direct naar inhoud van 4.2 Milieu
Plan: Assendorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP09011-0004

4.2 Milieu

4.2.1 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de geluidsproductie van wegverkeer, industrie en spoorwegen. Aan deze aspecten wordt in deze paragraaf aandacht besteed. In de Wgh wordt het begrip 'geluidszone' gehanteerd. Met een geluidszone wordt het aandachtsgebied rond (spoor)wegen en industriegebieden afgebakend waarbinnen de regels van de Wgh van kracht zijn. Het akoestisch onderzoek richt zich altijd op woningen en 'andere geluidsgevoelige bestemmingen' die binnen de geluidszone zijn gelegen.

Op kaart 8 zijn de geluidszones weergegeven.

Wegverkeerslawaai

Volgens de Wgh moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de toekomstige geluidsbelasting indien een bestemmingsplan nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen toestaat voor gebieden die binnen de verplichte onderzoekszone van wegen liggen. Volgens de Wgh heeft iedere weg een geluidszone behalve de volgende wegen:

  • wegen die binnen een woonerf liggen;
  • wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 kilometer per uur geldt.

Volgens de Wgh moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de actuele geluidsbelasting indien een bestemmingsplan geluidsgevoelige functieveranderingen toestaat voor gebieden die liggen langs zoneplichtige wegen. Deze verplichting geldt niet voor wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 kilometer per uur. Dit geldt voor de meeste wegen in het plangebied.

Langs de zoneplichtige wegen in het plangebied zijn geen nieuwe geluidsgevoelige functies opgenomen, zodat een nader akoestisch onderzoek achterwege kan blijven.

De volgende zoneplichtige wegen hebben invloed op het plangebied:

  • Stationsweg;
  • Luttenbergstraat;
  • Assendorperstraat;
  • Wethouder Alferinkweg;
  • Marsweg;
  • Hortensiastraat;
  • Leo Majorlaan;
  • Deventerstraatweg;
  • Oosterlaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09011-0004_0038.png"

Industrielawaai

Een deel van het plangebied (omgeving Goertjesweg) valt binnen de bestaande geluidszone van het bedrijventerrein De Marslanden. De zone industrielawaai Marslanden is op de plankaart weergegeven. Buiten de zone industrielawaai Marslanden mag geluidhinder afkomstig van het bedrijventerrein niet meer bedragen dan 50 dB(A). Er worden geen wijzigingen in de bestaande zonegrens aangebracht.

Binnen de zone van het bedrijventerrein De Marslanden bevindt zich een aantal geluidsgevoelige bestemmingen. Voor deze bestemmingen is een hogere grenswaarde verleend. Binnen de zone zijn geen ontwikkelingen voorzien. Nader akoestisch onderzoek is dan ook niet nodig.
De zone industrielawaai Hanzeland valt net buiten het plangebied.

Spoorweglawaai

Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door het spoorwegtracé Zwolle-Meppel. In het plangebied zijn binnen de zones van deze spoorwegen geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen, zodat een nader akoestisch onderzoek achterwege kan blijven.

4.2.2 Bedrijvigheid (Wet milieubeheer)

Er is geïnventariseerd welke bedrijvigheid voorkomt in de wijk (zie 2.2.4.4 Economische voorzieningen).

Alle bedrijven in de gemeente Zwolle beschikken over een milieuvergunning op grond van de Wet Milieubeheer of over een melding ingediend op grond van een Algemene Maatregel van Bestuur. De verspreid door de wijk aanwezige kleinschalige bedrijvigheid heeft weinig invloed op de milieusituatie aldaar.

4.2.3 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Hiermee wordt de wijziging van de Wet Milieubeheer ten aanzien van de luchtkwaliteitseisen bedoeld. De wet maakt een onderscheid in projecten die 'in betekenende mate' (IBM) en 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarnaast worden er bestemmingen genoemd die extra gevoelig zijn voor luchtvervuiling (gevoelige bestemmingen).

Uiteraard moet niet alleen bij gevoelige bestemmingen maar bij alle projecten sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. Uit dit oogpunt moet afgewogen worden of het aanvaardbaar is om een bepaald project op een bepaalde plaats te realiseren. Hierbij speelt de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol, ook als het project zelf hier niet of nauwelijks aan bijdraagt. Projecten die 'niet in betekende mate' leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven volgens de Wet luchtkwaliteit niet afzonderlijk getoetst te worden op de grenswaarde(n), tenzij een dreigende overschrijding van één of meerdere grenswaarden te verwachten is. Volgens de gelijknamige AMvB ligt de grens van 'niet in betekenende mate' bij 3% van de grenswaarde van een stof.

De concentraties in de buitenlucht van zowel zwevende deeltjes (PM10) als stikstofdioxide mogen met niet meer dan 3% toenemen.

De normen voor luchtkwaliteit in het plangebied worden alleen overschreden ter hoogte van de Stationsweg. Op grond van het Besluit luchtkwaliteit zijn gemeenten verplicht om knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit aan te pakken. Om die reden heeft de Gemeente Zwolle een luchtkwaliteitsplan opgesteld. Onderdeel van het luchtkwaliteitsplan zijn onder andere een pakket van maatregelen en acties om de knelpunten op te lossen. Er zijn voor de Stationsweg geen locatiespecifieke maatregelen vastgesteld, maar generieke maatregelen, die voor de gehele stad effecten hebben, zoals schoon openbaar vervoer (eis bij concessieverlening), schoon eigen wagenpark, schoon personenvervoer (taxi, ouderen, gehandicapten).

4.2.4 Bodemkwaliteit

Assendorp bestaat voornamelijk uit woonbebouwing met een aantal maatschappelijke voorzieningen en verspreid door de wijk kleinschalige bedrijvigheid, voornamelijk detailhandel.

Uit de inventarisatie van het Historisch Bodembestand (HBB) is gebleken, dat er circa 375 locaties zijn waar bedrijfsmatige activiteiten hebben plaatsgevonden die mogelijk bodembedreigend zijn. In het verleden waren er in Assendorp diverse kleine bedrijfjes gevestigd zoals timmerwerkplaatsen, smederijen, brandstofgroothandels, drukkerijen, wasserijen en autoreparatiebedrijven met benzinepomp. Deze HBB-locaties zijn op de bijgaande kaart aangegeven met blauwe stippen.

Verder waren er bij woonhuizen ondergrondse huisbrandolietanks aanwezig voor verwarming. Daarnaast zijn veel percelen met oude bebouwing opgehoogd met puin en werden asladen soms in de tuin geleegd. Al deze activiteiten kunnen de bodemkwaliteit negatief hebben beïnvloed.

Een samenvatting van de resultaten uit de inventarisatie van het HBB van Assendorp:
90 bekende ondergrondse tanks, 28 autoreparatiebedrijven met benzinepomp, 4 loodgieters, 7 drukkerijen, 5 smederijen, 20 houtbewerking, 9 verf gerelateerde bedrijven, 6 wasserijen, 4 metaalbewerkingsbedrijven en daarnaast ook fietsenmakers, lompengroothandels, huidenzouterijen en slachterijen. De rest van de punten is historisch gezien onverdacht.

Uit de inventarisatie van het bodeminformatiesysteem blijkt dat er op 132 locaties (verdacht en onverdacht) een bodemonderzoek of historisch onderzoek is uitgevoerd. Deze locaties worden op de tekening aangegeven met rode vlakken. De locaties waar een geval van ernstige bodemverontreiniging is vastgesteld of wordt vermoed, worden hieronder toegelicht. Deze locaties worden met een tekstballon specifiek op de bijgaande kaart aangegeven. De gevallen van oud-stedelijke bodemverontreiniging (voornamelijk zware metalen en PAK) worden in deze inventarisatie niet specifiek toegelicht. Dergelijke verontreinigingen worden heterogeen verspreid over de wijk aangetroffen en zijn vaak niet meer te relateren aan een specifieke bedrijfsactiviteit.

  • 1. Assendorperstraat 67 - 71; autoreparatiebedrijf/benzineservicestation Spaay
    Deze locatie betreft een grond- en grondwaterverontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten. De verontreiniging is reeds gesaneerd in 1999 waarbij een geringe restverontreiniging is achtergebleven.
  • 2. Assendorperstraat 248; benzineservicestation Smit & Co
    Dit betreft een grond- en grondwaterverontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten, waarvan de omvang en de risico´s nog niet zijn bepaald. Op deze locatie is daarom nog vervolgonderzoek nodig.
  • 3. Groenestraat 45; autoreparatiebedrijf/benzineservicestation Beute
    Deze locatie betreft een grond- en grondwaterverontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten. De verontreiniging is reeds gesaneerd in 1991 waarbij een geringe restverontreiniging is achtergebleven.
     
  • 4. Groeneweg 39-45; garage/taxibedrijf en benzineservicestation Tadema
    Deze locatie betreft een grond- en grondwaterverontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten. De verontreiniging is reeds gesaneerd in 2005 waarbij een geringe restverontreiniging is achtergebleven.
  • 5. Groeneweg 71-75; chemische wasserij Dellen Wuyts
    Deze locatie en de omgeving ervan is verontreinigd met onder andere vluchtige chloorkoolwaterstoffen. In de periode 2003 tot 2008 is een sanering uitgevoerd, waarbij ook asbest is verwijderd. Bij de sanering is een aanzienlijke restverontreiniging met vluchtige chloorkoolwaterstoffen achtergebleven waarvoor nog een vervolgaanpak moet worden bepaald.

  • 6. Hertenstraat 8; verffabriek Klinkert & Co/autobusgarage VAD/clichéfabriek Bruyn
    De grond en het grondwater op deze locatie zijn verontreinigd met onder andere zware metalen, minerale olie en vluchtige chloorkoolwaterstoffen. Het betreft een geval van ernstige bodemverontreiniging, die met spoed aangepakt moet worden vanwege mogelijke humane- en verspreidingsrisico´s. In 2011 is een beschikking afgegeven op de ernst en spoedeisendheid van deze verontreiniging, waarbij tevens is ingestemd met een deelsaneringsplan, waarbij de locatie geschikt wordt gemaakt voor het beoogde gebruik. Deze sanering wordt waarschijnlijk eind 2011 uitgevoerd.
  • 7. Hortensiastraat 92A; benzineservicestation Jonker
    Deze locatie betreft een verontreiniging van de grond en het grondwater met minerale olie en vluchtige aromaten ter plaatse van een groenstrook. De verontreiniging is in 1998 beschikt als ernstig en urgent, te saneren voor 2012. In 2006 is goedkeuring gegeven op het saneringsplan.
  • 8. Zeven Alleetjes 1; drukkerij Joh. Enschede
    Dit betreft een grond- en grondwaterverontreiniging met minerale olie en een zware metalenverontreiniging in de bovengrond. De verontreiniging is reeds gesaneerd in 1999/2000 waarbij een geringe restverontreiniging is achtergebleven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09011-0004_0039.png"

Aangezien de feitelijke inrichting van het plangebied niet verandert ten gevolge van het bestemmingsplan Assendorp, is er op het gebied van bodem geen extra kostenpost te verwachten bij vaststelling van het plan. Voor de wijzigingsgebieden geldt dat bij gebruikmaking hiervan nader onderzoek plaatsvindt naar de bodemkwaliteit. Zie voor informatie over de wijzigingsgebieden ook paragraaf 5.4.1 Wijzigingsgebieden en voor de ligging kaart 2 in paragraaf 1.4.

4.2.5 Explosieven

In 2009 is bij het baggeren van de Singelgracht, nabij de Schoenkuipenbrug een wapen aangetroffen uit de tweede wereldoorlog.

Als vervolg hierop is in mei 2009 een probleeminventarisatie afgerond met betrekking tot de aanwezigheid van conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de stadswateren van Zwolle. Één van de verdachte locaties die uit de probleeminventarisatie naar voren kwam is de omgeving van de Turfmarkt. De omgeving van de Turfmarkt was verdacht vanwege de toenmalige aanwezigheid van een militair oefenterrein. Hierdoor vond mogelijk dump van munitie in het Almelose Kanaal plaats bij de Schoenkuipenbrug, de Menistenbrug en de Menistensluis.

Als vervolg op de probleeminventarisatie zijn explosieven opsporingswerkzaamheden uitgevoerd in het Almelose Kanaal, voorafgaand aan baggerwerkzaamheden. Bij de opsporingswerkzaamheden is een speciaal duikteam ingezet en zijn mogelijke gedumpte wapens en explosieven benaderd. De gevonden wapens zijn verwijderd. Het Almelose Kanaal is vervolgens gebaggerd.

De locatie is, conform de Beoordelingsrichtlijn voor het Opsporen van Conventionele Explosieven (BRL-OCE), middels een proces verbaal van oplevering vrijgegeven voor normaal gebruik. De gronden / het water van het Almelose Kanaal is dan ook geschikt voor verwezenlijking van de bestemming die er aan is toegekend in dit bestemmingsplan.

4.2.6 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico's. Het gaat hierbij om de risico's van het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen in bedrijven alsmede op het transport van gevaarlijke stoffen via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen.

Risicocontouren

In het kader van het Registratiebesluit Externe Veiligheid is de gemeente verplicht de risico's van gevaarlijke stoffen te registreren. Daartoe is een zogenaamde signaleringskaart gemaakt, die jaarlijks wordt geactualiseerd. Deze gemeentelijke signaleringskaart is gebaseerd op de risicovolle inrichtingen die in het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS) zijn geregistreerd. De gemeentelijke signaleringskaart geeft aan dat binnen het plangebied geen risicobronnen zijn gelegen. Het plangebied ligt wel binnen de invloedssfeer van de volgende, buiten het plangebied gelegen risicobronnen:

LPG tankstation
Aan de IJsselallee, buiten het plangebied, is een LPG-tankstation gevestigd. Voor een LPG-vulpunt geldt een straal van 110 meter voor het plaatsgebonden risico (PR) bij een doorzet van 1000 tot 1500 m³ LPG/jaar en een straal van 45 meter bij een doorzet < 1000 m³. Laatstgenoemde afstand is het toetsingscriterium indien de doorzet in de milieuvergunning is gemaximaliseerd op 1000 m³ LPG/jaar. De gemeente heeft de maximale doorzet in de vergunningen van LPG-tankstations opgenomen. Binnen 45 meter vanaf het vulpunt zijn geen kwetsbare objecten gevestigd.

Bepalend voor het groepsrisico is de bevolkingsdichtheid binnen een straal van 150 meter van het tankstation. Het groepsrisico levert voor het plangebied geen probleem op.

Type risicovolle activiteit:   Tankstation IJsselallee met LPG (doorzet < 1000 m3/jaar)  
Categoriaal / niet-categoriaal:   Categoriaal (vaste veiligheidsafstanden)  

In volgende figuur is de PR 10-6 contour (45 m vanaf het vulpunt) van het LPG tankstation aan de IJsselallee aangegeven. De risicocontour is ook weergegeven op kaart 9 in paragraaf 4.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09011-0004_0040.jpg"

Spoorwegemplacement
Het plangebied bevindt zich nabij de inrichting 'emplacement Zwolle'. Op een deel van het emplacement wordt gerangeerd met wagons met gevaarlijke stoffen.

Uit de milieuvergunning en de bijbehorende documenten blijkt dat tussen de hoge brug en de splitsing van het spoor Meppel - Deventer gerangeerd mag worden met gevaarlijke stoffen. De activiteiten moeten voldoen aan de normen uit de circulaire risicobenadering voor NS goederen emplacementen (1995). De beheerder moet jaarlijks aan het bevoegd gezag een opgave doen van het aantal wagons beladen met gevaarlijke stoffen. Tevens moet ieder jaar aangetoond worden dat het emplacement aan de veiligheidsnormen voldoet (door middel van de selectiemethode). Uit het milieuvergunningenarchief blijkt dat er in de afgelopen 13 jaar geen overschrijding van de normen (Plaatsgebonden en Groepsrisico) heeft plaatsgevonden. Omdat de milieuvergunning geen overschrijding van de normen toelaat en er een monitoringssysteem is verplicht kan geconcludeerd worden dat het rangeren met gevaarlijke stoffen geen belemmering oplevert voor het plangebied.

Opslag gevaarlijke stoffen aan de Marsweg 1
Aan de Marsweg 1 vindt opslag van gevaarlijke stoffen plaats met meer dan 10 ton. De veiligheidsafstanden van deze categoriale inrichting zijn vastgelegd in de Revi (Regeling externe veiligheid inrichtingen). Het bedrijf heeft zelf op 9 maart 2009 een kwantitatieve risico analyse (QRA) uit laten voeren. In de volgende tabel worden zowel de veiligheidsafstanden uit de Revi als deze QRA vermeld.

PR 10-6 contour   Volgens Revi   Volgens QRA  
Afstand (m)   215   120  

Type risicovolle activiteit:   > 10 ton opslag gevaarlijke stoffen  
Categoriaal / niet-categoriaal:   Categoriaal  

Binnen de 10-6 contour valt het verenigingsgebouw van de postduivenvereniging 'De Duif' en de kantine van voetbalvereniging 'v.v. Edon'. Deze buiten het plangebied gelegen gebouwen zijn niet bestemd voor het huisvesten van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen per jaar. Hierdoor zijn deze gebouwen beperkt kwetsbare objecten. In de bestaande situatie is dit niet in strijd met het Besluit.

De straal van de 1% letaliteitscontour bedraagt 120 meter. De bevolkingsdichtheid binnen deze cirkel is dermate beperkt dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden.

In onderstaande figuur is de PR 10-6 contour volgens de QRA aangegeven. De risicocontour is ook weergegeven op kaart 9 in paragraaf 4.3

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09011-0004_0041.png"


Transport gevaarlijke stoffen

De IJsselallee is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen. Ook over het spoor Zwolle-Deventer/Zwolle-Meppel worden gevaarlijke stoffen getransporteerd.
In 2004 is een onderzoek uitgevoerd naar potentiële knelpunten voor wat betreft de externe veiligheid langs transportassen in de gemeente Zwolle. Uit het onderzoek (Inventarisatie Externe Veiligheid Langs Transportassen, gemeente Zwolle, 19 mei 2004) blijkt, dat langs genoemde transportassen zich geen probleemsituaties voordoen zowel voor wat betreft het plaatsgebonden risico als het groepsrisico. Langs deze assen zijn in dit bestemmingsplan ook geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen, die van invloed zijn op de externe veiligheid.

Verantwoordingsplicht

Het bestemmingsplan voorziet niet in de nieuwbouw van woningen of andere kwetsbare objecten. Het groepsrisico blijft derhalve constant. Nergens wordt de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico overschreden. Daarmee is de verantwoordingsplicht voor dit bestemmingsplan niet van toepassing.

Bestemmingsplankaart/regels

Bij dit bestemmingsplan is gekozen om in principe geen nieuwe risicobronnen toe te laten. De bestaande risicocontour van Marsweg 1 is als een gebiedsaanduiding in het bestemmingsplan opgenomen. In de bestemmingsplanregeling is aangegeven dat nieuwe kwetsbare objecten binnen de risicocontour van Marsweg 1 niet zijn toegestaan. Door nieuwe technische inzichten, verandering van wetgeving en nieuwe rekenmodellen kan de omvang van risicocontouren fluctueren zonder dat de risicovolle activiteit verandert. Daarom is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de contour van het bedrijf aan de Marsweg 1 te verschuiven of te laten vervallen, indien het risico is gewijzigd dan wel opgeheven.

Buisleidingen

Door het plangebied lopen geen hogedrukaardgasleidingen.

4.2.7 Waterbeheer

De veiligheid voor hoge buitenwaterstanden voor de binnen het plangebied gerealiseerde voorzieningen is gewaarborgd door de regionale waterkering langs het Almelose Kanaal. Deze waterkering wordt beschermd door de keur van het waterschap Groot Salland. Het gebied dat beschermd wordt door de keur staat als 'waterstaat' aangegeven op kaart 9 in paragraaf 4.3. Dit gebied heeft de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' gekregen.

Het waterpeil in het Almelose Kanaal, het Koelwaterkanaal en de Stadsgracht fluctueert. Een groot deel van het jaar schommelt de waterstand rond -0,15 m NAP.

De vijver in Park de Wezenlanden wordt met behulp van een gemaal op het gewenste streefpeil van -0,20 m NAP gehouden. Het gemaal is eigendom van de gemeente Zwolle. Het water wordt geloosd op het Koelwaterkanaal. Het beheer en onderhoud van de vijver en het gemaal berust bij de gemeente Zwolle.

De watergangen in de aangrenzende dierenweide is met een duiker onder de Leo Majorlaan gekoppeld met de waterpartij van de Nooterhof. Deze waterpartij is met duikers, onder de Marsweg, verbonden met de watergang langs de Primulastraat. Op de watergang langs de Primulastraat zijn de watergangen van het sportpark gekoppeld met behulp van een duiker. Het water wordt afgevoerd naar de watergang langs de Anthony Fokkerstraat. Het beheer en onderhoud van de watergangen en het gemaal berust bij de gemeente Zwolle.

Bij nieuwbouwplannen dient een rioleringsplan opgesteld te worden. Er dient hierbij te worden uitgegaan van een geïntegreerd stelsel. Dit houdt in dat het hemelwater van daken geïnfiltreerd moet worden middels een infiltratievoorziening op eigen terrein. Het hemelwater van wegen dient middels infiltratiebuizen geïnfiltreerd te worden. Hiervoor dient nader onderzoek te worden gedaan naar de mogelijkheden van infiltratie (bodemopbouw en doorlaatbaarheid). De riolering die in openbaar terrein ligt en goed toegankelijk is, zal door de gemeente Zwolle in beheer en onderhoud worden genomen.

4.2.8 Overstromingsrisico

Quickscan

Het plangebied van bestemmingsplan Assendorp is gelegen in dijkring 53, Salland (zie figuur 1). Deze dijkring wordt omsloten door de Vecht aan de noordzijde, de IJssel aan de westzijde en het Zwarte Water aan de noordwestzijde. Omdat het bestemmingsplan ruimte biedt aan de ontwikkeling van niet incidentele overstromingsgevoelige functies en omdat het plangebied gelegen is in dijkring 53 is een overstromingsrisicoparagraaf verplicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09011-0004_0042.jpg"

figuur 1: dijkring 53

Risico-inventarisatie

Voor de keringen van dijkring 53 is de overschrijdingskans genormeerd op 1/1.250e per jaar. Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte, in Zwolle voor dijkring 53 tijdens een overstroming, geschat tussen de 0,8 en 2,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep (figuur 2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09011-0004_0043.jpg"

figuur 2: maximale waterdiepte tijdens een overstroming in dijkring 53

Afhankelijk van de locatie waar een dijk doorbreekt zal water dijkring 53 binnen stromen. In figuur 3 zijn twee maatgevende locaties (Olst en Berkum) weergegeven die uiteindelijk zullen leiden tot een waterstand weergegeven in figuur 2 en de snelheid waarmee het water dijkring 53 instroomt (figuur 3). Afhankelijk van de locatie binnen dijkring 53 kan het wenselijk zijn om maatregelen dan wel voorzieningen te treffen.

Zie de volgende figuren 3 dijkdoorbraak Olst (boven) en 4 dijkdoorbraak Berkum in Zwolle (beneden).

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09011-0004_0044.jpg"

Maatregelen

Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijkringen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstromingen. Voor onderhavige ontwikkeling kan worden gedacht aan navolgende voorzieningen/ maatregelen:

  • aanvullend ophogen (voor zover mogelijk) van het plangebied;
  • voldoende hoog aanbrengen vloerpeil, eventueel verhoogde drempels;
  • aansluiting plangebied op dichtstbijzijnde weg zodat bereikbaarheid gewaarborgd blijft;
  • zodanig inrichten gebouw zodat bij eventuele overstromingen schade zoveel mogelijk wordt beperkt (bijvoorbeeld materiaalgebruik, minder gevoelige ruimten begane grond);
  • opstellen van evacuatieplan.
4.2.9 Energie en duurzaam bouwen

Energie

Conform het gemeentelijk energiebeleidsplan mag de EPC (Energie Prestatie Coëfficiënt) van nieuw te bouwen woningen niet meer dan 0,76 bedragen (verscherping ten aanzien van het Bouwbesluit met 10%). Zongericht verkavelen en de toepassing van duurzame energie (warmtepomp, zonneboiler en PV-installatie) kunnen daar een substantiële bijdrage aan leveren. Ook bij renovatie van woningen dient aandacht besteed te worden aan energiebesparende maatregelen en voorzieningen, de toepassing van duurzame energie, duurzame bouwmaterialen en waterbesparende technieken.

Infiltratie regenwater

Op grond van het gemeentelijk beleid infiltratie hemelwater (juli 2006) dient regenwater te worden afgekoppeld en in de bodem te worden geïnfiltreerd. Ontheffing van deze verplichting kan worden verleend indien onderzoek aantoont dat infiltratie niet mogelijk is.

Duurzaam bouwen

Op 8 januari 2007 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie Duurzaam Bouwen vastgesteld. Het beleid is van toepassing op gebouwen en grond-, weg- en waterbouw en is erop gericht dat overal een minimaal niveau voor duurzaamheid bereikt moeten worden. De beleidsvisie biedt 2 mogelijkheden voor het realiseren van het minimale niveau. Bouwpartijen kunnen een keuze kunnen maken voor één van beide. De methodes verschillen in flexibiliteit. Eén methode, toepassing van GPR Gebouw geeft maximale flexibiliteit voor de bouwpartijen. Hierbij wordt het minimale niveau meegegeven, waarbij bouwpartijen door selectie uit een keur van maatregelen aan dit niveau kunnen komen. Het andere betreft een lijst van 8 maatregelen, waaruit minimaal 5 maatregelen gekozen moeten worden. Dit geeft minder flexibiliteit aan bouwpartijen, maar wel duidelijkheid. Ook het minimale niveau is bovenwettelijk en ligt dus boven het niveau van het Bouwbesluit. Daarom zal gewerkt moeten worden met andere instrumenten, zoals bijvoorbeeld een convenant met de projectontwikkelaars.