direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied 2009, 2e herziening Recreatiepark Het Lageveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0189.BP2022000025-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Buitengebied 2009, 2e herziening Recreatiepark Het Lageveld met identificatienummer NL.IMRO.0189.BP2022000025-VA01 van de gemeente Wierden.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.7 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met dezelfde bestemming;

1.9 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.10 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.11 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.12 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.13 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.14 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.15 camper

een motorvoertuig dat is uitgerust om in te overnachten en recreëren;

1.16 camperpark

een aangewezen terrein met camperplaatsen met eventueel daarbij behorende faciliteiten zoals:

  • a. oplaadpunten voor stroom;
  • b. watertappunten;
  • c. vuilwaterstortstations;
  • d. incheckpunt;
  • e. sanitairvoorzieningen;
  • f. reinigingsstation.
1.17 camperplaats

een speciaal voor campers ingerichte en aangeduide plaats voor het parkeren van een camper om ter plaatse te overnachten en te recreëren;

1.18 dag

een periode van 24 aaneengesloten uren;

1.19 dagrecreatieve voorzieningen

een vorm van een recreatieve voorziening waarbij personen tussen zonsopgang en zonsondergang tijd buiten hun directe vaste of tijdelijke woonomgeving doorbrengen om zich in hun vrije tijd te ontspannen, waarbij gebruik gemaakt wordt van al dan niet daarvoor aangelegde dan wel gebouwde voorzieningen, zonder dat daarbij sprake is van overnachten;

1.20 dB(A)

geluidsniveau in decibellen, gemeten met een genormeerd (A)filter dat corrigeert voor het menselijk gehoor;

1.21 dB(C)

geluidsniveau in decibellen, gemeten met een genormeerd (C)filter dat speciaal geschikt is voor hoge geluidsniveaus in lage frequenties (bass-tonen);

1.22 evenement

georganiseerde activiteiten met een al dan niet openbaar karakter, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning, toerisme, recreatie, natuur en cultuur, met de daarbij behorende tijdelijke voorzieningen en tijdelijke bouwwerken, met dien verstande dat geen sprake is van een evenement indien:

  • a. minder dan 500 bezoekers/deelnemers/toeschouwers/gasten gelijktijdig aanwezig zijn ten behoeve van sportwedstrijden /-activiteiten tussen 07.00 uur en 19.00 uur, waarbij het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau maximaal 50 dB(A)-etmaalwaarde mag bedragen op de gevel van geluidgevoelige bebouwing om en nabij het (evenementen)terrein mag bedragen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan; of;
  • b. minder dan 250 bezoekers/deelnemers/toeschouwers/gasten gelijktijdig aanwezig zijn ten behoeve van activiteiten tussen 07.00 uur en 19.00 uur, waarbij het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau maximaal 50 dB(A)-etmaalwaarde mag bedragen op de gevel van geluidgevoelige bebouwing om en nabij het (evenementen)terrein, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.23 equivalent geluidsniveau:

equivalent geluidsniveau als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.24 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 geluidsplan

een plan dat aantoont dat de te verwachten geluidsniveaus veroorzaakt door een evenement binnen de gestelde geluidsnormen blijft;

1.26 horeca(bedrijf)

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, met uitzondering van het verschaffen van logies en/of een discotheek;

1.27 hoofdgebouw

één of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.28 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uiting van de beeldende kunsten;

1.29 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.30 muziekevenement

een evenement met als overwegend hoofddoel het ten gehore brengen van muziek;

1.31 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.32 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.33 ondergeschikte horeca

horeca als ondergeschikte functie binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is, maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte of ruimtes specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren en waarvan de openingstijden zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdfunctie;

1.34 overkapping

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een van boven afgesloten of afgedekte ruimte met maximaal één wand;

1.35 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;
1.36 recreatieterrein

terrein voor recreatieve activiteiten en dagrecreatieve voorzieningen, zoals wandelen, fietsen, natuurobservatie, skaten, paardrijden, sport en spel, watersport, vissen en zwemmen, met dien verstande dat:

  • bedrijfsmatig sporten met dieren is uitgesloten;
  • gemotoriseerde activiteiten zijn uitgesloten met uitzondering van watersport gebonden activiteiten zoals flyboarden en varen met jetski's;
  • tevens verblijfsrecreatieve voorzieningen zijn toegestaan met inachtneming van het bepaalde in 3.1 onder e.
1.37 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.38 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.39 sportbedrijf

het bedrijfsmatig aanbieden van sportactiviteiten - met uitzondering van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - met ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen, zonder dat daarbij sprake is van overnachten.

1.40 verblijfsrecreatieve voorzieningen

een vorm van een recreatieve voorziening waarbij personen tijd buiten hun directe vaste of tijdelijke woonomgeving doorbrengen om zich in hun vrije tijd te ontspannen, waarbij gebruik gemaakt wordt van al dan niet daarvoor aangelegde dan wel gebouwde voorzieningen, waarbij sprake is van overnachten;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.1.1 De afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens:

vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 1 m, respectievelijk overstekken van meer dan 1 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel.

2.1.2 De bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.3 De dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.1.4 De goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.1.5 De oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • voor lengten in meters (m);
  • voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • voor verhoudingen in procenten (%);
  • voor hoeken/hellingen in graden (º).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie - Dagrecreatie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatieterrein en ondergeschikte horeca;
  • b. horecabedrijven ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • c. sportbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'sport';
  • d. evenementen ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' met dien verstande dat in totaliteit 12* dagen per kalenderjaar evenementen zijn toegestaan, waarvan per categorie zoals opgenomen in Bijlage 1, niet meer evenementen zijn toegestaan dan de in de tabel aangegeven aantallen:

categorie   aantal  
categorie A evenementen   drie evenementen per kalenderjaar met een duur van 1 dag, waarvan maximaal 2 muziekevenementen
 
categorie B evenementen   zeven evenementen per kalenderjaar, waarvan maximaal drie met een duur van 2 dagen en voor het overige met een duur van 1 dag
 
categorie C evenementen   12 evenementen per kalenderjaar
 

  • e. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een camperpark, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. een camperpark is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperpark';
    • 2. maximaal 60 camperplaatsen zijn toegestaan.

met daarbijbehorende gebouwen - niet zijnde bedrijfswoningen -, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, paden, parkeervoorzieningen, terreinen en voorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, landschappelijke inpassing en groenvoorzieningen.

* = Dit aantal is inclusief festiviteiten ter plaatse van de in lid 3.1 onder b toegestane horeca.

3.2 Bouwregels

Op de tot 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

3.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing', met dien verstande dat gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 7 (Bebouwingsgrenzen);
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen, mag niet meer bedragen dan de in de tabel aangegeven oppervlakte;

adres   activiteit   oppervlakte   maximale oppervlakte   maximale goothoogte  
Vriezenveenseweg 57   recreatieterrein (inclusief horeca, sanitaire voorzieningen en beheer- en opslaggebouwen)   2.000 m²
 
3.000 m2   4,5 m  
2e Lageveldsweg 12   sportbedrijven   276 m2   350 m2   4 m  

  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan de in de tabel aangegeven maximale goothoogte;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • e. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder c tot en met e geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van kunstobjecten en speeltoestellen mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van ballenvangers mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 2,50 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwegingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 3.2.1 onder b en toestaan dat de oppervlakte wordt vergroot tot niet meer dan de in de tabel van 3.2.1 onder b opgenomen maximale oppervlakte, met dien verstande dat:
    • 1. de noodzaak is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;
    • 2. het perceel landschappelijk wordt ingepast (passend binnen het gemeentelijk landschapsbeleid).
  • b. 3.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen buiten de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing', worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte per gebouw niet meer dan 60 m2 mag bedragen;
    • 2. het perceel landschappelijk wordt ingepast (passend binnen het gemeentelijk landschapsbeleid);
    • 3. de oppervlakte meetelt bij de in 3.2.1 opgenomen oppervlakten.

3.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in Artikel 8 wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en gebouwen voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en gebouwen voor recreatieve bewoning, met uitzondering van:
    • 1. recreatieve bewoning als bedoeld in 3.1 onder e;
    • 2. tijdelijk overnachten dat noodzakelijk is op basis van veiligheidsoverwegingen;
  • c. het gebruik van gronden direct of indirect ten behoeve van afschermende voorzieningen van het terrein voor airsoft en soortgelijke activiteiten in de periode van oktober tot en met maart.

3.5.2 Voorwaardelijke verplichting geluid van evenementen
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden ten behoeve van categorie A en B evenementen ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' indien wordt afgeweken van de opstellingsmogelijkheden zoals bedoeld in paragraaf 5.3 (blz. 65 e.v.) van het in Bijlage 2 opgenomen Akoestisch onderzoek;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn andere opstellingsmogelijkheden toegestaan indien door middel van een geluidsplan is aangetoond dat te verwachten is dat aan de gestelde geluidsnormen in Bijlage 1 wordt voldaan.

3.5.3 Voorwaardelijke verplichting - landschappelijke inpassing
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperpark' overeenkomstig de in artikel 3.1 onder e opgenomen bestemmingsomschrijving zonder aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 3 opgenomen erfinrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen de gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 3.1 onder e opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 24 maanden na het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan geheel uitvoering is gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 3 opgenomen erfinrichtingsplan teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
3.5.4 Voorwaardelijke verplichting - waterberging
  • a. tot een met de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik (laten) nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de onder 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van waterbergende voorziening(en) op eigen terrein met een waterbergende capaciteit van 0,040 m³ per m² toename van het verhard oppervlak ten opzichte van het bestaande verhard oppervlak, teneinde te komen tot een goede waterhuishoudkundige situatie;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de onder 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt, uitsluitend indien en voor zover binnen een termijn van 6 maanden na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor het bouwen uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de waterbergende voorziening(en) als bedoeld onder a.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 3.1 onder b en horecabedrijven toestaan elders dan ter plaatse van de aanduiding 'horeca', met dien verstande dat:
    • 1. de noodzaak is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;
    • 2. de locatie landschappelijk wordt ingepast (passend binnen het gemeentelijk landschapsbeleid).
3.6.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 4 Leiding - Hoogspanningsverbinding

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) (basisbestemming), mede bestemd voor de aanleg, het beheer, onderhoud en bescherming, van van de leiding, alsmede:

  • a. (een) bovengrondse verbinding(en) ten behoeve van het transport van elektriciteit;

met daarbij behorende:

  • b. leidingzone;
  • c. veiligheidszone;
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • e. werken, geen bouwwerken zijnde.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een hoogspanningsmast mag niet meer dan de bestaande bouwhoogte bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwegingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de (basis)bestemming.

4.3.2 Afwegingskader

Een in 4.3.1 genoemde afwijking kan slechts worden verleend indien uit overleg met de leidingbeheerder(s) en brandweer blijkt dat daartegen met het oog op het doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding(en) en/of het aspect veiligheid geen bezwaar bestaat.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende activiteiten uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het aanbrengen en rooien van hoogopgaande beplanting en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, alsmede het verhogen of verlagen van het waterpeil;
  • f. het permanent opslaan van goederen of het tijdelijk opslaan van brandbare goederen;
  • g. het aanleggen van zonneparken.
4.4.2 Uitzondering op verbod

Het in lid 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op een werk, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn bij het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale onderhoud ten aanzien van de verbinding en belemmerende strook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. die verband houden met de aanleg of instandhouding van de betreffende hoogspanningsverbinding.
4.4.3 Voorwaarden vergunningverlening

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden kan worden verleend na voorafgaand positief schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding.

Artikel 5 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) (basisbestemming), mede bestemd voor:

  • a. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden;


met daarbij behorende:

  • b. bouwwerken;
  • c. voorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' aangewezen gronden mag, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, niet worden gebouwd.

5.2.1 Uitzondering

Het bepaalde in 5.2 is niet van toepassing op:

  • a. bouwwerken en -projecten met een oppervlakte van niet meer dan 2.500 m2;
  • b. activiteiten waarvoor geen of een omgevingsvergunning vereist is;
  • c. bouwprojecten waarvoor een omgevingsvergunning is verleend en waarbij een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijking

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de (basis)bestemming.

5.3.2 Afwegingskader

Een in 5.3.1 genoemde afwijking kan slechts worden verleend indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarde geen bezwaar bestaat, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Verbod

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren zoals genoemd in Bijlage 4 indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming een "A" is vermeld, met dien verstande dat het ingrepen dieper dan 50 cm betreft.

5.4.2 Uitzondering op verbod

Het in 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde:

  • a. ten dienste van het onderzoek naar het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden;
  • b. die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • c. die reeds legaal in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingswet;
  • e. ten dienste van de in 5.2.1 genoemde (bouw)werkzaamheden;
  • f. die de archeologische waarde niet onevenredig aantasten, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld.

5.4.3 Strijd met bestemming
  • a. Uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde is in strijd met de bestemming indien daardoor dan wel door de daarvan (direc of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden, hetgeen dient te blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Een rapport als bedoeld onder a is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden middels andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan ook als een rapport beschouwd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Bebouwingsgrenzen

Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen dient, wanneer gebouwen worden gebouwd op gronden grenzend aan een verkeersbestemming de volgende afstanden uit de as van de meest nabijgelegen rijbaan van de op de kaart nader onderscheiden wegen in acht genomen:

bestemming   afstand  
Verkeer - 1   100 m  
Verkeer - 2   50 m  
Verkeer - 3   30 m  
Verkeer - 4   15 m  
Verkeer - Onverhard   15 m  

7.2 Afwijken bebouwingsgrenzen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.1 ten behoeve van een kleinere afstand tot de as van de weg, indien dat uit stedenbouwkundig oogpunt ter plaatse aanvaardbaar is en uit overleg met de wegbeheerder blijkt dat daar uit oogpunt van het wegbeheer en de verkeersveiligheid geen bezwaar tegen bestaat.

7.2.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het uitvoeren van de in Bijlage 4 genoemde werken of werkzaamheden, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming of aanduiding in de tabel een "S" is vermeld;
  • b. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden als paardenbak;
  • c. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
8.2 Uitzondering strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan:

  • a. het uitvoeren van de in Bijlage 4 genoemde werken of werkzaamheden, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming of aanduiding in de tabel een "T" is vermeld.
8.3 Afstemmingsregel

Indien in Bijlage 4 voor bepaalde gronden een "S" en/of een "A" en/of een "T" zijn vermeld, geldt dat het meeste belang wordt toegekend aan respectievelijk de "S", de "A" en de "T".

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 milieuzone - intrekgebied
9.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - intrekgebied' geldt dat die gronden - naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) en aanduidingen - tevens bestemd zijn voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de kwaliteit van het grondwaterbeschermingsgebied.

9.2 reconstructiewetzone - verwevingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' geldt dat die gronden - naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) en aanduidingen - tevens bestemd zijn voor doeleinden van het verwevingsgebied uit de Reconstructiewet.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages, met uitzondering van oppervlaktematen, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de omgevingsvergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • d. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • e. de bestemmingsregels en toestaan dat telecommasten tot een hoogte van niet meer dan 40 m worden geplaatst;
  • f. de bestemmingsregels en toestaan dat wordt gebouwd voor nutsvoorzieningen tot een bouwhoogte van niet meer dan 3 m en een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
  • g. het bepaalde ten aanzien van de maximale hoogte van gebouwen en toestaan dat de hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m², met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m².
10.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 11 Algemene procedureregels

11.1 Nadere eis

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  • a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  • b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  • d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

12.2 Verwijzing naar adressen

De adressen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen betreffen de adressen, zoals deze op de verbeelding zijn terug te vinden ten tijde van de vaststelling van het plan.

12.3 Parkeren
12.3.1 Parkeren

Het bevoegd gezag kan pas een omgevingsvergunning verlenen voor de activiteiten bouwen en/of gebruiken van gronden en/of de activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening, met inachtneming van het volgende:

  • a. in het geval van nieuwbouw, uitbreiding en functiewijziging van gebouwen en/of voorzieningen, dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen;
  • b. er is sprake van voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen, indien:
    • 1. voldaan wordt aan de normen uit de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren', zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning en dat indien deze publicatie gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging;
    • 2. de parkeerplaatsen voldoen aan de verdere eisen (maatvoering en ontwerp) die zijn neergelegd in de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren', zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning en dat indien deze publicatie gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.
12.3.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.3.1, indien:

  • a. aanpassing van het bouwplan om alsnog te kunnen voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein redelijkerwijs niet kan worden verlangd;
  • b. op een andere wijze is of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen om de toename van de parkeerbehoefte op te vangen;
  • c. de betreffende ontwikkeling, mits voldoende ruimtelijk onderbouwd, niet valt in te delen binnen één van de gestelde categorieën uit de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren'.
12.3.3 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
12.3.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in 12.3.1, indien dit noodzakelijk is om een goede verkeersstructuur en/of bereikbaarheid voor het pand, perceel, straat (of deel daarvan) dan wel een andere ruimtelijke functionele structuur te waarborgen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 13.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 13.1 met maximaal 10%.

13.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 13.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.5 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 13.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • b. Indien het gebruik, bedoeld 13.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
13.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 13.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009, 2e herziening Recreatiepark Het Lageveld'.