direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied 2009, herziening 2019 (veegplan 2)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0189.BP2019000005-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel A: Toepassingsbereik

Het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' (vastgesteld op 12 januari 2010), inclusief de bestemmingsplannen:

  • Buitengebied '85 en Buitengebied '85, artikel 30 herziening voor (deel)gebieden in Zuidbroek, Zenderink, De Esrand en De Berghorst, voor zover het betreft de volgende adressen:
    • 1. Wierdenseweg 16, 18, 20, 22, 24, 26 en 26a (De Berghorst))
    • 2. 1e Lageveldsweg 3, Hexelseweg 40, 42 en 44, Lage Eggeweg 2, 2a, 4, 5, 5a, 7, 9 en 9a en Vlierdijk 2 en 2a (Zenderink)
    • 3. Zuidbroeksweg 2, 4, 6, 8 en 10 (Zuidbroek)
    • 4. Zuid Esweg 3 en 5 en de Rijssensestraat 56 (De Esrand)
  • Buitengebied 2009, herziening waterwinning Wierden' (vastgesteld op 4 oktober 2011)
  • Buitengebied 2009, herziening bestemming Verkeer - Onverhard (vastgesteld 22 maart 2011)
  • Buitengebied 2009, herziening regels (1) (vastgesteld op 4 oktober 2011)
  • 2e wijziging bestemmingsplan Buitengebied 2009, Eversdijk ongenummerd' (vastgesteld op 19 oktober 2010)
  • Buitengebied 2009, herziening 2012 (veegplan) (vastgesteld op 2 juli 2013)
  • Paraplubestemmingsplan bouw van gebouwtjes voor algemeen belang (vastgesteld op 9 december 2014)
  • Paraplubestemmingsplan Horeca bij paracommerciële instellingen (vastgesteld op 30 januari 2018)
  • Paraplubestemmingsplan Parkeren gemeente Wierden (vastgesteld op 10 juli 2018)

zijn onverkort van toepassing op het plangebied van dit bestemmingsplan, met dien verstande dat het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' inclusief de vorengenoemde plannen, dan wel op het bestemmingsplan Buitengebied 2009 gebaseerde wijzigingsplannen, met dit bestemmingsplan als volgt wordt herzien:

  • wijziging van de regels: in groen gemarkeerd;
  • wijziging van de verbeelding voor een aantal percelen: deze percelen zijn op de verbeelding van dit plan opgenomen;

Voor het overige blijven de regels en de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' en de daarop gebaseerde wijzigingsplannen na herziening ongewijzigd van toepassing.

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan

het bestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening 2019 (veegplan 2) als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0189.BP2019000005-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen, van de gemeente Wierden;

1.2 de verbeelding

de verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied, bestaande uit de verbeeldingen met nr. NL.IMRO.0189.BP2019000005-VA01;

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis verbonden beroep

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel kleinschalige gastouderopvang en het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 aanpijling

een op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;

1.8 afhankelijke woonruimte

een recreatiewoning, gastenverblijf of bijbehorend bouwwerk, welke een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, die voor mantelzorg geschikt is, waarbij sprake is van één huishouden op het perceel;

1.9 afwijking:

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.10 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (kwekerijen en houtteelt daaronder niet begrepen) en/of door middel van het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, fruitteeltbedrijf, een (boom)kwekerijbedrijf, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een vis- of wormenkwekerij;

1.11 agrarisch dienstverlenend bedrijf

een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven;

1.12 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.13 autobergingsbedrijf

een bedrijf dat is gericht op de berging, transport, opslag, onderhoud en stalling van motorvoertuigen (inclusief vrachtwagens en aanhangwagens), ongeacht de rijtechnische staat van de motorvoertuigen, en reparatie en onderhoud van eigen transportmiddelen; sloop en/of demontage van motorvoertuigen en detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van openbare executieverkopen van motorvoertuigen;

1.14 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.15 bebouwingsconcentratie

het centraliseren van bebouwing;

1.16 bebouwingspercentage

de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;

1.17 bed & breakfast

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan niet meer dan vier personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.18 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.19 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.20 bedrijfswoning/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, enkel slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.21 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een (dienstverlenende) instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.22 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.23 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming, indien en voor zover twee bestemmingsvlakken middels de aanduiding relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak;

1.24 Bevi-inrichting

inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.25 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak, en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, zoals weergegeven in Bijlage 7;

1.26 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.27 biologisch

methode waarbij dieren worden gehouden overeenkomstig de regels die krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet zijn gesteld ten aanzien van de biologische productiemethoden;

1.28 boerderijterras

een terras bij een agrarisch bedrijf, waar in hoofdzaak eigen of door agrariërs uit de regio geproduceerde producten worden verkocht voor consumptie ter plaatse;

1.29 boerderijwinkel

een winkel bij een agrarisch bedrijf, waar in hoofdzaak eigen of door agrariërs uit de regio geproduceerde agrarische producten worden verkocht;

1.30 boomkwekerij

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van volle grondteelt dan wel containerteelt;

1.31 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.32 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.33 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.34 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.35 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.36 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;

1.37 chalet

een plaatsgebonden gebouw, bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning, dat geen vaste verankering in de grond heeft en binnen 24 uur demontabel is;

1.38 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.39 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.40 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;

1.41 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.42 dienstverlening

het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden;

1.43 discotheek

een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;

1.44 ecologische waarden

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;

1.45 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.46 eerste verdieping

de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;

1.47 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.48 extensieve (dag)recreatie

die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;

1.49 fruitteeltbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het telen van fruit;

1.50 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.51 gebouw voor algemeen belang

kleinschalig bouwwerk waarin op non profit basis activiteiten ontplooid worden die een maatschappelijk belang dienen op het gebied van educatie, cultuur, cultuurhistorie, welzijn of gemeenschapszin;

1.52 gebruiksgerichte paardenhouderij

een bedrijf dat hoofdzakelijk is gericht op het beleren en trainen van paarden;

1.53 groepsaccommodatie

een (deel van) een gebouw welke blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij wordt overnacht in slaapzalen en/of slaapkamers en waar een dagverblijf beschikbaar is waarin de gasten mede huishoudelijke werkzaamheden kunnen verrichten. Een kampeerboerderij valt onder het begrip groepsaccommodatie;

1.54 hobbymatig houden van vee

het niet bedrijfsmatig houden van vee;

1.55 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.56 horeca(bedrijf)

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek;

1.57 houtteelt

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe afwijking is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

1.58 intensieve veehouderij

een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met ten minste 250 m2 bedrijfsvloeroppervlak dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet Milieubeheer en waar geen melkrundvee, schapen, paarden, of dieren biologisch worden gehouden en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;

1.59 jachthaven

een haven met de daarbijbehorende grond waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren, of afgemeerd houden van pleziervaartuigen;

1.60 kampeermiddel

een tent, tentwagen, een kampeerauto of een (sta-)caravan;

1.61 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.62 kelder

een gedeelte van een gebouw, dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw;

1.63 kleinschalige gastouderopvang

kinderopvang in een gezinssituatie na tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau tot ten hoogste 6 kinderen;

1.64 kleinschalig kampeerterrein

een terrein of plaats geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van niet meer dan 25 kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.65 kwekerij

het voortbrengen van houtige en niet-houtige siergewassen, fruitbomen, struiken en vaste planten, onder meer bestemd voor tuinen en parken, één en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel pot- of containerteelt;

1.66 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.67 lpg-doorzet

de afzet van lpg in m³ per jaar;

1.68 maaiveld

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.69 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaalmedische, sociaalculturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.70 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.71 melkrundvee

melkvee met bijbehorend vrouwelijk jongvee, dat overwegend wordt gehouden voor de melkproductie, met inbegrip van dieren die in de mestperiode worden gemolken, tijdens de lactatie worden gemest dan wel zijn droog gezet en worden afgemest en vrouwelijk vleesvee ouder dan 2 jaar met bijbehorend vrouwelijk jongvee, dat op een met melkvee vergelijkbare manier wordt gehouden voor de vleesproductie en het voortbrengen en zogen van kalveren;

1.72 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.73 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.74 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.75 omgevingsvergunning:

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.76 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde:

een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.77 opslag organisch materiaal

tijdelijke (maximaal 12 maanden) opslag van organisch materiaal zoals bladeren, berm- en slootmaaisel uit de omgeving op agrarische grond dat wordt gebruikt ter verbetering van de bodemstructuur van de agrarische gronden. De ondergrond mag niet worden verhard, indien dit gewenst is dan kan aansluiting worden gezocht bij het agrarisch erf waarbinnen en aansluiten aan het bestemmingsvlak kuilvoerplaten zijn toegestaan;

1.78 overkapping (bijbehorend bouwwerk)

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een van boven afgesloten of afgedekte ruimte met maximaal één wand;

1.79 paardenbak:

buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining;

1.80 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;
1.81 plattelandswoning:

een bedrijfswoning behorend tot een landbouwinrichting, die door een derde bewoond mag worden als bedoeld in artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), eventueel inclusief aan-huis-verbonden-beroep;

1.82 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.83 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.84 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.85 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.86 recreatiewoning

een gebouw dat periodiek dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.87 reëel agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsomvang die tenminste overeenkomt met het toegekende bouwperceel en waarvan de continuïteit aannemelijk is;

1.88 risicovolle inrichting

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.89 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.90 sportkantine

een verblijfslocatie waarin de verstrekking van drank- en etenswaren gericht is op gebruikers van de sportvoorziening;

1.91 sterlocatie intensieve veehouderij

een bestaand agrarisch bedrijf waar een perspectiefvol bedrijf met uitsluitend intensieve veehouderij is gevestigd, dat over voldoende omgevingsruimte beschikt om door te kunnen groeien tot een omvang van minimaal 175 nge, of een perspectiefvol gemengd bedrijf dat kan doorgroeien tot minimaal 175 nge en waarbij de intensieve veehouderijtak kan doorgroeien tot minimaal 140 nge (als bedoeld in het reconstructieplan);

1.92 stacaravan

een kampeermiddel, voorzien van een as-/wielstelsel, bestaande uit één bouwlaag met een breedte van niet meer dan 4,50 meter, dat dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben. De stacaravan is niet plaatsgebonden en per direct (zonder dat daarvoor ingrijpende maatregelen genomen hoeven te worden) van zijn standplaats verrijdbaar.

1.93 teeltondersteunende kassen

kassen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • a. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating;
  • b. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen of
  • c. het voorkomen van schade door vorst;
1.94 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • a. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • b. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen of
  • c. het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);
  • d. het voorkomen van schade door vorst;

met dien verstande dat dit niet geldt voor vollegrondsteelt zoals bij wijnbouw en/of aspergeteelt;

1.95 twee-aaneenwoning

een woning van het type twee-aaneen gebouwd;

1.96 trekkershut

een blokhut waarvoor een vergunning ingevolge artikel 2.1. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en dient als periodiek verblijf voor wisselende groepen van recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben. Er is sprake van een trekkershut indien er sprake is van bedrijfsmatige exploitatie;

1.97 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.98 veldschuur

een vergund of onder het overgangsrecht vallend gebouw binnen een gebiedsbestemming (zoals bedoeld in artikel 3, 7, 8, 12 en 19);

1.99 verticale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;

1.100 voorgevel

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.101 waterberging

een gebied waarin oppervlaktewater wordt opgeslagen in waterpartijen om het te infiltreren in de bodem;

1.102 weg

voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande weg, bestaande uit één hoofdrijbaan of hoofdrijbanen, daaronder niet begrepen de in-/uitvoegstroken, voorsorteervakken, weefvakken, fietspaden en parallelwegen;

1.103 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.104 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.105 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.106 woonhuis

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;

1.107 woonwagen

een voor bewoning bestemde ruimte die is geplaatst op een standplaats en die in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.1.1 De afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens:

vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 1 m, respectievelijk overstekken van meer dan 1 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel.

2.1.2 De bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.3 De breedte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.

2.1.4 De dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.1.5 De goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Bij het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden afwijkende goothoogtes ten behoeve van esthetische accenten (tot een maximum van 25% van de totale gootlengte) buiten beschouwing gelaten;

2.1.6 De hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.1.7 De inhoud van een bouwwerk:

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de hiermee gelijk te stellen denkbeeldige gevels van overkappingen en aanbouwen en de buitenzijde van daken en dakkapellen, met dien verstande dat een kelder dient te worden meegerekend indien er sprake is van een ruimtelijke uitstraling en de kelder van buiten toegankelijk is met uitzondering van de inhoud van een kelder bij een recreatiewoningen, deze moet altijd worden

meegerekend bij de inhoudsbepaling.

2.1.8 De oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf niet zijnde opslag van veevoer en agrarische producten;
  • b. het hobbymatig houden van vee;
  • c. het hobbymatig verbouwen van gewassen (moestuin);
  • d. kwekerijen;
  • e. infrastructurele voorzieningen en erfontsluitingswegen zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan;
  • f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  • g. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals onverharde en (half)verharde wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  • h. tijdelijke (maximaal 12 maanden) opslag van organisch materiaal tot een maximale hoeveelheid van 600 m³ ten behoeve van verbetering van de bodemstructuur;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde en werken, geen bouwwerken zijnde.

3.2 Bouwregels

Op de op de verbeelding voor Agrarisch aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat schuren en stallen die met een omgevingsvergunning aanwezig zijn of gebouwd kunnen worden gehandhaafd en herbouwd worden naar de omvang die zij op dat moment hadden.

3.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen (in geval van herbouw) gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3m;
  • b. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met c geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 2 m bedragen , met dien verstande dat geen overkapping mag worden gerealiseerd ;
  • b. kuilvoerplaten, sleufsilo's en voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest zijn niet toegestaan;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder Agrarisch - Agrarisch bedrijf en onder 3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde onder b worden kuilvoerplaten en/of sleufsilo's toegestaan met inachtneming van een afstand van ten hoogste 50 m tussen de kuilvoerplaten en/of sleufsilo's en gronden met de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf , met dien verstande dat de kuilvoerplaten en/of sleufsilo's aan de overzijde van de weg niet zijn toegestaan;
  • d. teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. landschappelijke inpassing.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. Bouwregels ten behoeve van overschrijding van de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf en de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij door bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens niet wordt overschreden;
    • 2. de overschrijding niet meer dan 20 m bedraagt;
    • 3. de oppervlakte van het bestemmingsvlak Agrarisch - Agrarisch bedrijf niet wordt vergroot;
    • 4. de noodzaak hiertoe, uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    • 5. dit niet geldt voor intensieve veehouderijen welke op de verbeelding zijn aangeduid met reconstructiewetzone - extensiveringsgebied (behoudens voor uitbreiding in het kader van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid);
  • b. 3.2 ten behoeve van de realisering van zonnepanelen, met dien verstande dat:
    • 1. deze grenst aan de bestemming Wonen, Wonen - Landhuis;
    • 2. de afstand van de zonnepanelen tot grens bouwblok niet meer bedraagt dan 50 meter;
    • 3. de oppervlakte aan zonnepanelen niet meer bedraagt dan 500 m²;
    • 4. de hoogte niet meer bedraagt dan 1,50 meter;
    • 5. de noodzaak om buiten het bestemmingsvlak Wonen of Wonen - Landhuis te bouwen voldoende wordt onderbouwd;
    • 6. de zonnepanelen landschappelijk ingepast worden;
    • 7. geen zonnepanelen geplaatst worden op essen of kampen of (archeologisch) monument;
    • 8. de bestaande houtopstanden worden gerespecteerd;
    • 9. tegelijkertijd de afwijking genoemd in 3.6 onder g wordt toegepast;
  • c. 3.2.2 onder b ten behoeve van het realiseren van voorzieningen ten behoeve van mestopslag, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
    • 2. de inhoud niet meer bedraagt dan 1.500 m3;
    • 3. de mestopslag landschappelijk wordt ingepast, passend binnen het gemeentelijk landschapsbeleid;
    • 4. de gronden niet grenzen aan gebieden met landschappelijke en/of natuurlijke waarden;
    • 5. de gronden niet grenzen aan (toekomstige) woon- en recreatiegebieden;
  • d. 3.2.2 onder b ten behoeve van het realiseren van voorzieningen ten behoeve van een gezamenlijke mestopslag, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,50 m;
    • 2. de inhoud niet meer bedraagt dan 3.000 m3;
    • 3. de mestopslag landschappelijk wordt ingepast, passend binnen het gemeentelijk landschapsbeleid;
    • 4. de gronden niet grenzen aan gebieden met landschappelijke en/of natuurlijke waarden;
    • 5. de gronden niet grenzen aan (toekomstige) woon- en recreatiegebieden;
  • e. 3.2.2 onder b ten behoeve van het realiseren van kuilvoerplaten, sleufsilo's en/of andere vormen van veevoeropslag;
  • f. 3.2.2 onder d ten behoeve van het toestaan van teeltondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat:
    • 1. de teeltondersteunende voorzieningen landschappelijk inpasbaar zijn;
    • 2. de teeltondersteunende voorzieningen zijn gelegen binnen een afstand van 50 m van de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ;
    • 3. niet meer dan 20% van de totale bedrijfsoppervlakte wordt aangewend voor teeltondersteunende voorzieningen met een maximum van 1.000 m2, met dien verstande dat voor het percentage de teeltondersteunende voorzieningen in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf worden meegerekend.
  • g. 3.2.2 ten behoeve van de realisering van een paardenbak, met dien verstande dat:
3.4.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel  45 , wordt in ieder geval gerekend het uitvoeren van de in de Bijlage 1 Tabel omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden genoemde werken of werkzaamheden, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming een "S" is vermeld.

3.5.2 Toegestaan gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel  45 wordt in ieder geval niet gerekend het uitvoeren van de in Bijlage 1 genoemde werken of werkzaamheden, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming een "T" is vermeld.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 :

  • a. ten behoeve van een boomkwekerij-, houtteelt en/ of fruitteeltbedrijf;
  • b. ten behoeve van de opslag van veevoer en agrarische producten;
  • c. ten behoeve van de realisering van een paardenbak, met dien verstande dat:
  • d. ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein met dien verstande dat:
    • 1. de gronden grenzen aan de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf en/of de bestemming Wonen ;
    • 2. het kleinschalig kampeerterrein niet op een logische, landschappelijk verantwoorde manier kan worden ingepast binnen de bestemmingen
      Agrarisch - Agrarisch bedrijf en/of de bestemming Wonen en dit in de bestemming Agrarisch wel het geval is;
    • 3. deze gronden niet zijn voorzien van de dubbelbestemming Waarde - Archeologisch monument ;
    • 4. op deze gronden het keur van het waterschap niet van toepassing is;
    • 5. de sanitaire voorzieningen binnen bestaande opstallen worden gerealiseerd;
    • 6. wordt voldaan aan de regels kleinschalige kampeerterreinen zoals deze zijn opgenomen in de beleidsnotitie in Bijlage 3 en de kampeerverordening;
  • e. ten behoeve van de realisering van mestopslag;
  • f. ten behoeve van de realisering van een gezamenlijke mestopslag;
  • g. ten behoeve van de realisering van zonnepanelen, met dien verstande dat:
    • 1. tegelijkertijd de afwijking genoemd in 3.4 onder b wordt toegepast.

3.6.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden genoemd in 3.6.1 vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden), zoals deze in Bijlage 1  is opgenomen, genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming een "A" is vermeld.

3.7.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 3.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.7.3 Afwegingskader

Van strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.11 lid 1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is geen sprake indien de waarden van deze gronden niet onevenredig worden geschaad, dan wel de mogelijkheid voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden verkleind.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Agrarisch wijzigen:

  • a. in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ten behoeve van de realisering van een nieuw grondgebonden agrarisch bedrijf op een perceel met de bestemming Wonen en het omliggende agrarisch gebied met dien verstande dat:
    • 1. tevens uitvoering wordt gegeven aan de wijzigingsbevoegheid in 33.7 onder a;
    • 2. de gronden niet zijn aangeduid met milieuzone;
    • 3. uit onderzoek blijkt dat hergebruik van een vrijkomende agrarische bedrijfslocatie niet tot de mogelijkheden behoort;
    • 4. er sprake is van een duurzame en volwaardige locatie;
    • 5. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 2 ha;
    • 6. de economische haalbaarheid blijkt uit een in te dienen bedrijfsplan;
    • 7. het nieuwe bedrijf landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan;
    • 8. door de eigenaar schriftelijk is verklaard dat de bouw van de bedrijfswoning plaats vindt nadat de bedrijfsgebouwen gerealiseerd zijn;
  • b. in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ten behoeve van de uitbreiding van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 2 ha;
    • 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond.
  • c. in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ten behoeve van de wijziging van de situering van het bouwblok van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 2 ha, met dien verstande dat indien en voorzover de oppervlakte reeds meer bedraagt dan 2 ha, deze oppervlakte mag worden gehandhaafd;
    • 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    • 3. deze wijziging in samenhang met 4.7 onder d wordt toegepast;
  • d. in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ten behoeve van de uitbreiding van intensieve veehouderijen tot een oppervlakte van 1,5 ha;
  • e. in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ten behoeve van de uitbreiding van intensieve veehouderijen welke zijn aangeduid als specifieke vorm van agrarisch - sterlocatie tot een oppervlakte van 2 ha;
  • f. ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ten behoeve van de uitbreiding van intensieve veehouderijen tot een oppervlakte van 2 ha;
  • g. in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ten behoeve van de wijziging van de situering van het bouwblok van een intensieve veehouderij, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1,5 ha, met dien verstande dat indien en voorzover de oppervlakte reeds meer bedraagt dan 1,5 ha, deze oppervlakte mag worden gehandhaafd;
    • 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    • 3. deze wijziging in samenhang met 4.7 onder e wordt toegepast;
  • h. in de bestemming Wonen ten behoeve van de wijziging van de situering en/of een ondergeschikte uitbreiding van het bestemmingsvlak, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak voor het wonen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ten hoogste 3.000 m² zal bedragen;
    • 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 3. deze wijziging in samenhang met 33.7 onder b wordt toegepast;
  • i. in de bestemming Wonen , indien en voor zover toepassing wordt gegeven aan de in Bijlage 2  opgenomen regeling Rood voor Rood met gesloten beurs en indien en voor zover de gronden grenzen aan de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf, Bedrijf,  Detailhandel, Detailhandel - Tuincentrum (vervallen), Horeca, Recreatie - Verblijfsrecreatie, Sport - Manege en Wonen en toestaan dat één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. voor de bouw van één extra woning minimaal 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt;
    • 2. voor de bouw van meerdere extra woningen een veelvoud van 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, mits noodzakelijk voor de financiële uitvoerbaarheid zoals dat is opgenomen in Bijlage 2 Gemeente Wierden;
    • 3. het gehele complex met voormalige agrarische gebouwen wordt gesloopt, met uitzondering van de karakteristieke of monumentale agrarische bebouwing en met uitzondering van de gebouwen welke worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
    • 4. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een aanzienlijke reductie van het bouwoppervlak en volume en uit een goede landschappelijke en architectonische inpassing;
    • 5. wordt voldaan aan de voorwaarden zoals ze zijn vervat in het Beleid Rood voor Rood met gesloten beurs Gemeente Wierden;
    • 6. de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
    • 7. per locatie slechts éénmalig wordt deelgenomen aan Rood voor Rood;
  • j. in de bestemming Natuur,  Water en/of de bestemming Bos , met dien verstande dat:
    • 1. het ruimtelijke en hydrologische afgeronde (natuur)eenheden betreft.
3.8.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Agrarisch - Agrarisch bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van het agrarische bedrijf met daarbijbehorende
gebouwen (niet zijnde rijhallen), bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, tuinen, erven en agrarische gronden, met dien verstande dat:

  • a. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 agrarisch bedrijf is toegestaan;
  • b. bed & breakfast is toegestaan in de bedrijfswoning en/of een aan de bedrijfswoning aangebouwd bedrijfsgebouw;
  • c. intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding intensieve veehouderij of op gronden welke op de verbeelding als reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied zijn aangewezen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding bedrijf de voor het betrokken perceel genoemde (bedrijfs)activiteit plaatsvindt, met dien verstande dat:
    • 1. de activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
    • 2. de agrarische bedrijfsfunctie primair is en blijft;
    • 3. de maximale gezamenlijke bebouwingsoppervlakte die voor deze activiteit wordt gebruikt niet meer bedraagt dan de in de tabel opgenomen bestaande oppervlakte;
    • 4. bed & breakfast alleen is toegestaan in de bedrijfswoning en/of aan een aan de bedrijfswoning aangebouwd bijbehorend bouwwerk of een aan de bedrijfswoning aangebouwd bedrijfsgebouw. Dit is niet toegestaan in overige gebouwen;
    • 5. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing, geen bebouwing is toegestaan;
    • 7. de gronden ter plaatse van de aanduiding cultuurhistorische waarden zijn bestemd voor het behoud, de bescherming of het herstel van de cultuurhistorische waarde.

adres   activiteit   Bestaande oppervlakte  
1e Lageveldsweg 4   klussenbedrijf   870  
Beumersweg 1   Boerderijkamers   150  
Bornerbroekseweg 7/7a   zorgboerderij   90  
Broezeweg 2   grondverzet   800  
Heerdinksschotweg 8   logies en cursusruimte   290  
Hexelseweg 87a   Dierenkliniek   400  
Keizersweg 1   recreatieappartementen   675  
Klokkendijk 14   landschapscamping en dagrecreatie   1330  
Kloosterhoeksweg 15   wijnproeverij   275  
Piksenweg 15a   tuinbouw- kleinschalige detailhandel en zorgboerderij   1.000 (kassen)
50 (workshops)
50 (detailhandel)
450 (logiesgebouw t.b.v. zorgboerderij)  
Reintszijweg 1   Kinderboerderij met horeca
Recreatieappartementen  
100 (kinderboerderij)
590 (horeca/educatief centrum)
450 (recreatie-
appartementen)  
Rijssensestraat 105   plattelandskamers   290  
Saamsweg ong/1a   plattelandskamers   300  
Stegeboersweg 17a   metaalbedrijf   375  
Voorbroeksweg 3   zorgboerderij, koffieschenkerij   1.075  
Voorbroeksweg 5   loonbedrijf   600  
Wierdenseweg 28   ecoboerderij, verkoop, ontvangst- en vergaderruimte   95  
Zompweg 2   hondenclub   200  
4.2 Bouwregels

Op de op de verbeelding voor Agrarisch - Agrarisch bedrijf aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

4.2.1 Bouwwerken

Voor alle bouwwerken geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd ten behoeve van een reëel agrarisch bedrijf.

4.2.2 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel 44.1  (bebouwingsgrenzen);
  • c. voor gronden ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering, geldt dat de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten hoogste bedraagt de bestaande oppervlakte, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van deze gebouwen met maximaal 15% mag worden uitgebreid;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;
    • 2. indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een lagere dakhelling aanwezig was, deze lagere dakhelling als minimum geldt;
  • g. teeltondersteunende kassen met een oppervlakte van niet meer dan 500 m2 mogen worden opgericht met dien verstande dat:
  • h. in afwijking van het bepaalde onder d tot en met g geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden.
4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd, tenzij ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan meerdere bedrijfswoningen aanwezig waren in welk geval dit aantal bedrijfswoningen gehandhaafd kan worden, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning uitgesloten geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning , inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 750 m3, exclusief de inhoud van kelders voor zover deze zijn gelegen onder een gebouw en deze van buiten niet toegankelijk zijn, met dien verstande dat:
    • 1. indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud aanwezig was, deze grotere inhoud als maximum geldt;
    • 2. voor de woningen op de adressen welke zijn opgenomen in Bijlage 4  geldt dat de maximale inhoud niet meer dan 600 m3 mag bedragen;
  • c. de herbouw van een bedrijfswoning, zoals bedoeld onder a en b, mag niet leiden tot onevenredige belemmering en aantasting van de omgeving en de functies die zich in de omgeving bevinden.
4.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 100 m2;
  • b. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 8 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte minimaal 15% lager dient te zijn dan de bedrijfswoning, met een minimum van 1 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c geldt in geval van bedrijfswoningen met één bouwlaag, dat de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk niet meer dan 4 m mag bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden, echter niet in geval van herbouw.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van silo's en/of luchtwassers mag niet meer dan 15 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van mestbassins/mestvergistingsinstallaties mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van sleufsilo's mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van perceels- en erfscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • f. teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan tot niet meer dan 1.000 m2,met dien verstande dat:
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de milieusituatie.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 4.1 en toestaan dat een rijhal wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. voor wat betreft de agrarische activiteiten er sprake is van een volwaardig bedrijf, wat blijkt uit een bedrijfsplan;
    • 2. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.200 m2;
    • 3. de rijhal landschappelijk wordt ingepast;
  • b. 4.1 ten behoeve van een trekkershut, met dien verstande dat:
    • 1. niet meer dan twee trekkershutten per agrarisch bedrijf zijn toegestaan;
    • 2. de oppervlakte van een trekkershut niet meer dan 36 m2 mag bedragen;
  • c. 4.2.2 onder d en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 8 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen;
  • d. 4.2.2 onder e en toestaan dat de hoogte wordt verhoogd tot 12 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen;
  • e. 4.2.2 onder f ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. 4.2.3  onder a ten behoeve van een tweede bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    • 1. een tweede bedrijfswoning op het perceel Broezeweg 3 niet is toegestaan;
    • 2. een tweede bedrijfswoning noodzakelijk moet zijn in verband met:
      • constant toezicht en verzorging van vee;
      • constant toezicht en onderhoud van apparatuur ter preventie van calamiteiten; en/of
      • onregelmatige werktijden, constante bereikbaarheid en organisatorische efficiency;
    • 3. de omvang van het bedrijf zodanig moet zijn dat sprake is van een volwaardig tweepersoonsbedrijf, waarvan sprake is als het volledige werkgelegenheid en (binnen afzienbare tijd) een aanvaardbaar inkomen biedt aan tenminste twee arbeidskrachten;
    • 4. aannemelijk moet zijn gemaakt dat het bedrijf de komende tien jaar als volwaardig tweepersoonsbedrijf blijft bestaan, waarbij wordt gekeken naar de bedrijfsopzet, het uitgezette pad voor bedrijfsovername, de gebouwen en stalcapaciteit, productierechten en leeftijd, opleiding en ervaring van beide arbeidskrachten; wat dient te blijken uit een ondernemersplan welke is opgesteld door een agrarische adviesinstantie;
    • 5. de tweede bedrijfswoning een duidelijke ruimtelijke relatie moet hebben met het agrarische bedrijf, waarvan geen sprake is bij een afstand van meer dan 25 m tussen de tweede bedrijfswoning en een bedrijfsgebouw;
  • g. 4.2.3 onder b ten behoeve van de vergroting van de bedrijfswoning tot niet meer dan 1.000 m3 voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning van de toekomstig rustende agrariër, met dien verstande dat:
    • 1. dit niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen;
    • 2. dit niet geldt voor de woningen welke zijn opgenomen in Bijlage 4 ;
  • h. 4.2.3 onder b ten behoeve van de vergroting van de bedrijfswoningen welke zijn opgenomen in Bijlage 4 tot niet meer dan 750 m3;
  • i. 4.2.3 onder b en toestaan dat een erker met een inhoud van niet meer dan 20 m3 wordt gebouwd;
  • j. 4.2.4 onder b ten behoeve van het vergroten van de goothoogte tot maximaal 4 meter, met dien verstande dat:
    • 1. deze afwijking wordt toegepast bij ten hoogste één gevel van het bijbehorend bouwwerk;
    • 2. de vergroting functioneel noodzakelijk is;
  • k. 4.2.5 onder b ten behoeve van mestvergistingsinstallaties tot een maximale hoogte van 12 m;
  • l. 4.2.5 ten behoeve van de realisering van een paardenbak, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 meter;
    • 2. de oppervlakte van een paardenbak niet meer bedraagt dan 1.200 m2;
  • m. 4.1 en toestaan dat een bedrijfswoning behorend tot of voorheen behorend tot een landbouwinrichting, door een derde bewoond mag worden (plattelandswoning);
  • n. 4.2.3 en toestaan dat een bedrijfswoning, met een omvang van minimaal 1.000 m³ wordt verbouwd ten behoeve van twee (plattelands)woningen;
  • o. 4.2.3 en toestaan dat een bedrijfswoning, met een omvang van minimaal 1.500 m³ wordt verbouwd ten behoeve van drie (plattelands)woningen;
  • p. 4.1 ten behoeve van het gebruik van een bijbehorend bouwwerk , gastenverblijf of een recreatiewoning als een afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van mantelzorg;
    • 2. er niet meer dan 75 m² aan bestaande bijbehorende bouwwerken, een bestaande recreatiewoning of een bestaand gastenverblijf in gebruik wordt genomen als afhankelijke woonruimte;
    • 3. er geen sprake is van nieuwbouw ten behoeve van de afhankelijke woonruimte;
    • 4. het bijbehorend bouwwerk , het gastenverblijf of de recreatiewoning een ruimtelijke eenheid vormt met de bedrijfswoning;
    • 5. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
    • 6. de afwijking en derhalve het gebruik van het bijbehorend bouwwerk, de recreatiewoning of het gastenverblijf als afhankelijke woonruimte dient te worden beëindigd als de mantelzorgsituatie is komen te vervallen;
  • q. 4.2.2 ten behoeve van de verbouw van een ruimte voor nevenactiviteiten.
4.4.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel  45 , wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  • b. het gebruik van kampeermiddelen, bijbehorende bouwwerken , gastenverblijven en recreatiewoningen voor permanente bewoning of als tweede bedrijfswoning;
  • c. het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie.
4.5.2 Toegestaan gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 45 wordt in ieder geval niet gerekend:

  • a. het stallen van caravans in (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen, uitsluitend in geval de agrarische bedrijfsgebouwen minimaal 5 jaar in gebruik zijn geweest ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • b. het gebruik van een deel van de bedrijfsgebouwen tot een kantoor ten behoeve van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20 m2.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 4.1 juncto artikel 1.104 (begripsomschrijving woning) voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen;
  • b. 4.1 ten behoeve van (de uitbreiding van) nevenactiviteiten, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake dient te zijn van een relatie met een functionerend agrarisch bedrijf;
    • 2. de nevenfunctie ondergeschikt is aan de agrarische bedrijfsvoering;
    • 3. de activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
    • 4. er geen sprake mag zijn van buitenopslag;
    • 5. landschappelijke waarden niet mogen worden aangetast;
    • 6. er geen belemmeringen ontstaan voor functies in de omgeving;
    • 7. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking, wat onder andere tot uitdrukking komt in het feit dat de bestaande infrastructuur moet zijn berekend op de nieuwe activiteit;
    • 8. de aan te leggen parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
    • 9. de agrarische uitstraling van de bebouwing gehandhaafd blijft en indien mogelijk worden versterkt;
    • 10. detailhandel alleen mag plaatsvinden indien dit kleinschalig is, duidelijk ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit;
  • c. 4.1 ten behoeve van een landschappelijk ingepast, kleinschalig kampeerterrein met dien verstande dat:
    • 1. deze gronden niet zijn voorzien van de dubbelbestemming Waarde - Archeologisch monument ;
    • 2. op deze gronden het keur van het waterschap niet van toepassing is;
    • 3. de sanitaire voorzieningen binnen bestaande opstallen worden gerealiseerd;
    • 4. wordt voldaan aan de regels kleinschalig kamperen zoals deze zijn verwoord in Bijlage 3  en de kampeerverordening;
  • d. 4.1 ten behoeve van het gebruik van een deel van de bedrijfsgebouwen als groepsaccommodatie, met dien verstande dat:
    • 1. deze functie ondergeschikt is aan het agrarisch bedrijf;
    • 2. de gronden gelegen zijn binnen de op de verbeelding aangegeven aanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied;
  • e. 4.1 ten behoeve van het gebruiken en verbouwen van gebouwen ten behoeve van kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen (zoals verkoop van streekeigen producten in een boerderijwinkel, een boerderijterras, een ontvangstruimte voor rondleidingen of lezingen) tot een oppervlakte van niet meer dan 60 m2;
  • f. 4.1 ten behoeve van plattelandskamers- en/of appartementen als nevenactiviteit met dien verstande dat:
    • 1. de kamers binnen bestaande gebouwen worden gerealiseerd;
    • 2. de oppervlakte per kamer niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 3. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 300 m2;
    • 4. aan de regels van plattelandskamers en/of -appartementen zoals deze zijn opgenomen de beleidsnota Bijlage 3  en de kampeerverordening wordt voldaan;
  • g. 4.1 ten behoeve van een trekkershut, met dien verstande dat:
    • 1. niet meer dan twee trekkershutten per agrarisch bedrijf zijn toegestaan;
    • 2. de oppervlakte van een trekkershut niet meer dan 36 m2 mag bedragen;
  • h. 4.1 ten behoeve van een hobbymatige paardenbak, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 meter;
    • 2. de oppervlakte van een paardenbak niet meer bedraagt dan 1.200 m2;
  • i. 4.5.1 onder b ten behoeve van het gebruik van een bijbehorend bouwwerk, gastenverblijf of een recreatiewoning als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van mantelzorg;
    • 2. er niet meer dan 75 m2 aan bestaande bijbehorende bouwwerken, een bestaande recreatiewoning of een bestaand gastenverblijf in gebruik wordt genomen als afhankelijke woonruimte;
    • 3. er geen sprake is van nieuwbouw ten behoeve van de afhankelijke woonruimte;
    • 4. het bijbehorend bouwwerk, het gastenverblijf of de recreatiewoning een ruimtelijke eenheid vormt met de bedrijfswoning;
    • 5. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
    • 6. de afwijking en derhalve het gebruik van het bijbehorend bouwwerk, de recreatiewoning of het gastenverblijf als afhankelijke woonruimte dient te worden beëindigd als de mantelzorgsituatie is komen te vervallen;
  • j. 4.5.1 onder c ten behoeve van het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, indien sprake is van één van de volgende wijzen van mestvergisting:
    • 1. het bedrijf verwerkt in hoofdzaak eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op tot het bedrijf behorende gronden gebruikt of naar derden afgevoerd;
    • 2. het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt;

mits:

  • k. 4.2.3 voor de splitsing van een bedrijfswoning met een omvang van minimaal 1.000 m³ ten behoeve van twee woningen;
  • l. 4.2.3 voor de splitsing van een bedrijfswoning met een omvang van minimaal 1.500 m³ ten behoeve van drie woningen;
  • m. 4.1 ten behoeve van het gebruik van een ruimte voor nevenactiviteiten.
  • n. 4.1 en toestaan dat een bedrijfswoning behorend tot of voorheen behorend tot een landbouwinrichting, door een derde bewoond mag worden (plattelandswoning);
  • o. 4.2.3 en toestaan dat een bedrijfswoning, met een omvang van minimaal 1.000 m³ wordt verbouwd ten behoeve van twee (plattelands) bedrijfswoningen;
  • p. 4.2.3 en toestaan dat een bedrijfswoning, met een omvang van minimaal 1.500 m³ wordt verbouwd ten behoeve van drie (plattelands)  bedrijfswoningen.
4.6.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden genoemd in 4.6.1 vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

4.6.3 Afwegingskader plattelandswoning

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden genoemd in 4.6.1 onder n ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, geldt dat:

  • a. de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als plattelandswoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  • b. de bedrijfswoning ten minste 10 jaar oud is, waarbij de gereedmelding van de betreffende bedrijfswoning geldt, danwel dit op andere wijze kan worden aangetoond;
  • c. er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • d. het aantal woningen niet toeneemt.
  • e. het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning niet is toegestaan als er sprake is van een intensieve veehouderij;
  • f. het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning niet is toegestaan als het de laatste bedrijfswoning bij een landbouwinrichting betreft.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

  • a. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf wijzigen in de bestemming Agrarisch - Kwekerij ten behoeve van een kwekerij- houtteelt of fruitteeltbedrijf, indien en voor zover het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch en/of de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap ;
  • b. de aanduiding specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering van de verbeelding verwijderen;
  • c. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf wijzigen in de bestemming Wonen en de aansluitende gebiedsbestemming(en), indien het agrarische bedrijf is of wordt beëindigd dan wel geen sprake meer is van reële agrarische bedrijfsvoering;
  • d. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf wijzigen in de bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden - Landschap ten behoeve van de wijziging van de situering van het bouwblok van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 2 ha, met dien verstande dat indien en voorzover de oppervlakte reeds meer bedraagt dan 2 ha, deze oppervlakte mag worden gehandhaafd;
    • 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    • 3. deze wijziging in samenhang met 3.8 onder c of 7.8 onder c wordt toegepast;
  • e. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf wijzigen in de bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden - Landschap ten behoeve van de wijziging van de situering van het bouwblok van een intensieve veehouderij, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1,5 ha, met dien verstande dat indien en voorzover de oppervlakte reeds meer bedraagt dan 1,5 ha, deze oppervlakte mag worden gehandhaafd;
    • 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    • 3. deze wijziging in samenhang met 3.8 onder g of 7.8 onder f wordt toegepast;
  • f. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf wijzigen ten behoeve van plattelandskamers- en/of appartementen als hoofdactiviteit met dien verstande dat:
    • 1. de gronden zijn gelegen binnen de aanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied;
    • 2. de kamers binnen bestaande gebouwen worden gerealiseerd;
    • 3. de oppervlakte per kamer niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 4. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 300 m2;
    • 5. aan de regels van plattelandskamers en/of -appartementen zoals deze zijn opgenomen in de beleidsnota in  Bijlage 3 en de kampeerverordening wordt voldaan;
  • g. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf wijzigen ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van een groepsaccommodatie (als hoofdactiviteit), met dien verstande dat:
    • 1. de gronden zijn gelegen binnen de aanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied;
    • 2. wordt voldaan aan de regels plattelandskamers en/of -appartementen zoals deze zijn verwoord in de beleidsnota in  Bijlage 3  en de kampeerverordening;
  • h. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf wijzigen in de bestemming Wonen met de aanduiding bedrijf aan huis, met dien verstande dat:
    • 1. de activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
    • 2. er geen sprake mag zijn van buitenopslag;
    • 3. de nieuwe functie leidt tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, wat blijkt uit een in te dienen landschapsplan;
    • 4. er geen sprake mag zijn van verstedelijking en dat landschappelijke/natuurlijke kenmerken niet worden aangetast;
    • 5. er geen belemmeringen ontstaan voor functies in de omgeving;
    • 6. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking wat onder andere tot uitdrukking komt in het feit dat de bestaande infrastructuur moet zijn berekend op de nieuwe activiteit;
    • 7. aan te leggen parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
    • 8. de agrarische uitstraling van de bebouwing gehandhaafd blijft en indien mogelijk wordt versterkt;
    • 9. detailhandel alleen mag plaatsvinden indien dit kleinschalig is, duidelijk ondergeschikt aan de hoofdactiviteit en een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit;
    • 10. op de gronden welke op de verbeelding zijn aangeduid met reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied alleen medewerking kan worden verleend aan de functiewijziging indien onderbouwd kan worden dat de functieverandering geen afbreuk doet aan de mogelijkheden van uitbreiding, her- en nieuwvestiging van intensieve veehouderijen;
  • i. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf wijzigen in de bestemming Wonen en de aansluitende gebiedsbestemming(-en), en toestaan dat één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. voor de bouw van één extra woning minimaal 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt;
    • 2. voor de bouw van meerdere extra woningen een veelvoud van 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, mits noodzakelijk voor de financiële uitvoerbaarheid zoals dat is opgenomen in Bijlage 2;
    • 3. het gehele complex met voormalige agrarische gebouwen wordt gesloopt, met uitzondering van de karakteristieke of monumentale agrarische bebouwing en met uitzondering van de gebouwen welke worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
    • 4. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een aanzienlijke reductie van het bouwoppervlak en volume en uit een goede landschappelijke en architectonische inpassing;
    • 5. wordt voldaan aan de voorwaarden zoals ze zijn vervat in Bijlage 2;
    • 6. de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
    • 7. per locatie slechts éénmalig wordt deelgenomen aan Rood voor Rood.
  • j. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf wijzigen ten behoeve van een nieuw landgoed met een woonfunctie, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. de grootte van het landgoed minimaal 10 hectare zal bedragen;
    • 3. op het landgoed sprake zal zijn van een woongebouw met een minimale inhoud van 1.000 m3 en mits de voorkeursgrenswaarde in acht wordt genomen;
    • 4. 30% van het landgoed zal bestaan uit nieuw bos of een ander natuurdoeltype;
    • 5. omliggende agrarische bedrijven bij de realisatie van een nieuw landgoed niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden zullen worden gehinderd;
    • 6. met een inrichtingsplan of een beeldkwaliteitsplan wordt aangetoond dat er sprake zal zijn van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied en dat dit past binnen het gemeentelijk landschapsbeleid;
  • k. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf wijzigen in de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij , met dien verstande dat:
    • 1. dit niet mogelijk is voor gronden welke op de verbeelding zijn aangeduid met reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied;
    • 2. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking wat onder andere tot uitdrukking komt in het feit dat de bestaande infrastructuur moet zijn berekend op de nieuwe activiteit;
  • l. een agrarisch bouwperceel aanwijzen als specifieke vorm van agrarisch - sterlocatie als bedoeld in artikel 1.91 (begripsomschrijving sterlocatie intensieve veehouderij), indien;
    • 1. het agrarisch bouwperceel ter plaatse is aangeduid als intensieve veehouderij;
    • 2. het bedrijf niet is gelegen binnen de gronden die op de verbeelding zijn aangeduid als reconstructiewetzone - extensiveringsgebied of reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied;
    • 3. de aanwijzing tot sterlocatie plaatsvindt ter uitvoering van het Reconstructieplan Salland-Twente;
  • m. toestaan dat karakteristieke voormalige bedrijfsgebouwen (als genoemd in Bijlage 5) worden verbouwd en gebruikt voor bewoning (als bedrijfswoning), met dien verstande dat er geen extra bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht.
4.7.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 5 Agrarisch - Kwekerij

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Agrarisch - Kwekerij aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een (boom)kwekerijbedrijf met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, tuinen, erven en agrarische gronden, met dien verstande dat:

  • a. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 (boom)-kwekerijbedrijf is toegestaan;
  • b. bed & breakfast is toegestaan in de bedrijfswoning en/of een aan de bedrijfswoning aangebouwd bedrijfsgebouw;
  • c. geen nevenactiviteiten zijn toegestaan;
  • d. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing.
5.2 Bouwregels

Op de op de verbeelding voor Agrarisch - Kwekerij aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

5.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel 44  (Bebouwingsgrenzen);
  • c. het bebouwingsoppervlakte mag niet meer dan 300 m2 bedragen;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;
    • 2. indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een lagere dakhelling aanwezig was, deze lagere dakhelling als minimum geldt;
  • g. teeltondersteunende kassen met een oppervlakte van niet meer dan 500 m2 mogen worden opgericht met dien verstande dat:
  • h. in afwijking van het bepaalde onder c tot en met g geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden, echter niet in geval van herbouw.
5.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning , inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 750 m3,exclusief de inhoud van kelders voor zover deze zijn gelegen onder een gebouw en deze van buiten niet toegankelijk is, met dien verstande dat indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud aanwezig was, deze grotere inhoud als maximum geldt;
  • c. De (her)bouw van een bedrijfswoning, zoals bedoeld onder a, mag niet leiden tot onevenredige belemmering en aantasting van de omgeving en de functies die zich in de omgeving bevinden.
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • b. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 8 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte 15% lager dient te zijn dan de bedrijfswoning, met een minimum van 1 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c geldt in geval van bedrijfswoningen met één bouwlaag, dat de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk niet meer dan 4 m mag bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden, echter niet in geval van herbouw.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van perceels- en erfscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan tot niet meer dan
    1.000 m2, met dien verstande dat:
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de milieusituatie.
5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 5.2.1 onder d en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 8 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen;
  • b. 5.2.1 onder e en toestaan dat de hoogte wordt verhoogd tot 12 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen;
  • c. 5.2.1 onder f ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. 5.2.2 onder b ten behoeve van de vergroting van de bedrijfswoning tot niet meer dan 1.000 m3 voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning van de toekomstig rustende agrariër, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen;
  • e. 5.2.2 onder b en toestaan dat een erker met een inhoud van niet meer dan 20 m3 wordt gebouwd;
  • f. 5.2.3 onder b ten behoeve van het vergroten van de goothoogte tot maximaal 4 meter, met dien verstande dat:
    • 1. deze afwijking wordt toegepast bij ten hoogste één gevel van het bijbehorend bouwwerk;
    • 2. de vergroting functioneel noodzakelijk is;
  • g. 5.1 ten behoeve van het gebruik van een bijbehorend bouwwerk, gastenverblijf of een recreatiewoning als een afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van mantelzorg;
    • 2. er niet meer dan 75 m² aan bestaande bijbehorende bouwwerken, een bestaande recreatiewoning of een bestaand gastenverblijf in gebruik wordt genomen als afhankelijke woonruimte;
    • 3. er geen sprake is van nieuwbouw ten behoeve van de afhankelijke woonruimte;
    • 4. het bijbehorend bouwwerk, het gastenverblijf of de recreatiewoning een ruimtelijke eenheid vormt met de bedrijfswoning;
    • 5. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
    • 6. de afwijking en derhalve het gebruik van het bijbehorend bouwwerk, de recreatiewoning of het gastenverblijf als afhankelijke woonruimte dient te worden beëindigd als de mantelzorgsituatie is komen te vervallen.
5.4.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel  45 wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  • b. het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie;
  • c. het gebruik van kampeermiddelen, bijbehorende bouwwerken, gastenverblijven en recreatiewoningen voor permanente bewoning of als tweede bedrijfswoning.
5.5.2 Toegestaan gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 45 wordt in ieder geval niet gerekend:

  • a. het stallen van caravans in (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen, uitsluitend in geval de agrarische bedrijfsgebouwen minimaal 5 jaar in gebruik zijn geweest ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • b. het gebruik van een deel van de bedrijfsgebouwen tot een kantoor ten behoeve van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20 m2.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 5.1 juncto artikel 1.104 (begripsomschrijving woning) voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen;
  • b. 5.1 ten behoeve van het gebruiken en verbouwen van gebouwen ten behoeve van kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen (zoals verkoop van streekeigen producten in een boerderijwinkel, een boerderijterras, een ontvangstruimte voor rondleidingen of lezingen) tot een oppervlakte van niet meer dan 60 m2;
  • c. 5.5.1 onder c ten behoeve van het gebruik van een bijbehorend bouwwerk, gastenverblijf of een recreatiewoning als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van mantelzorg;
    • 2. er niet meer dan 75 m2 aan bestaande bijbehorende bouwwerken, een bestaande recreatiewoning of een bestaand gastenverblijf in gebruik wordt genomen als afhankelijke woonruimte;
    • 3. er geen sprake is van nieuwbouw ten behoeve van de afhankelijke woonruimte;
    • 4. het bijbehorend bouwwerk, het gastenverblijf of de recreatiewoning een ruimtelijke eenheid vormt met de bedrijfswoning;
    • 5. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
    • 6. de afwijking en derhalve het gebruik van het bijbehorend bouwwerk, de recreatiewoning of het gastenverblijf als afhankelijke woonruimte dient te worden beëindigd als de mantelzorgsituatie is komen te vervallen;
  • d. 5.1 en toestaan dat een bedrijfswoning behorend tot of voorheen behorend tot een landbouwinrichting, door een derde bewoond mag worden (plattelandswoning);
  • e. 5.2.2 en toestaan dat een bedrijfswoning, met een omvang van minimaal 1.000 m³ wordt verbouwd ten behoeve van twee bedrijfswoningen;
  • f. 5.2.2 en toestaan dat een bedrijfswoning, met een omvang van minimaal 1.500 m³ wordt verbouwd ten behoeve van drie bedrijfswoningen.
5.6.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden genoemd in 5.6.1 vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
5.6.3 Afwegingskader plattelandswoning

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden genoemd in 5.6.1 onder d ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, geldt dat:

  • a. de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als plattelandswoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  • b. de bedrijfswoning ten minste 10 jaar oud is, waarbij de gereedmelding van de betreffende bedrijfswoning geldt, danwel dit op andere wijze kan worden aangetoond;
  • c. er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • d. het aantal woningen niet toeneemt.
  • e. het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning niet is toegestaan als er sprake is van een intensieve veehouderij;
  • f. het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning niet is toegestaan als het de laatste bedrijfswoning bij een landbouwinrichting betreft.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

  • a. de bestemming Agrarisch - Kwekerij wijzigen in de bestemming Wonen
    en de aansluitende gebiedsbestemming(en), indien het (boom)-kwekerijbedrijf is of wordt beëindigd;
  • b. de bestemming Agrarisch - Kwekerij wijzigen in de bestemming Wonen
    met de aanduiding bedrijf aan huis, met dien verstande dat:
    • 1. de activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
    • 2. er geen sprake mag zijn van buitenopslag;
    • 3. de nieuwe functie leidt tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit,
      wat blijkt uit een in te dienen landschapsplan;
    • 4. er geen sprake mag zijn van verstedelijking en dat landschappelijke/natuurlijke kenmerken niet worden aangetast;
    • 5. er geen belemmeringen ontstaan voor functies in de omgeving;
    • 6. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking wat onder andere tot uitdrukking komt in het feit dat de bestaande infrastructuur moet zijn berekend op de nieuwe activiteit;
    • 7. aan te leggen parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
    • 8. de agrarische uitstraling van de bebouwing gehandhaafd blijft en indien mogelijk wordt versterkt;
    • 9. detailhandel alleen mag plaatsvinden indien dit kleinschalig is, duidelijk ondergeschikt aan de hoofdactiviteit en een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit;
  • c. de bestemming Agrarisch - Kwekerij wijzigen in de bestemming Wonen
    en toestaan dat één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. voor de bouw van één extra woning minimaal 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt;
    • 2. voor de bouw van meerdere extra woningen een veelvoud van 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, mits noodzakelijk voor de financiële uitvoerbaarheid zoals dat is opgenomen in Bijlage 2 ;
    • 3. het gehele complex met voormalige agrarische gebouwen wordt gesloopt, met uitzondering van de karakteristieke of monumentale agrarische bebouwing en met uitzondering van de gebouwen welke worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
    • 4. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een aanzienlijke reductie van het bouwoppervlak en volume en uit een goede landschappelijke en architectonische inpassing;
    • 5. wordt voldaan aan de voorwaarden zoals ze zijn vervat in Bijlage 2;
    • 6. de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
    • 7. per locatie slechts éénmalig wordt deelgenomen aan Rood voor Rood;
  • d. de bestemming Agrarisch - Kwekerij wijzigen ten behoeve van plattelandskamers- en/of appartementen als hoofdactiviteit met dien verstande dat:
    • 1. de gronden zijn gelegen binnen de aanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied;
    • 2. oppervlakte per kamer niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 3. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 300 m2;
    • 4. aan de regels van plattelandkamers- en/of -appartementen zoals deze zijn opgenomen in de Bijlage 3  en aan de kampeerverordening wordt voldaan.
5.7.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 6 Agrarisch - Paardenhouderij

6.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Agrarisch - Paardenhouderij aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een gebruiksgerichte paardenhouderij (geen manege), waaronder begrepen de stalling van pensionpaarden, dan wel een combinatie van een gebruiksgerichte en een productiegerichte paardenhouderij, met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde - waaronder begrepen paardenbakken - tuinen, erven en gronden, met dien verstande dat:

  • a. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 paardenhouderij is toegestaan;
  • b. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing;
  • c. bed & breakfast is toegestaan in de bedrijfswoning en/of een aan de bedrijfswoning aangebouwd bedrijfsgebouw.
6.2 Bouwregels

Op de op de verbeelding voor Agrarisch - Paardenhouderij aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

6.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel 44  (Bebouwingsgrenzen);
  • b. deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • c. voor gronden ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering geldt dat de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten hoogste bedraagt de bestaande oppervlakte, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van deze gebouwen met maximaal 15% mag worden uitgebreid;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen, met dien verstande dat voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder d tot en met f geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden.
6.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning , inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 750 m3, exclusief de inhoud van kelders voor zover deze zijn gelegen onder een gebouw en deze van buiten niet toegankelijk is, met dien verstande dat indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud aanwezig was, deze grotere inhoud als maximum geldt;
  • c. de (her)bouw van een bedrijfswoning, zoals bedoeld onder a,, mag niet leiden tot onevenredige belemmering en aantasting van de omgeving en de functies die zich in de omgeving bevinden.
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per woning  niet meer bedragen dan 100 m2;
  • b. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 8 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte 15% lager dient te zijn dan de bedrijfswoning, met een minimum van 1 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c geldt in geval van bedrijfswoningen met één bouwlaag, dat de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk niet meer dan 4 m mag bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden, echter niet in geval van herbouw.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van perceels- en erfscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde mag niet meer dan 5 m bedragen.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de milieusituatie.
6.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 6.2.1 onder d en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 8 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen;
  • b. 6.2.1 onder e en toestaan dat de hoogte wordt verhoogd tot 12 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen;
  • c. 6.2.1 onder f ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. 6.2.2 onder b en toestaan dat een erker met een inhoud van niet meer dan 20 m3 wordt gebouwd;
  • e. 6.2.2 onder b ten behoeve van de vergroting van de bedrijfswoning tot niet meer dan 1.000 m3 voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning van de toekomstig rustende agrariër, met dien verstande dat:
    • 1. dit niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen;
    • 2. dit niet geldt voor de woningen welke zijn opgenomen in Bijlage 4 ;
  • f. 6.2.3 onder b ten behoeve van het vergroten van de goothoogte tot maximaal 4 meter, met dien verstande dat:
    • 1. deze afwijking wordt toegepast bij ten hoogste één gevel van het bijbehorend bouwwerk;
    • 2. de vergroting functioneel noodzakelijk is;
  • g. 6.1   ten behoeve van een trekkershut, met dien verstande dat:
    • 1. niet meer dan twee trekkershutten per paardenhouderijbedrijf zijn toegestaan;
    • 2. de oppervlakte van een trekkershut niet meer dan 36 m2 mag bedragen.
6.4.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel  45 wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  • b. het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie.
6.5.2 Toegestaan gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 45 wordt in ieder geval niet gerekend:

  • a. het stallen van caravans in (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen, uitsluitend in geval de agrarische bedrijfsgebouwen minimaal 5 jaar in gebruik zijn geweest ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • b. het gebruik van een deel van de bedrijfsgebouwen tot een kantoor ten behoeve van de paardenhouderij, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20 m2.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 6.1 juncto artikel 1.104 (begripsomschrijving woning) voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen;
  • b. 6.1 ten behoeve van (de uitbreiding van) nevenactiviteiten, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake dient te zijn van een relatie met een functionerend agrarisch bedrijf;
    • 2. de nevenfunctie ondergeschikt is aan de agrarische bedrijfsvoering;
    • 3. de activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
    • 4. er geen sprake mag zijn van buitenopslag;
    • 5. landschappelijke waarden niet mogen worden aangetast;
    • 6. er geen belemmeringen ontstaan voor functies in de omgeving;
    • 7. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking, wat onder andere tot uitdrukking komt in het feit dat de bestaande infrastructuur moet zijn berekend op de nieuwe activiteit;
    • 8. de aan te leggen parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
    • 9. de agrarische uitstraling van de bebouwing gehandhaafd blijft en indien mogelijk worden versterkt;
    • 10. detailhandel alleen mag plaatsvinden indien dit kleinschalig is, duidelijk ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit;
  • c. 6.1 ten behoeve van een landschappelijk ingepast, kleinschalig kampeerterrein met dien verstande dat:
    • 1. deze gronden niet zijn voorzien van de dubbelbestemming Waarde - Archeologisch monument ;
    • 2. op deze gronden het keur van het waterschap niet van toepassing is;
    • 3. de sanitaire voorzieningen binnen bestaande opstallen worden gerealiseerd;
    • 4. wordt voldaan aan de regels kleinschalig kamperen zoals deze zijn verwoord in de beleidsnota in ' Bijlage 3  en de kampeerverordening;
  • d. 6.1 ten behoeve van het gebruik van een deel van de bedrijfsgebouwen als groepsaccommodatie, met dien verstande dat:
    • 1. deze functie ondergeschikt is aan het agrarisch bedrijf;
    • 2. de gronden gelegen zijn binnen de op de verbeelding aangegeven aanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied;
  • e. 6.1 ten behoeve van het gebruiken en verbouwen van gebouwen ten behoeve van kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen (zoals verkoop van streekeigen producten in een boerderijwinkel, een boerderijterras, een ontvangstruimte voor rondleidingen of lezingen) tot een oppervlakte van niet meer dan 60 m2;
  • f. 6.1 ten behoeve van plattelandskamers- en/of appartementen als nevenactiviteit met dien verstande dat:
    • 1. de kamers binnen bestaande gebouwen worden gerealiseerd;
    • 2. de oppervlakte per kamer niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 3. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 300 m2;
    • 4. aan de regels van plattelandskamers en/of -appartementen zoals deze zijn opgenomen de beleidsnota in  Bijlage 3   en de kampeerverordening wordt voldaan.
  • g. 6.1 en toestaan dat een bedrijfswoning behorend tot of voorheen behorend tot een landbouwinrichting, door een derde bewoond mag worden (plattelandswoning);
  • h. 6.2.2 en toestaan dat een bedrijfswoning, met een omvang van minimaal 1.000 m³ wordt verbouwd ten behoeve van twee bedrijfswoningen;
  • i. 6.2.2 en toestaan dat een bedrijfswoning, met een omvang van minimaal 1.500 m³ wordt verbouwd ten behoeve van drie bedrijfswoningen.
6.6.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden genoemd in 6.6.2 vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
6.6.3 Afwegingskader plattelandswoning

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden genoemd in 6.6.1 onder g ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, geldt dat:

  • a. de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als plattelandswoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  • b. de bedrijfswoning ten minste 10 jaar oud is, waarbij de gereedmelding van de betreffende bedrijfswoning geldt, danwel dit op andere wijze kan worden aangetoond;
  • c. er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • d. het aantal woningen niet toeneemt.
  • e. het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning niet is toegestaan als er sprake is van een intensieve veehouderij;
  • f. het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning niet is toegestaan als het de laatste bedrijfswoning bij een landbouwinrichting betreft.
6.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

  • a. de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij wijzigen in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf  ten behoeve van de realisering van een nieuw grondgebonden agrarisch bedrijf met dien verstande dat:
    • 1. het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch en/of de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap ;
    • 2. door middel van een bedrijfsplan is aangetoond dat het een volwaardig agrarisch bedrijf betreft;
    • 3. de wijziging milieutechnisch uitvoerbaar is;
  • b. de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij wijzigen in de bestemming Wonen ;
  • c. de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij wijzigen in de bestemming Wonen en toestaan dat één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. voor de bouw van één extra woning minimaal 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt;
    • 2. voor de bouw van meerdere extra woningen een veelvoud van 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, mits noodzakelijk voor de financiële uitvoerbaarheid zoals dat is opgenomen in Bijlage 2;
    • 3. het gehele complex met voormalige agrarische gebouwen wordt gesloopt, met uitzondering van de karakteristieke of monumentale agrarische bebouwing en met uitzondering van de gebouwen welke worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
    • 4. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een aanzienlijke reductie van het bouwoppervlak en volume en uit een goede landschappelijke en architectonische inpassing;
    • 5. wordt voldaan aan de voorwaarden zoals ze zijn vervat in Bijlage 2;
    • 6. de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
    • 7. per locatie slechts éénmalig wordt deelgenomen aan Rood voor Rood;
  • d. de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij wijzigen ten behoeve van plattelandskamers- en/of appartementen als hoofdactiviteit met dien verstande dat:
    • 1. de gronden zijn gelegen binnen de aanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied;
    • 2. oppervlakte per kamer niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 3. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 300 m2;
    • 4. aan de regels van plattelandkamers- en/of -appartementen zoals deze zijn opgenomen in de Bijlage 3  en aan de kampeerverordening wordt voldaan.
6.7.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 7 Agrarisch met waarden - Landschap

7.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Agrarisch met waarden - Landschap aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, niet zijnde de opslag van veevoer en agrarische producten;
  • b. het hobbymatig houden van vee;
  • c. het hobbymatig verbouwen van gewassen (moestuin);
  • d. kwekerijen, niet zijnde boomkwekerijen;
  • e. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarde;
  • f. infrastructurele voorzieningen en erfontsluitingswegen  zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan;
  • g. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  • h. natuurvriendelijke oeverzones van 5 m breed aan weerszijden van een watergang;
  • i. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals onverharde en (half)verharde wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  • j. ter plaatse van de aanduiding intensieve kwekerij, is het gebruik van de gronden ten behoeve van een boomkwekerij toegestaan;
  • k. ter plaatse van de aanduiding parkeerterrein is een parkeerterrein toegestaan;
  • l. ter plaatse van de aanduiding maatschappelijk een informatiepunt is toegestaan;
  • m. tijdelijke (maximaal 12 maanden) opslag van organisch materiaal tot een maximale hoeveelheid van 600 m³ ten behoeve van verbetering van de bodemstructuur;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde en werken, geen bouwwerken zijnde.

7.2 Bouwregels

Op de op de verbeelding voor Agrarisch met waarden - Landschap aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat schuren en stallen die met een omgevingsvergunning aanwezig zijn of gebouwd kunnen worden gehandhaafd en herbouwd worden naar de omvang die zij op dat moment hadden, met dien verstande dat de bestaande paardenstal aan de 2e Lageveldsweg 9 mag worden uitgebreid tot een oppervlakte van maximaal 20 m².

7.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen (in geval van herbouw) gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3m;
  • b. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met c geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 2 m bedragen , met dien verstande dat geen overkapping mag worden gerealiseerd ;
  • b. kuilvoerplaten, sleufsilo's en voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest zijn niet toegestaan;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder 7.1 en onder b worden kuilvoerplaten en/of sleufsilo's toegestaan met inachtneming van een afstand van ten hoogste 50 m tussen de kuilvoerplaten en/of sleufsilo's en een gronden met de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf , met dien verstande dat de kuilvoerplaten en/of sleufsilo's aan de overzijde van de weg niet zijn toegestaan;
  • d. teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. landschappelijke inpassing;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
7.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 7.2 ten behoeve van overschrijding van de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf door bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens niet wordt overschreden;
    • 2. de overschrijding niet meer dan 20 m bedraagt;
    • 3. de oppervlakte van het bouwblok niet wordt vergroot;
    • 4. de noodzaak hiertoe, uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. 7.2 ten behoeve van de realisering van zonnepanelen, met dien verstande dat:
    • 1. deze grenst aan de bestemming Wonen, Wonen - Landhuis;
    • 2. de afstand van de zonnepanelen tot grens bouwblok niet meer bedraagt dan 50 meter;
    • 3. de oppervlakte aan zonnepanelen niet meer bedraagt dan 500 m²;
    • 4. de hoogte niet meer bedraagt dan 1,50 m;
    • 5. de noodzaak om buiten het bestemmingsvlak Wonen of Wonen - Landhuis te bouwen voldoende wordt onderbouwd;
    • 6. de zonnepanelen landschappelijk ingepast worden;
    • 7. geen zonnepanelen geplaatst worden op essen of kampen of (archeologisch) monument;
    • 8. de bestaande houtopstanden worden gerespecteerd;
    • 9. tegelijkertijd de afwijking genoemd in 7.6 onder e wordt toegepast;
  • c. 7.2.2 onder b ten behoeve van het realiseren van kuilvoerplaten, sleufsilo's en/of andere vormen van veevoeropslag;
  • d. 7.2.2 onder d ten behoeve van het realiseren van teeltondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat:
    • 1. de teeltondersteunende voorzieningen landschappelijk zijn ingepast;
    • 2. de teeltondersteunende voorzieningen zijn gelegen binnen een afstand van 50 m van de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ;
    • 3. niet meer dan 20% van de totale bedrijfsoppervlakte wordt aangewend voor teeltondersteunende voorzieningen met een maximum van 1.000 m2, met dien verstande dat voor het percentage de teeltondersteunende voorzieningen in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf worden meegerekend;
  • e. 7.2.2 ten behoeve van de realisering van een paardenbak, met dien verstande dat:
7.4.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 45 , wordt in ieder geval gerekend het uitvoeren van de in  Bijlage 1 genoemde werken of werkzaamheden, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming een "S" is vermeld.

7.5.2 Toegestaan gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 45 wordt in ieder geval niet gerekend het uitvoeren van de in Bijlage 1 genoemde werken of werkzaamheden, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming een "T" is vermeld.

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1 :

  • a. ten behoeve van een boomkwekerij-, houtteelt en/ of fruitteeltbedrijf;
  • b. ten behoeve van de opslag van veevoer en agrarische producten;
  • c. ten behoeve van de realisering van een paardenbak, met dien verstande dat:
  • d. ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein met dien verstande dat:
  • e. ten behoeve van de realisering van zonnepanelen, met dien verstande dat:
    • 1. tegelijkertijd de afwijking genoemd in 7.4 onder b wordt toegepast.
7.6.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
7.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.7.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de in de Bijlage 1 genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming een "A" is vermeld.

7.7.2 Uitzondering op verbod

Het in 7.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
7.7.3 Strijd met bestemming

Van strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.11 lid 1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is geen sprake indien de waarden van deze gronden niet onevenredig worden geschaad, dan wel de mogelijkheid voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden verkleind.

7.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap wijzigen:

  • a. in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ten behoeve van de realisering van een nieuw grondgebonden agrarisch bedrijf op een perceel met de bestemming Wonen en het omliggende agrarisch gebied met dien verstande dat:
    • 1. tevens uitvoering wordt gegeven aan de wijzigingsbevoegheid in 33.7 onder a;
    • 2. de gronden niet zijn aangeduid met milieuzone;
    • 3. uit onderzoek blijkt dat hergebruik van een vrijkomende agrarische bedrijfslocatie niet tot de mogelijkheden behoort;
    • 4. er sprake is van een duurzame en volwaardige locatie;
    • 5. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 2 ha;
    • 6. de economische haalbaarheid blijkt uit een in te dienen bedrijfsplan;
    • 7. het nieuwe bedrijf landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan;
    • 8. door de eigenaar schriftelijk is verklaard dat de bouw van de bedrijfswoning plaats vindt nadat de bedrijfsgebouwen gerealiseerd zijn;
  • b. in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ten behoeve van de uitbreiding van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 2 ha;
    • 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond.
  • c. in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ten behoeve van de wijziging van de situering van het bouwblok van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 2 ha, met dien verstande dat indien en voorzover de oppervlakte reeds meer bedraagt dan 2 ha, deze oppervlakte mag worden gehandhaafd;
    • 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    • 3. deze wijziging in samenhang met 4.7 onder d wordt toegepast;
  • d. in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ten behoeve van de uitbreiding van intensieve veehouderijen tot een oppervlakte van 1,5 ha;
  • e. in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ten behoeve van de uitbreiding van intensieve veehouderijen welke zijn aangeduid als specifieke vorm van agrarisch - sterlocatie tot een oppervlakte van 2 ha;
  • f. in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ten behoeve van de wijziging van de situering van het bouwblok van een intensieve veehouderij, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1,5 ha, met dien verstande dat indien en voorzover de oppervlakte reeds meer bedraagt dan 1,5 ha, deze oppervlakte mag worden gehandhaafd;
    • 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    • 3. deze wijziging in samenhang met 4.7 onder e wordt toegepast;
  • g. in de bestemming Wonen ten behoeve van de wijziging van de situering en/of een ondergeschikte uitbreiding van het bestemmingsvlak, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak voor het wonen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ten hoogste 3.000 m² zal bedragen;
    • 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 3. deze wijziging in samenhang met 33.7 onder b wordt toegepast;
  • h. in de bestemming Wonen , indien en voor zover de gronden grenzen aan de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf en toestaan dat één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. voor de bouw van één extra woning minimaal 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt;
    • 2. voor de bouw van meerdere extra woningen een veelvoud van 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, mits noodzakelijk voor de financiële uitvoerbaarheid zoals dat is opgenomen in Bijlage 2;
    • 3. het gehele complex met voormalige agrarische gebouwen wordt gesloopt, met uitzondering van de karakteristieke of monumentale agrarische bebouwing en met uitzondering van de gebouwen welke worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
    • 4. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een aanzienlijke reductie van het bouwoppervlak en volume en uit een goede landschappelijke en architectonische inpassing;
    • 5. wordt voldaan aan de voorwaarden zoals ze zijn vervat in  Bijlage 2;
    • 6. de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
    • 7. per locatie slechts éénmalig wordt deelgenomen aan Rood voor Rood.
  • i. ter plaatse van de aanduiding wro-zone - wijzigingsgebied 5 in de bestemming Wonen;
  • j. in de bestemming Natuur, Water en/of de bestemming Bos , met dien verstande dat:
    • 1. het ruimtelijke en hydrologische afgeronde (natuur)eenheden betreft.
  • k. ten behoeve van de realisering van mestopslag, met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
    • 2. de gronden niet grenzen aan gebieden met landschappelijke en/of natuurlijke waarden;
    • 3. de gronden niet grenzen aan (toekomstige) woon- en recreatiegebieden;
    • 4. de afstand tot de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf niet meer dan 25 m bedraagt;
  • l. toestaan dat karakteristieke voormalige bedrijfsgebouwen (als genoemd in Bijlage 5 Karakteristieke panden) worden verbouwd en gebruikt voor bewoning, met dien verstande dat er geen extra bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht.
7.8.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 8 Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap

8.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, niet zijnde opslag van veevoer en agrarische producten;
  • b. het hobbymatig houden van vee;
  • c. het hobbymatig verbouwen van gewassen (moestuin);
  • d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en de natuurlijke waarden;
  • e. infrastructurele voorzieningen en erfontsluitingswegen zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding kampeerterrein een kampeerterrein ;
  • g. ter plaatse van de aanduiding intensieve kwekerij, is het gebruik van de gronden ten behoeve van een boomkwekerij toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding antennemast een telecommast;
  • i. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  • j. natuurvriendelijke oeverzones van 5 m breed aan weerszijden van een watergang;
  • k. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals onverharde en (half)verharde wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  • l. tijdelijke (maximaal 12 maanden) opslag van organisch materiaal tot een maximale hoeveelheid van 600 m³ ten behoeve van verbetering van de bodemstructuur;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde en werken, geen bouwwerken zijnde.

8.2 Bouwregels

Op de op de verbeelding voor Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat schuren en stallen die met een omgevingsvergunning aanwezig zijn of gebouwd kunnen worden gehandhaafd en herbouwd worden naar de omvang die zij op dat moment hadden.

8.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen (in geval van herbouw) gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3m;
  • b. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met c geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 2 m bedragen , met dien verstande dat geen overkapping mag worden gerealiseerd ;
  • b. kuilvoerplaten, sleufsilo's en voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest zijn niet toegestaan;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder 8.1 en onder b worden kuilvoerplaten en/of sleufsilo's toegestaan met inachtneming van een afstand van ten hoogste 50 m tussen de kuilvoerplaten en/of sleufsilo's en een gronden met de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf , met dien verstande dat de kuilvoerplaten en/of sleufsilo's aan de overzijde van de weg niet zijn toegestaan.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. landschappelijke inpassing;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
8.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 8.2 ten behoeve van overschrijding van de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf door bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens niet wordt overschreden;
    • 2. de overschrijding niet meer dan 20 m bedraagt;
    • 3. de oppervlakte van het bouwblok niet wordt vergroot;
    • 4. de noodzaak hiertoe, uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. 8.2 ten behoeve van de realisering van zonnepanelen, met dien verstande dat:
    • 1. deze grenst aan de bestemming Wonen, Wonen - Landhuis;
    • 2. de afstand van de zonnepanelen tot grens bouwblok niet meer bedraagt dan 50 meter;
    • 3. de oppervlakte aan zonnepanelen niet meer bedraagt dan 500 m²;
    • 4. de hoogte niet meer bedraagt dan 1,50 m;
    • 5. de noodzaak om buiten het bestemmingsvlak Wonen of Wonen - Landhuis   te bouwen voldoende wordt onderbouwd;
    • 6. de zonnepanelen landschappelijk ingepast worden;
    • 7. geen zonnepanelen geplaatst worden op essen of kampen of (archeologisch) monument;
    • 8. de bestaande houtopstanden worden gerespecteerd;
    • 9. tegelijkertijd de afwijking genoemd in 8.6 onder d wordt toegepast;
  • c. artikel 8.2.2 onder b ten behoeve van het realiseren van kuilvoerplaten, sleufsilo's en/of andere vormen van veevoeropslag;
  • d. artikel 8.2.2 ten behoeve van de realisering van een paardenbak, met dien verstande dat:
8.4.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 45 , wordt in ieder geval gerekend het uitvoeren van de in Bijlage 1 genoemde werken of werkzaamheden, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming een "S" is vermeld.

8.5.2 Toegestaan gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 45 wordt in ieder geval niet gerekend het uitvoeren van de in Bijlage 1 genoemde werken of werkzaamheden, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming een "T" is vermeld.

8.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.1 :

  • a. ten behoeve van een kwekerijbedrijf of boomkwekerijbedrijf;
  • b. ten behoeve van de opslag van veevoer en agrarische producten;
  • c. ten behoeve van de realisering van een paardenbak, met dien verstande dat:
  • d. ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein met dien verstande dat:
  • e. ten behoeve van de realisering van zonnepanelen, met dien verstande dat:
    • 1. tegelijkertijd de afwijking genoemd in 8.4 onder b wordt toegepast.
8.6.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
8.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.7.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de in Bijlage 1 genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming een "A" is vermeld.

8.7.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 8.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
8.7.3 Strijd met bestemming

Van strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.11 lid 1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is geen sprake indien de waarden van deze gronden niet onevenredig worden geschaad, dan wel de mogelijkheid voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden verkleind.

8.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap wijzigen:

  • a. in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ten behoeve van de uitbreiding van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 2 ha;
    • 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. in de bestemming Wonen , indien en voor zover toepassing wordt gegeven aan de in Bijlage 2 opgenomen regeling Rood voor Rood met gesloten beurs en indien en voor zover de gronden grenzen aan de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf, Bedrijf, Detailhandel - Tuincentrum (vervallen), Horeca, Recreatie - Verblijfsrecreatie, Sport - Manege en Wonen en toestaan dat één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. voor de bouw van één extra woning minimaal 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt; voor de bouw van meerdere extra woningen een veelvoud van 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, mits noodzakelijk voor de financiële uitvoerbaarheid zoals dat is opgenomen in Bijlage 2;
    • 2. het gehele complex met voormalige agrarische gebouwen wordt gesloopt, met uitzondering van de karakteristieke of monumentale agrarische bebouwing en met uitzondering van de gebouwen welke worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
    • 3. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een aanzienlijke reductie van het bouwoppervlak en volume en uit een goede landschappelijke en architectonische inpassing;
    • 4. wordt voldaan aan de voorwaarden zoals ze zijn vervat in  Bijlage 2;
    • 5. de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
    • 6. per locatie slechts éénmalig wordt deelgenomen aan Rood voor Rood.
  • c. in de bestemming Natuur,  Water en/of de bestemming Bos , met dien verstande dat:
    • 1. het ruimtelijke en hydrologische afgeronde (natuur)eenheden betreft.
  • d. ten behoeve van de realisering van mestopslag, met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
    • 2. de gronden niet grenzen aan gebieden met landschappelijke en/of natuurlijke waarden;
    • 3. de gronden niet grenzen aan (toekomstige) woon- en recreatiegebieden;
    • 4. de afstand tot de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf niet meer dan 25 m bedraagt;
  • e. in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ten behoeve van de wijziging van de situering van het bouwblok van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 2 ha, met dien verstande dat indien en voorzover de oppervlakte reeds meer bedraagt dan 2 ha, deze oppervlakte mag worden gehandhaafd;
    • 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond.
8.8.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 9 Bedrijf

9.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, opslag en installaties, met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, werken, geen bouwwerken zijnde, tuinen, erven, terreinen en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. op de volgende adressen de volgende bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan:

adres   activiteit   bestaande oppervlakte   maximale oppervlakte   maximale goot-
hoogte  
Enterweg ong.   Huisvuiloverlaad- station   50   50   3 m  
Enterweg 12   Garage en tankstation, inclusief de detailhandel in auto's en weggebonden artikelen   795   795   6 m  
Erve Meijerinksweg 1   Loonbedrijf   1.553   1.941   6 m  
Goorseweg 36   Garage, inclusief de detailhandel in auto's en weggebonden artikelen   zie eerdere herziening   zie eerdere herziening   6 m  
Grimbergerweg 11   Munitieopslag   800   800   6 m  
Haarkampsweg 3-5   Opslag tapijt en andere typen vloerbedekking   1056   1208   4 m  
Hexelseweg 95   Groothandel/assemblage speelgoed   zie eerdere herziening   zie eerdere herziening   5m  
Hexelseweg ong. (tussen 115 en 117)   Aannemersbedrijf   850   978   5 m  
Hexelseweg ong. (naast nr. 91)   Betonfabriek   zie eerdere herziening   zie eerdere herziening   5 m  
Hexelseweg 103   Winkel/bakkerij, inclusief detailhandel   248   248   5 m  
Kippershoekweg ong. (naast 4a)   Houtverwerkingsbedrijf   1.000   1.150   5 m  
Langevoorstweg 8   Loonbedrijf   2.816   3.520   6 m  
Looweg 15   Smederij   330   380   4 m  
Muldersdijk 2   Agrarisch hulpbedrijf   1.443   1.800   6 m  
Nijverdalsestraat 141b   Garage, inclusief de detailhandel in auto's en weggebonden artikelen   885   1.018   5 m  
Piksenweg 1a   Landbouwmechani- satiebedrijf   982   1.129   5 m  
Piksenweg 25a   Loonbedrijf   2.040   2.040   6 m  
Provincialeweg Zuna 2   Garage, inclusief de detailhandel in auto's en weggebonden artikelen   zie eerdere herziening   zie eerdere herziening   6 m  
Provincialeweg Zuna 5a   Garage,inclusief de detailhandel in auto's en weggebonden artikelen   500   575   6 m  
Reintsweg 1   Agrarisch hulpbedrijf   869   1086   6 m  
Rijssensestraat 58a   Garage, inclusief de detailhandel in auto's en weggebonden artikelen   zie eerdere herziening   zie eerdere herziening   4 m  
Rijssensestraat 91   Agrarisch hulpbedrijf   489   562   6 m  
Rijssensestraat 120   Landbouwmachine- verhuur   3.300   3.795   5 m  
Rijssensestraat 136b   Houtverwerkings bedrijf (beperkte detailhandel)   2.109
(waarvan
275 voor detailhandel)  
2.109
(waarvan
275 voor detailhandel)  
5 m  
Rijssensestraat 160 - 164   Groothandel in diergeneesmiddelen   3.484   3.484   6,5 m  
Rijssenseweg 38   Autoherstelinrichting/ tankstation, inclusief de detailhandel in auto's en weg- gebonden artikelen   560   644   5 m  
Rijssenseweg 42   Betonwarenfabriek   2.007   2.007   5 m  
Rijssenseweg 44a   Houtverwerkings- bedrijf   455   523   4 m  
Rijssenseweg ong (naast nr. 50)   Klompenmakerij   350   403   5 m  
Schapendijk 31a   Computergroothandel   350   350   4 m  
Smalendijk 5   Aannemersbedrijf   1.970   2.265   6 m  
Voorbroekszijweg 3   Agrarisch hulpbedrijf   156   195   4 m  
Vossenbosweg 2a   Loonbedrijf   2.202   2.753   6 m  
Weusteweg ong.   opslag gemeente   --   --   --  
Witmoesdijk 17   Agrarisch loonbedrijf   751   939   6 m  
Ypeloschoolweg 27   Autobergingsbedrijf   1.323
(exclusief ondergrond
se garage)  
1.521
(exclusief
ondergrond
se garage)  
6 m  
Zuiderveldsweg 3a   Loonbedrijf   443   510   6 m  
  • b. detailhandel is niet toegestaan, tenzij deze voortvloeit uit de in de tabel in 9.1 onder a aangegeven bedrijfsactiviteiten;
  • c. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 bedrijf is toegestaan;
  • d. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing;
  • e. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningbesluit milieubeheer, zoals dit besluit luidt op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, niet zijn toegestaan;
  • f. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan, met uitzondering van die inrichtingen die aanwezig zijn op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding verkooppunt motorbrandstoffen met lpg verkoop van motorbrandstoffen mag plaatsvinden, waaronder begrepen lpg met een doorzet van niet meer dan 500 m3 per jaar;
  • h. ter plaatse van de aanduiding vulpunt lpg een lpg-vulpunt aanwezig is;
  • i. ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering, een parkeerkelder aanwezig mag zijn.
9.2 Bouwregels

Op de op de verbeelding voor Bedrijf aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

9.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing, mogen geen gebouwen worden gerealiseerd;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel 44  (Bebouwingsgrenzen);
  • c. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen (inclusief de oppervlakte van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning) mag niet meer bedragen dan de in de tabel in 9.1  onder a aangegeven bestaande oppervlakte;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan de in de tabel in 9.1 onder a aangegeven maximale goothoogte;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • g. de dakhelling mag niet minder dan 15o bedragen;
  • h. in afwijking van en/of aanvulling op het bepaalde onder d tot en met g geldt voor de gronden die op de verbeelding zijn aangeduid met specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering, dat aldaar tot een verticale diepte van 4,50 m en tot een oppervlakte van niet meer dan 900 m2 (ondergronds) gebouwd mag worden;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder d tot en met g geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden.
9.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat indien:
    • 1. ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan meerdere bedrijfswoningen aanwezig waren, dit aantal gehandhaafd mag worden;
    • 2. de gronden zijn aangeduid met bedrijfswoning uitgesloten, geen bedrijfswoning is toegestaan;
    • 3. de gronden zijn aangeduid met bedrijfswoning, 1 bedrijfswoning is toegestaan op het aangeduide deel bij de aanduiding relatie;
    • 4. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
    • 5. de inhoud van de bedrijfswoning , inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 750 m3, exclusief de inhoud van kelders voor zover deze zijn gelegen onder een gebouw en deze van buiten niet toegankelijk is, met dien verstande dat:
      • indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud aanwezig was, deze grotere inhoud als maximum geldt;
      • voor de woningen welke zijn opgenomen in Bijlage 4 geldt dat de maximale inhoud niet meer dan 600 m3 mag bedragen;
  • b. de (her)bouw van een bedrijfswoning, zoals bedoeld onder a, mag niet leiden tot onevenredige belemmering en aantasting van de omgeving en de functies die zich in de omgeving bevinden.
9.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per woning  niet meer bedragen dan 100 m2;
  • b. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 8 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte 15% lager dient te zijn dan het bedrijfswoning, met een minimum van 1 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c geldt in geval van bedrijfswoningen met één bouwlaag, dat de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk niet meer dan 4 m mag bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden, echter niet in geval van herbouw;
  • f. de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken en overkappingen wordt meegerekend bij de maximale oppervlakte genoemd in 9.1 onder a.
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen, met dien verstande dat voor lichtmasten geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 6 m.

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de milieusituatie.
9.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 9.2.1 onder c en toestaan dat de afstand tot de perceelsgrens wordt verkleind;
  • b. 9.2.1 onder e en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 8 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen;
  • c. 9.2.1 onder f en toestaan dat de hoogte wordt verhoogd tot 12 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen;
  • d. 9.2.1 onder g ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. 9.2.1 onder d en toestaan dat de bestaande oppervlakte wordt vergroot tot niet meer dan de in de tabel van 9.1 onder a opgenomen maximale oppervlakte, met dien verstande dat:
    • 1. de noodzaak is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;
    • 2. het perceel landschappelijk wordt ingepast (passend binnen het gemeentelijk landschapsbeleid);
  • f. 9.2.2 onder c ten behoeve van de vergroting van de bedrijfswoningen welke zijn opgenomen in Bijlage 4 tot niet meer dan 750 m3;
  • g. 9.2.2 onder b en toestaan dat een erker met een inhoud van niet meer dan 20 m3 wordt gebouwd;
  • h. 9.2.2  onder a en toestaan dat de inhoud van een bedrijfswoning wordt vergroot tot 1000 m³ ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:
    • 1. dit niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen;
    • 2. er een kwaliteitsimpuls plaatsvindt via de sloop van minimaal 300 m² aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, dan wel een andere, gelijkwaardige investering op gronden gelegen buiten de bestemming "Bedrijf" (erf) plaatsvindt;
    • 3. dit niet geldt voor woningen die zijn opgenomen in Bijlage 4;
  • i. 9.2.3 onder b ten behoeve van het vergroten van de goothoogte tot maximaal 4 meter, met dien verstande dat:
    • 1. deze afwijking wordt toegepast bij ten hoogste één gevel van het bijbehorend bouwwerk;
    • 2. de vergroting functioneel noodzakelijk is;
  • j. 9.1 ten behoeve van het gebruik van een bijbehorend bouwwerk, gastenverblijf of een recreatiewoning als een afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van mantelzorg;
    • 2. er niet meer dan 75 m² aan bestaande bijbehorende bouwwerken, een bestaande recreatiewoning of een bestaand gastenverblijf in gebruik wordt genomen als afhankelijke woonruimte;
    • 3. er geen sprake is van nieuwbouw ten behoeve van de afhankelijke woonruimte;
    • 4. het bijbehorend bouwwerk, het gastenverblijf of de recreatiewoning een ruimtelijke eenheid vormt met de bedrijfswoning;
    • 5. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
    • 6. de afwijking en derhalve het gebruik van het bijbehorend bouwwerk, de recreatiewoning of het gastenverblijf als afhankelijke woonruimte dient te worden beëindigd als de mantelzorgsituatie is komen te vervallen.
9.4.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel  45 , wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale bedrijfsvoering;
  • b. ter plaatse van het perceel Smalendijk 5 opslag hoger dan 5 m;
  • c. het gebruik van kampeermiddelen, bijbehorende bouwwerken, gastenverblijven en recreatiewoningen voor permanente bewoning of als tweede bedrijfswoning.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 9.1 juncto artikel 1.104 (begripsomschrijving woning) voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen;
  • b. 9.1 ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten, indien die bedrijfsactiviteiten naar de aard, omvang en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegestane activiteiten dan wel minder invloed op de omgeving hebben;
  • c. 9.1 onder b ten behoeve van de uitoefening van detailhandel, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel, lederwaarden, huishoudelijke artikelen en voedings- en genotmiddelen in:
    • 1. goederen, welke ter plaatse zijn vervaardigd, bewerkt of hersteld;
    • 2. goederen in een onderneming, waarin een nijverheids- en/of ambachtsbedrijf wordt uitgeoefend, mits de laatstgenoemde uitoefening een wezenlijk bestanddeel uitmaakt en de detailhandel in goederen, gelet op de aard daarvan, geschiedt zowel ter plaatse waar dat bedrijf wordt uitgeoefend als in rechtstreeks verband met de uitoefening van dat bedrijf;
  • d. 9.5.1 onder c ten behoeve van het gebruik van een bijbehorend bouwwerk, gastenverblijf of een recreatiewoning als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van mantelzorg;
    • 2. er niet meer dan 75 m2 aan bestaande bijbehorende bouwwerken, een bestaande recreatiewoning of een bestaand gastenverblijf in gebruik wordt genomen als afhankelijke woonruimte;
    • 3. er geen sprake is van nieuwbouw ten behoeve van de afhankelijke woonruimte;
    • 4. het bijbehorend bouwwerk, het gastenverblijf of de recreatiewoning een ruimtelijke eenheid vormt met de bedrijfswoning;
    • 5. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
    • 6. de afwijking en derhalve het gebruik van het bijbehorend bouwwerk, de recreatiewoning of het gastenverblijf als afhankelijke woonruimte dient te worden beëindigd als de mantelzorgsituatie is komen te vervallen.
9.6.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
9.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming
Bedrijf wijzigen in de bestemming:

  • a. Wonen en aansluitende gebiedsbestemming(en), indien het bedrijf is beëindigd, met dien verstande dat dat niet geldt voor de percelen met de aanduiding bedrijfswoning uitgesloten;
  • b. Wonen en toestaan dat één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. voor de bouw van één extra woning minimaal 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt;
    • 2. voor de bouw van meerdere extra woningen een veelvoud van 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, mits noodzakelijk voor de financiële uitvoerbaarheid zoals dat is opgenomen in Bijlage 2;
    • 3. het gehele complex met voormalige agrarische gebouwen wordt gesloopt, met uitzondering van de karakteristieke of monumentale agrarische bebouwing en met uitzondering van de gebouwen welke worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
    • 4. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een aanzienlijke reductie van het bouwoppervlak en volume en uit een goede landschappelijke en architectonische inpassing;
    • 5. wordt voldaan aan de voorwaarden zoals ze zijn vervat in Bijlage 2;
    • 6. de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
    • 7. per locatie slechts éénmalig wordt deelgenomen aan Rood voor Rood.
9.7.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 10 Bedrijf - Nutsbedrijf

10.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Bedrijf - Nutsbedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een pompgebouw en andere bebouwing ten behoeve van de waterwinning;
  • b. de gronden ter plaatse van de aanduiding cultuurhistorische waarden zijn bestemd voor het behoud, de bescherming of het herstel van de cultuurhistorische waarde;

met daarbijbehorende gebouwen - geen bedrijfswoningen zijnde - bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde en terreinen.

10.2 Bouwregels

Op de tot Bedrijf - Nutsbedrijf bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

10.2.1 Bouwwerken

Voor bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding maximum bebouwingspercentage mag niet meer bebouwd worden dan het op de verbeelding aangegeven percentage;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde niet meer dan 6 m mag bedragen.
10.3 Nadere eisen
  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de milieusituatie.

Artikel 11 Bedrijf - Nutsvoorziening

11.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van activiteiten ten behoeve van het openbaar nut;
  • b. transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

met daarbijbehorende:

  • c. gebouwen - een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
  • d. bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde;
  • e. erven;
  • f. terreinen.
11.2 Bouwregels

Op de voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

11.2.1 Bouwwerken

Voor een gebouw en voor bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 12 Bos

12.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos en/of dichte beplantingsstroken;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • c. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van de
    terinzagelegging van het plan;
  • d. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  • e. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden;

met dien verstande dat:

  • f. ter plaatse van de aanduiding maatschappelijk scoutingsactiviteiten zijn toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding dagrecreatie paintballactiviteiten zijn toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding cultuurhistorische waarden de gronden mede zijn bestemd voor het behoud, de bescherming of het herstel van de cultuurhistorische waarde;
  • i. ter plaatse van de aanduiding specifieke aanduiding natuur - faunapassage een ecoduct is toegestaan;
  • j. ter plaatse van de aanduiding begraafplaats een begraafplaats voor maximaal 4 graven ten behoeve van het begraven op eigen grond is toegestaan;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde en werken, geen bouwwerken zijnde.

12.2 Bouwregels

Op de tot Bos bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

12.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding dagrecreatie;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,50 m;
  • c. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m2 .
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat:
    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde ten behoeve van informatievoorzieningen niet meer mag bedragen dan 2,50 m;
    • 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde ter plaatse van de aanduiding dagrecreatie niet meer mag bedragen dan 2,50 m, met dien verstande dat de hoogte van netten niet meer dan 6 m mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde ter plaatse van de aanduiding specifieke aanduiding van natuur - faunapassage niet meer dan 15 m mag bedragen.
12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 12.2.2 en toestaan dat de bouwhoogte wordt verhoogd tot 2,50 m;
  • b. 12.2 en toestaan dat, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw', een bijbehorend bouwwerk direct in aansluiting op een bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' wordt gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van het bijbehorend bouwwerk ten hoogste 50 m² bedraagt, waarbij geldt dat de gezamenlijke oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken, opgenomen in 33.2.3 onder b, in samenhang met het bijbehorend bouwwerk niet wordt overschreden;
    • 2. er geen bomen of struiken voor worden gekapt, tenzij het vanuit de ruimtelijk meest optimale situering noodzakelijk is dat er bomen en/of struiken worden gekapt, waarbij geldt dat dit zo beperkt mogelijk moet gebeuren;
    • 3. de vergunningaanvraag gepaard gaat met een groencompensatieplan.
12.3.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de in Bijlage 1 genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming of aanduiding in de tabel een "A" is vermeld.

12.4.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 12.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
12.4.3 Strijd met bestemming

Van strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.11 lid 1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is geen sprake indien de waarden van deze gronden niet onevenredig worden geschaad, dan wel de mogelijkheid voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden verkleind.

Artikel 13 Detailhandel

13.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel, met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, tuinen, erven, terreinen en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing.

13.2 Bouwregels

Op de op de verbeelding voor Detailhandel aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

13.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel  44  (Bebouwingsgrenzen);
  • b. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen (inclusief de oppervlakte van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning) mag niet meer bedragen dan de in de tabel hierna aangegeven maximale oppervlakte;

adres   bestaande oppervlakte   maximale oppervlakte   maximale goothoogte  
Nijverdalsestraat 155   375   431   4 m  
Rijssensestraat 170   443   443   5 m  
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan de in de tabel hiervoor aangegeven maximale goothoogte;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 15o bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder c tot en met f geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden.
13.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd,
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning , inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 750 m3,exclusief de inhoud van kelders voor zover deze zijn gelegen onder een gebouw en deze van buiten niet toegankelijk is, met dien verstande dat indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud aanwezig was, deze grotere inhoud als maximum geldt;
  • c. de (her)bouw van een bedrijfswoning, zoals bedoeld onder a, mag niet leiden tot onevenredige belemmering en aantasting van de omgeving en de functies die zich in de omgeving bevinden.
13.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • b. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 8 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte 15% lager dient te zijn dan het bedrijfswoning, met een minimum van 1 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c geldt in geval van bedrijfswoningen met één bouwlaag, dat de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk niet meer dan 4 m mag bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden, echter niet in geval van herbouw;
  • f. de oppervlakte van de Bijbehorende bouwwerken wordt meegerekend bij de maximale oppervlakte genoemd in 13.1 .
13.2.4 Bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen, met dien verstande dat voor lichtmasten geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 6 m.

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in

  • a. 13.2.1 onder f ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. 13.2.3 onder b ten behoeve van het vergroten van de goothoogte tot maximaal 4 meter, met dien verstande dat:
    • 1. deze afwijking wordt toegepast bij ten hoogste één gevel van het bijbehorend bouwwerk;
    • 2. de vergroting functioneel noodzakelijk is;
  • c. 13.1 ten behoeve van het gebruik van een bijbehorend bouwwerk, gastenverblijf of een recreatiewoning als een afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van mantelzorg;
    • 2. er niet meer dan 75 m² aan bestaande bijbehorend bouwwerken, een bestaande recreatiewoning of een bestaand gastenverblijf in gebruik wordt genomen als afhankelijke woonruimte;
    • 3. er geen sprake is van nieuwbouw ten behoeve van de afhankelijke woonruimte;
    • 4. het bijbehorend bouwwerk, het gastenverblijf of de recreatiewoning een ruimtelijke eenheid vormt met de bedrijfswoning;
    • 5. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
    • 6. de afwijking en derhalve het gebruik van het bijbehorend bouwwerk, de recreatiewoning of het gastenverblijf als afhankelijke woonruimte dient te worden beëindigd als de mantelzorgsituatie is komen te vervallen.
13.4.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
13.5 Specifieke gebruiksregels
13.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 45 , wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale bedrijfsvoering;
  • b. het gebruik van kampeermiddelen, bijbehorend bouwwerken, gastenverblijven en recreatiewoningen voor permanente bewoning of als tweede woning.
13.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 13.1 juncto artikel 1.104 (begripsomschrijving woning) voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen;
  • b. 13.1 ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten, indien die bedrijfsactiviteiten naar de aard, omvang en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegestane activiteiten dan wel minder invloed op de omgeving hebben;
  • c. 13.5.1 onder b ten behoeve van het gebruik van een bijbehorend bouwwerk, gastenverblijf of een recreatiewoning als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van mantelzorg;
    • 2. er niet meer dan 75 m2 aan bestaande bijbehorend bouwwerken, een bestaande recreatiewoning of een bestaand gastenverblijf in gebruik wordt genomen als afhankelijke woonruimte;
    • 3. er geen sprake is van nieuwbouw ten behoeve van de afhankelijke woonruimte;
    • 4. het bijbehorend bouwwerk, het gastenverblijf of de recreatiewoning een ruimtelijke eenheid vormt met de bedrijfswoning;
    • 5. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
    • 6. de afwijking en derhalve het gebruik van het bijbehorend bouwwerk, de recreatiewoning of het gastenverblijf als afhankelijke woonruimte dient te worden beëindigd als de mantelzorgsituatie is komen te vervallen.
13.6.1 Afwegingskader afwijking

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
13.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming
Detailhandel wijzigen in de bestemming:

  • a. Wonen en aansluitende gebiedsbestemming(en), indien het bedrijf is beëindigd;
  • b. Wonen en toestaan dat één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. voor de bouw van één extra woning minimaal 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt;

voor de bouw van meerdere extra woningen een veelvoud van 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, mits noodzakelijk voor de financiële uitvoerbaarheid zoals dat is opgenomen in het beleid in Bijlage 2;

    • 1. het gehele complex met voormalige agrarische gebouwen wordt gesloopt, met uitzondering van de karakteristieke of monumentale agrarische bebouwing en met uitzondering van de gebouwen welke worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
    • 2. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een aanzienlijke reductie van het bouwoppervlak en volume en uit een goede landschappelijke en architectonische inpassing;
    • 3. wordt voldaan aan de voorwaarden zoals ze zijn vervat in Bijlage 2;
    • 4. de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
    • 5. per locatie slechts éénmalig wordt deelgenomen aan Rood voor Rood.
13.7.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 14 Detailhandel - Tuincentrum (vervallen)

Artikel 15 Groen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, groenvoorzieningen, paden, speelvoorzieningen, parkeerstroken en waterhuishoudkundige voorzieningen; met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde en verhardingen.

15.2 Bouwregels

Op de op de verbeelding voor Groen aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde ten dienste van de bestemming.

15.2.1 Bouwwerken geen gebouw of overkapping zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen.

Artikel 16 Horeca

16.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor horecabedrijven, met daarbijbehorende gebouwen bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, tuinen, erven, terreinen en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing;
  • b. ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing, geen bebouwing is toegestaan.
16.2 Bouwregels

Op de op de verbeelding voor Horeca aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

16.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel  44  (Bebouwingsgrenzen);
  • b. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen (inclusief de oppervlakte van een bedrijfswoning en bijbehorend bouwwerken bij de bedrijfswoning) mag niet meer bedragen dan de in de tabel hierna aangegeven bestaande oppervlakte;

adres   bestaande oppervlakte   maximale oppervlakte   maximale goothoogte  
Bekkenhaarsweg 28   1.275   1.275   4 m  
Rijssensestraat 118   775   891   4 m  
Wierdenseweg 21   525   525   4 m  
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan de in de tabel hiervoor aangegeven maximale goothoogte;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 15o bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder d tot en met f geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden.
16.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd,
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning , inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 750 m3, exclusief de inhoud van kelders voor zover deze zijn gelegen onder een gebouw en deze van buiten niet toegankelijk is, met dien verstande dat indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud aanwezig was, deze grotere inhoud als maximum geldt.
16.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • b. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 8 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte 15% lager dient te zijn dan het bedrijfswoning, met een minimum van 1 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c geldt in geval van bedrijfswoningen met één bouwlaag, dat de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk niet meer dan 4 m mag bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden, echter niet in geval van herbouw;
  • f. de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken wordt meegerekend bij de maximale oppervlakte genoemd in 16.2.1 .
16.2.4 Bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen.

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 16.2.1 onder c en toestaan dat de bestaande oppervlakte wordt vergroot tot niet meer dan de in de tabel van 16.2.1 onder c opgenomen maximale oppervlakte, met dien verstande dat:
    • 1. de noodzaak is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;
    • 2. het perceel landschappelijk wordt ingepast (passend binnen het gemeentelijk landschapsbeleid).
  • b. 16.2.1 onder d en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd met 2 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen;
  • c. 16.2.1 onder e en toestaan dat de bouwhoogte wordt verhoogd tot 12 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen;
  • d. 16.2.1 onder g ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor
    zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. 16.2.2 onder b en toestaan dat een erker met een inhoud van niet meer dan 20 m3 wordt gebouwd;
  • f. 16.2.3 onder b ten behoeve van het vergroten van de goothoogte tot maximaal 4 meter, met dien verstande dat:
    • 1. deze afwijking wordt toegepast bij ten hoogste één gevel van het bijbehorend bouwwerk;
    • 2. de vergroting functioneel noodzakelijk is.
16.4.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
16.5 Specifieke gebruiksregels
16.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel  45 , wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale bedrijfsvoering.

16.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming
Horeca wijzigen in de bestemming:

  • a. Wonen en aansluitende gebiedsbestemming(en), indien het bedrijf is beëindigd;
  • b. Wonen en toestaan dat één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. voor de bouw van één extra woning minimaal 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt;
    • 2. voor de bouw van meerdere extra woningen een veelvoud van 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, mits noodzakelijk voor de financiële uitvoerbaarheid zoals dat is opgenomen in Bijlage 2 ;
    • 3. het gehele complex met voormalige agrarische gebouwen wordt gesloopt, met uitzondering van de karakteristieke of monumentale agrarische bebouwing en met uitzondering van de gebouwen welke worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
    • 4. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een aanzienlijke reductie van het bouwoppervlak en volume en uit een goede landschappelijke en architectonische inpassing;
    • 5. wordt voldaan aan de voorwaarden zoals ze zijn vervat in Bijlage 2;
    • 6. de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
    • 7. per locatie slechts éénmalig wordt deelgenomen aan Rood voor Rood.
16.6.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 17 Maatschappelijk

17.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, met daarbijbehorende gebouwen - niet zijnde bedrijfswoningen - bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, tuinen, erven, terreinen en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing;
  • b. de gronden ter plaatse van de aanduiding cultuurhistorische waarden zijn bestemd voor het behoud, de bescherming of het herstel van de cultuurhistorische waarde;
  • c. ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing, geen bebouwing is toegestaan.
17.2 Bouwregels

Op de op de verbeelding voor Maatschappelijk aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

17.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel  44  (Bebouwingsgrenzen);
  • b. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan de in de tabel hierna aangegeven bestaande oppervlakte;

adres   activiteit   bestaande oppervlakte   maximale oppervlakte   maximale goothoogte  
Nieuwe Schoolweg 3   Kulturhus / school   1.202   1300   5 m  
2e Lageveldsweg ong.   Onderkomen scouting   193   250   4 m  
Klokkendijk 16 / Van Kregtenweg 9   School / kulturhus   1.354   2.000   5 m  
Kupersweg (naast nr.2)   Beeldentuin   160   160   4 m  
Oude Zwolseweg 1   Verenigingsgebouw   142   150   4 m  
Rijssensestraat 56   Kantoor en/of (bedrijfs)woning   315   315   7,50 m  
Rondweg 9   Scouting   400   400   4 m  
Ypeloschoolweg 2a   School   337   550   5 m  
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan de in de tabel hiervoor aangegeven maximale goothoogte;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 15o bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder c tot en met f geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden.
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen.

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 17.2.2 en toestaan dat de bouwhoogte voor lichtmasten wordt verhoogd tot niet meer dan 6 m;
  • b. 17.2.1 onder d en toestaan dat de bestaande oppervlakte wordt vergroot tot niet meer dan de in de tabel van 17.2.1 opgenomen maximale oppervlakte, met dien verstande dat:
    • 1. de noodzaak is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;
    • 2. het perceel landschappelijk wordt ingepast (passend binnen het gemeentelijk landschapsbeleid);
  • c. 17.2.1 onder f ten behoeve van een afwijkende dakvorm.
17.4.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur;
  • e. de mate waarin het bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast .

Artikel 18 Maatschappelijk - Begraafplaats

18.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Maatschappelijk - Begraafplaats aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een begraafplaats;
  • b. landschappelijke inpassing;

met daarbijbehorende gebouwen - geen bedrijfswoningen zijnde - bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, erven, terreinen en parkeervoorzieningen.

18.2 Bouwregels

Op de op de verbeelding voor Maatschappelijk - Begraafplaats aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

18.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel  44  (Bebouwingsgrenzen);
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 50 m2;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,50 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,50 m.
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van urnenmuren en beeldende kunstwerken mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde mag niet meer bedragen dan 2,50 m.
18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 19 Natuur

19.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • b. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan;
  • c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  • d. natuurvriendelijke oeverzones van 5 m breed aan weerszijden van een watergang;
  • e. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden;

met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding natuurwaarden de gronden specifiek bestemd zijn voor 'een gebied van communautair belang' ingevolge de Habitatrichtlijn, voor de instandhouding in gunstige staat van het Habitattype 'Vochtige heiden (Noord - Atlantische vochtige heide met Erica tetralix, codering H4010);

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde en werken, geen bouwwerken zijnde.

19.2 Bouwregels

Op de tot Natuur bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde ten dienste van de bestemming.

19.2.1 Bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen, met dien verstande dat voor bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde ten behoeve van informatievoorzieningen een bouwhoogte geldt van niet meer dan 2,50 m.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.2.1 en toestaan dat de bouwhoogte wordt verhoogd tot 2,50 m.

19.3.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de in Bijlage 1   genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming of aanduiding in de tabel een "A" is vermeld.

19.4.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 19.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
19.4.3 Strijd met bestemming

Van strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.11 lid 1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is geen sprake indien de waarden van deze gronden niet onevenredig worden geschaad, dan wel de mogelijkheid voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden verkleind.

Artikel 20 Recreatie - Dagrecreatie

20.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Recreatie - Dagrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende activiteiten:

adres   activiteit   bestaande oppervlakte   maximale oppervlakte   maximale goothoogte  
Bekkenhaarsweg 28   golfterrein   0   0   0  
Reintszijweg ong. (tegenover 1, 3,5)   Sport- en spel/kinderboerderij   0   0   0  
Rijssensestraat 142a   golfterrein   1.298   2.000   4 m  
Vriezenveense weg 57   recreatieterrein   650   3.000   4,5 m  
Weusteweg (ong. naast nummer 13)   hondenterrein   200   200   4 m  

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, landschappelijke inpassing en groenvoorzieningen, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding - bebouwing, gebouwen zijn toegestaan.

20.2 Bouwregels

Op de tot Recreatie - Dagrecreatie bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

20.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding -  bebouwing, met dien verstande dat gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel  44 (Bebouwingsgrenzen);
  • b. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan de in de tabel in 20.1  aangegeven bestaande oppervlakte;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan de in de tabel in 20.1 aangegeven maximale goothoogte;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 15o bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder c tot en met f geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden.
20.2.2 Bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat de bouwhoogte van ballenvangers 20 m mag bedragen.
20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.1 en toestaan dat de bestaande oppervlakte wordt vergroot tot niet meer dan de in de tabel van 20.1 opgenomen maximale oppervlakte, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;
  • b. het perceel landschappelijk wordt ingepast (passend binnen het gemeentelijk landschapsbeleid).
20.4.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 21 Recreatie - Recreatiewoning

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - Recreatiewoning aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatief verblijf in recreatiewoningen;

met daarbijbehorende:

  • b. gebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. terreinen.
21.2 Bouwregels

Op de voor Recreatie - Recreatiewoning aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

21.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 vrijstaande recreatiewoning worden gebouwd;
  • b. de inhoud van een recreatiewoning, inclusief onderkeldering en aangebouwde bijbehorend bouwwerken mag niet meer bedragen dan de inhoud welke aanwezig was op het tijdstip van de van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  • c. vrijstaande bijbehorend bouwwerken zijn niet toegestaan, met dien verstande dat indien reeds legaal vrijstaande bijbehorend bouwwerken aanwezig zijn, deze gehandhaafd mogen blijven;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.
21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen.
21.3 Specifieke gebruiksregels
21.3.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 45 wordt in ieder geval gerekend het gebruik of laten gebruiken van gebouwen voor permanente bewoning.

Artikel 22 Recreatie - Verblijfsrecreatie

22.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Recreatie - Verblijfsrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. terreinen voor recreatiewoningen, stacaravans, chalets, toercaravans, vouwwagens, campers, tenten, huifkarren, trekkershutten en tenthuisjes, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding maximaal aantal wooneenheden recreatiewoningen zijn toegestaan;
    • 2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding centrum centrale voorzieningen zijn toegestaan;
    • 3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie groepsaccommodaties zijn toegestaan;
  • b. sanitaire voorzieningen;
  • c. daarbijbehorende centrale voorzieningen, waaronder begrepen dagrecreatieve voorzieningen, detailhandel en dienstverlenende bedrijven (één ander uitsluitend of in hoofdzaak ten dienste van de verblijfsrecreatieve voorzieningen) en horeca;
  • d. landschappelijke inpassing;

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, wegen, paden, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.

22.2 Bouwregels

Op de tot Recreatie - Verblijfsrecreatie bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

22.2.1 Gebouwen

Voor alle gebouwen geldt dat deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel  44 (Bebouwingsgrenzen).

22.2.2 Gebouwen ten behoeve van voorzieningen

Voor gebouwen ten behoeve van voorzieningen, met uitzondering van een bedrijfswoning en daarbij behorende bijbehorend bouwwerken, gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen ten behoeve van de centrale voorzieningen, met uitzondering van sanitaire voorzieningen, mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding centrum;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt voor het recreatiepark Erve de Kleilutte, Zuiderveldsweg 1a te Enter, dat centrale voorzieningen in de dienstwoning mogen worden opgericht;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m bedragen.
22.2.3 Trekkershutten

Voor trekkershutten gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 36 m2;
  • b. vrijstaande bijbehorend bouwwerken zijn niet toegestaan;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 4 m bedragen.
22.2.4 Stacaravans en chalets

Voor stacaravans en chalets gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een stacaravan inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 60 m2 bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,75 m bedragen;
  • c. de afstand tot een andere stacaravan en/of chalet mag niet minder dan 5 m bedragen;
  • d. vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan.
22.2.5 Recreatiewoningen

Voor recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding maximaal aantal wooneenheden mag het aantal recreatiewoningen niet meer bedragen dan het op de verbeelding aangegeven aantal;
  • b. recreatiewoningen mogen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden niet meer dan 14 recreatiewoningen aaneen mogen worden gebouwd;
  • c. de inhoud van een recreatiewoning, inclusief onderkeldering en aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 300 m3 bedragen, met dien verstande dat de recreatiewoningen landschappelijk zijn ingepast;
  • d. vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan, met dien verstande dat indien reeds legaal vrijstaande bijbehorende bouwwerken aanwezig zijn, deze gehandhaafd mogen blijven;
  • e. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer dan 7 m bedragen;
  • g. de afstand tot een andere recreatiewoning mag niet minder dan 5 m bedragen.
22.2.6 Groepsaccommodatie

Voor groepsaccommodaties gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud mag niet meer dan 1.000 m3 bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat een grotere inhoud, zoals die bestaat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mag worden;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m bedragen.
22.2.7 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden bovendien dat:

  • a. uitsluitend een bedrijfswoning is toegestaan ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt voor recreatieterrein de Elsgraven, Eversdijk 6, dat twee bedrijfswoningen zijn toegestaan;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning , inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 750 m3,exclusief de inhoud van kelders voor zover deze zijn gelegen onder een gebouw en deze van buiten niet toegankelijk is met dien verstande dat indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud aanwezig was, deze grotere inhoud als maximum geldt;
  • d. de (her)bouw van een bedrijfswoning, zoals bedoeld onder a en b, mag niet leiden tot onevenredige belemmering en aantasting van de omgeving en de functies die zich in de omgeving bevinden.
22.2.8 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per woning  niet meer bedragen dan 100 m2;
  • b. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 8 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte 15% lager dient te zijn dan het bedrijfswoning, met een minimum van 1 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c geldt in geval van bedrijfswoningen met één bouwlaag, dat de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk niet meer dan 4 m mag bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden, echter niet in geval van herbouw.
22.2.9 Overige gebouwen en overkappingen

Voor overige gebouwen en overkappingen, waaronder in ieder geval sanitaire voorzieningen en bergingen ten behoeve van opslag van onderhoudsmateriaal worden verstaan, geldt dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 2% van het bestemmingsvlak.

22.2.10 Bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van verkeers-, sport- en spelvoorzieningen mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen.
22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de (verkeers)veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
22.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 22.2.7 en toestaan dat bij recreatieterrein 't Mölke (Molendijk 107) een tweede bedrijfswoning wordt gerealiseerd;
  • b. 22.2 aanhef en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van groepshuizen waarvoor afwijking wordt verleend als bedoeld in 22.6 , mits:
    • 1. dit in overeenstemming is met de in 22.6 genoemde voorwaarden;
    • 2. deze bedrijfsmatig worden geëxploiteerd, wat blijkt uit een bedrijfsplan;
  • c. 22.2.7 onder c en toestaan dat een erker met een inhoud van niet meer dan 20 m3 wordt gebouwd;
  • d. 22.2.8 onder b ten behoeve van het vergroten van de goothoogte tot maximaal 4 meter, met dien verstande dat:
    • 1. deze afwijking wordt toegepast bij ten hoogste één gevel van het bijbehorend bouwwerk;
    • 2. de vergroting functioneel noodzakelijk is;
  • e. 22.1 ten behoeve van het gebruik van een bijbehorend bouwwerk, gastenverblijf of een recreatiewoning als een afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van mantelzorg;
    • 2. er niet meer dan 75 m² aan bestaande bijbehorende bouwwerken, een bestaande recreatiewoning of een bestaand gastenverblijf in gebruik wordt genomen als afhankelijke woonruimte;
    • 3. er geen sprake is van nieuwbouw ten behoeve van de afhankelijke woonruimte;
    • 4. het bijbehorend bouwwerk, het gastenverblijf of de recreatiewoning een ruimtelijke eenheid vormt met de bedrijfswoning;
    • 5. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
    • 6. de afwijking en derhalve het gebruik van het bijbehorend bouwwerk, de recreatiewoning of het gastenverblijf als afhankelijke woonruimte dient te worden beëindigd als de mantelzorgsituatie is komen te vervallen.
22.4.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
22.5 Specifieke gebruiksregels
22.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel  45 wordt in ieder geval gerekend het gebruik van kampeermiddelen, bijbehorende bouwwerken, gastenverblijven en recreatiewoningen voor permanente bewoning of als tweede bedrijfswoning.

22.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in

  • a. 22.2 ten behoeve van de realisering van groepshuizen met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud van een groepshuis niet meer bedraagt dan 750 m3;
    • 2. het aantal groepshuizen niet meer dan 15% van het totaal aantal recreatiewoningen mag bedragen, met dien verstande dat het aantal groepshuizen per park niet meer dan 10 mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m bedragen;
    • 4. de groepshuizen bedrijfsmatig geëxploiteerd moeten worden, wat moet blijken uit een bedrijfsplan;
  • b. 22.5.1 ten behoeve van het gebruik van een bijbehorend bouwwerk, gastenverblijf of een recreatiewoning als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van mantelzorg;
    • 2. er niet meer dan 75 m2 aan bestaande bijbehorende bouwwerken, een bestaande recreatiewoning of een bestaand gastenverblijf in gebruik wordt genomen als afhankelijke woonruimte;
    • 3. er geen sprake is van nieuwbouw ten behoeve van de afhankelijke woonruimte;
    • 4. het bijbehorend bouwwerk, het gastenverblijf of de recreatiewoning een ruimtelijke eenheid vormt met de bedrijfswoning;
    • 5. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
    • 6. de afwijking en derhalve het gebruik van het bijbehorend bouwwerk, de recreatiewoning of het gastenverblijf als afhankelijke woonruimte dient te worden beëindigd als de mantelzorgsituatie is komen te vervallen.
22.6.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
22.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en ter plaatse van de aanduiding wro-zone - wijzigingsgebied 1 de bouw van recreatiewoningen mogelijk maken, met dien verstande dat:

  • a. het aantal recreatiewoningen niet meer bedraagt dan 15 per ha bruto terrein;
  • b. uit een bedrijfsplan is gebleken dat sprake is van een bedrijfsmatige exploitatie;
  • c. permanente bewoning niet is toegestaan.
22.7.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 23 Sport

23.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor sportvoorzieningen, met daarbij behorende gebouwen - geen bedrijfswoningen zijnde -, parkeervoorzieningen en bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde.

23.2 Bouwregels

Op de op de verbeelding voor Sport aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

23.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding bebouwing;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel  44  (Bebouwingsgrenzen);
  • c. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan de in de tabel hierna aangegeven bestaande oppervlakte;

adres   bestaande oppervlakte   maximale oppervlakte   maximale goothoogte  
2e Lageveldseweg 3a   950   1425   4 m  
2e Lageveldsweg 6c/6d/6f   3.150   4.725   4 m  
Sportlaan 2   0   0   n.v.t.  
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan de in de tabel hiervoor aangegeven maximale goothoogte;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • g. de dakhelling mag niet minder dan 15o bedragen;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder d tot en met g geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden.
23.2.2 Bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten, ballenvangers en reclameborden mag niet meer dan 20 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van tribunes mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde mag niet meer dan 2,50 m bedragen.
23.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
23.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2.1 onder d en toestaan dat de bestaande oppervlakte wordt vergroot tot niet meer dan de in de tabel van 23.2.1  onder d opgenomen maximale oppervlakte, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak is aangetoond door middel van een ontwikkelingsplan;
  • b. het perceel landschappelijk wordt ingepast (passend binnen het gemeentelijk landschapsbeleid);
23.4.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 24 Sport - Manege

24.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Sport - Manege aangewezen gronden zijn bestemd voor een manege, met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, paardenbakken, tuinen, erven en gronden, met dien verstande dat:

  • a. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 manege is toegestaan;
  • b. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing;
  • c. de gronden mede mogen worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige horeca ten dienste van de manege;
  • d. ter plaatse van de aanduiding cultuurhistorische waarden voor het behoud, de bescherming of het herstel van de cultuurhistorische waarde.
24.2 Bouwregels

Op de op de verbeelding voor Sport - Manege aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

24.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in
    artikel  44 (Bebouwingsgrenzen);
  • b. deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • c. het gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlak (inclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning en de bij de bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken) mag niet meer bedragen dan het in onderstaande tabel bij bestaande oppervlakte vermelde oppervlak:

adres   bestaande oppervlakte   maximale oppervlakte  
Bruine Hoopsweg 2   4.830   5.000  
Bruine Hoopsweg 2a   1.560   1.700  
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen, met dien verstande dat voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder c tot en met f geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden.
24.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning uitgesloten geen bedrijfswoningen worden toegestaan;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning , inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 750 m3,exclusief de inhoud van kelders voor zover deze zijn gelegen onder een gebouw en deze van buiten niet toegankelijk is, met dien verstande dat indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud aanwezig was, deze grotere inhoud als maximum geldt;
24.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • b. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 8 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte 15% lager dient te zijn dan het bedrijfswoning, met een minimum van 1 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c geldt in geval van bedrijfswoningen met één bouwlaag, dat de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk niet meer dan 4 m mag bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden, echter niet in geval van herbouw;
24.2.4 Bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van perceels- en erfscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde mag niet meer dan
    5 m bedragen.
24.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
24.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 24.2.1 onder c en toestaan dat de bestaande oppervlakte wordt vergroot tot niet meer dan de in de tabel van 24.2.1 opgenomen maximale oppervlakte, met dien verstande dat:
    • 1. de noodzaak is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;
    • 2. het perceel landschappelijk wordt ingepast (passend binnen het gemeentelijk landschapsbeleid);
  • b. 24.2.1 onder d en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 8 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen;
  • c. 24.2.1 onder e en toestaan dat de bouwhoogte wordt verhoogd tot 12 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen;
  • d. 24.2.1 onder f ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. 24.2.2 onder a en toestaan dat ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning uitgesloten één bedrijfswoning wordt gerealiseerd;
  • f. 24.2.2 onder b en toestaan dat een erker met een inhoud van niet meer dan 20 m3 wordt gebouwd;
  • g. 24.2.3 onder b ten behoeve van het vergroten van de goothoogte tot maximaal 4 meter, met dien verstande dat:
    • 1. deze afwijking wordt toegepast bij ten hoogste één gevel van het bijbehorend bouwwerk;
    • 2. de vergroting functioneel noodzakelijk is.
24.4.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
24.5 Specifieke gebruiksregels
24.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel  45 wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  • b. het gebruik van kampeermiddelen, bijbehorend bouwwerken, gastenverblijven en recreatiewoningen voor permanente bewoning of als tweede bedrijfswoning;
  • c. het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie.
24.5.2 Toegestaan gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel  45 wordt in ieder geval niet gerekend het stallen van caravans in (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen, uitsluitend in geval de agrarische bedrijfsgebouwen minimaal 5 jaar in gebruik zijn geweest ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten.

24.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 24.1 juncto artikel 1.104 (begripsomschrijving woning) voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen;
  • b. 24.5.1 ten behoeve van het gebruik van een bijbehorend bouwwerk, gastenverblijf of een recreatiewoning als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van mantelzorg;
    • 2. er niet meer dan 75 m2 aan bestaande bijbehorend bouwwerken, een bestaande recreatiewoning of een bestaand gastenverblijf in gebruik wordt genomen als afhankelijke woonruimte;
    • 3. er geen sprake is van nieuwbouw ten behoeve van de afhankelijke woonruimte;
    • 4. het bijbehorend bouwwerk, het gastenverblijf of de recreatiewoning een ruimtelijke eenheid vormt met de bedrijfswoning;
    • 5. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
    • 6. de afwijking en derhalve het gebruik van het bijbehorend bouwwerk, de recreatiewoning of het gastenverblijf als afhankelijke woonruimte dient te worden beëindigd als de mantelzorgsituatie is komen te vervallen.
24.6.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
24.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Sport - Manege wijzigen in de bestemming:

  • a. Wonen en aansluitende gebiedsbestemming(en), indien het bedrijf is beëindigd;
  • b. Wonen en toestaan dat één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. voor de bouw van één extra woning minimaal 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt;
    • 2. voor de bouw van meerdere extra woningen een veelvoud van 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, mits noodzakelijk voor de financiële uitvoerbaarheid zoals dat in Bijlage 2  is opgenomen;
    • 3. het gehele complex met voormalige agrarische gebouwen wordt gesloopt, met uitzondering van de karakteristieke of monumentale agrarische bebouwing en met uitzondering van de gebouwen welke worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
    • 4. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een aanzienlijke reductie van het bouwoppervlak en volume en uit een goede landschappelijke en architectonische inpassing;
    • 5. wordt voldaan aan de voorwaarden zoals ze zijn vervat in Bijlage 2;
    • 6. de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
    • 7. per locatie slechts éénmalig wordt deelgenomen aan Rood voor Rood.
24.7.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 25 Verkeer - 1

25.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding aangewezen voor Verkeer - 1 zijn bestemd voor het vervoer over de weg; met daarbij behorende gebouwen, zoals bushaltes, bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde en voorzieningen, fietspaden, bermen en bermsloten, taluds, ongelijkvloerse kruisingen, carpoolplaatsen, faunapassages, parkeer- en groenvoorzieningen.

25.2 Bouwregels

Op de tot Verkeer - 1 aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

25.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bushaltes en andere wachtruimtes mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de oppervlakte van bushaltes en andere wachtruimtes mag per gebouw niet meer bedragen dan 10 m2.
25.2.2 Bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen.

25.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel  45 wordt in ieder geval gerekend:

  • a. indien en voor zover op de verbeelding een dwarsprofiel is aangegeven: het inrichten van de gronden in afwijking van het dwarsprofiel;
  • b. indien en voor zover op de verbeelding geen dwarsprofiel is aangegeven: het aanleggen van een weg, bestaande uit meer dan twee rijstroken.

Artikel 26 Verkeer - 2

26.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding aangewezen voor Verkeer - 2 zijn bestemd voor het vervoer over de weg; met daarbij behorende gebouwen, zoals bushaltes, bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde en voorzieningen, fietspaden, bermen en bermsloten, taluds, ongelijkvloerse kruisingen, carpoolplaatsen, faunapassages, parkeer- en groenvoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van natuur-faunapassage een ecoduct is toegestaan.

26.2 Bouwregels

Op de tot Verkeer - 2 aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

26.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bushaltes en andere wachtruimtes mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de oppervlakte van bushaltes en andere wachtruimtes mag per gebouw niet meer bedragen dan 10 m2.
26.2.2 Bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde
  • a. Voor bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding specifieke aanduiding van natuur - faunapassage een ecoduct met een bouwhoogte van 15 m toegestaan.

Artikel 27 Verkeer - 3

27.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding aangewezen voor Verkeer - 3 zijn bestemd voor het vervoer over de weg; met daarbij behorende gebouwen, zoals bushaltes, bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde en voorzieningen, fietspaden, bermen en bermsloten, taluds, ongelijkvloerse kruisingen, carpoolplaatsen, faunapassages, parkeer- en groenvoorzieningen.

27.2 Bouwregels

Op de tot Verkeer - 3 aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

27.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bushaltes en andere wachtruimtes mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de oppervlakte van bushaltes en andere wachtruimtes mag per gebouw niet meer bedragen dan 10 m2.
27.2.2 Bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen.

Artikel 28 Verkeer - 4

28.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding aangewezen voor Verkeer - 4 zijn bestemd voor het vervoer over de weg; met daarbij behorende gebouwen, zoals bushaltes, bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde en voorzieningen, fietspaden, bermen en bermsloten, taluds, ongelijkvloerse kruisingen, carpoolplaatsen, faunapassages, parkeer- en groenvoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van natuur - faunapassage een ecoduct is toegestaan.

28.2 Bouwregels

Op de tot Verkeer - 4 aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

28.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bushaltes en andere wachtruimtes mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de oppervlakte van bushaltes en andere wachtruimtes mag per gebouw niet meer bedragen dan 10 m2.
28.2.2 Bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding specifieke aanduiding van natuur - faunapassage een ecoduct met een bouwhoogte van 15 m toegestaan.

Artikel 29 Verkeer - Onverhard

29.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Verkeer - Onverhard aangewezen gronden zijn bestemd voor onverharde wegen ter ontsluiting van de aanliggende percelen en verharde fietspaden, met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde.

29.2 Bouwregels

Op de tot Verkeer - Onverhard aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde ten dienste van de bestemming, waarvoor geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen.

29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

29.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, zoals deze in Bijlage 1 is opgenomen, genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming een "A" is vermeld.

29.3.2 Uitzonderingen op verbod

Het is 29.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

29.3.3 Afwegingskader

Van strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.11 lid 1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is geen sprake indien de waarden van deze gronden niet onevenredig worden geschaad, dan wel de mogelijkheid voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden verkleind.

Artikel 30 Verkeer - Railverkeer

30.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding aangewezen voor Verkeer - Railverkeer zijn bestemd voor het vervoer over het spoor; met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde en voorzieningen, zoals bermen en bermsloten, taluds, ongelijkvloerse kruisingen, faunapassages en groenvoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van natuur-faunapassage een ecoduct is toegestaan.

30.2 Bouwregels

Op de tot Verkeer - Railverkeer aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde ten dienste van de bestemming, de volgende regels gelden:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding specifieke aanduiding van natuur - faunapassage een ecoduct met een bouwhoogte van 15 m toegestaan.

Artikel 31 Verkeer - Voet-/Fietspad

31.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Verkeer - Voet-/Fietspad aangewezen gronden zijn bestemd voor een voetpad en/of een fietspad, vlonders daaronder begrepen, met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde.

31.2 Bouwregels

Op de tot Verkeer - Voet-/Fietspad aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, ten dienste van de bestemming, waarvoor geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen.

Artikel 32 Water

32.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. plassen, waterbergingen, watergangen, voorzieningen voor het keren en beheersen van water en andere waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. oeverstroken;
  • c. extensief recreatief medegebruik;

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, en voorzieningen, zoals bruggen, dammen, duikers, stuwen, sluizen en beschoeiingen.

32.2 Bouwregels

Op de tot Water bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, ten dienste van de bestemming, waarvoor geldt dat:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde niet meer mag bedragen dan 2,50 m;
  • b. de bouw van aanlegsteigers en vissteigers niet is toegestaan.
32.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 32.2 onder b ten behoeve van de bouw van aanlegsteigers en vissteigers, mits:
    • 1. de lengte van de aanlegsteiger, gemeten evenwijdig aan de oever, niet meer dan 20 m bedraagt;
    • 2. de breedte van de aanlegsteiger, gemeten haaks op de oever, niet meer dan
      2 m bedraagt;
    • 3. de lengte van een vissteiger, gemeten evenwijdig aan de oever niet meer dan 2 m bedraagt;
    • 4. de breedte van een vissteiger, gemeten haaks op de oever, niet meer dan 1 m bedraagt.
32.3.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond.

Artikel 33 Wonen

33.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen in woonhuizen, met dien verstande dat:

  • a. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing;
  • b. bed & breakfast is toegestaan in de woning en/of een aan de woning aangebouwd gebouw;
  • c. ter plaatse van de aanduiding cultuurhistorische waarden voor het behoud, de bescherming of het herstel van de cultuurhistorische waarde;
  • d. ter plaatse van de aanduiding bedrijf aan huis de voor het betrokken perceel genoemde (bedrijfs)activiteit plaats mag vinden, met dien verstande dat:
    • 1. de activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing, met dien verstande dat op het perceel Bekkenhaarsweg 13 sloop en herbouw is toegestaan tot de in de tabel aangegeven oppervlakte;
    • 2. de maximale gezamenlijke bebouwingsoppervlakte die voor deze activiteit wordt gebruikt niet meer bedraagt dan de bestaande oppervlakte zoals genoemd in de tabel:

Adres   Activiteit   Bestaande oppervlakte in m²  
     
1e Lageveldsweg 20a   viskwekerij   315 (waarvan 55 detail- handel)  
Bekkenhaarsweg 2   opslag bouwmaterialen en kantoor   285  
Bekkenhaarsweg 3   opslag vallend onder inrichting type A van Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer + demontagewerkplaats voor de opgeslagen goederen   390  
Bekkenhaarsweg 13   Klussenbedrijf   525  
Burgemeestersdijk 14-16   Opslag vallend onder inrichting type A van Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer   445  
Burgemeestersdijk 14-16   Assemblage en lichte constructiewerkzaamheden t.b.v. rundvee- en melktechniek   330  
Enterweg 18a   opslag van marktkramen en stacaravans   370  
Grimbergerweg 5   theehuis   100  
Goorseweg 22a   reparatie en onderhoud aan en in- en verkoop van aanhangers en paardentrailers   320  
Hexelseweg 61   opslag vallend onder inrichting type A van Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer   200  
Hoeselerdijk 16   Minicamping   Binnen bestaande bebouwing  
Huttemansweg 3a   groothandel lichttechniek   50  
Keizersweg 7   paardenhouderij   200  
Kremersweg 7   plattelandskamer en vergaderruimte   300  
Looweg 17   Metsel- en opslagbedrijf   200  
Piksenweg 19   Gebruiksgerichte paardenhouderij   475  
Piksenweg 21   minicamping   Binnen bestaande bebouwing  
Piksenweg 25b   Opslag vallend onder inrichting type A van Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer   540  
Poolweg 4   Minicamping   Binnen bestaande bebouwing  
Reintsweg 9   Opslag vallend onder inrichting type A van Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer   665  
Rijssensestraat 140   Electro   205  
Saamsweg 4   VAB (loon- en grondverzet)   760  
Schapendijk 11   Opslag bouw- en bestratingsmateriaal   800  
Smeijersdijk 2   Minicamping   Binnen bestaande bebouwing  
Stegeboersweg 17   Opslag vallend onder inrichting type A van Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer   800  
Vriezenveenseweg 37a   opslag bouwmaterialen   620  
Vriezenveenseweg 60a   Opslag vallend onder inrichting type A van Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer   205  
Witmoesdijk 5
Witmoesdijk 5a  
Houtbewerking
opslag bouwmateriaal  
130
300  
Ypeloweg 14   Zorgboerderij   225  
Ypeloschoolweg 3   Theeschenkerij   50  
Ypeloschoolweg 8a   Kantoor   120  
Ypeloschoolweg 13   Zorgboerderij   500  

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, tuinen en erven.

33.2 Bouwregels

Op de tot Wonen bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing geen bebouwing is toegestaan.

33.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie en van het bepaalde in artikel  44 (Bebouwingsgrenzen).

33.2.2 Hoofdgebouwen in casu woonhuizen

Voor hoofdgebouwen in casu woonhuizen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan één woonhuis worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding maximaal aantal wooneenheden het aantal woonhuizen niet meer dan het aangegeven aantal mag bedragen en ter plaatse van de aanduiding relatie ten hoogste één woonhuis binnen één van beide bestemmingsvlakken wordt gebouwd;
  • b. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3 , exclusief de inhoud van kelders voor zover deze zijn gelegen onder een gebouw en deze van buiten niet toegankelijk is;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat de inhoud van de woningen welke zijn opgenomen in Bijlage 4 niet meer mag bedragen dan 600 m3 , exclusief de inhoud van kelders voor zover deze zijn gelegen onder een gebouw en deze van buiten niet toegankelijk is;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat ter plaatse van de aanduiding maximum volume de inhoud van een woning, exclusief de inhoud van kelders voor zover deze zijn gelegen onder een gebouw en deze van buiten niet toegankelijk is, niet meer mag bedragen dan de inhoud zoals die op de verbeelding is aangegeven;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 25° en niet meer dan 60° bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder b tot en met f geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en in voorkomend geval van herbouw, gehandhaafd mogen worden;
  • h. de (her)bouw van een woning, zoals bedoeld onder a, mag niet leiden tot onevenredige belemmering en aantasting van de omgeving en de functies die zich in de omgeving bevinden.
33.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorend bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. indien en voor zover de aanduiding bijgebouw is opgenomen, mogen bijbehorende bouwwerken uitsluitend ter plaatse van de aanduiding worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per woning mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen en aan één zijde niet meer dan 4 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 8 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte 15% lager dient te zijn dan de woning, met een minimum van 1 m;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c geldt in geval van woningen met één bouwlaag, dat de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk niet meer dan 4 m mag bedragen;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 25° en niet meer dan 60° bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met e geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan en die met een bouwvergunning of omgevingsvergunning aanwezig zijn of gebouwd kunnen worden, gehandhaafd mogen worden, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer dan 250 m² mag bedragen.
33.2.4 Bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van perceels- en erfscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde mag niet meer dan
    5 m bedragen;
  • d. de maximale oppervlakte bedraagt 50 m².
33.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
33.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 33.1 ten behoeve van een trekkershut, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend ter plaatse van een voormalig agrarisch bedrijf en een kleinschalig kampeerterrein een trekkershut is toegestaan;
    • 2. niet meer dan twee trekkershutten per voormalig agrarisch bedrijf en per kleinschalig kampeerterrein zijn toegestaan;
    • 3. de oppervlakte van een trekkershut niet meer dan 36 m2 mag bedragen;
  • b. 33.1 en op een voormalig agrarisch bedrijf twee trekkershutten in de vorm van een hooiberg met een oppervlakte van niet meer dan 36 m2 toestaan;
  • c. 33.2.2 onder b en toestaan dat een erker met een inhoud van niet meer dan 20 m3 wordt gebouwd;
  • d. 33.2.2  onder b en toestaan dat de inhoud van een woning wordt vergroot tot 1000 m³ ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:
    • 1. dit niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen;
    • 2. er een kwaliteitsimpuls plaatsvindt via de sloop van minimaal 300 m² aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, dan wel een andere, gelijkwaardige investering op gronden gelegen buiten de bestemming "Wonen" (erf) plaatsvindt;
    • 3. dit niet geldt voor woningen die zijn opgenomen in Bijlage 4;
  • e. 33.2.2 onder c ten behoeve van de vergroting van de woningen welke zijn opgenomen in Bijlage 4  tot niet meer dan 750 m3;
  • f. 33.2.2 onder f en 33.2.3 onder f ten behoeve van een afwijkende dakhelling;
  • g. 33.2.3 onder b voor het bouwen van extra bijbehorende bouwwerken tot een oppervlakte van 150 m², met dien verstande dat:
    • 1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer dan 50% mag bedragen;
  • h. 33.2.3 onder b voor het bouwen van extra bijbehorende bouwwerken tot een oppervlakte van niet meer dan 250 m2, met dien verstande dat:
    • 1. de extra bijbehorende bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van de stalruimte voor dieren en/of opslag van materiaal dat gebruikt wordt voor het onderhoud van eigen gronden;
    • 2. er sprake is van eigendom van gronden met een oppervlakte van ten minste 3.000 m²;
    • 3. voor iedere extra vierkante meter oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken minimaal 3 m² gesloopt wordt op een erf met de bestemming "Wonen" in de gemeente Wierden. Voor veldschuren geldt dat deze 1:1 herbouwd mogen worden;
    • 4. op de slooplocatie maximaal 1 schuur of 250 m² aan bijbehorende bouwwerken blijven staan, aangebouwde bijbehorende bouwwerken uitgezonderd;
  • i. 33.2.3 onder b en g in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken meer mag bedragen dan 250 m² in geval er in de bestaande situatie meer dan 250 m² aanwezig is, met dien verstande dat:
    • 1. bij vervanging boven de toegestane 250 m², ten hoogste 33% van de gesaneerde oppervlakte boven de 250 m² wordt teruggebouwd;
    • 2. de vervanging bijdraagt aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • j. 33.2.3 onder b en f in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken meer mag bedragen dan 250 m² in geval er in de bestaande situatie meer dan 250 m² aanwezig is, met dien verstande dat:
    • 1. bij vervanging boven de toegestane 250 m², ten hoogste 33% van de gesaneerde oppervlakte boven de 250 m² wordt teruggebouwd;
    • 2. de vervanging bijdraagt aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • k. 33.2.3 onder e ten behoeve van een afwijkende dakhelling;
  • l. 33.2.4 ten behoeve van een hobbymatige paardenbak, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 meter;
    • 2. de oppervlakte van een paardenbak niet meer bedraagt dan 1.200 m2;
  • m. 33.1 ten behoeve van het gebruik van een bijbehorend bouwwerk, gastenverblijf of een recreatiewoning als een afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van mantelzorg;
    • 2. er niet meer dan 75 m² aan bestaande bijbehorende bouwwerken, een bestaande recreatiewoning of een bestaand gastenverblijf in gebruik wordt genomen als afhankelijke woonruimte;
    • 3. er geen sprake is van nieuwbouw ten behoeve van de afhankelijke woonruimte;
    • 4. het bijbehorend bouwwerk, het gastenverblijf of de recreatiewoning een ruimtelijke eenheid vormt met de bedrijfs woning;
    • 5. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
    • 6. de afwijking en derhalve het gebruik van het bijbehorend bouwwerk, de recreatiewoning of het gastenverblijf als afhankelijke woonruimte dient te worden beëindigd als de mantelzorgsituatie is komen te vervallen.
33.4.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
33.5 Specifieke gebruiksregels
33.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel  45 wordt in ieder geval gerekend het gebruik van kampeermiddelen, vrijstaande bijbehorende bouwwerken, gastenverblijven en recreatiewoningen voor permanente bewoning of als tweede woning.

33.5.2 Toegestaan gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel  45 wordt in ieder geval niet gerekend:

  • a. het stallen van caravans in (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen, uitsluitend in geval de agrarische bedrijfsgebouwen minimaal 5 jaar in gebruik zijn geweest ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • b. het gebruik van ruimten binnen de woning of in de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een beroep of een bedrijf aan huis, voor zover dit voldoet aan de regels die zijn gesteld in bijlage 6.
33.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 33.1 juncto artikel 1.104 (begripsomschrijving woning) voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen;
  • b. 33.1 ten behoeve van een trekkershut, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend ter plaatse van een voormalig agrarisch bedrijf en een kleinschalig kampeerterrein een trekkershut is toegestaan;
    • 2. niet meer dan twee trekkershutten per voormalig agrarisch bedrijf en per kleinschalig kampeerterrein zijn toegestaan;
    • 3. de oppervlakte van een trekkershut niet meer dan 36 m2 mag bedragen;
  • c. 33.1 ten behoeve van een landschappelijk ingepast, kleinschalig kampeerterrein met dien verstande dat:
    • 1. deze gronden niet zijn voorzien van de aanduiding veiligheidszone - munitie
    • 2. deze gronden niet zijn voorzien van de dubbelbestemming Waarde - Archeologisch monument ;
    • 3. op deze gronden het keur van het waterschap niet van toepassing is;
    • 4. de sanitaire voorzieningen binnen bestaande opstallen worden gerealiseerd;
    • 5. wordt voldaan aan de regels kleinschalig kamperen zoals deze zijn verwoord in de beleidsnota in  Bijlage 3 en de kampeerverordening;
  • d. 33.1 ten behoeve van een hobbymatige paardenbak, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 meter;
    • 2. de oppervlakte van een paardenbak niet meer bedraagt dan 1.200 m2;
  • e. 33.1 onder d ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten, indien die bedrijfsactiviteiten naar de aard, omvang en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegestane activiteiten dan wel minder invloed op de omgeving hebben;
  • f. 33.5.1 ten behoeve van het gebruik van een bijbehorend bouwwerk, gastenverblijf of een recreatiewoning als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van mantelzorg;
    • 2. er niet meer dan 75 m2 aan bestaande bijbehorende bouwwerken, een bestaande recreatiewoning of een bestaand gastenverblijf in gebruik wordt genomen als afhankelijke woonruimte;
    • 3. er geen sprake is van nieuwbouw ten behoeve van de afhankelijke woonruimte;
    • 4. het bijbehorend bouwwerk, het gastenverblijf of de recreatiewoning een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
    • 5. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
    • 6. de afwijking en derhalve het gebruik van het bijbehorend bouwwerk, de recreatiewoning of het gastenverblijf als afhankelijke woonruimte dient te worden beëindigd als de mantelzorgsituatie is komen te vervallen.
33.6.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
33.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

  • a. de bestemming Wonen wijzigen in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ten behoeve van de realisering van een nieuw grondgebonden agrarisch bedrijf met dien verstande dat:
    • 1. het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch en/of de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap ;
    • 2. het een voormalig agrarisch bedrijf betreft;
    • 3. door middel van een bedrijfsplan is aangetoond dat het een volwaardig agrarisch bedrijf betreft;
    • 4. de wijziging milieutechnisch uitvoerbaar is;
  • b. de bestemming Wonen wijzigen in de bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden - Landschap ten behoeve van de wijziging van de situering van het bestemmingsvlak, met dien verstande dat:
    • 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de nabij gelegen (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 2. deze wijziging in samenhang met 3.8 onder h of 7.8 onder g wordt toegepast;
  • c. de bestemming Wonen wijzigen en toestaan dat één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. het een voormalig agrarisch bedrijfscomplex betreft;
    • 2. voor de bouw van één extra woning minimaal 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt;
    • 3. voor de bouw van meerdere extra woningen een veelvoud van 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, mits noodzakelijk voor de financiële uitvoerbaarheid zoals dat is opgenomen in Bijlage 2;
    • 4. het gehele complex met voormalige agrarische gebouwen wordt gesloopt, met uitzondering van de karakteristieke of monumentale agrarische bebouwing en met uitzondering van de gebouwen welke worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
    • 5. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een aanzienlijke reductie van het bouwoppervlak en volume en uit een goede landschappelijke en architectonische inpassing;
    • 6. wordt voldaan aan de voorwaarden zoals ze zijn vervat in Bijlage 2;
    • 7. de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
    • 8. per locatie slechts éénmalig wordt deelgenomen aan Rood voor Rood;
  • d. aan de bestemming Wonen de aanduiding bedrijf aan huis toekennen, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van een voormalig agrarisch bedrijf;
    • 2. de activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
    • 3. er geen sprake mag zijn van buitenopslag;
    • 4. landschappelijke waarden niet mogen worden aangetast;
    • 5. er geen belemmeringen ontstaan voor functies in de omgeving;
    • 6. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking, wat onder andere tot uitdrukking komt in het feit dat de bestaande infrastructuur moet zijn berekend op de nieuwe activiteit;
    • 7. aan te leggen parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
    • 8. de agrarische uitstraling van de bebouwing gehandhaafd blijft en indien mogelijk wordt versterkt;
    • 9. detailhandel alleen mag plaatsvinden indien dit kleinschalig is, duidelijk ondergeschikt aan de hoofdactiviteit en een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit;
  • e. de bestemming van het perceel wijzigen ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van plattelandskamers en/of -appartementen, met dien verstande dat:
    • 1. sprake is van een voormalig agrarisch bedrijf of een karakteristiek pand, zoals opgenomen in Bijlage 5;
    • 2. de gronden zijn gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven reconstructiewetzone - verwevingsgebied;
    • 3. de kamers binnen bestaande gebouwen worden gerealiseerd;
    • 4. de oppervlakte per kamer niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 5. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 300 m2;
    • 6. aan de regels van plattelandskamers en/of -appartementen, zoals deze zijn opgenomen in Bijlage 3, en aan de kampeerverordening wordt voldaan;
  • f. toestaan dat karakteristieke voormalige bedrijfsgebouwen (als genoemd in Bijlage 5) en monumentale bedrijfsgebouwen/-panden worden verbouwd en gebruikt voor bewoning, met dien verstande dat er geen extra bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht
  • g. toestaan dat een karakteristiek pand (als genoemd in Bijlage 5) / voormalige bedrijfswoning, zijnde een zelfstandige wooneenheid, met een omvang van minimaal 1.000 m³ wordt verbouwd ten behoeve van twee woningen, met dien verstande dat er geen extra bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht;
  • h. toestaan dat een karakteristiek pand (als genoemd in Bijlage 5) / voormalige bedrijfswoning, zijnde een zelfstandige wooneenheid, met een omvang van minimaal 1.500 m³ wordt verbouwd ten behoeve van drie woningen, met dien verstande dat er geen extra bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht.

33.7.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 34 Wonen - Landhuis

34.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Wonen - Landhuis aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen in woonhuizen in de zin van landhuizen alsmede voor:

  • a. het behoud, het beheer of het herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden, zoals deze tot uitdrukking komen in de aanwezige hoogopgaande (bos-)beplantingen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding cultuurhistorische waarden voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarde;
  • c. de woning en/of een aan de woning aangebouwd gebouw wordt gebruikt voor bed & breakfast;

met daarbijbehorende gebouwen, bijbehorende bouwwerken, bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, tuinen en erven.

34.2 Bouwregels

Op de tot Wonen - Landhuis bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

34.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie en van het bepaalde in artikel  44 (Bebouwingsgrenzen).

34.2.2 Hoofdgebouwen in casu woonhuizen

Voor hoofdgebouwen in casu woonhuizen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan één landhuis worden gebouwd;
  • b. de inhoud mag niet minder bedragen dan 750 m3 exclusief de inhoud van kelders voor zover deze zijn gelegen onder een gebouw en deze van buiten niet toegankelijk is;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de dakhelling mag niet minder dan 25° en niet meer dan 60° bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder b tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden, echter niet in geval van herbouw;
  • f. de (her)bouw van een bedrijfs woning, zoals bedoeld onder a, mag niet leiden tot onevenredige belemmering en aantasting van de omgeving en de functies die zich in de omgeving bevinden.
34.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • b. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 8 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte 15% lager dient te zijn dan de woning, met een minimum van 1 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c geldt in geval van woningen met één bouwlaag, dat de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk niet meer dan 4 m mag bedragen;
  • e. de dakhelling mag niet minder dan 25° en niet meer dan 60° bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met e geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan en die met een bouwvergunning of omgevingsvergunning aanwezig zijn of gebouwd kunnen worden, gehandhaafd mogen worden, met dien verstande dat de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer dan 250 m2 mag bedragen.
34.2.4 Bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde - niet zijnde overkappingen en carports - gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van perceels- en erfscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde mag niet meer dan 5 m bedragen.
34.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
34.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 34.1 ten behoeve van een hobbymatige paardenbak, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 meter;
    • 2. de oppervlakte van een paardenbak niet meer bedraagt dan 1.200 m2;
  • b. 34.1 ten behoeve van het gebruik van een bijbehorend bouwwerk, gastenverblijf of een recreatiewoning als een afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van mantelzorg;
    • 2. er niet meer dan 75 m² aan bestaande bijbehorende bouwwerken, een bestaande recreatiewoning of een bestaand gastenverblijf in gebruik wordt genomen als afhankelijke woonruimte;
    • 3. er geen sprake is van nieuwbouw ten behoeve van de afhankelijke woonruimte;
    • 4. het bijbehorend bouwwerk, het gastenverblijf of de recreatiewoning een ruimtelijke eenheid vormt met de bedrijfswoning;
    • 5. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
    • 6. de afwijking en derhalve het gebruik van het bijbehorend bouwwerk, de recreatiewoning of het gastenverblijf als afhankelijke woonruimte dient te worden beëindigd als de mantelzorgsituatie is komen te vervallen;
  • c. 34.2.2 voor een afwijkende dakhelling;
  • d. 34.2.3 onder b ten behoeve van het vergroten van de goothoogte tot maximaal 4 meter, met dien verstande dat:
    • 1. deze afwijking wordt toegepast bij ten hoogste één gevel van het bijbehorend bouwwerk;
    • 2. de vergroting functioneel noodzakelijk is;
  • e. 34.2.3 onder b voor het bouwen van extra bijbehorende bouwwerken tot een oppervlakte van 150 m², met dien verstande dat:
    • 1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer dan 50% mag bedragen;
34.4.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
34.5 Specifieke gebruiksregels
34.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel  45 wordt in ieder geval gerekend het gebruik van kampeermiddelen, bijbehorende bouwwerken, gastenverblijven en recreatiewoningen voor permanente bewoning of als tweede woning.

34.5.2 Toegestaan gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 45 wordt in ieder geval niet gerekend:

  • a. het stallen van caravans in (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen, uitsluitend in geval de agrarische bedrijfsgebouwen minimaal 5 jaar in gebruik zijn geweest ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • b. het gebruik van ruimten binnen de woning of in de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een beroep of een bedrijf aan huis, voor zover dit voldoet aan de regels die zijn gesteld in bijlage 6.
34.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 34.1 juncto artikel 1.104 (begripsomschrijving woning) voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen;
  • b. 33.1 ten behoeve van een hobbymatige paardenbak, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 meter;
    • 2. de oppervlakte van een paardenbak niet meer bedraagt dan 1.200 m2;
  • c. 33.5.1 ten behoeve van het gebruik van een bijbehorend bouwwerk, gastenverblijf of een recreatiewoning als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van mantelzorg;
    • 2. er niet meer dan 75 m2 aan bestaande bijbehorende bouwwerken, een bestaande recreatiewoning of een bestaand gastenverblijf in gebruik wordt genomen als afhankelijke woonruimte;
    • 3. er geen sprake is van nieuwbouw ten behoeve van de afhankelijke woonruimte;
    • 4. het bijbehorend bouwwerk, het gastenverblijf of de recreatiewoning een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
    • 5. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
    • 6. de afwijking en derhalve het gebruik van het bijbehorend bouwwerk, de recreatiewoning of het gastenverblijf als afhankelijke woonruimte dient te worden beëindigd als de mantelzorgsituatie is komen te vervallen.
34.6.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 35 Leiding - Gas

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) (basisbestemming), mede bestemd voor de bescherming van de leiding, alsmede:

  • a. (een) leiding(en) ten behoeve van het transport van aardgas;

met daarbij behorende:

  • b. leidingzone;
  • c. veiligheidszone;
  • d. gebouwen;
  • e. bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde;
  • f. werken, geen bouwwerken zijnde.
35.2 Bouwregels

Op de voor Leiding - Gas aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

35.2.1 Bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
35.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 35.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de basisbestemming.

35.3.1 Afwegingskader

Een in 35.3 genoemde afwijking kan slechts worden verleend indien uit overleg met de leidingbeheerder(s) blijkt dat daartegen met het oog op het doelmatig functioneren van de gasleiding(en) en/of het aspect veiligheid geen bezwaar bestaat.

35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de in Bijlage 1 genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming een "A" is vermeld.

35.4.2 Uitzondering op verbod

Het in 35.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

Artikel 36 Leiding - Hoogspanningsverbinding

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) (basisbestemming), mede bestemd voor de bescherming van de leiding, alsmede:

  • a. (een) bovengrondse verbinding(en) ten behoeve van het transport van elektriciteit;

met daarbij behorende:

  • b. leidingzone;
  • c. veiligheidszone;
  • d. gebouwen;
  • e. bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde;
  • f. werken, geen bouwwerken zijnde.
36.2 Bouwregels

Op de voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

36.2.1 Bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een hoogspanningsmast mag niet meer dan 40 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
36.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 36.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de basisbestemming.

36.3.1 Afwegingskader

Een in 36.3 genoemde afwijking kan slechts worden verleend indien uit overleg met de leidingbeheerder(s) en brandweer blijkt dat daartegen met het oog op het doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding(en) en/of het aspect veiligheid geen bezwaar bestaat.

Artikel 37 Waarde - Archeologisch monument

37.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Waarde - Archeologisch monument aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen, tevens bestemd voor het behoud van het archeologisch monument, met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde en voorzieningen, met dien verstande dat de kwaliteit van het archeologisch monument van primaire betekenis is.

37.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de onderliggende basisbestemmingen, mag ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde - Archeologisch monument niet worden gebouwd, met dien verstande dat dit niet van toepassing is op:

  • a. bouwprojecten met een grondslag van niet meer dan 100 m2;
  • b. activiteiten waarvoor geen of een lichte  omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is vereist;
  • c. bouwprojecten waarvoor een reguliere  omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend en waarbij een rapport is overlegd waaruit blijkt dat de bescherming van de archeologische waarde in voldoende mate is vastgesteld.
37.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 37.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de (basis)bestemming.

37.3.1 Afwegingskader

Een in 37.3 genoemde afwijking kan slechts worden verleend indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarde geen bezwaar bestaat, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld.

37.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
37.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de in Bijlage 1 genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming een "A" is vermeld, met dien verstande dat het ingrepen dieper dan 50 cm betreft.

37.4.2 Uitzondering op verbod

Het in 37.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde:

  • a. ten dienste van het onderzoek naar het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden;
  • b. die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • c. die reeds legaal in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingswet;
  • e. ten dienste van de in 37.2 genoemde (bouw)werkzaamheden;
  • f. die de archeologische waarde niet onevenredig aantasten, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld.
37.4.3 Strijd met bestemming
  • a. Uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde is in strijd met de bestemming indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden, hetgeen dient te blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Een rapport als bedoeld onder a is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden middels andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan ook als een rapport beschouwd.

Artikel 38 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologische verwachtingswaarde aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) (basisbestemming), mede bestemd voor:

  • a. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden;

met daarbij behorende:

  • b. bouwwerken;
  • c. voorzieningen.
38.2 Bouwregels

Op de voor Waarde - Archeologische verwachtingswaarde aangewezen gronden mag, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, niet worden gebouwd.

38.2.1 Uitzondering

Het bepaalde in 38.2 is niet van toepassing op:

  • a. bouwwerken en -projecten met een oppervlakte van niet meer dan 2.500 m2;
  • b. activiteiten waarvoor geen of een lichte  omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen vereist is;
  • c. bouwprojecten waarvoor een reguliere omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend en waarbij een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld.
38.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 38.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de (basis)bestemming.

38.3.1 Afwegingskader

Een in 38.3 genoemde afwijking kan slechts worden verleend indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarde geen bezwaar bestaat, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld.

38.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
38.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de in Bijlage 1 genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming een "A" is vermeld, met dien verstande dat het ingrepen dieper dan 50 cm betreft.

38.4.2 Uitzondering op verbod

Het in 38.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde:

  • a. ten dienste van het onderzoek naar het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden;
  • b. die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • c. die reeds legaal in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingswet;
  • e. ten dienste van de in 38.2.1 genoemde (bouw)werkzaamheden;
  • f. die de archeologische waarde niet onevenredig aantasten, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld.
38.4.3 Strijd met bestemming
  • a. Uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde is in strijd met de bestemming indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden, hetgeen dient te blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Een rapport als bedoeld onder a is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden middels andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan ook als een rapport beschouwd.

Artikel 39 Waarde - Landgoed

39.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Waarde - Landgoed aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor een samenhangend beheer van de gronden, met daarbijbehorende bouwwerken.

39.2 Bouwregels

Op de tot Waarde - Landgoed bestemde gronden mogen naast de toegestane bebouwing in gevolge de basisbestemmingen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde worden gebouwd ten dienste van het samenhangend beheer van het landgoed, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen.

39.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, indien en voor zover het betreft een landgoed als bedoeld in artikel 1, lid 1 onder a van de Natuurschoonwet 1928, het plan wijzigen en de binnen de dubbelbestemming Waarde - Landgoed voorkomende bestemmingen onderling wijzigen met dien verstande dat de rangschikking als bedoeld in het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928 niet wordt aangetast.

39.3.1 Afweging

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 40 Waarde - Natuur en landschap

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Natuur en landschap aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) (basisbestemming), mede bestemd voor:

  • a. het behoud, bescherming en/of herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • b. oeverstroken;

met daarbijbehorende:

  • c. bebouwing;
  • d. voorzieningen.
40.2 Bouwregels

Op de voor Waarde - Natuur en landschap aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

40.2.1 Bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 2,50 m bedragen.

Artikel 41 Waterstaat - Waterbergingsgebied

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de waterberging;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. het aanleggen, onderhouden, wijzigen of opruimen van een werk, waarbij niet dieper wordt gegraven dan 3 m beneden het oorspronkelijke niveau;

met daarbijbehorende:

  • d. bouwwerken;
  • e. werkzaamheden;
  • f. voorzieningen;
  • g. bergingsvijvers.
41.2 Bouwregels

Op de voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

41.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 2,50 m bedragen.

Artikel 42 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

42.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Waterstaat - Waterstaatkundige functie aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, de afvoer van oppervlaktewater en voor de waterhuishouding; met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde.

42.2 Bouwregels

Op de tot Waterstaat - Waterstaatkundige functie bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen.

42.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 42.1 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de basisbestemming;
  • b. 42.2 en toestaan dat de hoogte wordt verhoogd tot niet meer dan 5 m.

42.3.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
42.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
42.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de in Bijlage 1 Tabel omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming een "A" is vermeld.

42.4.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 42.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
42.4.3 Strijd met bestemming

Van strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.11 lid 1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is geen sprake indien de waarden van deze gronden niet onevenredig worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden verkleind.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 43 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Een eenmaal als bedrijfswoning gerealiseerd bouwwerk blijft bij de toepassing van deze regels aangemerkt als bedrijfswoning.

Artikel 44 Algemene bouwregels

44.1 Bebouwingsgrenzen

Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen dienen, wanneer gebouwen worden gebouwd op gronden grenzend aan een verkeersbestemming de volgende afstanden uit de as van de meest nabijgelegen rijbaan van de op de verbeelding nader onderscheiden wegen in acht genomen:

bestemming   afstand  
Verkeer - 1   100 m  
Verkeer - 2   50 m  
Verkeer - 3   30 m  
Verkeer - 4   15 m  
Verkeer - Onverhard   15 m  
44.2 Afwijking bebouwingsgrenzen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 44.1 ten behoeve van een kleinere afstand tot de as van de weg, indien dat uit stedenbouwkundig oogpunt ter plaatse aanvaardbaar is en uit overleg met de wegbeheerder blijkt dat daar uit oogpunt van het wegbeheer en de verkeersveiligheid geen bezwaar tegen bestaat.

44.2.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 45 Algemene gebruiksregels

45.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het uitvoeren van de in de Bijlage 1 genoemde werken of werkzaamheden, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming of aanduiding in de tabel een "S" is vermeld;
  • b. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden als paardenbak, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan;
  • c. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan.
45.1.1 Uitzondering strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan:

  • a. het uitvoeren van de in  Bijlage 1 genoemde werken of werkzaamheden, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming of aanduiding in de tabel een "T" is vermeld;
  • b. de opslag van materiaal en het stallen van caravans in (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen, uitsluitend in geval de agrarische bedrijfsgebouwen minimaal 5 jaar in gebruik zijn geweest ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten.
45.2 Afstemmingsregel

Indien in Bijlage 1 voor bepaalde gronden een "S" en/of een "A" en/of een "T" zijn vermeld, geldt dat het meeste belang wordt toegekend aan respectievelijk de "S", de "A" en de "T".

Artikel 46 Algemene aanduidingsregels

46.1 geluidzone - industrie
46.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding geluidzone - industrie geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte.

46.1.2 Bouwregels

Er mag geen toename plaatsvinden van het aantal geluidsgevoelige functies.

46.1.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.

46.2 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
46.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied geldt dat die gronden - naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) en aanduidingen - tevens bestemd zijn voor het behoud van de kwaliteit van het grondwater als onderdeel van de drinkwatervoorziening en voor de waterhuishouding, met daarbijbehorende bouwwerken.

46.2.2 Bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde

Ter plaatse van deze aanduiding mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, ten dienste van het grondwaterbeschermingsgebied, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen bouwwerken ten dienste van de onderliggende bestemming(en) worden gebouwd, mits de kwaliteit van het grondwater daardoor niet wordt geschaad.
46.2.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de in de Bijlage 1 genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming een "A" is vermeld.

46.2.4 Uitzonderingen op verbod

Het in 46.2.3 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
46.2.5 Strijd met bestemming

Uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde is in strijd met de bestemming indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de kwaliteit van het water kan plaatsvinden.

46.3 milieuzone - intrekgebied

46.3.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - intrekgebied' geldt dat die gronden - naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) en aanduidingen - tevens bestemd zijn voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de kwaliteit van het grondwaterbeschermingsgebied.

46.4 milieuzone - waterwingebied

46.4.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - tevens zijn bestemd voor het behoud en herstel van de drinkwatervoorziening, waaronder begrepen de winning en de bewerking van drinkwater, met daarbij behorende bebouwing.

46.4.2 Bouwregels

Ter plaatse van deze aanduiding mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen en de maximale oppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen;
  • b. bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde ten dienste van de waterwinning, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a mogen bouwwerken ten dienste van de onderliggende bestemming(en) worden gebouwd, mits de kwaliteit van het grondwater daardoor niet wordt geschaad.

46.4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de in Bijlage 1 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde aanduiding een "A" is vermeld.

46.4.4 Uitzondering op verbod

Het in 46.4.3 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

46.4.5 Procedure

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een vergunning worden de grondwater- en leidingbeheerder, alsmede het waterschap gehoord.

46.5 reconstructiewetzone - extensiveringsgebied

Ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen bij:

46.6 reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen bij:

46.7 reconstructiewetzone - verwevingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen bij:

46.8 veiligheidszone - lpg
46.8.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding veiligheidszone - lpg geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor:

  • a. de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in verband met een (nabij) aanwezige lpg-installatie;
  • b. de aanduiding veiligheidszone - lpg groepsrisico omvat de zogenaamde invloedsgebieden waarbij het verantwoorden van het groepsrisico noodzakelijk is.
46.8.2 Bouwregels
  • a. Er mag geen toename plaatsvinden van kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, tenzij ze behoren tot de inrichting waartoe ook het vulpunt lpg behoort;
  • b. Bij ontwikkelingen binnen het invloedsgebied met de aanduiding veiligheidszone - lpg groepsrisico dient het groepsrisico te worden verantwoord door een daarvoor erkend bureau.
46.8.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.

46.9 veiligheidszone - munitie
46.9.1 Veiligheidszone - Munitie

Voor de op de verbeelding voor veiligheidszone aangewezen gronden geldt dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding veiligheidszone munitie - 1 zijn geen nieuwe bebouwing, openbare wegen, parkeerterreinen, spoorwegen of druk bevaren waterwegen zijn toegestaan. Recreatie is binnen deze zone niet toegestaan, noch in de vorm van verblijfsrecreatie, noch in de vorm van sportief of dagrecreatief medegebruik. Agrarisch gebruik van gronden en bestaande opstallen toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding veiligheidszone munitie - 2 zijn geen nieuwe bebouwing is toegestaan, waarin zich regelmatig personen bevinden, zoals woningen, winkels, kantoren, fabrieken, cafés en dergelijke. Wegen met beperkt verkeer zijn toelaatbaar. Verblijfsrecreatie (inclusief 'kleinschalig kamperen') is niet toelaatbaar. Dagrecreatief medegebruik is toelaatbaar, doch niet in geconcentreerde vorm zoals sportvelden en zwembaden en dergelijke;
  • c. ter plaatse van de aanduidingen veiligheidszone munitie - 1 en veiligheidszone munitie 2 is geen uitbreiding van bestaande gebouwen toegestaan.
46.10 Afwegingskader

Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in 46.1 en 46.8 genoemde wijzigingsregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.

Artikel 47 Algemene afwijkingsregels

47.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages, met uitzondering van oppervlakte- en inhoudsmaten, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • d. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • e. de bestemmingsregels en toestaan dat telecommasten tot een hoogte van niet meer dan 40 m worden geplaatst;
  • f. de bestemmingsregels en toestaan dat wordt gebouwd voor nutsvoorzieningen tot een bouwhoogte van niet meer dan 3 m en een oppervlakte van niet meer dan 25 m2;
  • g. het bepaalde ten aanzien van de maximale hoogte van gebouwen en toestaan dat de hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m2;
  • h. de bestemmingsregels ten behoeve van tijdelijk kamperen in groeps- of verenigingsverband met een duur van niet meer dan 10 dagen (opbouw- en afbreekdagen daaronder begrepen);
  • i. het bepaalde in:

ten behoeve van een windturbine met een ashoogte van niet meer dan 15 m, met dien verstande dat:

  • j. de bestemmingsregels van de bestemmingen "Agrarisch", "Agrarisch met waarden - Landschap", "Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap", "Bos" en "Groen" ten behoeve van de bouw en het gebruik van een gebouw voor algemeen belang, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer dan 30 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
    • 3. het gebouw bereikbaar is via, en aansluit op, een recreatieve route;
    • 4. het gebouw bijdraagt aan een versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Dit wordt gemotiveerd op een inrichtingsschets, waarop de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
    • 5. er geen sprake is van buitenopslag;
    • 6. afdoende is aangetoond dat de beoogde functie niet in een reeds bestaand bouwwerk (na aanpassing) kan worden gerealiseerd;
    • 7. belangen van waterhuishouding niet worden geschaad.
47.1.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 48 Algemene wijzigingsregels

48.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

48.1.1 Afwegingskader

Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in 48.1 genoemde wijzigingsregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.

Artikel 49 Algemene procedureregels

49.1 Afwijking of nadere eis

Voor een besluit tot verlening van afwijking of het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  • a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  • b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  • d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 50 Overige regels

50.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan

50.2 Verwijzing naar adressen

De adressen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen betreffen de adressen, zoals deze op de verbeelding zijn terug te vinden ten tijde van de vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 51 Overgangsrecht

51.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen , en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
51.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

51.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

51.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

51.5 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 51.4 , te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • b. Indien het gebruik, bedoeld 51.4 , na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
51.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 51.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 52 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening 2019 (veegplan 2).

Vastgesteld door de raad van de gemeente Wierden in de vergadering van ..........

.........., voorzitter

.........., griffier