Plan: | Zenderink, uitwerkingsplan 1e fase |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0189.UB2011000001-VA01 |
Cultuurhistorie
Het plangebied ligt in het oude Twentse cultuurland dat gekenmerkt wordt door een zandplateau met esdorpen, kleine stadjes en een vanouds kleinschalig platteland.
Het landschap kreeg zijn definitieve vorm tijdens het ijstijdvak. De gletsjers van de Saale-ijstijd lieten hier dikke pakketten keileem achter, onder andere in het gebied van Zenderink.
Het gebied rond Wierden ontwikkelde zich tot een lappendeken van bos en moeras, heidevelden en rogge-essen, door houtwallen omzoomde weilandjes en bouwkampen, beekdalen en boerenerven. Deze oorspronkelijke landschappen zijn geleidelijk veranderd.
Figuur 5: Uitsnede militaire topgrafische kaart 1901, bron: kadaster
Op de historische kaart die de situatie rond 1901 weergeeft, is een aantal karakteristieke elementen van Zenderink herkenbaar: de open es op de stuwwal, de Hexelseweg, de oude ontginningswegen Lage Eggeweg en 1e Lageveldsweg, zandpaden die de verbinding leggen tussen deze wegen (dwars op het hoogteverschil), Wierden als klein dorp en kleine bebouwingsclusters aan de randen van het huidige plangebied.
In het plangebied komen geen gemeentelijke monumenten of rijksmonumenten voor.
Landschap
Het landschap van Zenderink wordt gekenmerkt door een opbouw in een open westelijk deel en een halfbesloten oostelijk deel. De openheid van het westelijk deel hangt samen met de ligging van de stuwwal, zoals hiervoor is beschreven. De open es die zich hier bevindt kenmerkt zich verder door solitaire grote bomen in het open veld (weilanden) op de flanken van de stuwwal en volwassen erfbeplantingen rondom de (agrarische) bebouwing in het gebied. De zichtlijnen reiken ver, bijvoorbeeld vanaf de Hexelseweg gezien.
Het oostelijke deel, waar de eerste uitwerking plaatsvindt, vormt een zogenoemd coulissenlandschap, waarin laanbeplanting wordt afgewisseld met (oorspronkelijke) beplantingselementen langs kavelgrenzen. Weilanden worden omzoomd door beplanting waardoor een afwisselend beeld ontstaat tussen openheid en geslotenheid. Deze beplanting bestaat uit ofwel een houtwal of als deze is doorgegroeid, uit een rij opgaande bomen, soms met onderbeplanting. De laanbeplanting langs de (oude) wegen bestaat uit lindes, eiken of andere soorten (van lange omloop). De lanen zijn niet doorgaand, maar fragmentarisch.