswoning (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
  • j. het bepaalde in artikel 20.2.2 onder f om toe te staan dat de dakhelling van een bedrijfswoning wordt vergroot;
  • k. het bepaalde in artikel 20.2.3 onder b2 om toe te staan dat de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt vergroot tot niet meer dan 4 meter;
  • l. het bepaalde in artikel 20.2.3 onder c om toe te staan dat de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk wordt vergroot tot niet meer dan 7 meter;
  • m. het bepaalde in artikel 20.2.4 onder b om toe te staan dat de bouwhoogte van de daar genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 15 meter.
20.4.2 Voorwaarden

De in artikel 20.4.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de parkeergelegenheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de milieusituatie;
  • g. de landschapswaarden van de gronden;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor groothandel, detailhandel of horeca en de exploitatie van zaalaccommodatie met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte detailhandel of ondergeschikte horeca ten behoeve van het gebruik als begraafplaats;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
20.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.6.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanplanten of verwijderen van bossen en houtopstanden;
  • b. het graven, vergraven of dempen van watergangen, vijvers en poelen.
20.6.2 Toegestane werkzaamheden

Het in artikel 20.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
20.6.3 Voorwaarden

De in artikel 20.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel of de ontwikkeling van de landschapswaarden van de gronden.