Plan: | "44e wijziging bestemmingsplan Buitengebied 2009, Jagersweg 18" |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0189.WB2018000004-VA01 |
Aan de Jagersweg 18 te Enter bevindt zich een voormalige varkenshouderij met bijbehorende bedrijfswoning. De bedrijfsmatige activiteiten op het erf zijn inmiddels gestaakt. Wat resteert is ruim 3300 m2 aan landschapsontsierende bedrijfsgebouwen en de voormalige bedrijfswoning. De initiatiefnemer is voornemens om alle landschapsontsierende bedrijfsgebouwen te slopen in het kader van de beleidsregel Rood-voor-Rood. Het forse sloopoppervlak rechtvaardigt de bouw van drie nieuwe woningen. De gemeente Wierden heeft zich op 26 juli 2017 positief uitgesproken over de ontwikkeling, onder de voorwaarde dat één woning kan worden gerealiseerd op het erf aan de Jagersweg. De overige twee woningen worden elders binnen de gemeente Wierden gebouwd. Hierover is de initiatiefnemer nog in overleg met de gemeente Wierden. Op basis van het Principebesluit, zijn verschillende opties bespreekbaar. Om de realisatie van één woning aan de Jagersweg 18 mogelijk te maken is onderhavig wijzigingsplan opgesteld.
Het erf aan de Jagersweg behoort tot het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" van de gemeente Wierden. Het bestemmingsplan is vastgesteld op 21 januari 2010.
Figuur 1: Uitsnede bestemmingsplan "Buitengebied 2009"
Op het erf is de enkelbestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" van kracht. Deze gronden zijn bestemd voor de uitoefening van agrarische bedrijfsactiviteiten inclusief bijbehorende bouwwerken. In artikel 4.7 lid g is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Deze regel maakt het mogelijk dat het college van burgemeester en wethouders het bestemmingsplan kan wijzigen van de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" naar de bestemming "Wonen".
Naast de enkelbestemming is ook de dubbelbestemming "Archeologische verwachtingswaarde" van toepassing. Het erf is momenteel in het bestemmingsplan aangeduid als intensieve veehouderij én het erf is gelegen in het verwevingsgebied.
Het bestemmingsplan "44e wijziging bestemmingsplan Buitengebied 2009, Jagersweg 18" bestaat uit de volgende stukken:
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van het plangebied weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van de voorliggende toelichting.
De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een zevental hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan. In hoofdstuk 3 komt het beleidskader aan bod. In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van het van toepassing zijnde rijksbeleid, provinciaal beleid en gemeentelijk beleid. Het plan wordt getoetst aan de randvoorwaarden die uit het beleid volgen. Hoofdstuk 4 bevat een waardentoets. Hieruit blijkt welke waarden er in het plangebied aanwezig zijn en of deze worden aangetast door de ontwikkeling. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieuaspecten aan bod. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 een korte toelichting gegeven van de juridische aspecten en plan verantwoording. In hoofdstuk 7 wordt tot slot ingegaan op de ruimtelijke, maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.
In dit hoofdstuk wordt een korte beschrijving gegeven van de ligging van het plangebied en de omgeving. Daarnaast wordt de voorgenomen ontwikkeling beschreven.
Het erf is gelegen in Enter; een dorp in het westen van de regio Twente. Enter behoort tot de provincie Overijssel en ligt in de gemeente Wierden. Circa 500 meter ten noorden van het erf aan de Jagersweg loopt de Rijksweg A1. Het erf bestaat uit een aantal varkensschuren, een bedrijfswoning en een kapschuur. Ten zuiden van de stallen bevindt zich een paardenweide. Naast de schuren bevindt zich de bedrijfswoning met tuin. Aan de oostzijde van het plangebied staan een aantal bomen met ondergroei.
Figuur 2: Uitsnede bestemmingsplan "Buitengebied 2009"
Landschap
Het erf ligt op de rand van de beekeerdgronden van de Enter Venen en de hogere kop van het vroegere Suikerveld. De naam van het Suikerveld is in de loop der jaren veranderd in Zuiderveld. Het is een kleinschalig ontgonnen gebied. Het gebied wordt gekenmerkt door de ruim aanwezige beplanting in de vorm van blokvormige ‘bosjes’. Een groot gedeelte van de percelen aan de Zuiderveldsweg bestaat uit bos. Het landschap was oorspronkelijk fijnmazig door veekerende singels, boomrijen en erven. Veel van deze landschappelijke beplanting is in de loop der jaren verwijderd. De bebouwing is veelal blijven bestaan, hierdoor liggen de erven "kaal" in het landschap.
Impressie van het erf
Op de foto's in figuur 3 is het erf weergegeven. Foto 01 is genomen vanaf de Elsenerweg, foto 03 is genomen vanaf het erf in de richting van de Elsenerweg. Deze twee foto's geven een goed beeld van het "kale" erf en het doorzicht tussen de huidige woningen aan de Jagersweg. Foto 02 is genomen vanaf de oprit van het erf aan de Jagersweg. Foto 04 is het achtererf van de Jagersweg. Hierop zijn enkele landschappelijke elementen te zien, zoals de "bosjes".
Figuur 3: Impressie van het erf aan de Jagersweg
Schuren slopen in ruil voor woningbouw
De initiatiefnemer is voornemens om de leegstaande stallen van de voormalige varkenshouderij aan de Jagersweg 18 te slopen. De bedrijfsmatige activiteiten op het erf zijn inmiddels gestaakt. Wat resteert is ruim 3300 m2 aan landschapsontsierende bedrijfsgebouwen én de voormalige bedrijfswoning. Met de sloop van 3300 m2 landschapsontsierende schuren kan de initiatiefnemer, op basis van de Rood-voor-Rood regeling 3 compensatiewoningen bouwen. 1 van de 3 compensatiewoningen word gerealiseerd op het erf aan de Jagersweg 18. De overige kavels worden elders binnen de gemeente gerealiseerd.
Erfinrichting
De sloop van schuren wordt in het kader van de Rood-voor-Rood regeling gezien als kwaliteitsverbetering. Daarnaast is het bij erfontwikkelingen van belang, dat ook de nieuw te bouwen woning landschappelijk wordt ingepast. De landschappelijke inpassing van de woning is vastgelegd in het Inrichtingsplan. Dit plan wordt in deze paragraaf beschreven.
Figuur 4: Inrichtingsplan voor het erf aan de Jagersweg (bron: Eelerwoude)
Doorzichten behouden
Bij bebouwingslinten, zoals aan de Jagersweg, is het van belang om de aanwezige doorzichten te behouden. Hiermee wordt voorkomen dat de lint een massieve uitstraling krijgt. Het behouden van doorzichten staat centraal in het erfontwerp. Daarom wordt de zichtlijn langs de huidige oprit behouden en versterkt met een landschappelijke beukenhaag. Het middendeel van de nieuwe woning, bestaat uit een glazen pui, waardoor ook midden op het erf een nieuwe zichtlijn ontstaat.
Beleving van het landschap
Voor de initiatiefnemer is de beleving van het landschap van belang. Daarom staat de woning haaks op de kavel en is deze georiënteerd op de Jagersweg en het achterliggende landschap. Om de zichtlijnen vanuit de woning te behouden, wordt het voorerf informeel ingericht. Hierdoor worden forse (zicht beperkende) groenelementen vermeden.
Groenelementen versterken
Bij de inrichting van een erf is de aanleg van landschapselementen erg belangrijk. Aan de oostkant wordt de erfgrensbeplanting hersteld in de vorm van een beukenhaag, welke overloopt in een inheemse houtsingel. Deze singel filtert het zicht op de achterliggende bebouwing. Ten westen van het erf wordt een forse inheemse houtsingel gerealiseerd. Door gebruik van inheemse soorten in beide houtsingels leveren deze een grote bijdrage aan de ecologische waarden in het gebied.
Langs de weg en op het erf vormt de karakteristieke haagstructuur een groot onderdeel van het ontwerp. Het zijn veelal lage beukenhagen 1-1,5 meter hoog, behalve waar rondom de woning meer afscherming (zicht) gewenst is.
Aanplant boomvormers
Solitaire bomen en boomgroepen zijn een sieraad voor veel erven in de omgeving. Op het erf aan de Jagersweg worden de bestaande bomen behouden, waaronder twee grote oude eiken op het voorerf. Daarnaast worden ook enkele nieuwe erfbomen en landschappelijke solitairen toegevoegd.
Het woonconcept
Figuur 5: Woonconcept van het erf aan de Jagersweg (bron: Studio-NL)
“In making for ourselves a place to live we first spread a parasol to cast a shadow on the earth and in the pale light of the shadow we put together a house.”
(Japanse novelist Tanizaki 1933, In the Praise of Shadow, p. 17)
Positionering
Het nieuw te realiseren woonhuis en bijgebouw is gepositioneerd in de langgerekte weide aan de Jagersweg 18, gelegen tussen twee bestaande woonhuizen. Door de woning wat naar achteren terug van de openbare weg te plaatsen, stelt het volume zich stedenbouwkundig terughoudend op en nog belangrijker, als zodanig kunnen twee 70-jarige oude eiken worden gespaard. Deze eiken dragen enorm bij aan een karaktervol en landschappelijk voorerf.
Dakconstructie
Het architectonisch concept bestaat uit twee eenvoudige, niet onderbroken en parallel geschakelde daken. Daken welke duiden op menselijke aanwezigheid. Het eerste dak huisvest het woonhuis. Het tweede dak het bijgebouw/overkapping. Door de 2 daken worden op deze strokenkavel 3 zones gedefinieerd. Te weten: het voorerf, het middenerf en het achtererf. Allen met een eigen atmosfeer. Het voorerf dat aansluiting zoekt met het panoramisch landschap aan de overzijde van de Jagersweg. Het middenerf, die een intieme, sfeervolle binnenplaats voor het gezinsleven gaat vormen. En tot slot het achtererf met een meer utilitaire atmosfeer (fruitgaard, moestuin, vuurplaats en dierenweide). Omdat het woonvolume dwars is gepositioneerd op de langgerekte kavel ontstaat niet alleen de eerder beschreven zonering, maar zal ook de woonmassa zich terughoudend aanbieden aan de landschappelijke voorzijde van de Jagersweg. Massieve kopgevels blijven uit het zicht.
De dwars gepositioneerde kap reageert als vanzelfsprekend op het landschappelijk panoramische uitzicht, welke vanuit de voorzijde van de woning wordt verkregen.
Ontsluiting
Het erf aan de Jagersweg wordt ontsloten via de Jagersweg, waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande ontsluiting. Voor het parkeren, ten behoeve van de nieuwe woning, wordt ruimte gereserveerd op het nieuwe erf.
Figuur 6: Woonconcept van het erf aan de Jagersweg (bron: Studio-NL)
In dit hoofdstuk wordt het relevante beleid dat betrekking heeft op het plangebied en de voorgenomen ontwikkeling beschreven. Het wordt benaderd vanuit het Rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Uit het beleid volgen randvoorwaarden die worden getoetst aan het voorgenomen plan.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bevat de visie van het Rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Het Rijk streeft naar een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. In 2012 is deze visie officieel in werking getreden. In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028, daarbij is aangegeven welke nationale belangen aan de orde zijn. De tijdshorizon is gesteld, omdat in de loop van de tijd nieuwe ontwikkelingen en opgaven kunnen vragen om bijstelling van de rijksdoelen. Voor de ambities zijn rijksinvesteringen slechts één van de instrumenten die worden ingezet. Kennis, bestuurlijke afspraken en kaders kunnen ook worden ingezet. De huidige financiële rijkskaders (begroting) zijn randvoorwaardelijk voor de concrete invulling van die rijksambities.
De ruimtelijke waarden die het nationaal belang waarborgen zijn opgenomen in 13 verschillende belangen. In de structuurvisie wordt ook aangegeven op welke wijze het Rijk deze belangen wil verwezenlijken. Dit zorgt voor een duidelijk overzicht in één document gezamenlijk met de doelen die het Rijk heeft opgesteld.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De realisatie van een woningbouwkavel in het kader van de Rood-voor-Rood regeling, raakt geen van de rijksbelangen uit de SVIR. Het wijzigingsplan heeft geen nationaal belang.
Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro wordt een aantal projecten die van Rijksbelang zijn met name genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan ruimtelijke plannen moeten voldoen. Binnen het Barro komen de volgende onderdelen aan bod:
In oktober 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijkswegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de EHS, de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater, maximering van het de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer en is het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving opgenomen. Per 1 juli 2016 zijn er nog enkele wijzigingen van de Barro van kracht geworden. Deze wijzigingen hebben geen directe invloed op de voorgenomen ontwikkeling. Wel is de term 'Ecologische Hoofdstructuur' gewijzigd in 'Natuurnetwerk Nederland' ('NNN'), de relatie met deze ontwikkeling is toegelicht in paragraaf 4.2 Natuurwaarden.
De ladder voor duurzame verstedelijking
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro (artikel 3.1.6 lid 2) bepaalt dat voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
In de voorgenomen ontwikkeling wordt op het erf aan de Jagersweg ruim 3300 m2 landschapsontsierende schuren gesloopt. De huidige agrarische bestemming wordt omgezet naar een woonbestemming. Hierdoor wordt het mogelijk gemaakt om een woningbouwkavel toe te voegen aan de Jagersweg. Deze woning wordt landschappelijk ingepast. Zie hiervoor het Inrichtingsplan.
Blijkens jurisprudentie betreft een plan dat bij recht voorziet in een stedelijke ontwikkeling, maar ten opzichte van hetgeen het voorgaande plan bij recht mogelijk maakte, niet in relevante mate voorziet in meer of andere planologische mogelijkheden, voorziet niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Van dit standpunt wordt alleen afgeweken indien die planologische functiewijziging een zodanige aard en omvang heeft dat desalniettemin sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Gezien de kenmerken van de ontwikkeling aan de Jagersweg wordt dit plan daarmee niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling in de zin van de Bro. Een verdere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarmee niet noodzakelijk. De voorgenomen ontwikkeling heeft verder geen betrekking op de overige benoemde onderdelen in het Barro.
De nieuwe Wet natuurbescherming vervangt vanaf 1 januari 2017 drie wetten. Dit betreffen de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. Doel van de Wet natuurbescherming is drieledig:
Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er voor projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, mag optreden. Binnen de Natura 2000-gebieden zijn de Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebied te onderscheiden. De Vogelrichtlijn (vastgesteld in 1979) is een regeling van de Europese Unie (EU) die tot doel heeft alle in het wild levende vogelsoorten op het grondgebied van de EU te beschermen. De lidstaten van de EU zijn verplicht voor alle vogelsoorten die in hun land leven leefgebieden van voldoende grootte en kwaliteit te beschermen. De Europese Habitatrichtlijn (vastgesteld in 1992) beoogt de biologische diversiteit te waarborgen door het instandhouden van de (half)natuurlijke leefgebieden en de wilde flora en fauna. De Habitatrichtlijn is gericht op de bescherming van soorten en natuurlijke habitats. Hiervoor zijn eveneens speciale beschermingszones aangemeld.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Het erf aan de Jagersweg maakt geen onderdeel uit van Natura 2000-gebied en deze gebieden liggen ook niet in de directe nabijheid van het erf. Een uitgebreide toetsing van het plan aan de wet- en regelgeving m.b.t. natuurbescherming (o.a. m.b.t. soortenbescherming) is opgenomen in paragraaf 4.2 Natuurwaarden van de toelichting van dit wijzigingsplan. Hieruit blijkt dat het voorgenomen plan voldoet aan de wet- en regelgeving.
Vanuit de SVIR, het Barro, de Bro en de Wet natuurbescherming komen geen randvoorwaarden of uitgangspunten naar voren die rechtstreeks doorwerken op de voorgenomen ontwikkeling.
De Omgevingsvisie Overijssel betreft een integrale visie. Het plan is op 1 juli 2009 vastgesteld door Provinciale Staten en op 1 september 2009 in werking getreden. De twee grote thema's van de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Deze thema's zijn in de Omgevingsverordening in definities verankerd. De definitie van duurzaamheid luidt: "duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte aan de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien". Duurzaamheid vraagt om een transparante afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. De definitie van ruimtelijke kwaliteit luidt: "het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is". Ruimtelijke kwaliteit is het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen.
De provincie heeft een hoofdambitie, zorgen voor een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met daarbij een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:
Actualisatie Omgevingsvisie- en verordening
Provinciale Staten hebben op 3 juli 2013 de actualisatie Omgevingsvisie vastgesteld, evenals de actualisatie van de verordening. Daarmee staat onder andere ook de herbegrenzing van de EHS vast. Binnen de begrenzing van de EHS heeft de provincie de gronden opgenomen die nodig zijn om de doelen te halen voor Natura 2000. Een deel van de doelen wordt bereikt via Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). De PAS wordt wettelijk geregeld en is bedoeld om Natura 2000-doelen veilig te stellen én ruimte te maken voor nieuwe economische activiteiten. Voor de begrenzing van de ontwikkelopgave Natura 2000 heeft de provincie gebiedsdocumenten en maatregelkaarten laten opstellen. De provincie maakt samen met haar partners een uitvoeringsplan voor de realisatie van maatregelen voor Natura 2000 en de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Voor het realiseren van de EHS en de Ontwikkelopgave Natura 2000 en PAS zijn landbouwgronden nodig. Deze gronden worden gebruikt voor het realiseren van nieuwe natuur of om maatregelen te nemen voor de naastgelegen natuurgebieden. Deze maatregelen zorgen veelal voor vernatting van de gronden en/of hebben betrekking op minder of geen bemesting. Hierdoor worden deze gebieden minder of ongeschikt voor de landbouw.
Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Overijssel 2017 'Beken kleur' en de Omgevingsverordening Overijssel 2017 vastgesteld. Met de vaststelling van het nieuwe Omgevingsbeleid is invulling gegeven aan de:
Sturen op ruimtelijke kwaliteit
Door de Omgevingsvisie is het eerdere detailkader, zoals o.a. 'Rood voor Rood', 'Rood voor Groen' en 'Nieuwe landgoederen' vervallen en is er een nieuw document opgesteld: de 'Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving' (KGO). KGO is vastgelegd in de provinciale verordening (artikel 2.1.6). De KGO gaat er vanuit dat er ruimte is voor grootschalige uitbreidingen en nieuwe functies in het buitengebied, uitsluitend indien hier sociaal economische en/of maatschappelijke redenen voor zijn en er is aangetoond dat het verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.
KGO in relatie tot erf-ontwikkelingen
Bij grootschalige ontwikkelingen in het buitengebied (nieuwe of veranderingen van bestaande situaties) is de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van toepassing. Naast een investering in de ontwikkeling zelf vraagt de provincie dan tegelijkertijd om investeringen (kwaliteitsprestaties) in de omgevingskwaliteit rondom de eigen locatie.
Bij een uitbreiding of een nieuwe ontwikkeling kan een goede ruimtelijke inpassing van het totale erf waar de ontwikkeling deel van uitmaakt, voldoende zijn. In dat geval wordt er gesproken van een basisinspanning. De KGO wordt toegepast als er naast de basisinspanning, aanvullende kwaliteitsprestaties nodig zijn. In het Werkboek Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving worden diverse categorieën genoemd waarvoor dat in principe geldt:
In de voorgenomen ontwikkeling aan de Jagersweg wordt ruim 3000 m2 landschapsontsierende schuren gesloopt. Ter compensatie worden er 3 nieuwe woningbouwkavels gerealiseerd, waarvan 1 op het erf aan de Jagersweg. Het nieuwe erf wordt daarbij natuurlijk en landschappelijk ingericht. Het plan behelst geen verlies aan ecologische en landschappelijke waarden, maar juist een aanmerkelijke winst. De kwaliteitseisen uit het opgestelde inrichtingsplan zijn daarbij middels een Voorwaardelijke verplichting vastgelegd in dit bestemmingsplan. Hiermee voldoet de ontwikkeling aan het KGO-beleid, zoals vastgelegd in artikel 2.1.6 van de Omgevingsverordening.
Om de opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities van de provincie waar te maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie verschillende niveaus. Aan de hand van deze drie niveaus kan worden bepaald of er een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de Omgevingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden. De volgende niveaus komen aan de orde.
1. Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van de EU, Rijk of de provincie. Deze keuzes kunnen bepalen of ontwikkelingen mogelijk zijn of niet. Het uitvoeringsmodel vraagt bij nieuwe ontwikkelingen dus eerst te kijken naar het niveau van generieke beleidskeuzes. Hierbij gaat het om de normen van de SER-ladder, de EHS, externe veiligheid, ligging in het grondwaterbeschermingsgebied, waterveiligheid etc. Geconstateerd wordt dat het voorliggende plan aangaande deze generieke beleidskeuzes niet op belemmeringen stuit.
2. Ontwikkelingsperspectieven
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene en stedelijke omgeving. Met de ontwikkelingsperspectieven wordt de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van de provincie vormgegeven. Het beleid voor de ontwikkelingsperspectieven is vastgelegd in artikel 2.1.5 van de Omgevingsverordening. In dit artikel is bepaald dat gemotiveerd moet worden dat een voorziene ontwikkeling past binnen de vastgestelde ontwikkelingsperspectieven.
Figuur 7: Erf aan de Jagersweg gelegen in het kleinschalig mixlandschap
Het plangebied aan de Jagersweg behoort tot het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in kleinschalig mixlandschap' (zie figuur 7). In dit ontwikkelingsperspectief is sprake van verweving van functies. Met aan de ene kant melkveehouderij en akkerbouw als belangrijke vorm van landgebruik. En aan de andere kant ruimte voor landschap, natuur, milieubescherming, cultuurhistorie, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. De kwaliteitsambitie ‘voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen’ staat hierbij voorop. De provincie wil de ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw, maar ook van andere sectoren zoals recreatie, nog nadrukkelijker verbinden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen.
Uitgangspunten voor kleinschalige mixlandschappen zijn:
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De voorgenomen ontwikkeling aan de Jagersweg voldoet aan de uitgangspunten van het ontwikkelingsperspectief. De ontwikkeling beperkt de omliggende functies niet, maar sluit met het toevoegen van een woonbestemming juist aan op de omliggende functies. Daarnaast gaat de ontwikkeling gepaard met de realisatie van passende landschappelijke en natuurlijke elementen. Bovendien draagt de ontwikkeling bij aan de leefbaarheid en diversiteit van het landelijk gebied.
3. Gebiedskenmerken
In het provinciale beleid zijn voor alle gebieden gebiedskenmerken aangegeven. Het beleid voor deze gebiedskenmerken is vastgelegd in artikel 2.1.5 van de provinciale verordening. Hierin is bepaald dat inzichtelijk moet worden gemaakt dat voldaan wordt aan dit beleid. Wanneer in het beleid normerende uitspraken worden gedaan, voorziet het bestemmingsplan (voor zover deze uitspraken zich daarvoor lenen) in een bestemmingsplanregeling conform deze normerende uitspraken. Wanneer in het beleid richtinggevende uitspraken worden gedaan, voorziet het bestemmingsplan (voor zover deze uitspraken zich daarvoor lenen) in een bestemmingsplanregeling conform deze richtinggevende uitspraken. De gebiedskenmerken zijn opgenomen in verschillende lagen; de natuurlijke laag, de agrarische cultuur laag, de stedelijke laag en de lust- en leisurelaag. Op basis van deze kenmerken is er ingezoomd op het plangebied aan de Jagersweg 18 te Enter en is gekeken welke specifieke kwaliteitsvoorwaarden en opgaven (normerend en richtinggevend) voor ruimtelijke ontwikkelingen van toepassing zijn.
Natuurlijke laag
De natuurlijke laag is ontstaan doordat abiotische en biotische processen inwerken op de ondergrond van bodem en geologie. Van oudsher bestaat er een sterke samenhang tussen het natuur- en watersysteem. Vervolgens heeft de natuurlijke laag plek en betekenis gekregen in het menselijke occupatieproces. Lange tijd is de natuurlijke laag sturend geweest voor een groot deel van de ruimtelijke ontwikkelingen. Mensen vestigden zich op de droge plekken en wegen werden aangelegd bij goed doorwaadbare plekken in de beek. Pas de laatste eeuw is deze samenhang door technische mogelijkheden verminderd en zijn de kwaliteiten van de natuurlijke laag aangetast. Het beter afstemmen van de ruimtelijke ontwikkelingen op de natuurlijke laag, kan voorkomen en er voor zorgen dat natuurlijke kwaliteiten weer medebepalend worden. Het erf aan de Jagersweg ligt op de rand van een stuwwal (zie figuur 8). De stuwwallen zijn tijdens de ijstijd opgestuwde aardlagen, waardoor grote hoogteverschillen zijn ontstaan. Deze verschillen zijn in het huidige landschap nog steeds goed zichtbaar.
Figuur 8: Erf aan de Jagersweg gelegen op de rand van een stuwwal
Normerend uitgangspunt:
Richtinggevende uitgangspunten:
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Het opgestelde Inrichtingsplan voldoet, voor zover relevant, aan deze normerende en richtinggevende uitgangspunten. Zo is het plangebied en de directe omgeving van oudsher kleinschalig. Dit wordt met het voorliggende plan versterkt. Daarnaast worden bestaande hoogteverschillen gerespecteerd. De uitvoering (en instandhouding) van het inrichtingsplan (zoals opgenomen in het ontwikkelingsplan) is als Voorwaardelijke verplichting vastgelegd in de regels van het bestemmingsplan.
Laag van het agrarisch cultuurlandschap
In het agrarisch cultuurlandschap gaat het er om dat de mens inspeelt op de natuurlijke omstandigheden en die ten nutte maakt. Vanuit de nederzettingen zijn de omliggende gronden ooit ontgonnen, daardoor is er een sterke ruimtelijke en functionele relatie met het omringende landschap ontstaan. Afhankelijk van de stand van de techniek en de beschikbaarheid van meststoffen is door de eeuwen heen een geschakeerd patroon van akkers, weiden, hooiland en bebouwing gegroeid. Dit verschil in tijd geeft mede richting aan de ontwikkeling van deze gebieden. Binnen de regionale landschappen is er vaak op korte afstand sprake van verschillen: de es, de flank en het beekdal. Het erf aan de Jagersweg ligt in het Jonge heide en broekontginningenlandschap.
Figuur 9: Erf aan de Jagersweg gelegen in het jonge heide en broekontginningenlandschap
Met betrekking tot het jonge heide en broekontginningenlandschap geldt dat de voormalige natte en droge heidegronden oorspronkelijk waren verbonden met het essen- en oude hoevenlandschap. Hier werd geweid en werden de plaggen gestoken voor in de stal. In de stal bemeste plaggen dienden als structuurverbeteraar en bemesting voor de akkergronden op de essen. Na de uitvinding van het kunstmest ging deze functie verloren en werden ook deze gronden grotendeels in cultuur gebracht. De steeds planmatigere en grootschaligere ontginningen gingen door tot in de jaren 60 van de 20e eeuw. Ten opzichte van omliggend essen- en hoevenlandschap zijn de landbouwontginningen relatief grote open ruimtes, deels omzoomd door boscomplex. De erven liggen als blokken aan de weg geschakeld.
Normerend uitgangspunt:
Richtinggevend uitgangspunt:
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Met de ontwikkeling aan de Jagersweg worden de dragende lineaire structuren en kenmerkende ruimtematen binnen het jonge heide en broekontginningenlandschap niet aangetast. Door het erf landschappelijk in te passen, worden de landschappelijke kwaliteiten juist versterkt.
Stedelijke laag en lust- en leisurelaag
Met betrekking tot de stedelijke laag een de lust- en leisure (beleving) laag gelden geen uitgangspunten die rechtstreeks doorwerken op het plan. Wel kan men langs de watergang aan de westzijde van het plangebied wandelen, waarbij een brug over de watergang wordt gerealiseerd. Ook komt hier een picknickplaats.
De voorgenomen ontwikkeling past binnen het provinciale beleid, zoals ook vastgelegd in de provinciale verordening én visie. De ontwikkeling binnen het geldende ontwikkelingsperspectief en is uitgewerkt op basis van de gebiedskenmerken.
Het Rood voor Rood-beleid van de gemeente Wierden is weergegeven in het 'Beleid Rood voor Rood met gesloten beurs Gemeente Wierden'. Dit beleid is vastgesteld op 10 mei 2011. De doelstelling van het Rood voor Rood-beleid is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied door de sloop van landschapsontsierende agrarische bedrijfsgebouwen en door overige verbeteringen van de ruimtelijke kwaliteit. Om dit doel te bereiken kunnen, in ruil voor het definitief en substantieel slopen van bedrijfsgebouwen, op planologisch verantwoorde locaties, één of meer bouwkavels voor een woning. Het beleid geldt voor agrarische en niet-agrarische bedrijfsgebouwen in het buitengebied.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Om in aanmerking te komen voor de Rood voor Rood-regeling moet aan bepaalde criteria worden voldaan. Voor de ontwikkeling aan de Jagersweg zijn, volgens het vigerende bestemmingplan, de volgende criteria van toepassing. Hieronder is de ontwikkeling aan de criteria van het bestemmingsplan getoetst (wijzigingsbevoegdheid in artikel 4.7 onder g).
Voor de bouw van één extra woning moet minimaal 850 m2 aan bedrijfsgebouwen worden gesloopt.
Voor de bouw van meerdere extra woningen moet een veelvoud van 850 m2 aan bedrijfsgebouwen worden gesloopt, mits noodzakelijk voor de financiële uitvoerbaarheid.
Het gehele complex met voormalige agrarische gebouwen wordt gesloopt, met uitzondering van de karakteristieke of monumentale agrarische bebouwing en met uitzondering van de gebouwen welke worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen.
De ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een aanzienlijke reductie van het bouwoppervlak en volume en uit een goede landschappelijke en architectonische inpassing.
Wordt voldaan aan de voorwaarden zoals ze zijn vervat in Bijlage 2 (rood voor rood beleid Wierden).
De voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen.
Per locatie slechts éénmalig wordt deelgenomen aan Rood voor Rood.
De gemeente Wierden streeft naar een aantrekkelijk en vitaal landelijk gebied. Dit betekent dat de gemeente ontwikkelruimte biedt en heeft deze ruimte vastgelegd in verschillende beleidsstukken. De beleidsstukken, zoals rood voor rood, zijn inmiddels enkele jaren oud, daarom zijn deze tegen het licht gehouden. Uit het onderzoek blijkt dat de beleidsstukken de afgelopen jaren een behoorlijke bijdrage hebben geleverd aan de sloop en herontwikkeling van leegstand agrarische gebouwen. Om te beoordelen of de (oude) beleidsstukken nog wel aansluiten bij de ontwikkel wens van vandaag de dag, heeft Wierden in 2016 een werkbijeenkomst georganiseerd. Tijdens deze bijeenkomst is ook het rood voor rood beleid tegen het licht gehouden. Hieruit blijkt dat de regeling, op onderdelen, als ingewikkeld en star wordt beschouwd. Om maatwerk te kunnen bieden is de regeling op onderdelen vereenvoudigd, waaronder de bouwlocatie van de compensatiewoning(en).
Terugbouwen op een andere locatie
Het (oude) rood voor rood beleid gaat uit van de bouw van een compensatiewoning op een slooplocatie. Uit de praktijk blijkt dat lang niet iedereen die schuren te slopen heeft, behoefte heeft aan een nieuwbouwwoning op het erf. Daarnaast is niet iedere slooplocatie vanuit landschappelijk en/of milieuhygiënisch oogpunt geschikt voor een (compensatie-)woning. Hoewel terugbouwen op de slooplocatie het uitgangspunt blijft bij rood voor rood, worden er nu wel mogelijkheden geboden om op andere locaties te bouwen. Hiervoor gelden echter wel strikte voorwaarden:
Met de sloop van 3300 m2 landschapsontsierende schuren kan de initiatiefnemer, op basis van de rood voor rood regeling 3 compensatiewoningen bouwen. 1 van de 3 compensatiewoningen word gerealiseerd op het erf aan de Jagersweg 18. Op basis van het beleiddstuk "ruimte voor maatwerk" wordt het mogelijk gemaakt om de compensatiewoningen elders binnen de gemeente te realiseren.
De gemeente Wierden kent aantrekkelijke dorpse woonmilieus. Ze biedt met deze woonmilieus een woonklimaat die bij veel groepen op de woningmarkt in trek is. De gemeente wil in de komende jaren die aantrekkelijkheid voor alle groepen behouden en waar mogelijk versterken. Recente demografische cijfers laten zien dat de bevolkingsgroei de komende jaren stagneert. Kwantitatieve groei is niet meer dé dominante richting; er zal meer moeten worden ingespeeld op kwaliteit. De bevolking- en huishoudensamenstelling verandert; de bevolking telt steeds minder jongeren en meer ouderen. Op deze ontwikkelingen wil de gemeente Wierden tijdig inspelen onder meer door het uitzetten van een duidelijke koers ten aanzien van woonkwaliteit en een gedifferentieerd woningaanbod voor verschillende groepen.
Op 27 april 2010 heeft de gemeenteraad dit beleidskader in de vorm van de gemeentelijke Woonvisie "Nieuwe dynamiek in wonen" vastgesteld. Deze beleidsomslag is echter niet van vandaag op morgen realiteit. Vanuit het bestaande beleid zijn ontwikkelingen ingezet die nog tot bloei moeten komen. De gemeente wil haalbaar beleid neerzetten dat meer ruimte biedt voor de vraag van de woonconsument, en waarbij op een vloeiende wijze de omslag van beleid wordt gerealiseerd. Initiatieven vanuit het verleden krijgen dan ook de kans om tot ontwikkeling te komen, terwijl bij nieuwe ontwikkelingen het nieuwe beleid wordt ingezet. Zo wil de gemeente Wierden de dynamiek behouden en voorkomen dat wisselende inzichten leiden tot een situatie waarin elke ontwikkeling onmogelijk wordt. Op dit moment wordt gewerkt aan een nieuw beleidskader. Basis voor dit beleidskader ligt onder andere in de regionale woonvisie Twente en de bestuursovereenkomst woonafspraken Twente. Ondanks het feit dat dit nieuwe beleidskader nog niet definitief is, is wel duidelijk dat er ruimte blijft bestaan voor maatwerk.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
In de voorgenomen ontwikkeling worden, met de sloop van ruim 3300 m2 landschapsontsierende schuren, drie bouwrechten verkregen. Eén van deze bouwrechten wordt gerealiseerd op de slooplocatie aan de Jagersweg. De overige rechten worden, in overleg met de gemeente Wierden, elders in de gemeente gerealiseerd. Dat er behoefte is aan de nieuwe woningen blijkt uit het feit dat er voor de woning aan de Jagersweg al een koper in beeld is.
De woningmarkt is in de afgelopen jaren sterk verandert, de gemeente Wierden wil hierop anticiperen en heeft daarom haar woonbeleid geactualiseerd. Deze actualisatie is verwerkt in de woonagenda 2018-2022. Deze agenda staat in concept klaar en wordt op 10 juli 2018 in de gemeenteraad besproken.
In deze agenda is de kwalitatieve programmering ingevuld en gekoppeld aan een aantal thematische opgave voor de gemeente Wierden. In het beleid zijn doelen gesteld die betekenis hebben, hieraan zijn concrete acties gekoppeld. Deze acties worden jaarlijks opnieuw uitgewerkt.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
In de woonagenda stelt de gemeente dat bij de beoordeling van plannen uit wordt gegaan van 'inbreiding voor uitbreiding'. Dit betekent dat ontwikkelingen binnen de bestaande kernen de voorkeur hebben ten opzichte van ontwikkelingen in het buitengebied. Echter wordt hier middels het rood voor rood beleid een uitzondering gemaakt. Middels deze regeling is het mogelijk om nieuwbouwplannen in het buitengebied mogelijk te maken mits deze passen binnen het Rood voor Rood-regeling en de nota Ruimte voor maatwerk. In de voorgaande paragrafen is onderbouwd dat de ontwikkeling in lijn is met deze beleidsstukken, daarmee past de ontwikkeling binnen de opgaven uit de lokale woonagenda.
Het Landschap Ontwikkelingsplan (LOP) Wierden betreft onder andere een landschappelijke toetsingskader voor het beoordelen van ruimtelijke projecten. Het erf ligt in 'Deelgebied 9: Stuwwal van Enter', dit komt overeen met de bevindingen uit de provinciale Omgevingsvisie. Ter versterking van de herkenbaarheid van de stuwwal van Enter wordt gestreefd naar de ruimtelijke versterking van de randen van de stuwwal. De aanleg van een raamwerk van beplantingen bij erven in de vorm van houtsingels, bosjes en schaduwbomen bij de woningen wordt gestimuleerd.
Figuur 10: Erf aan de Jagersweg gelegen aan de rand van een stuwwal (roze pijl)
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
In de voorgenomen ontwikkeling wordt rekening gehouden met de uitgangspunten uit het LOP van Wierden. Zo worden de groenelementen ten noorden en westen versterkt met inheemse beplanting. Daarnaast wordt de kavelgrens weer zichtbaar door de aanleg van groenelementen. Alle landschappelijke maatregelen zijn opgenomen in het Inrichtingsplan voor de Jagersweg.
De gemeente Wierden heeft sinds 2004 haar eigen welstandsnota, deze nota is in de loop de jaren enkele keren (2009 & 2010) gewijzigd. Het resultaat is de welstandnota 2014 van de gemeente Wierden. De welstandsnota heeft als doel de kwaliteit van het ruimtelijk beeld van Wierden te behouden en waar mogelijk te vergroten. De gemeente Wierden is in de welstandsnota verdeeld in een aantal welstandsgebieden.
Figuur 11: Erf aan de Jagersweg gelegen in deelgebied 1 - buitengebied (roze pijl)
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Het erf aan de Jagersweg 18 ligt in deelgebied 1- buitengebied. De criteria die van toepassing zijn, worden onderverdeeld in verschillende thema's. De voorgenomen ontwikkeling wordt gerealiseerd binnen de gestelde kaders van de Welstandsnota uit 2014 van de gemeente Wierden.
De mate waarin het geluid het (woon)milieu mag belasten is geregeld in verschillende wetten en regelingen. Afhankelijk van de bron en regeling gelden er voorkeursgrenswaarden, streefwaarden of maximale grenswaarden voor geluidgevoelige functies. Bij plannen waarbij geluidgevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt, is akoestisch onderzoek nodig indien het plangebied binnen de onderzoekszone van geluidsbronnen (weg, spoor, industrie) ligt.
De gemeente Wierden start voor nieuwe ontwikkelingen in het plangebied een zelfstandige planologische procedure op. Er moet dan rekening worden gehouden met het gebiedsgericht geluidsbeleid van de gemeente Wierden. Op basis van het functioneel gebruik van de ruimte is de gemeente Wierden onderverdeeld in een negental gebieden:
Voor ieder gebied is in het geluidsbeleid voor de thema's bedrijven en verkeer een passende geluidskwaliteit opgenomen. De geluidskwaliteit geeft aan wat de ambitie is voor dat gebied. Daarnaast geeft de ambitietabel ook aan, indien dit noodzakelijk is, waar de ruimte zit voor mogelijke afwijkingen van de ambitie (bovengrens).
Tabel 1. Geluidsklasse
Tabel 2. Gebiedstypering
De nota geluidsbeleid en de hierbij behorende nota hogere grenswaarden van de gemeente Wierden schept het lokale geluidsbeleid kader, vormt uitgangspunt voor een eventuele hogere waarden afweging en schetst de voorwaarden en criteria waaraan getoetst wordt.
Figuur 12: Erf aan de Jagersweg gelegen in het verwevingsgebied (roze pijl)
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Op grond van de gebiedstypenkaart ligt het erf aan de Jagersweg in het gebiedstype 'verwevingsgebied' (zie figuur 12). Voor dit gebied geldt een ambitie van 44-48 dB. Als de ambitiewaarde niet gehaald kan worden, moet worden gecompenseerd. Hierbij dient eerst te worden gekeken welke compensatie op akoestisch gebied kan worden behaald. Als niet op akoestisch gebied kan worden gecompenseerd, moet compensatie worden gezocht in bijvoorbeeld extra groen, situering van geluidgevoelige ruimtes aan luwe zijde etc. Op het erf aan de Jagersweg worden landschapsontsierende agrarische schuren gesloopt en één nieuwe woningbouwkavel gerealiseerd. Dit plan heeft geen significant gevolg voor het geluidsniveau op het erf.
Het gemeentelijke archeologiebeleid staat beschreven in de Beleidsnota Archeologie die door de gemeenteraad op 5 oktober 2010 is vastgesteld. Voor de hele gemeente is onderzoek verricht om inzicht te krijgen in de aanwezige archeologische waarden én in de kans dat archeologische resten in de ondergrond aanwezig zijn. Op basis van het archeologisch onderzoek is een verwachtingskaart opgesteld. Aan de op kaart voorkomende verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. De verwachtingskaart kan worden gebruikt voor toetsing van ruimtelijke ontwikkelingsplannen. Doel van de verwachtingskaart is dat deze met bijbehorende bestemmingen en regels in de gemeentelijke structuurvisies en bestemmingsplannen wordt overgenomen. De juridische bescherming wordt geregeld in de bestemmingsplanregels. Er zijn drie verschillende categorieën:
Deze terreinen zijn op grond van de Monumentenwet 1988 aangewezen als beschermd archeologisch monument. Het beschermingsregime voor deze terreinen staat geheel los van het bestemmingsplan. Wel moeten deze terreinen opgenomen worden op de verbeelding. De gemeente Wierden heeft 6 terreinen van zeer hoge archeologische waarde beschermd.
Dit zijn terreinen die staan op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) van Overijssel. In deze terreinen zijn archeologische waarden vastgesteld. Voor deze terreinen geldt een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden. Binnen de gemeente Wierden zijn 23 van dergelijke terreinen aanwezig. Deze terreinen hebben allemaal een hoge archeologische waarde.
Voor deze gebieden met een hoge archeologische verwachting geldt een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden. Ontheffing voor ontwikkelingen in het buitengebied ligt voor gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde op 10 ha, voor gebieden met een middelhoge en hoge verwachting op 5.000 m², respectievelijk 2.500 m². Bij plannen binnen de bebouwde kom geldt een ontheffing voor gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde op 5 ha, voor gebieden met een middelhoge verwachting kleiner dan 250 m² en gebieden met hoge verwachting kleiner dan 100 m².
Deze ontheffingen gelden niet wanneer een plangebied binnen een straal van 50 meter van een AMK-terrein of archeologische waarneming ligt.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
In paragraaf 4.3 Archeologische waarden van de toelichting van dit bestemmingsplan is een toets van het plan aan de archeologische verwachtingswaarden in het plangebied opgenomen.
De voorgenomen ontwikkeling aan de Jagersweg 18 past binnen het gemeentelijke beleid en het plan is uitgewerkt conform de in het beleid beschreven en vastgelegde landschappelijke uitgangspunten
In dit hoofdstuk wordt de waardentoets beschreven. Hieronder vallen flora & fauna, archeologie en water. Er wordt beschreven wat er is onderzocht en welke resultaten hieruit zijn gekomen. Vervolgens wordt hier een conclusie uit getrokken met betrekking tot de ontwikkeling.
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de EHS. Bij soortenbescherming heeft men te maken met de flora- en faunawet.
Om te bepalen of de voorgenomen ontwikkeling uitvoerbaar wordt geacht, is er in 2018 door adviesbureau Eelerwoude een Flora en Fauna onderzoek uitgevoerd. Met het onderzoek is onderzocht welke gevolgen de ontwikkeling heeft op beschermde soorten, gebieden en houtopstanden. De conclusies zijn in deze paragraaf opgenomen. Het gehele onderzoek is opgenomen in bijlage 3 Flora en Fauna onderzoek.
Soortenbescherming
De Wet natuurbescherming richt zich o.a. op de bescherming van soorten. Hierbij wordt uitgegaan van het 'nee, tenzij'-principe. Bepaalde handelingen, waaronder ruimtelijke ingrepen waarbij beschermde soorten in het geding zijn, zijn slechts bij uitzondering en onder voorwaarden mogelijk. Centraal hierbij staat de zorgplicht. Dit houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
Hoewel er geen gerichte en uitgebreide veldinventarisatie heeft plaatsgevonden, is op basis van de beschikbare literatuurgegevens en eenmalig veldbezoek vastgesteld dat het terrein mogelijk van belang is voor enkele algemeen beschermde soorten met een landelijke vrijstelling. Van zwaarder beschermde soorten zijn geen aanwijzingen gevonden dat deze in het plangebied voorkomen. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing is niet noodzakelijk.
Gebiedsbescherming
Natura-2000
Natura 2000-gebieden betreffen een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/43/EEG) en de gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 beschermd. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) betreft een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen.
Op ongeveer 2,5 km afstand ligt het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, Borkeld. De aard van de voorgenomen werkzaamheden en ontwikkeling maakt dat de effecten uitsluitend tot het plangebied of in de zeer directe zone eromheen beperkt blijven. Gezien de afstand tot de Natura 2000-gebieden, de invulling van de tussenliggende gebieden en de voorgenomen werkzaamheden is er derhalve geen reden om aan te nemen dat er kans is op een belemmering van de kernopgaven van het Natura 2000-gebied, zij het door een rechtstreekse invloed, cumulatieve invloed of externe werking. Een toetsing op grond van de Wet natuurbescherming wordt daarom niet noodzakelijk geacht.
Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. In de wet heet dit de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Provincies hebben hiervoor soms een andere benaming. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het Natuurnetwerk is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing en de ontwikkeling van dit natuurnetwerk. In of in de directe nabijheid van de NNN geldt het ‘nee, tenzij’- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.
Het plangebied en de directe omgeving maken geen onderdeel uit van de NNN (figuur 5). Het plangebied ligt op ongeveer 500 meter van begrensd NNN-gebied. Met de voorgenomen werkzaamheden worden geen negatieve effecten verwacht op de wezenlijke waarden en kenmerken van de NNN. Van afname van areaal is geen sprake, tevens worden geen effecten verwacht die de wezenlijke waarden en kenmerken van de NNN significant aantasten. Een toetsing aan het NNN-beleid wordt daarom niet noodzakelijk geacht.
Bescherming houtopstanden
Het omhakken of rooien van bossen is niet zomaar toegestaan in de Wet natuurbescherming. Dit geldt ook bij het rooien of het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van bomen tot gevolg hebben. Hieronder valt ook beschadiging door vee. Onder bos wordt verstaan:
De bescherming van houtopstanden kent twee belangrijke instrumenten: meldingsplicht en herplantplicht. Een kapmelding is verplicht bij de kap van bomen buiten de bebouwde kom indien kap plaatsvindt in een houtopstand. Veelal geldt een 1 op 1 herplantplicht. Provincies bepalen welke gegevens bij een melding moeten worden aangeleverd.
Er worden in de voorgenomen ontwikkeling geen bomen gekapt. Een nadere toetsing van houtopstanden is daarom niet noodzakelijk.
Aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden moeten zoveel mogelijk worden behouden. Op basis van het verdrag van Malta en de wet op de archeologische monumentenzorg is het uitgangspunt gesteld om archeologisch erfgoed zoveel mogelijk terplekke te bewaren en maatregelen te nemen om dit te bewerkstelligen. De verstoorder van de bodem is verantwoordelijk voor het behoud van de archeologische resten. Daar waar behoud ter plekke niet mogelijk is, betaalt de verstoorder het archeologisch onderzoek en de mogelijke opgravingen. Voor ruimtelijke plannen die archeologische waarden bedreigen, moeten betrokken partijen in beeld brengen welke archeologische waarden in het geding zijn.
Gemeentelijk beleid
Het gemeentelijke archeologiebeleid staat beschreven in de Beleidsnota Archeologie die door de gemeenteraad op 5 oktober 2010 is vastgesteld. Voor de hele gemeente is onderzoek verricht om inzicht te krijgen in de aanwezige archeologische waarden én in de kans dat archeologische resten in de ondergrond aanwezig zijn. Op basis van het archeologisch onderzoek is een verwachtingskaart opgesteld. Aan de op kaart voorkomende verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. De verwachtingskaart kan worden gebruikt voor toetsing van ruimtelijke ontwikkelingsplannen. Doel van de verwachtingskaart is dat deze met bijbehorende bestemmingen en regels in de gemeentelijke structuurvisies en bestemmingsplannen wordt overgenomen. De juridische bescherming wordt geregeld in de bestemmingsplanregels. Er zijn drie verschillende categorieën:
Beschermd archeologisch monument
Deze terreinen zijn op grond van de Monumentenwet 1988 aangewezen als beschermd archeologisch monument. Het beschermingsregime voor deze terreinen staat geheel los van het bestemmingsplan. Wel moeten deze terreinen opgenomen worden op de verbeelding. De gemeente Wierden heeft 6 terreinen van zeer hoge archeologische waarde beschermd.
Archeologisch waardevol gebied
Dit zijn terreinen die staan op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) van Overijssel. In deze terreinen zijn archeologische waarden vastgesteld. Voor deze terreinen geldt een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden. Binnen de gemeente Wierden zijn 23 van dergelijke terreinen aanwezig. Deze terreinen hebben allemaal een hoge archeologische waarde.
Archeologisch onderzoeksgebied
Voor deze gebieden met een hoge archeologische verwachting geldt een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden. Ontheffing voor ontwikkelingen in het buitengebied ligt voor gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde op 10 ha, voor gebieden met een middelhoge en hoge verwachting op 5.000 m², respectievelijk 2.500 m². Bij plannen binnen de bebouwde kom geldt een ontheffing voor gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde op 5 ha, voor gebieden met een middelhoge verwachting kleiner dan 250 m² en gebieden met hoge verwachting kleiner dan 100 m².
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
In de voorgenomen aan de Jagersweg wordt de grond deels geroerd, daar waar een hoge archeologische verwachtingswaarde geldt. Dit betreft enkele plekken waar de nieuwe woning met bijgebouw wordt gerealiseerd en ter plaatse van de aan te planten solitaire bomen.
Op de plekken waar de nieuwe bebouwing wordt gerealiseerd en daar waar nieuwe bomen worden ingeplant, wordt de grond slechts over beperkte oppervlaktes geroerd. Dit zal zo worden uitgevoerd dat hier niet over een grotere oppervlakte dan 2.500 m2 de grond dieper dan 50 cm wordt afgegraven.
Tot slot zijn in het plangebied geen cultuurhistorische waarden aanwezig, die met de voorgenomen ontwikkeling worden aangetast.
Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Waterbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).
Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.
Het waterschap Vechtstromen heeft het waterbeleid vastgelegd in de Waterbeheerplan (voormalig waterschap Regge en Dinkel). Het plan is opgesteld in samenwerking met de vier andere waterschappen in Rijn-Oost (de Reest en Wieden, Groot Salland, Regge en Dinkel en Rijn en IJssel). Het nieuwe Waterbeheerplan 2016-2021 is op 7 oktober 2015 vastgesteld. In het waterbeheerplan staan de korte en de lange termijn doelstellingen van het waterschap. Het waterschap kiest daarbij voor ruimtelijke, duurzame oplossingen, zowel in tijd als kwaliteit, waarbij het gedachtegoed van het Waterbeheer 21e eeuw en de Kaderrichtlijn Water nadrukkelijk is meegenomen. Door de watertoets wordt er al meteen vroegtijdig nagedacht over de rol van water binnen een ontwikkeling.
Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.
Watersysteem
In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.
Afvalwaterketen
Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.
Wateraspecten plangebied
Aan Jagersweg wordt ruim 3300 m2 aan agrarische gebouwen en erfverharding gesloopt. Daarnaast worden op deze locatie één nieuwe woning met bijgebouw gerealiseerd. Het erf aan de Jagersweg loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. De ontwikkeling heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het erf geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. Het verharde oppervlak op het erf neemt fors af. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied. Het hemelwater wordt geinfiltreerd. Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 cm ten opzichte van de gemiddelde hoogste rondwaterstand (GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 cm boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast. In de ontwikkeling wordt er naar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen.
Watertoets
De initiatiefnemer heeft het waterschap Vechtstromen op 17 mei 2018 geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de normale procedure van de watertoets is toegepast. De samenvatting van de watertoets is opgenomen in Bijlage 4 van de toelichting van dit bestemmingsplan.
Op basis van bovenstaande toetsing wordt geconcludeerd dat met de voorgenomen ontwikkeling geen natuur, ecologische, cultuurhistorische én waterlijke waarden in het geding komen.
Nieuwe initiatieven hebben te maken met milieuaspecten. Een aantal van deze milieuaspecten zijn ruimtelijk relevant. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op:
Sinds 1 januari 2008 is in het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) vastgelegd hoe we in Nederland omgaan met het hergebruik van schone en licht verontreinigde grond en de bescherming van de bodem. Bij vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de gewenste ontwikkeling. Hiertoe is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, conform de richtlijnen NEN 5740 (zie bijlagen, Verkennend bodemonderzoek van de toelichting van dit bestemmingsplan). De resultaten van het bodemonderzoek zijn hieronder weergegeven.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De aanleiding van dit onderzoek is de bestemmingsplanwijziging en de geplande nieuwbouw van een woning op de locatie. In verband met de bestemmingsplanwijziging en de aanvraag van de omgevingsvergunning dient de milieukundige kwaliteit van de bodem bekend te zijn. Het te onderzoeken deel van het terrein is voorafgaande aan het veldwerk beschouwd als niet verdacht.
Figuur 13: Boorkaart behorend bij verkennend bodemonderzoek
Resultaten veldwerk
Op het te onderzoeken deel van het terrein zijn in totaal 8 boringen verricht, gecodeerd als 1 tot en met 8. Ten behoeve van het grondwateronderzoek is gebruik gemaakt van de bestaande peilbuis.
De bodemopbouw ter plaatse van de onderzoekslocatie bestaat vanaf maaiveld tot 0.9 m-mv uit zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, zwak grindig zand waaronder zich matig fijn, zwak siltig, niet tot zwak grindig zand bevindt tot einde boordiepte (2.0 m-mv). In de grond zijn roest- en/of oerhoudende lagen aangetroffen. Er zijn geen bodemvreemde materialen waargenomen. Door de veldwerker zijn visueel geen asbestverdachte materialen waargenomen op het maaiveld of in de bodem. Het grondwater is in de peilbuis aangetroffen op een diepte van 3.39 m-mv.
Resultaten chemische analyses
Op basis van de resultaten van de chemische analyses wordt het volgende geconcludeerd:
- het mengmonster van de bovengrond BG is niet verontreinigd;
- het mengmonster van de ondergrond OG is niet verontreinigd;
- het grondwater is zeer licht verontreinigd met barium en zink.
Hypothese
De hypothese "onverdachte locatie" dient te worden verworpen, aangezien er enkele (zeer) lichte verontreinigingen zijn aangetoond.
Conclusies en aanbevelingen
In het grondwater zijn enkele (zeer) lichte verontreinigingen aangetoond. Voor een beschrijving en mogelijke verklaringen wordt verwezen naar de paragrafen 4.3 en 4.4. Nader onderzoek is niet nodig. De mengmonsters van de boven- en ondergrond zijn niet verontreinigd.
Slotconclusie
Uit milieukundig oogpunt is er geen bezwaar tegen de voorgenomen bestemmingsplanwijziging en nieuwbouw, aangezien de vastgestelde (zeer) lichte verontreinigingen geen risico's voor de volksgezondheid opleveren.
Een nieuw te realiseren woning betreft, conform de Wet geluidshinder (Wgh), een geluidsgevoelig object. De Wgh heeft als doel het terugdringen van hinder als gevolg van geluid. De wet stelt bepaalde eisen aan de geluidsbelasting van geluidsgevoelige functies. Op basis van deze wet dient bij de vaststelling van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect geluid door de akoestische situatie te beoordelen. De geluidsbronnen die de Wet geluidhinder behandelt zijn industrielawaai, verkeerslawaai en railverkeerslawaai. Industrielawaai en railverkeerslawaai zijn bij deze locatie niet van toepassing, omdat er geen spoorwegen en industriegebieden in de nabije omgeving gelegen zijn.
De mate waarin geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door inrichtingen, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. De wet stelt dat in principe de geluidsbelasting op de gevel van woningen niet hoger mag zijn dan de voorkeursgrenswaarde (48 dB), dan wel een nader bepaalde waarde (hogere grenswaarde). Onder deze waarde hoeft wettelijk gezien aan verkeerslawaai geen aandacht te worden besteed.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De Jagersweg betreft een relatief rustige weg (betreffende autoverkeer). De nieuwe woning wordt op meer dan 30 meter van deze weg gerealiseerd. De afstand tot deze weg is ruim voldoende om aan de normen van de Wet geluidhinder te kunnen voldoen. De nieuwe woning wordt gerealiseerd aansluitend op de slooplocatie. Gelet op deze bevindingen wordt gesteld dat een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk is.
Het wettelijk kader met betrekking tot de luchtkwaliteit is sinds 2007 vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) en in de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM). In titel 5.2 van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geregeld. In dit programma staat onder ander beschreven wanneer en hoe overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen moet worden aangepakt. In het programma wordt rekening gehouden met nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Ontwikkelingen die binnen het programma passen, hoeven niet meer te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Voor projecten die niet in betekende mate bijdragen aan luchtverontreiniging, hoeft geen onderzoek te worden gedaan naar de luchtkwaliteit.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën opgenomen (het plangebied valt onder: inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met betrekking tot de voorgenomen ontwikkeling geldt dat een woningbouwlocatie niet in betekende mate bijdraagt wanneer deze niet meer dan 1500 woningen omvat.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De voorgenomen ontwikkeling is zo kleinschalig van aard (<1500 woningen) dat deze niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een nader onderzoek is derhalve niet van toepassing op de ontwikkeling.
Het beleidsveld externe veiligheid is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij onder andere: productie, opslag, verlading en gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Vanaf 1 januari 2010 zijn er strikte risicogrenzen die in milieuvergunningen en bestemmingsplannen moeten worden vastgelegd. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Dit gaat concreet om bedrijven die risicovol zijn, vervoer van gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Externe veiligheid kan op twee manieren ingedeeld worden:
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verplicht gemeenten om afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Hierdoor wordt het aantal personen in de omgeving van een risicovol bedrijf beperkt. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van een kansberekening.
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is vanaf 1 januari 2011 het toetsingskader bij planontwikkeling in de nabijheid van hogedrukaardgasleidingen en overige leidingen met gevaarlijke stoffen. De afweging van de externe veiligheidssituatie van buisleidingen heeft grondslag in de Wet Milieubeheer (Wm) en in de Wro.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Om te bepalen of er in de nabije omgeving van het plangebied ricicobronnen aanwezig zijn, is de risicokaart van Nederland geraadpleegd. Een uitsnede van de risicokaart is weergegeven in figuur 13. In de omgeving van het erf aan de Jagersweg (gelegen bij de roze pijl) liggen geen risicobronnen welke van invloed kunnen zijn op het erf. De ontwikkeling is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect externe veiligheid.
Figuur 14: Risicokaart' (Bron: Risicokaart provincie Overijssel)
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd, waarin richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar zijn opgenomen.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Aan de hand van de richtafstanden is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie in en rondom het erf aan de Jagersweg. Het gaat hierbij dus enerzijds om de vraag of de voorgenomen ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ontwikkeling. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat bij de nieuwe woningen in ernstige mate wordt aangetast. Anderszijds gaat het om de vraag of de nieuwe woningen geen beperkende invloed op de bedrijfsvoering van bestaande inrichtingen gaat hebben.
In de directe omgeving van het plangebied zijn alleen woonerven aanwezig. De dichtstbijzijnde bedrijfsbestemming ligt circa 200 meter ten oosten van de woonbestemming. De voorgenomen ontwikkeling aan de Jagersweg beperkt daarmee geen omliggende (agrarische) bedrijven in hun ontwikkeling en anderszijds kan hiermee worden geconcludeerd dat er hier sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat en dat het woon- en leefklimaat van omliggende erven met dit voorliggende plan ook niet wordt aangetast.
Er is geen sprake van omliggende bedrijven die in hun ontwikkeling worden beperkt. Anderszijds is er geen enige vorm van aantasting van het woon- en leefklimaat van omliggende woningen, aangezien er binnen het plangebied alleen ruimte wordt geboden aan een nieuwe woning. Voor de nieuwe woning geldt tot slot dat hier sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat.
Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.
Concreet betekent dit dat het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben ook wel genoemd de 'vergewisplicht'. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst, deze aangeeft of voor activiteiten en projecten beoordeeld moet worden of er een m.e.r. gemaakt moet worden. Voor projecten of activiteiten die beneden de drempelwaarden vallen, moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De ontwikkeling betreft het staken van een agrarisch bedrijf, het slopen van agrarische schuren en de realisatie één woning. Deze ontwikkeling is niet opgenomen in de D-lijst van het Besluit m.e.r. Deze activiteiten worden niet aangemerkt als M.E.R. beoordelingsplichtig. Deze locatie is niet gelegen in een kwetsbaar of gevoelig gebied. Dit kan worden gesteld door middel van de uitgevoerde flora en fauna onderzoek, de waterparagraaf en de milieuonderzoeken. Er is ook geen sprake van cumulatie met andere (vormvrije) M.E.R.-(beoordelings)plichtige projecten
Op basis van de beschikbare informatie kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkelingen geen nadelige milieueffecten met zich meebrengen. Het erf aan de Jagersweg ligt niet in een kwetsbaar of gevoelig gebied of in de directe omgeving daarvan. De onderzoeksresultaten van de uitgevoerde onderzoeken zijn daarbij positief. De ontwikkeling is daarom niet m.e.r. beoordelingsplichtig.
De ontsluiting van het nieuwe erf vindt plaats via de Jagersweg. Dit betreft de huidige, overzichtelijke aansluiten op een relatief rustige weg. Het parkeren vindt plaats op het erf zelf.
In dit hoofdstuk zijn alle relevante milieuaspecten beschreven. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling geen belemmering met zich meebrengt.
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het wijzigingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De regels geven inhoud aan de op de verbeelding (plankaart) aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal bepalingen zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen wat daadwerkelijk van noodzaak is. Hiervoor zijn een aantal standaarden ontwikkeld door het Ministerie van VROM. Deze zijn o.a. de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012), de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012) en de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen (PRBBP2012). In dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van deze standaarden.
Het juridische bindende deel van het plan bestaat uit de verbeelding en regels. Deze worden digitaal en analoog verbeeld. De verbeelding en regels dienen in samenhang te worden bekeken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken namelijk:
1. Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen:
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Artikel 2 Wijze van meten
Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
2. Bestemmingsregels
Dit hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de bestemmingen.
Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschap
Artikel 4 Wonen
Artikel 5 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde
3. Algemene regels
Deze regels zijn algemene regels die voor het gehele bestemmingsplan gelden. Vaak zijn ze van toepassing op meerdere bestemmingen:
Artikel 6 Antidubbeltelregel
Artikel 7 Algemene bouwregels
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene procedureregels
Artikel 11 Overige regels
4. Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht: In de overgangsregels zijn de juridische consequenties aangegeven betreffende bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.
Artikel 13 Slotregel: Dit artikel geeft aan onder welke naam dit plan kan worden aangehaald.
Dit hoofdstuk beschrijft de uitvoerbaarheid van het te ontwikkelen plan.
In voorgaande hoofdstukken is beschreven hoe het voorgenomen project past binnen het van toepassing zijnde overheidsbeleid. Er wordt geconstateerd dat er geen waarden aangetast worden in het plangebied en in de directe omgeving. Verder zijn er geen milieukundige belemmeringen geconstateerd (zie hoofdstuk 5). Ruimtelijk is de voorgenomen ontwikkeling daarmee uitvoerbaar.
Vooroverleg
Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties.
Rijk
In het plan zijn geen rijksbelangen betrokken zoals in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (paragraaf 3.1) zijn benoemd. Er hoeft daarom geen vooroverleg met het Rijk te worden gevoerd.
Provincie
Het plan wordt, als bedoeld in artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening, voorgelegd aan de de provincie Overijssel.
Waterschap Vechtstromen
Het waterschap Vechtstromen is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De procedure in het kader van deze watertoets is goed doorlopen.
Zienswijzen
Het bestemmingsplan heeft voor een periode van 6 weken als ontwerp ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder zijn of haar reactie/ zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan naar voren kunnen brengen. Er zijn geen reacties of zienswijzen ingediend tegen het plan, waardoor wordt gesteld dat het plan maatschappelijk uitvoerbaar is.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
In het voorliggende geval wordt is een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemers en de gemeente Wierden. Hierin is tevens het risico van planschade opgenomen zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.
Uit de voorgaande paragrafen blijkt dat het voorgenomen plan ruimtelijk, maatschappelijk, en economisch uitvoerbaar is. De voorgenomen ontwikkeling kan dus worden gerealiseerd.