Buitengebied 2009, herziening zonnepark Elsweide    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

1.1 Aanleiding     

De gemeente Wierden heeft de ambitie om in 2020 20% van het energieverbruik in de gemeente duurzaam op te wekken. Eén van de mogelijkheden die aan die doelstelling kan bijdragen is het ontwikkelen van een grootschalige zonnestroominstallatie. Zonnepark Elsweide krijgt een vermogen van 9 MW. Dat is voldoende om 1,7% van de energiebehoefte van de hele gemeente (stroom, warmte en mobiliteit) tot wel 25 jaar op een schone en duurzame wijze te voorzien. Het brengt de gemeentelijke doelstelling om in 2020 20% van de gehele energie duurzaam op te wekken in 1 keer met 7% verder binnen bereik.

Voor zonnepark Elsweide is een principeverzoek ingediend voor het realiseren van een zonnepark. Burgemeester en wethouders en de Raad hebben aangegeven het plan in procedure te willen brengen met een coördinatieregeling na een positief besluit over de inhoudelijke beoordeling.

De percelen zijn in het geldende bestemmingsplan “Buitengebied 2009, Herziening 2012 (Veegplan)” bestemd als 'agrarisch'. Het initiatief is niet mogelijk binnen deze bestemming. Voordat medewerking verleend kan worden aan het initiatief, dient de geldende bestemming gewijzigd te worden.

Hiervoor is deze herziening opgesteld.

1.2 De bij het plan behorende stukken     

Het bestemmingsplan "Buitengebied 2009, herziening zonnepark Elsweide" bestaat uit de volgende stukken:

  • Toelichting
  • Verbeelding (tek.nr. NL.IMRO.0189.BP2018000004-ON01) en een renvooi;
  • Regels.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting waarin de aanleiding, de motivering en een beschrijving van de planopzet zijn opgenomen.

1.3 Begrenzing plangebied     

Het plangebied/ de projectlocatie ligt tussen de Provinciale weg (N347) de Rijssenseweg en de beek Elsgraven in Enter. Het plangebied is kadastraal bekend bij de gemeente Wierden onder Sectie Z, perceelnummers 364, 365, 469.

Op afbeelding 1 zijn de kadastrale percelen van het plangebied weergegeven.

verplicht

Afbeelding 1: Kadastrale begrenzing zonnepark Elsweide

1.4 Planproces en communicatie     

Het planproces wordt op de volgende manieren vormgegeven:

  • Uitgebreid overleg heeft plaatsgevonden met: de Provincie Overijssel; met het Waterschap Vechtstromen in het kader van de watertoets; de direct omgeving van het zonnepark (meerdere individuele gesprekken) en de Gemeente.
  • Landelijke website (www.ruimtelijkeplannen.nl): het ontwerp bestemmingsplan wordt op de landelijke website gepubliceerd.
  • Terinzagelegging: een ontwerp bestemmingsplan zal voor een periode van 6 weken ter inzage worden gelegd. Eventuele zienswijzen zullen verwerkt worden in hoofdstuk 8 van deze plantoelichting.

1.5 Opzet van de toelichting     

De toelichting van het bestemmingsplan "Buitengebied 2009, herziening zonnepark Elsweide" is na dit inleidende hoofdstuk als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 2: een beschrijving van de huidige en gewenste situatie. De ontstaansgeschiedenis, ruimtelijke structuur en de aanwezige functies worden hier besproken;
  • Hoofdstuk 3: een korte schets van het/de beleidskader(s) voor zover van toepassing;
  • Hoofdstuk 4: Randvoorwaarden en onderzoek ten behoeve van de planuitvoering. Hier spelen milieuaspecten en waarden een rol;
  • Hoofdstuk 5. De planbeschrijving. Hier staat de planologische afweging;
  • Hoofdstuk 6. Juridische planbeschrijving. De gebruikte bestemmingen en aanduidingen worden hier toegelicht.
  • Hoofdstuk 7. Uitvoerbaarheid. Hierbij wordt onder meer ingegaan op de grondexploitatie;
  • Hoofdstuk 8. Overleg. Hier staan de resultaten van het gevoerde overleg en de inspraak.

Hoofdstuk 2 De huidige en gewenste situatie     

2.1 Ontstaansgeschiedenis     

Het plangebied bevindt zich tussen de beek 'De Elsgraven' (oosten), de provinciale weg N347 (westen), de verbindingsweg tussen Enter en Rijssen (zuiden). Het gebied is oorspronkelijk een natte, moerassige laagte tussen de hogere gronden van Enter en Rijssen. De open es van Enter is van historisch landschappelijke waarde, en wordt begrensd door de Achteresweg: een markante structuur met laanbeplanting en diverse boerderij- en woonerven. Het landgebruik concentreerde zich eeuwenlang rond deze Es. Later zijn ook de lagere gronden systematisch ontgonnen. Het verbeteren van de ontwatering vormde hiervoor een belangrijke voorwaarde. De Elsgraven zorgde voor de ontwatering van het huidige plangebied. Op topografische kaarten uit de 19e eeuw is Elsgraven duidelijk te zien, met daar omheen smalle (hooi)landen die begrensd zijn door houtsingels haaks op de watergang. In het noorden van het plangebied is de verkaveling minder regelmatig. In dit gebied bevindt zich nog steeds een aantal zandpaden. In de loop van de 20e eeuw is de ontwatering steeds verder verbeterd en werd ook ander landbouwkundig gebruik mogelijk. De kleine percelen werden samengevoegd waarbij de kavelgrensbeplanting verdween. Met aanleg van de provinciale weg in de jaren 70 werden de gronden rond de Elsgraven afgesneden van het Opbroek, een jonge ontginning van het aangrenzend laaggelegen gebied in het westen. De aansluiting tussen de Rijssenseweg en de N347 is vormgegeven als echte verkeersknoop met een ongelijkvloerse kruising, en op- en afritten aan weerszijden. De overhoeken bij het knooppunt zijn beplant met bosschages. Recent is de ontwikkeling van bedrijventerrein de Elsmoat ten zuiden van de Rijssenseweg gestart. Om plaats te maken voor het bedrijventerrein is de beek Elsgraven verlegd naar de berm van de provinciale weg.

2.2 Ruimtelijke structuur     

Het plangebied grenst aan het bedrijventerrein van Enter. De percelen worden momenteel gebruikt als agrarische grond en zijn ook altijd agrarisch in gebruik geweest.

verplicht

Afbeelding 2. Ruimtelijke structuur omgeving

verplicht

Afbeelding 3. Zicht op het plangebied - panorama

2.3 Gewenste situatie     

De gewenste situatie is het realiseren van een zonnepark, om te kunnen voldoen aan de opgave om hernieuwbare energie op te wekken. Dit betekent dat er zonnepanelen (circa 35.000 stuks), twee inkoopstations en zeven compacte transformatorstations in het plangebied geplaatst worden. Het zonnepark wordt daarnaast onderdeel van een integrale gebiedsinrichting waarbij ook kansen voor gebiedsversterking mee worden genomen. Zo is er ruimte voor een nieuwe fietsroute Enter-Rijssen, een wandel- en MTB route, een uitkijkpunt, een theehuis en versterking van de water en groenstructuur langs 'De Elsgraven'.

De randen, zichtbaar vanaf de provinciale weg bestaan deels uit beplanting en deels wordt de openheid zichtbaar gemaakt. Voor een nadere toelichting op het voornemen wordt verwezen naar hoofdstuk 5 'Planbeschrijving'.

verplicht

Afbeelding 4 Kansenkaart (H+N+S/ Overmorgen)

Hoofdstuk 3 Beleidskader     

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover relevant, de rijks-, provinciale- en gemeentelijke beleidsnota's. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor de projectlocatie geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid wordt in het bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald naar de verbeelding en de regels.

3.1 Rijksbeleid     

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de SVIR geeft de rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040. Daarmee biedt het een kader voor beslissingen die de rijksoverheid in de periode tot 2028 wil nemen, om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden. In de structuurvisie maakt het Rijk helder welke nationale belangen zij heeft in het ruimtelijk en mobiliteitsdomein en welke instrumenten voor deze belangen door het Rijk worden ingezet. De huidige financiële kaders zijn randvoorwaardelijk voor de concrete invulling van de rijksambities. Verschillende nationale belangen kennen een juridische doorwerking welke zijn opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, ook bekend als AMvB Ruimte).

De structuurvisie bepaalt de ambities voor Nederland in 2040. Deze hebben betrekking op de concurrentiekracht, bereikbaarheid, en leefbaarheid en veiligheid van/in Nederland. Voor deze 3 rijksdoelen worden 13 onderwerpen van nationaal belang genoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor zij verantwoordelijk is en waarop het resultaat wil boeken. De benoemde nationale belangen zijn:

  1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  4. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  5. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen;
  7. Het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen;
  8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  13. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Het realiseren van een duurzame energievoorziening past goed binnen het rijksbeleid. Het Rijk wil resultaat boeken op het onderwerp 'ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie'. Voor de economische ontwikkeling op de lange termijn acht zij een transitie naar een duurzame, hernieuwbare energievoorziening nodig, zowel vanwege geopolitieke verhoudingen en uitputting van fossiele brandstoffen als vanwege de ambities voor beperking van de CO2 uitstoot. Zij acht het primair de taak van provincies en gemeenten om voldoende ruimte te bieden voor duurzame energievoorziening (zoals zonne-energie en biomassa). Het ruimtelijk rijksbeleid voor (duurzame) energie beperkt zich daarom enkel tot grootschalige windenergie op land en op zee, gelet op de grote invloed op de omgeving en de omvang van deze opgave. Voor andere energiefuncties is geen nationaal ruimtelijk beleid nodig naast het faciliteren van ontwikkelingen door het aanpassen van wet- en regelgeving en het delen en ontwikkelen van kennis.

Wet natuurbescherming Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht. Deze vervangt drie wetten; de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet.

Om aan de Wet natuurbescherming te voldoen is een natuurwaardenonderzoek uitgevoerd. De uitkomsten hiervan staan beschreven in hoofdstuk 5, randvoorwaarden en onderzoek.


Ladder voor duurzame verstedelijking

Om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren hanteert het rijk een ladder voor duurzame verstedelijking. Hiervoor moeten de volgende stappen worden doorlopen:

  1. beoordelen of de beoogde ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  2. beoordelen of deze vraag ook binnen bestaand bebouwd gebied gerealiseerd kan worden;
  3. en een beoordeling of - indien het voorgaande niet het geval is - de locatie buiten bestaande bebouwd gebied wel multimodaal is of kan worden ontsloten.

Afweging ladder voor duurzame verstedelijking

De stappen om aan te tonen dat er sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik in de zin van de ladder van de duurzame verstedelijking zijn doorlopen voor een zorgvuldige toetsing van het initiatief:

  1. Er bestaat een regionale en lokale behoefte om te komen tot een duurzame energievoorziening. Deze behoefte staat aangegeven in het provinciale Programma Nieuwe Energie. Overijssel wil 20% duurzame energie opwekken in 2023. Zowel de provincie als de gemeente willen zich profileren als duurzame overheidsinstanties. Duurzame energieopwekking in de vorm van een zonnepark voorziet hierin.
  2. De locatie van het zonnepark grenst aan het stedelijk gebied. Aan de zuidzijde grenst het aan het bestemmingsplan bedrijventerrein Enter Rijssen, de Elsmoat. Binnen bestaand bebouwd gebied zijn geen locaties beschikbaar van deze omvang. Binnen de bebouwde kom is ruimte voor zonnepanelen op daken. Daken zijn veelal in particulier eigendom en de eventuele realisatie van zonnepanelen is afhankelijk van particulier initiatief. De gemeentelijke overheid heeft weinig sturing op het aantal gerealiseerde panelen op daken, en kan met een groter aaneengesloten zonnepark een concrete uitvoering geven aan de realisatie van de duurzaamheidsambitie.
  3. Het zonnepark maakt gebruik van de bestaande ontsluiting via de Achteresweg. Er is sprake van een (zeer beperkte) verkeersaantrekkende werking. Slechts voor het onderhoud van het park zal er een toename van verkeer ontstaan. Wanneer een zonnepark wordt beschouwd als stedelijke ontwikkeling dan is de ladder van duurzame stedelijke ontwikkeling van toepassing. Uit de afweging blijkt dat er een regionale behoefte is naar hernieuwbare energie, waaraan dit zonnepark kan bijdragen. Een locatie met deze omvang kan niet gevonden worden binnen bestaand stedelijk gebied, en de locatie is goed ontsloten. Geconcludeerd kan worden dat wordt voldaan aan de ladder van duurzame verstedelijking.

Energierapport 2016 en Nationaal Energieakkoord

Op nationaal niveau zijn afspraken vastgelegd over energiebesparing, duurzame energie en meer werkgelegenheid. Deze staan in het 'Energieakkoord voor duurzame groei' uit 2013. Onder andere is hierin afgesproken dat in 2020 14% van alle energie duurzaam wordt opgewekt.

In het Energierapport 2016 zijn de energiedoelen na 2020 vastgelegd. In 2023 moet 16% duurzame energie worden opgewekt. De CO2-uitstoot moet in 2030 met 40% en in 2015 met 80-95% zijn gedaald op Europees niveau. Het kabinet wil een volledig duurzame energievoorziening in 2050.

Het plan draagt bij aan het behalen van deze doelen.

3.2 Provinciaal beleid     

Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel zijn op 1 juli 2009 vastgesteld. In de Omgevingsvisie wordt de visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel uiteengezet. De Omgevingsvisie is een samenvoeging van het streekplan, Verkeers- en Vervoersplan, Waterhuishoudingsplan en het Milieubeleidsplan. Deze visie is opgesteld met een doorkijk tot 2030. In de Omgevingsverordening zijn instructies opgenomen ten aanzien van de inhoud van de juridisch-planologische documenten. In deze paragraaf komt als eerste de visie aan bod en in navolging hierop de verordening.

Buitengebied

Voor de omgevingsvisie heeft de provincie twee thema's die leidend zijn voor alle beleidskeuzes: duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen in projecten en regels. Ontwikkelingsperspectieven schetsen de ontwikkelingsrichtingen voor gebieden. Voor de groene omgeving worden de volgende ontwikkelingsperspectieven geschetst:

  • realisatie groene en blauwe hoofdstructuur;
  • buitengebied- accent agrarische productie;
  • buitengebied- accent veelzijdige gebruiksruimte.

In de omgevingsvisie schrijft de provincie dat zuidwest-Twente een veelzijdig landbouw-, natuur- en recreatiegebied blijft met grote en kleine kernen in een karakteristiek Twents verstedelijkingspatroon, met een kenmerkend bekenstelsel.

In de omgevingsvisie is het plangebied aangewezen als "agrarisch gebied". Het plangebied blijft behouden voor agrarisch medegebruik, en functioneel blijft de agrarische bestemming behouden, zodat na gebruik van energiewinning het plangebied weer alleen voor agrarische doeleinden kan worden gebruikt.


Omgevingsverordening

De wijze waarop aan het beleid uit de Omgevingsvisie uitvoering moet worden gegeven is vastgelegd in de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel. De Omgevingsverordening heeft de status van:

  • ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1. Wet ruimtelijke ordening;
  • milieuverordening in de zin van artikel 1.2. Wet milieubeheer;
  • waterverordening in de zin van de Waterwet;
  • verkeersverordening in de zin van artikel 57. van de Wegenwet en artikel 2A. van de Wegenverkeerswet.

De Omgevingsverordening is een uitvoeringsmodel van de Omgevingsvisie en is opgesteld in de vorm van voorschriften. In veel voorschriften is gekozen voor proces- en motiveringsvereisten. In de Omgevingsverordening moet elk inhoudelijk thema geregeld zijn, waar de provincie de mogelijkheid op wil hebben om juridische instrumenten in te kunnen zetten. Het inzetten van juridische instrumenten vindt plaats op basis van de interventieladder. In de Omgevingsverordening zijn geen voorschriften opgesteld die betrekking hebben op de voorgenomen ontwikkeling.

Voorliggend bestemmingsplan ligt vanwege de duurzaamheidsdoelstelling in lijn met het beleid, zoals dit is opgenomen in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 2009

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  1. generieke beleidskeuzes;
  2. ontwikkelingsperspectieven;
  3. gebiedskenmerken.

Ad 1. Generieke beleidskeuzes

Ten aanzien van de generieke beleidskeuzes zijn de artikelen 2.1.4 (Principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik) en 2.1.5 (Ruimtelijke kwaliteit) van belang. Deze artikelen uit de Omgevingsverordening Overijssel worden hierna beschreven en getoetst. Daarnaast is de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO) en de Handreiking Kwaliteitsimpuls Zonnevelden van toepassing.

Principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (Artikel 2.1.4)

In paragraaf 3.1 is bij de toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking aangegeven dat er sprake is van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. Er bestaat een regionale behoefte aan het opwekken van duurzame energie, waaraan dit zonnepark een bijdrage kan leveren. De behoefte aan het opwekken van duurzame energie is echter niet in te vullen binnen bestaand stedelijk gebied.


Ruimtelijke kwaliteit (Artikel 2.1.5)

Nieuwe ontwikkelingen in bestemmingsplannen kunnen mogelijk worden gemaakt indien deze de ruimtelijke kwaliteit versterken en wordt gemotiveerd dat de ontwikkeling past binnen het geldende ontwikkelingsperspectief. Hoewel de zonnepanelen als zodanig afbreuk kunnen doen aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied, wordt de ruimtelijke kwaliteit van het gebied ook versterkt door het aanbrengen van lanen, bosschage, hakhout en water met natuurlijke oevers. Daarnaast bestaat er de mogelijkheid tot het aanleggen van een nieuwe fietsroute met fietsbrug en een paviljoen.

Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (artikel 2.1.8.2)

In artikel 2.1.8.2 (Kwaliteitsimpuls Groene omgeving) staat dat in de Groene Omgeving zelfstandige opstellingen van zonnepanelen uitsluitend worden toegestaan als tijdelijk (mede)gebruik van de gronden.

Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in de opstelling van zelfstandige opstellingen van zonnepanelen in de Groene Omgeving als de maatschappelijke meerwaarde is aangetoond én is aangetoond dat het verlies van ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.

In aanvulling op het gestelde geldt voor nieuwe ontwikkelingen die plaatsvinden op gronden die vallen binnen het ontwikkelingsperspectief Ondernemen met Natuur en Water en die niet zijn aangeduid als Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS)), de voorwaarde dat de compensatie door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving gericht dienen te zijn op de versterking van de kwaliteit van natuur, water en landschap. Het plan vindt niet plaats op gronden, die vallen binnen het ontwikkelingsperspectief Ondernemen met Natuur en Water.

Het plan draagt bij aan de beleidsdoelstellingen van de provinciale en gemeentelijke overheid en kent een grote maatschappelijke meerwaarde. Door het aanbrengen van lanen, bosschage, hakhout en water met natuurlijke oevers in het plangebied nemen ecologische en landschappelijke waarden toe. Ontwikkelingsruimte en kwaliteitsprestaties worden hierdoor in evenwicht gebracht. Zie de 'Beleidslijn toepassing kwaliteitsimpuls groene omgeving' in paragraaf 3.4 voor een toelichting op het bepalen van de meerwaarde conform gemeentelijk beleid.

Handreiking Kwaliteitsimpuls Zonnevelden

De provincie Overijssel biedt ruimte voor de aanleg van zonnepanelen. Ook buiten de steden en dorpen, in de Groene Omgeving. Voor alle nieuwe en grootschalige ontwikkelingen in de Groene Omgeving geldt dat een goede ruimtelijke inpassing verplicht is. Naast deze zogenaamde basisinspanning kan het zijn dat er aanvullende kwaliteitsprestaties nodig zijn. Dit geldt ook voor de aanleg van zonnepanelen in de Groene Omgeving. De Handreiking Kwaliteitsimpuls zonnevelden helpt initiatiefnemers en gemeenten om - samen met omwonenden en andere belanghebbenden - een goede balans te bepalen tussen de ruimte voor ontwikkeling en de mate van aanvullende kwaliteitsprestaties.

Bij de uitwerking van het plan Zonnepark Elsweide is rekening gehouden met een goede ruimtelijke inpassing. Er is samen met omwonenden, de gemeente, het waterschap en de provincie gezocht naar een goede balans tussen de ruimte voor ontwikkeling en de mate van aanvullende kwaliteitsprestaties. Denk daarbij aan het aanbrengen van een natuurlijke afscheiding, het park in te delen in meerdere kleinere subvelden zodat het in de schaal van het landschap past, het houden van ruimte voor een toekomstige fietsverbinding over de provinciale weg en het inrichten van veel groene en natte ruimtes rondom het park. Onder ander wordt zo ingespeeld op de wens van enkele omwonenden om het zonnepark aan het zicht te onttrekken. Zie voor meer informatie het ontwerp in paragraaf 5.3.

Ad 2. Ontwikkelingsperspectieven

Het plangebied behoort tot het ontwikkelingsperspectief "agrarisch ondernemen in het grootschalige landschap". De realisatie van een zonnepark past binnen dit ontwikkelingsperspectief.

Ad. 3 Gebiedskenmerken

Het plangebied behoort voornamelijk tot de 'beekdalen en natte laagtes' en voor een klein gedeelte tot de 'dekzandvlakte en ruggen' (natuurlijke laag) en het oude hoevenlandschap' (laag van het agrarisch cultuurlandschap).

Het aanbrengen van randbeplanting, natuurlijke oevers en hooiland draagt bij aan een versterking van het historisch lineaire landschap passend binnen het oude hoevenlandschap. Neerslagwater kan ter plekke infiltreren, er vindt geen afwenteling plaats.

Programma Nieuwe Energie

De provincie Overijssel heeft als doel om 20% duurzame energie op te wekken in 2023. Dat is vastgelegd in het Programma Nieuwe Energie. Het plan draagt bij aan het behalen van dit doel.

3.3 Regionaal beleid     

Waterbeheerplan 2010- 2015

Waterschap Vechtstromen is verantwoordelijk voor een optimaal waterbeheer en voor de instandhouding van het voor Twente karakteristieke bekensysteem. Dat betekent dat het waterschap ervoor zorgt dat het oppervlakte- en grondwater kwalitatief en kwantitatief aansluit bij het maatschappelijk gebruik van de grond. Het waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft hoe het waterschap deze doelstellingen wil realiseren. Het waterbeheerplan 2010-2015 is samen met andere waterschappen opgesteld.

Keur

In Wierden is de keur van het Waterschap Vechtstromen van belang. De keur is een verordening van het waterschap met specifieke regelgeving voor het waterschapsgebied. De keur bevat gebods- en verbodsbepalingen ter bescherming van de functies van de waterlopen en waterkeringen in het beheergebied van het waterschap. Hierbij wordt ook rekening gehouden met andere dan waterstaatkundige functies en streefbeelden, zoals landschap, natuur en recreatie ("brede kijk").

Artikel 26 van de keur geeft aan dat het bestuur van de in deze keur gestelde gebods- en verbodsbepalingen ontheffing kan verlenen. Aan een ontheffing kunnen beperkingen en voorschriften verbonden worden ter bescherming van de belangen verbonden aan het voldoen aan de doelstellingen behorend bij de waterhuishoudkundige functie van die wateren. De beperkingen en voorschriften kunnen mede strekken ter bescherming van de aan de waterhuishoudkundige functie verbonden andere belangen, indien en voor zover daarin niet is voorzien door een andere wettelijke regeling.

Het waterschap Vechtstromen heeft onder voorwaarden geen bezwaren tegen de voorgenomen ontwikkeling. Deze voorwaarden worden beschreven in paragraaf 4.4.

Deze conclusie is getrokken naar aanleiding van de digitale watertoets. Het proces van de watertoets is goed doorlopen.

3.4 Gemeentelijk beleid     

Structuurvisie Wierden

De structuurvisie Wierden is opgesteld voor het gehele grondgebied van de gemeente Wierden en betreft de periode tot 2030. De structuurvisie vormt het toetsingskader voor de beoordeling van nieuwe plannen en initiatieven. Bestemmingsplannen en projectbesluiten moeten getoetst worden aan de structuurvisie. De structuurvisie is op 5 oktober 2010 door de gemeenteraad vastgesteld.

Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie

Ambitieniveau

De gemeente Wierden zet in op de verdere uitwerking van de lijnen die zijn uitgezet in de Ontwikkelingsvisie 2005. De ambitie van de gemeente is "een actieve en zelfbewuste gemeente zijn, die kwaliteit hoog in het vaandel heeft en die onderneemt". Over 20 jaar is de gemeente nog meer een groene, ondernemende, recreatieve gemeente met (deels) stedelijke trekjes en een hele mooie woon- en leefomgeving. Waar nodig wordt samengewerkt met andere gemeenten of andere overheden. Er wordt aansluiting gezocht bij de Omgevingsvisie Overijssel. Rode draden in de Omgevingsvisie Overijssel zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.

Centrale waarden

De gemeente Wierden ontleent haar identiteit aan haar ligging op het overgangsgebied tussen de Sallandse Heuvelrug en het Twentse landgoederenlandschap, op de kruising van snelwegen en spoorlijnen, doorsneden door de Regge en dichtbij de Twentse steden. De identiteit kan kort worden samengevat als een gemeente die verbindt. Het gaat daarbij om verschillende soorten verbindingen en verbindingen op verschillende niveaus. Gemeente Wierden verbindt:

  • Stad en land
  • Wonen, werken en recreëren (kruispunt van snelwegen en spoorlijnen)
  • Landschapstypen


In de onderstaande figuur zijn de kernkwaliteiten van deze identiteit schematisch weergegeven. Op basis van de kernkwaliteiten komen de centrale waarden van de gemeente Wierden naar voren. Ook deze zijn in de figuur weergegeven.

Kernkwaliteiten en centrale waarden gemeente Wierden

verplicht

Het versterken van de centrale waarden vormt de basis voor de toekomstige ontwikkeling van Wierden. Kiezen voor deze waarden betekent kiezen voor een duidelijke identiteit. Het verder ontwikkelen van deze identiteit vormt dan ook het vertrekpunt voor de visie op de toekomstige (ruimtelijke) ontwikkeling van Wierden en aanknopingspunten voor de uitwerking in projecten en beleidsthema's.

Deelgebiedsvisies

De visie is meer in detail uitgewerkt voor een drietal deelgebieden. Per deelgebied wordt hierna beknopt de visie weergegeven.

  • Kern Wierden:

De kern Wierden kent het meest stedelijke karakter van de deelgebieden. Wierden is dan ook verder ontwikkeld als een aantrekkelijke woonkern voor jong en oud met voldoende en diverse voorzieningen op het gebied van sport en cultuur, welzijn en zorg en een gevarieerd winkelaanbod. Voor plaatselijke bedrijven is er ruimte op de diverse opgeknapte bedrijventerreinen en het nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein De Weuste-Noord. Wierden is nog beter bereikbaar en zet in op het verbeteren van de kwaliteit van de stadsrandzones.

  • Kern Enter:

In Enter staan bedrijvigheid, toerisme en de cultuurhistorische waarden centraal. Het dorpse karakter is versterkt, waarbij de es is opengehouden en de Entergraven als harde grens van het dorp geldt. Ten noorden van Enter is woonwijk de Berghorst ontwikkeld. Samen met Rijssen is het industrieterrein Enter-Rijssen langs de A1 gerealiseerd.

  • Landelijk gebied, inclusief Hoge Hexel en buurtschappen:

Wierden heeft een vitaal platteland. De gemeente streeft naar goede ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven en biedt daarnaast kansen voor verbrede landbouw. Ook is er ruimte voor functieverandering in vrijkomende agrarische bebouwing, natuurbeheer en de ontwikkeling van enkele nieuwe landgoederen. Verrommeling en verpaupering worden zoveel mogelijk tegengegaan. De Ecologische Hoofdstructuur is ontwikkeld en de wateropgaven in TOP-gebieden (verdroogde natuurgebieden met nog steeds grote natuurwaarden) en met betrekking tot de beken zijn opgelost. Het landelijk gebied heeft zich nog meer ontwikkeld als aantrekkelijk recreatiegebied op regionaal niveau. De Regge is bevaarbaar. Er is ruimte voor landelijk wonen, waarbij de leefbaarheid in landelijk gebied en buurtschappen optimaal is gebleven.

In de toekomstplannen zoekt de gemeente aansluiting bij de Omgevingsvisie Overijssel. Hierin spelen duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit een belangrijke rol. Nu de verwachting is dat deze gronden voor langere termijn niet meer noodzakelijk zijn voor uitvoering van het bedrijf van initiatiefnemer is de realisatie van een zonnepark een mooie ontwikkeling die ook past binnen de beleidsambities van de gemeente Wierden.

Landschapsontwikkelingsplan

De visie op het landschap in de gemeente Wierden is beschreven in het landschapsontwikkelingsplan (LOP), dat op 10 februari 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. De algemene doelstellingen voor het LOP zijn:

  • het behouden en versterken van de landschappelijke (kern)kwaliteiten van het gebied;
  • het behouden en versterken diversiteit en herkenbaarheid van de verschillende landschappen;
  • een ontwikkelingsgerichte benadering.

In het LOP is de gemeente Wierden onderverdeeld in verschillende deelgebieden, die onderling een sterke samenhang hebben, maar die tegelijkertijd ruimtelijk, functioneel en qua ontwikkelingen en beleid van elkaar verschillen. Per deelgebied zijn de eigen kenmerken, kwaliteiten, ontwikkelingen, kansen en bedreigingen uiteengezet. Daarnaast zijn de verschillende specifieke opgaven voor de deelgebieden bepaald.

De uitvoering van het LOP krijgt vorm door het uitvoeren van projecten, regievoering door de gemeente bij particuliere aanvragen en samenwerking tussen de gemeente en diverse instanties.

Het plangebied ligt in het deelgebied 'Stuwwal van Enter'. Onderstaand is beschreven hoe het LOP van toepassing kan zijn op het plan en hoe daarmee om wordt gegaan:

In stand houden van de openheid van de Enteres / versterken van de randen van de stuwwal laan- en perceelsgrensbeplanting

  • Het zonnepark is gepland ten westen van de Elsgraven en raakt niet fysiek aan de es. De openheid van de es wordt niet aangetast.
  • Het zonnepark bevindt zich ten westen van de Elsgraven. De overgangszone van de es naar de laaggelegen Elsgraven blijft in stand.

Instandhouding van de openheid van de lagere gebieden rond de es (Entervenen, Elsslagen en Venesslagen). De grondgebonden agrarische bedrijven zijn hiervoor belangrijk. Er worden principes voorgesteld voor erfuitbreiding van deze bedrijven.

  • De hoofdfunctie in het bestemmingsplan blijft 'agrarisch'. De aanleg van het zonnepark is omkeerbaar. Het gebied blijft (met uitzondering van de aan te leggen moeraszones en natuurvriendelijke oevers) geschikt als landbouwgrond. Wanneer het plangebied weer beschikbaar komt voor agrarisch gebruik, dan kunnen ook de moeraszones en natuurvriendelijke oevers weer in oorspronkelijke staat worden teruggebracht.
  • Er is gekozen voor een relatief lage opstelling van panelen, die zo min mogelijk afbreuk doet aan zicht op de horizon en de hogere beplantingen in de omgeving.
  • Erfuitbreiding is niet van toepassing in relatie tot de aanleg van het zonnepark.

Het gebied ten westen van Enter valt onder de 'risicogebieden wateroverlast'. Waterbergingscapaciteit moet worden gecompenseerd

  • Het genoemde risicogebied ligt ten zuiden van het plangebied voor dit zonnepark. Strikt genomen is er geen relatie. In de plannen worden echter royale natuurlijke zones aangelegd (natuurvriendelijke oevers en moeras). Hiermee wordt royaal voldaan aan de eigen compensatieopgave en tevens ruimte geboden voor waterberging vanuit de omgeving.

De aanleg van beekdalbegeleidende stroken wordt voorgesteld

  • Het plan voorziet in de aanleg van begeleidende bosschages, houtwallen en Elzensingels die de structuur van het landschap volgen (parallel en haaks op de Elsgraven).
  • Centraal in het gebied wordt een royale natte natuurlijke zone aangelegd.
  • De nieuwe watergangen worden voorzien van natuurvriendelijke oevers.

Welstandsnota

Eén van de instrumenten die het gemeentebestuur heeft om een actief beleid te voeren om de kwaliteit van de leefomgeving te bevorderen, is het welstandstoezicht. Het welstandstoezicht gebeurt op basis van het door de gemeenteraad vastgestelde beleid. Via haar welstandsnota wil de gemeente de ruimtelijke kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving duurzaam bevorderen. Hiervoor zijn verschillende criteria ontwikkeld die bij de welstandsbeoordeling van een bouwplan een rol spelen.

Het plangebied valt in het gebied 'Heuvelranden'. De 'Heuvelranden' zijn als gevolg van onder andere kwelwater van de heuvels natte gebieden. De randen werden door de boeren op de heuvels als hooilanden gebruikt. Tegenwoordig kenmerken gras, sloten en de rechte lijnen kenmerken deze gebieden. De belangrijkste karakteristieken zijn de dwars op de heuvel staande wegen en het ontbreken van bebouwing. De heuvel van Enter is omgeven door populierenrijen langs de sloten. Ten aanzien van de aanleg van zonneparken zijn geen criteria opgenomen.

Beleidsnota Archeologie

Het gemeentelijke archeologiebeleid staat beschreven in de Beleidsnota Archeologie die door de gemeenteraad op 5 oktober 2010 is vastgesteld. Voor de hele gemeente is onderzoek verricht om inzicht te krijgen in de aanwezige archeologische waarden én in de kans dat archeologische resten in de ondergrond aanwezig zijn.

Voor de locatie is een archeologisch onderzoek uitgevoerd, dit is getoetst aan de beleidsnota archeologie. De uitkomsten hiervan staan beschreven in hoofdstuk 4, randvoorwaarden en onderzoek.


Beleidsnota duurzame energie

De rijksoverheid heeft voor de klimaatproblematiek de volgende doelstellingen geformuleerd:

  • 2% energiebesparing per jaar
  • 20% duurzame energie in 2020;
  • 30% reductie broeikasgassen in 2030.

In 2007 hebben het ministerie van VROM en de VNG een klimaatakkoord getekend, waarbij de gemeenten deze doelstellingen onderschrijven. De kern van het akkoord is dat gemeenten en Rijk een gezamenlijke inspanning leveren voor een schoner, duurzamer en zuiniger Nederland. Er zijn afspraken vastgelegd over maatregelen op een aantal terreinen: duurzame overheid, duurzame energieproductie, schone en zuinige mobiliteit, energiezuinige gebouwde omgeving, duurzame (agrarische) bedrijven en klimaatbestendige leefomgeving.

In de Beleidsnota duurzame energie in Wierden 2011-2020 (vastgesteld in juli 2011) onderschrijft de gemeente Wierden de doelen van de Rijksoverheid.

Dit plan draagt in substantiële mate bij aan de realisatie van deze doelen.

Beleidslijn toepassing kwaliteitsimpuls groene omgeving

De gemeente Wierden heeft de toepassing van Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving uitgewerkt in de Beleidslijn toepassing Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (hierna: de beleidslijn KGO). Om (de schijn van) willekeur en rechtsongelijkheid te voorkomen, is in de beleidslijn KGO een rekenmethode ontwikkeld aan de hand waarvan de investering in de ruimtelijke kwaliteit volgens de KGO wordt bepaald.

De gemeente Wierden heeft een werkwijze ontwikkeld aan de hand waarvan wordt bekeken of een ontwikkeling in het buitengebied gewenst is. Indien de ontwikkeling als wenselijk is beoordeeld, wordt gekeken naar de vereiste kwaliteitsimpuls.

Zoals hierboven beschreven past de realisatie van een zonnepark binnen de beleidswens om 20% van de in de gemeente Wierden gebruikte energie duurzaam op te wekken.

Vervolgens wordt gekeken naar de vereiste kwaliteitsimpuls. Ontwikkelingsruimte en kwaliteitsprestaties moeten in evenwicht zijn. Er vindt op diverse terreinen een kwaliteitsimpuls plaats. Het plan draagt bij aan de beleidsdoelstellingen van de provinciale en gemeentelijke overheid en kent een grote maatschappelijke meerwaarde (onder meer betrokkenheid van bewoners van Enter middels crowdfunding, het verduurzamen van de gemeente Wierden en de mogelijkheid voor een fietsroute naar Rijssen). Het plangebied kent nu geen ecologische en/of landschappelijke waarden die geschaad worden. Door het aanbrengen van onder andere extra water en natuurlijke oevers nemen ecologische en landschappelijke waarden toe. Hierdoor kan gesteld worden dat de geboden ontwikkelingsruimte in evenwicht is met de kwaliteitsprestaties.

De uitwerking van de vereiste kwaliteitsimpuls wordt voor realisatie uitgevoerd in overleg met de gemeente.

Mits bezette vogelnesten beschermd worden, dan leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties in het kader soort- of gebiedsbescherming. Er worden mogelijk alleen dieren verwond of gedood en er worden alleen (winter)rust- en/of voortplantingsplaatsen beschadigd en vernield van soorten waarvoor een vrijstelling geldt omdat de werkzaamheden worden uitgevoerd in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling. Door uitvoering van de quickscan natuurwaardenonderzoek heeft initiatiefnemer voldaan aan de zorgplicht zoals vermeld in Art. 1.11 van de Wnb.

De bestemming van het plangebied blijft gelijk (Agrarisch). Dit bestemmingsplan maakt daarnaast de realisatie van een zonnepark mogelijk. Een haalbare businesscase is afhankelijk van het toekennen van SDE+-subsidie.

Beleidsnota duurzame energie in Wierden augustus 2017

In 2010 heeft de Europese Unie het 10-jarenplan Europa 2020 opgesteld. Hierin is opgenomen dat in 2020 20% van de energie duurzaam moet worden opgewekt4. Daarbij is rekening gehouden met de verschillen tussen de landen. Voor Nederland is 14% duurzame energie in 2020 afgesproken. Om dat te bereiken moet nog veel gebeuren. In 2016 werd 5,9% duurzame energie gehaald.


Om invulling te geven aan de doelstellingen heeft de Rijksoverheid in 2013 met provincies, gemeenten en 40 maatschappelijke organisaties het SER Energieakkoord gesloten. Hierin zijn de doelstellingen voor duurzame energie nader uitgewerkt tot aparte doelstellingen voor de verschillende vormen van duurzame energie.

Veel gemeenten hebben ook eigen doelstellingen geformuleerd op het gebied van duurzame energie. De gemeente Wierden heeft in 2011 het doel gesteld om in 2020 20% duurzame energie te bereiken.

De gemeente is geen eiland. Veel ontwikkelingen en mogelijkheden komen van buiten op de gemeente af. De gemeente is onderdeel van deze ontwikkelingen en wil daar ook een bijdrage aan leveren.

De doelstellingen zijn in 2011 als volgt geformuleerd:

  1. In 2020 is 20% van de in de gemeente Wierden gebruikte energie duurzaam opgewekt.
  2. In 2015 is de opwekkingscapaciteit voor duurzame energie in Wierden minimaal 7%.
  3. In 2020 is de opwekkingscapaciteit voor duurzame energie in Wierden minimaal 14%, waarbij in dat geval daarboven minimaal 6% wordt opgewekt buiten de gemeente Wierden via regionale duurzame energieprojecten waarin de gemeente Wierden participeert.

Eind 2015 is de voortgang van het gerealiseerde aandeel duurzame energie inzichtelijk gemaakt en geëvalueerd. Hieruit blijkt dat de tussendoelstelling van 7% in 2015 niet is gehaald: 0,7% van het energiegebruik wordt duurzaam opgewekt binnen de gemeentegrenzen. Daarnaast nog eens 4,8% buiten de gemeentegrens als participatie via Twence7.

Om de doelstelling te halen, was het nodig dat er (ook) grootschalige energieopwekking zou plaatsvinden. Grootschalige energieopwekking is er niet gekomen.


Zonnepark De Groene Weuste geeft een goede referentie hoeveel een zonnepark bijdraagt aan duurzame energie in de gemeente. Dit is ca. 0,7% van het energieverbruik. In principe kunnen in de gemeente meer van dergelijke zonneparken worden gerealiseerd.

De ruggengraat van de toekomstige duurzame energievoorziening komt van windenergie en zonne-energie. Zonne-energie en in mindere mate ook windenergie zijn relatief decentrale energiebronnen met een relatief groot ruimtegebruik. Vanuit die optiek is het vanzelfsprekend dat in iedere gemeente de mogelijkheden optimaal worden benut. In relatief stedelijke gebieden, met veel dakoppervlak en langs wegen, kan zonne-energie veel meer benut worden. In meer landelijke gebieden liggen er meer mogelijkheden voor windenergie. Voor de gemeente Wierden liggen de kansen op beide vlakken.


Het zonnepark Elsweide kan een grote bijdrage leveren aan het behalen van de energiedoelstellingen van de gemeente Wierden. Zonnepark Elsweide krijgt een vermogen van 9 MW. Dat is voldoende om in 1,7% van de energiebehoefte van de hele gemeente (stroom, warmte en mobiliteit) tot wel 25 jaar op een schone en duurzame wijze te voorzien.


Nota Meerjarenbeleid 2017-2020

De Nota Meerjarenbeleid zijn wensen van het gemeentebestuur opgenomen, die het bestuur de komende jaren wil gaan uitvoeren.

Het initiatief past binnen de Nota Meerjarenbeleid. Hierin wordt gesteld: "Samen met de bewoners van het buitengebied dient de gemeente te onderzoeken welke mogelijkheden voor energieopwekking aanwezig zijn die bij het landschappelijke kader passend; te denken valt aan het nog meer verwerken van biomassa en aan de opwekking van zonne-energie."

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden en onderzoek     

4.1 Inleiding     

Op grond van artikel 3.2 van de Awb dient een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten en de af te wegen belangen. Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, voor cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden, de waterhuishouding en andere waarden. Verder zal in dit hoofdstuk aandacht worden besteed aan de diverse onderzoeksaspecten. Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd.

4.2 Milieuaspecten     

Hinder

De realisatie van een zonnepark mag geen hinder voor aangrenzende bedrijven opleveren in het kader van milieuzonering. Het plangebied grenst voornamelijk aan agrarische gronden, de beek de Elsgraven en aan de Provinciale weg (N347). Er worden daarom geen bedrijven gehinderd in de mogelijkheden tot uitbreiding. Evenmin belemmeren de bestaande bedrijven de realisatie van een zonnepark.

Bodem

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het project. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen, als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming.

De bestemming zal overeenkomstig de feitelijke situatie worden bestemd als 'Agrarisch'. Daarnaast wordt een zonnepark mogelijk gemaakt. Op grond van het historische gebruik en beschikbare bodeminformatie (Bodeminformatiesysteem provincie Overijssel) is er geen sprake van een verdachte locatie. Een nader onderzoek naar de bodemkwaliteit is dan ook niet noodzakelijk.

Externe veiligheid

Op 28 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In dit besluit zijn de normen voor de risico's als gevolg van risicovolle inrichtingen vastgelegd.

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Bevi regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:

  • of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
  • of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. De wettelijke norm is een kans van eens per miljoen jaar.

Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat tenminste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

Aan hand van de Risicokaart Overijssel is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart Overijssel staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. Op de risicokaart is te zien dat er in de omgeving van het plangebied geen relevante inrichtingen van gevaarlijke stoffen aanwezig zijn. Tevens is een zonnepark geen risicogevoelig object, er verblijven geen mensen.

verplicht

Afbeelding 5. Risicokaart Overijssel - plangebied

Geluid

Het zonnepark is geen geluidgevoelig object, waardoor onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder achterwege blijft. De inrichting valt wel onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit, maar is niet meldings- of omgevingsvergunnigsplichtig voor het onderdeel milieu. Een onderzoek in het kader van het Activiteitenbesluit (Wet milieubeheer) is dan ook niet nodig. Het zonnepark veroorzaakt geen relevante geluidbelasting.

Verkeer

Het zonnepark wordt ontsloten via de bestaande infrastructuur. Verkeer van en naar het zonnepark bestaat voornamelijk uit verkeer voor onderhoud van de panelen. Verkeer hiervoor is minimaal en kan worden afgewikkeld via de bestaande infrastructuur.

Luchtkwaliteit

Bij besluitvorming is het van belang te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur Niet in betekenende mate (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Een project draag niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit als de toename van fijn stof en stikstof niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt voor kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van maximaal 100.000 m² en woningbouwlocaties voor maximaal 1500 woningen.

Dit initiatief behelst een zodanig kleinschalige ontwikkeling dat duidelijk is dat niet in betekenende mate wordt bijgedragen aan de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit brengt geen belemmeringen met zich mee.

Lichthinder

Zonnepanelen kunnen door reflectie leiden tot lichthinder bij automobilisten. Deze kans is aanwezig bij een noord-zuid route en panelen op het zuiden gericht. Om te weten of hier hinder van kan worden verwacht is er onderzoek uitgevoerd naar mogelijke verblinding van weggebruikers en eventuele hinder voor omwonenden. Dit reflectieonderzoek voor het betreffende zonnepark is uitgevoerd door ROM 3D en is opgenomen in bijlage 4. Het onderzoek gaat in op de mogelijke lichthinder ten aanzien van automobilisten en eventuele lichthinder ten aanzien van woningen.

Conclusie ten aanzien van automobilisten

verplicht

Afbeelding 6a. Observatiepunten vanaf de Provinciale weg

Vanwege de panelen bestaat er kans op reflectie met nabeelden (yellow glare) op de observatiepunten. Dit kan voorkomen op de observatiepunten 3 t/m 16. Er is bij deze beoordeling géén rekening gehouden met de kijkrichting en eventueel tussenliggende obstakels. Als rekening wordt gehouden met de kijkrichting van de weggebruiker blijkt dat er géén reflectiehinder zal optreden.

Als reflectie op de observatiepunten optreedt zal dit in de ochtend zijn. Op dat moment staat de zon in het oosten. De reflectie voor automobilisten die op de provinciale weg rijden zullen deze reflectie niet waarnemen binnen de voor hen van belang zijn de kijkhoek. Voor de weggebruikers die naar het noorden rijden zal de reflectie pal rechts van het te zien zijn. Voor de weggebruikers die naar het zuiden rijden zal de reflectie links van hen te zien zijn. Voor de andere observatiepunten geldt telkens hetzelfde. De bron van reflectie bevindt zich pal rechts of pal links, maar niet in de kijkrichting.

Het onderzoek naar reflectie met behulp van de SGHAT heeft als uitkomst dat het zonnepark Elseweide geen (maskerende) verblinding voor automobilisten en vrachtwagenchauffeurs tot gevolg heeft.

Conclusie ten aanzien van woningen

verplicht

Afbeelding 6b. Observatiepunten omliggende woningen

Vanwege de panelen bestaat er kans op reflectie met nabeelden (yellow glare) op de observatiepunten. Dit kan voorkomen op de observatiepunten 3 t/m 7. Indien reflectie optreedt zal dit in de avond zijn na 18:00 uur. Er is bij deze beoordeling géén rekening gehouden met de kijkrichting en eventueel tussenliggende obstakels. Zo is bijvoorbeeld niet gekeken naar de aanwezigheid van tussenliggende beplanting en de aanwezigheid van ramen aan de kant van de woning die richting het zonnepark is gelegen. Doordat bij de landschappelijke inpassing in overleg met omwonenden rekening is gehouden met reflectie op de woningen (observatiepunten 3 t/m 7) wordt overlast hierdoor voorkomen.

Tot slot kan reflectie in zijn algemeenheid wordt gereduceerd door het gebruik van antireflectiecoating op de zonnepanelen.

4.3 Waarden     

4.3.1 Natuur     

Er is in het onderzoeksgebied gekeken naar de aanwezigheid van beschermde planten en dieren en beschermde nesten, holen, vaste rust- en voortplantingslocaties en andere beschermde functies. Ook is gekeken of de voorgenomen activiteiten een negatief effect hebben op beschermd (natuur)gebied.

Op basis van de onderzoeksresultaten zijn de wettelijke consequenties bepaald van de voorgenomen activiteiten in het kader van de Wet natuurbescherming (soorten en Natura2000-gebied) en de Omgevingsverordening Overijssel 2017 (Natuurnetwerk Nederland).

Het onderzoek is uitgevoerd door de natuurbank Overijssel en is opgenomen in bijlage 3.

Gebiedsbescherming

Uitgangspunt van Natuurnetwerk Nederland is duurzame instandhouding, herstel en ontwikkeling van een zo groot mogelijke verscheidenheid van de in het wild levende dieren en plantensoorten als wel elementen van ecosystemen. Natuurnetwerk Nederland bestaat uit een groot aantal natuurgebieden.

De provincie Overijssel heeft de natuurwaarden in Overijssel begrensd in het Natuurnetwerk Nederland. De NNN bestaat uit de bestaande wateren, natuur- en bosgebieden, te ontwikkelen natuurgebieden, beheersgebieden, verbindingszones en afrondingsgebieden. Onder meer het Wierdense Veld, het Reggedal en het Notterveld liggen binnen de NNN. Uitgangspunt is het handhaven van rust en het tegengaan van verstoring en versnippering door het weren van grootschalige nieuwe ontwikkelingen in de NNN.

Het plangebied behoort niet tot Natuurnetwerk Nederland. Gronden die tot het NNN behoren liggen op minimaal 370 meter afstand van het plangebied. Op onderstaande afbeelding wordt de ligging van het NNN in de omgeving van het plangebied weergegeven.

verplicht

Afbeelding 7. Ligging van Natuurnetwerk Nederland in de omgeving van het plangebied. De begrenzing van het plangebied wordt met de gele lijn aangeduid (bron: Provincie Overijssel)

Conclusie

De invloedsfeer van de voorgenomen activiteit is lokaal. Hierdoor hebben de voorgenomen activiteiten geen negatief effect op gronden die tot het NNN behoren. De voorgenomen activiteiten leiden niet tot het aantasten van de kernkwaliteiten en omgevingscondities van het NNN. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing of vergunning aangevraagd te worden in het kader van gebiedsbescherming.

Soortbescherming

Er is in het onderzoeksgebied gekeken naar de aanwezigheid van beschermde planten en dieren en beschermde nesten, holen, vaste rust- en voortplantingslocaties en andere beschermde functies.

De voorgenomen activiteiten worden gezien als 'ruimtelijke ontwikkeling'. Voor een aantal algemeen voorkomende en talrijke faunasoorten geldt in Overijssel een vrijstelling van de verbodsbepalingen 'doden, verwonden en het opzettelijk beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties', als gevolg van werkzaamheden die in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling worden uitgevoerd. Voor beschermde soorten die niet op deze vrijstellingslijst staan, is een ontheffing vereist om ze te mogen verwonden en doden of om opzettelijk rust- en voortplantingslocaties te mogen beschadigen en te vernielen.

Het plangebied behoort vermoedelijk tot het functionele leefgebied van sommige vogel-, vleermuis-, amfibieën- en beschermde grondgebonden zoogdiersoorten. Deze soorten benutten het onderzoeksgebied hoofdzakelijk als foerageergebied, maar mogelijk bezetten sommige grondgebonden zoogdier- en amfibieënsoorten er een (winter)rust- en/of voortplantingslocatie en nestelen er vogels. Van de vogelsoorten die in het plangebied nestelen zijn uitsluitend de bezette nesten beschermd, niet de oude nesten of de nestplaats. Werkzaamheden die leiden tot het verstoren/vernielen van vogelnesten dienen buiten de voortplantingsperiode van vogels uitgevoerd te worden.

Voor de grondgebonden zoogdier- en amfibieënsoorten die een rust- en/of voortplantingslocatie in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen 'doden en verwonden' en het 'beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties' (of zijn niet beschermd).

De functie van het plangebied als foerageergebied voor de in het plangebied voorkomende grondgebonden zoogdier-, amfibieënsoorten is niet beschermd. De voorgenomen activiteiten hebben geen negatief effect op de kwaliteit van het plangebied als foerageergebied voor roofvogels, uilen en vleermuizen.

Conclusie

Tijdens de uitvoering gelden de volgende maatregelen: Indien de bezette vogelnesten beschermd worden, dan leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties in het kader van de soortbescherming. Er worden alleen dieren verwond of gedood en er worden alleen (winter)rust- en/of voortplantingsplaatsen beschadigd en vernield van soorten waarvoor een vrijstelling geldt omdat de werkzaamheden worden uitgevoerd in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling. Door uitvoering van de quickscan natuurwaardenonderzoek heeft initiatiefnemer voldaan aan de zorgplicht zoals vermeld in Art. 1.11 van de Wnb.

4.3.2 Archeologie     

Bij de ontwikkeling van een zonnepark worden steunpalen ten behoeve van de panelen in de bodem aangebracht. In een archeologisch bureauonderzoek is een verwachtingsmodel opgesteld of er bij roering van grond een bedreiging kan ontstaan voor archeologische resten. Dit onderzoek is opgesteld door Laagland archeologie en is opgenomen in bijlage 2.

Op de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart heeft het terrein een lage verwachting op archeologische resten. Een inventarisatie van bodemkundige, archeologische en historische bronnen ondersteunt deze verwachting. De kans op bewoningsresten wordt zeer klein geacht. Mogelijk bevat het terrein off-site resten, gerelateerd aan het beekdal. De kans dat deze nog in een intacte context aanwezig zijn wordt, gezien de zeer geringe dikte van de A-horizont, erg klein geacht. De bodemingrepen die met de aanleg van het zonnepark gepaard gaan, zijn gering in omvang en diepte en vormen een minimale bedreiging voor archeologische resten. Op basis van de resultaten van het veldonderzoek wordt geadviseerd geen archeologisch vervolgonderzoek in het plangebied uit te voeren. De implementatie van dit advies is in handen van de bevoegde overheid, de gemeente Wierden.

verplicht

Afbeelding 8: Uitsnede gemeentelijke archeologische verwachtingskaart van Wierden.
Bron: gemeente Wierden.

4.3.3 Landschap en cultuurhistorie     

De ontwikkeling van een zonnepark is een ruimtelijke ontwikkeling die van invloed is op het bestaande landschap en de huidige cultuurhistorische waarden. Deze waarden zijn onderzocht en als uitgangspunten meegenomen in het landschappelijk ontwerp dat is gemaakt door H+N+S. Een beschrijving van het ontwerp is opgenomen in hoofdstuk 5, planbeschrijving.

Ten aanzien van het beschermen en versterken van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

Het zonnepark is gepositioneerd tussen de Elsgraven en de provinciale weg. De hoge landschappelijke waarden in de omgeving, die ook als zodanig zijn benoemd in het provinciale omgevingsvisie worden hierdoor niet beïnvloed. Dit zijn de es van Enter, en de omgeving van de Achteresweg waarop de randen van de es zichtbaar zijn. Deze gebieden behouden hun huidige karakter en kwaliteit.

Aan de westzijde van de beek 'De Elsgraven' wordt de ruimtelijke structuur aangepast. Een begeleidende groene zone met natuurlijk grasland en bosschages wordt ingericht als afscherming van het zonnepark.

De bestaande kavelstructuren blijven in dit ontwerp behouden. De oorspronkelijke kavelrichting haaks op het water wordt benut voor de opzet van het zonnepark. Een aantal singels van Elzenhakhout dwars op de waterloop refereert aan de historische hooilandjes en draagt bij aan de inpassing van het zonnepark.

De Elsgraven wordt benut als vanzelfsprekende afgrenzing van het terrein, zodat aan deze zijde geen doorlopende hekken nodig zijn voor de terreinbeveiliging. Het beheerpad aan de oostzijde van de waterloop wordt toegankelijk voor wandelaars. Een royale groene zone met gras- en moeraslanden geleedt het terrein.

Een uitgangspunt is om recreatief medegebruik mogelijk te maken in en nabij het zonnepark. De panelenvelden zullen worden doorkruist door een fietspad. Hier bevindt zich in het plan een reserveringszone, dat de barrièrewerking van de N347 voor utilitair en recreatief fietsverkeer tussen Enter en Rijssen zal verzachten. Hier zal een aantrekkelijke route ontstaan als alternatief voor de Rijssenseweg.

Het zonneveld mag gezien worden vanaf de provinciale weg. Een verhoging (waarover in de toekomst het fietspad kan voeren) markeert de aanwezigheid van het zonneveld vanaf de provinciale weg. Een deel van het zonneveld gaat vanaf de provinciale weg gezien schuil achter de bosschages rond het knooppunt. Ten noorden van het knooppunt is een rand voorzien met een lage bloemrijke grondwal en een onopvallend (verdiept) geplaatst raster. Achter deze 'lijst' is het zonnepark zichtbaar: de expressie van duurzaamheid in de dorpsrand.

Door de beschreven aanpassingen wordt de landschappelijke structuur zoveel mogelijk behouden en door de inrichting van de randen van het zonnepark worden structuren versterkt.

4.4 Water     

In het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) wordt gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).

Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

Watertoetsprocedure

Het waterschap Vechtstromen is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft geleid tot de 'normale procedure'.

Na het doorlopen van deze procedure heeft het waterschap Vechtstromen onder voorwaarden een positief advies afgegeven:

Plan is de aanleg van een zonnepark ten Oosten van de provinciale weg N347 (S15) tussen 2 watergangen van waterschap Vechtstromen.

Ten oosten van het zonnepark ligt de watergang Elsgraven.

Ten westen van het zonnepark ligt de 2e Oostelijke bermsloot van prov. weg Rijssen-Goor, parallel aan de provinciale weg.

Beide watergangen begrenzen het toekomstige zonnepark en zijn eigendom van het waterschap.

Aan de oostzijde blijft de situatie voor het waterschap ongewijzigd en waterhuishoudkundig veranderd er niets. De maatvoering, bodembreedte en -hoogte, taluds, waterpeil en onderhoudspaden blijven ongewijzigd.

Er komen geen inlaten of uitstromingen op de Elsgraven.

Voor de aanleg van het park dient op de oostzijde de volgende voorwaarden in acht genomen te worden:

Het onderhoudspad langs de Elsgraven dient minimaal 2 meter te zijn.

Verder geldt er een obstakelvrije zone van 5 meter breed vanaf de boveninsteek talud richting het geplande Zonnepark.

Het ontwerp aan de westzijde is voor het waterschap ingrijpender, hier is het plan om de watergang parallel aan de provinciale weg te verdiepen, te verbreden en te verlengen aan de noordzijde parallel aan de Achteresweg.

De bodem wordt verdiept van 8.00+ naar 7.20+, de watergang wordt verbreedt (van boveninsteek tot boveninsteek) van ca. 5m naar een variërende breedte van 8,5m tot 12m. (zie ontwerptekening dwarsprofiel 1 en 2)

De watergang is eigendom van het waterschap (kadastrale breedte ca. 7,5m).

Het onderhoud van deze watergang vindt plaats vanaf de westzijde, berm provinciale weg. Het onderhoud laat het waterschap verrichten door de provincie.

Voorwaarden ten aanzien van deze watergang zijn: het onderhoud dient plaats te vinden vanaf de provinciale weg. Ook hier geldt een obstakel vrije zone van 5 meter.

Verder dient er rekening gehouden te worden met de reikwijdte van het in te zetten onderhoudsmaterieel, deze is max. 5-6m. De watergang dient zo ingericht te worden dat met huidige inzet de watergang goed onderhouden kan worden.

Er dient aangegeven te worden hoe en wie de verbreding en de verlenging van de watergang gaat onderhouden.

De aanpassingen mogen geen aantoonbare nadelige gevolgen/effecten hebben voor de omgeving. (verdroging/vernatting).

Voor bovengenoemde aanpassingen dient een watervergunning aangevraagd te worden bij het waterschap.

*Let wel: dit advies heeft betrekking op de digitale watertoets en niet op het gehele plan. Toets zo nodig ook het provinciaal en gemeentelijk beleid op dit plan.

Met de gestelde voorwaarden is rekening gehouden in het inrichtingsplan voor het zonnepark.

Wanneer de wijziging van het bestemmingsplan wordt vastgesteld en de omgevingsvergunning wordt afgegeven, dan zal in lijn met voorgaande een watervergunning worden aangevraagd bij het waterschap. Op het moment dat er onverhoopt geen vergunning zal worden afgegeven door het Waterschap, dan zal de beek niet verbreed en verdiept worden, maar zal een hekwerk met schapengaas worden geplaatst, dat gedeeltelijk met bossage zal worden omgeven om het landschappelijk in te passen. Een gedeelte zal niet van bossage worden voorzien, zodat vanuit de provinciale weg wel het zonnepark zichtbaar blijft en de verduurzaming van Wierden wordt uitgedragen.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving     

5.1 Inleiding     

In dit hoofdstuk staat het door de gemeente voorgestane ruimtelijk beleid centraal. De uitgangspunten voor dit beleid worden in de volgende paragraaf beschreven.

5.2 Uitgangspunten     

Dit bestemmingsplan maakt de realisatie van een zonnepark mogelijk op de percelen grond tussen de Provinciale weg N347 en de beek 'De Elsgraven', zoals weergegeven op de verbeelding. Daadwerkelijke realisatie van het zonnepark is afhankelijk van het toekennen van Stimulering Duurzame Energie- subsidie (SDE+ subsidie). Voordat deze subsidie kan worden aangevraagd moet het bestemmingsplan worden aangepast en moet een omgevingsvergunning voor de zonnepanelen zijn verleend.

Het park krijgt een vermogen van 9 MW. Dat is voldoende om 1,7% van de energiebehoefte van de hele gemeente (stroom, warmte en mobiliteit) tot wel 25 jaar op een schone en duurzame wijze te voorzien. Het is evenveel als het stroomverbruik van alle huishoudens in Enter. En het brengt de gemeentelijke doelstelling om in 2020 20% van de gehele energie duurzaam op te wekken in 1 keer met 7% verder binnen bereik. Een forse stap dus.

Uit de beleidsanalyse (hoofdstuk 3) en onderzoek (hoofdstuk 4) blijkt dat de realisatie van een zonnepark in het plangebied goed mogelijk is. Het plan past heel goed binnen de duurzaamheidsdoelstellingen van de verschillende overheden (rijk, provincie en gemeente). Het project wordt niet belemmerd door milieuhygienische aspecten. De omgeving ondervindt geen hinder van het zonnepark. Sterker nog: de mogelijkheid bestaat dat zij gaan profiteren van de opgewekte groene stroom. Ook zal het gebied aantrekkelijk worden gemaakt voor wandelaars, fietsers en mountainbikers.

Er zijn geen waarden die geschaad worden. Hemelwater kan ter plekke infiltreren. Landschappelijke waarden worden versterkt door een goede landschappelijke inpassing (zie in de volgende paragraaf). Denk daarbij aan het aanbrengen van een natuurlijke afscheiding, het park in te delen in meerdere kleinere subvelden zodat het in de schaal van het landschap past, ruimte te houden voor een toekomstige fietsverbinding over de provinciale weg en veel groene en natte ruimtes rondom het park in te richten. Het ontwerp laat zien en licht toe hoe dit bereikt wordt.

Het bestemmingsplan maakt alleen de paneelvelden en de daarbij horende landschappelijke inpassing mogelijk. Het fietspad en paviljoen - theehuis kunnen in een later stadium worden ontwikkeld, hiervoor wordt nu ruimte gereserveerd.

5.3 Inrichting     

Door het zonnepark wordt de natte structuur langs De Elsgraven versterkt. Langs de provinciale weg zijn de panelen beperkt zichtbaar. Deels wordt het zonnepark ingepast door hoge beplanting en deels door struik en hagen.

Om het zonnepark landschappelijk in te passen, en de aanleg van hekken rondom te voorkomen, worden brede randzones voorgesteld met water, natuurvriendelijke oevers en moeras. Om te kunnen dienen als terreinafscheiding moeten de watergangen ook in droge tijden voldoende water bevatten. De Elsgraven voldoet hier aan. De nieuwe watergang in de centrale groene zone en ook de te verbreden watergang langs de provinciale weg moeten op voldoende diepte aangebracht worden. In natte tijden kan de extra wateroppervlakte dienen als waterberging voor het zonnepark zelf én vanuit de omgeving. In droge periodes moet voorkomen worden dat de watergangen (te veel) een verdrogende werking op de omgeving. De benodigde diepte van de slootbodem daarom zoveel mogelijk beperkt. Er wordt uitgegaan van een slootbodem op ca 0,5 meter onder de GLG (gemiddeld laagste grondwaterstand).

Ook wordt nabij de noordelijke grens van het plangebied een voorziening aangebracht in de bermsloot van de provinciale weg die voorkomt dat het gebied in droge tijden onbedoeld water onttrekt aan de omgeving via het oppervlaktewater. Deze voorziening is er tevens op gericht om het water binnen het plangebied vast te houden. De maatregel is een vaste voorziening in de watergang op het zomerpeilniveau (uit te voeren als schot of vastgelegde drempel). Dit komt overeen met de huidige hoogte van de slootbodem ter plaatse. Direct boven- en benedenstrooms van deze voorziening worden de slootbodems en taluds bekleed om uitspoeling te voorkomen. Bovenstrooms van de kering volstaat een ontvangbed van 1 meter lengte, en benedenstrooms een stortebed van 3 meter lengte.

In het plangebied komen zonnepanelen, twee inkoopstations (in de zuidwestelijke hoek) en vier compacte tranformatorstations te staan.

De zonnepanelen worden op een constructie geplaatst, waardoor de mogelijkheid bestaat om schapen te laten grazen. De zonnepanelen zullen maximaal 2,5 m hoog worden.


verplicht

Afbeelding 9 Plaatsingsprincipe van de zonnepanelen op een tafel-constructie. De exacte vorm en hoogte van de opstelling is nader te bepalen bij uitwerking in het definitieve ontwerp

Door op diverse plekken water, natuurlijke oevers en groen toe te voegen, wordt het zonnepark landschappelijk ingepast. Zo veel als mogelijk wordt gebruik gemaakt van een natuurlijke afscheiding met water. Waar dit niet mogelijk is, zal een hekwerk worden ingesloten door beplanting (met uitzondering van de toegangspoorten). Zie daarvoor ook onderstaande afbeeldingen. Door de verzekering kan een camerasysteem vereist worden. Dit wordt zo veel mogelijk voorkomen en in overleg met omwonenden geplaatst.

De reservering voor het fietspad en een paviljoen - theehuis worden niet in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt.

Een uitgewerkt inrichtingsplan met daarin de uitgangspunten voor de landschappelijke inpassing en het integrale gebiedsontwerp is opgenomen in de bijlage 1 bij de regels.

verplicht

Afbeelding 10. Inrichtingsplan zonnepark Elsweide

verplicht

Afbeelding 11. Profielen zonnepark Elsweide

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving     

6.1 Inleiding     

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Eerst wordt de opzet van het bestemmingsplan besproken (paragraaf 6.2). Vervolgens wordt in paragraaf 6.3 de planvorm besproken en onderbouwd. In paragraaf 6.4 volgt een artikelsgewijze toelichting op de regels uit de planregeling. Hierbij wordt per onderwerp aangegeven hoe in de planregeling met de randvoorwaarden uit het beleidskader en de sectorale wet- en regelgeving rekening is gehouden.

6.2 Toelichting en opzet bestemmingsplan     

Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP)

Dit bestemmingsplan is opgezet conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. SVBP2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe inpassings- en bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. Hiervoor bevat de SVBP standaarden voor de opbouw en de verbeelding van een bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. Bestemmingsplannen zijn hierdoor op vergelijkbare wijze opgebouwd en op eenzelfde manier verbeeld.

Opzet bestemmingsregeling

Dit bestemmingsplan is opgezet als een zelfstandig bestemmingsplan. Daarbij is bij het toekennen van de bestemmingen en de opzet van de planregeling zoveel mogelijk aangesloten bij het nu geldende bestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening 2012 (veegplan).

6.3 Planvorm     

Globale regeling

In het bestemmingsplan is gekozen voor een planregeling die flexibel is. Dit is gedaan omdat nu nog niet exact bekend is hoe de zonnepanelen worden opgesteld. Ook is nog niet bekend of, en zo ja in welke mate, agrarisch gebruik van het zonnepark kan plaats vinden. Om die mogelijkheden voor de toekomst zoveel mogelijk in stand gelaten, is ervoor gekozen om de huidige agrarische gebruiksmogelijkheden uit de geldende bestemming 'Agrarisch' onverkort over te nemen in dit bestemmingsplan. Daaraan is in artikel 3.1 in dit bestemmingsplan de mogelijkheid toegevoegd om de gronden ook te benutten als zonnepark.

Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing Inrichtingsplan

De landschappelijke inpassing zoals die in hoofdstuk 5 van deze plantoelichting is toegelicht, maakt deel uit van de planregeling. Het is namelijk de bedoeling dat het zonnepark uitsluitend wordt ingericht en in gebruik wordt gehouden, overeenkomstig hetgeen in het Inrichtingsplan is bepaald.

Om dat te waarborgen is het indelen en onderhouden van de landschappelijke inpassing overeenkomstig het Inrichtingsplan in de artikelen 3.4 en 4.5 als voorwaardelijke verplichting in de planregeling opgenomen. Vanwege de vereiste rechtszekerheid is het Inrichtingsplan daartoe ook als bijlage 1 bij de planregels gevoegd.

6.4 Bestemmingsregeling: artikelsgewijze toelichting     

6.4.1 Begrippen     

De begripsbepalingen uit artikel 1 zijn hoofdzakelijk overgenomen uit de SVBP2012 en het geldende bestemmingsplan Buitengebied. Alleen daar waar specifieke of andere begrippen worden gebruikt in dit bestemmingsplan, zijn die in dit artikel opgenomen en worden ze hierna kort toegelicht.

1.18 Inrichtingsplan

Bedoeld wordt het Inrichtingsplan (versie 20 juni 2018) dat als bijlage 1 bij de regels is opgenomen.

1.29 Zonnepaneel

Dit begrip is toegevoegd, omdat het een specifiek bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft waarvoor in artikel 3 van de planregels bouwbepalingen gelden.

6.4.2 Wijze van meten     

De wijze van meten uit artikel 2 is in zijn geheel overgenomen uit de SVBP2012.

6.4.3 Agrarisch     

Bestemmingsomschrijving

Het artikel 3 van de planregels bevatten dezelfde bestemmingsomschrijving als die is opgenomen in het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening 2012 (veegplan). Om de bouw van het zonnepark mogelijk te maken, is aan de bestemmingsomschrijving het opwekken van duurzame energie door middel van zonnepanelen als functie toegevoegd.

Bouwregels

In artikel 3.2 zijn de bouwmogelijkheden omschreven voor het nieuwe zonnepark. Naast de zonnepanelen (die tot 2 meter hoog gebouwd mogen worden) en compacte transformatorstations (die tot 2,5 meter hoog gebouwd mogen worden, maximaal 4 stuks) is het plaatsen van een betreedbaar inkoopstation mogelijk gemaakt (maximaal twee) met een maximale hoogte van 3,8 meter. Voor het overige zijn alleen bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan.

Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

In artikel 3 van de planregels is de voorwaardelijke verplichting opgenomen voor het oprichten en in stand houden van de landschappelijke inpassing van het zonnepark zoals beschreven in het inrichtingsplan (zie hiervoor).

Overige

Het aanlegverbod voor het aanleggen van verhardingen (artikel 3.5) is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. De redactie is afgestemd op de SVBP2012 en wijkt daarom enigszins af van die uit het bestemmingsplan Buitengebied, maar is inhoudelijk identiek.

6.4.4 Algemene afwijkingsregels     

Artikel 4 bevat zeven afwijkingsmogelijkheden voor het bevoegd gezag van de bouw- en gebruiksbepalingen uit het bestemmingsplan. De redactie is afgestemd op de SVBP2012 en wijkt daarom enigszins af van die uit het bestemmingsplan Buitengebied, maar is inhoudelijk identiek.

6.4.5 Anti-dubbeltelregel     

Het Bro stelt de verplichting om de anti-dubbeltelregel op te nemen in het bestemmingsplan. Deze standaardbepaling heeft als doel te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie is mogelijk gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw ten tweede male zou kunnen worden gebruik gemaakt.

6.4.6 Overgangsrecht     

De bepalingen in het overgangsrecht zijn conform het Bro en SVBP2012 opgenomen. Het betreft de algemene en wettelijk voorschreven regeling voor het overgangsrecht voor met dit bestemmingsplan strijdige bouwwerken en strijdig gebruik.

6.4.7 Slotregel     

De slotregel is conform het Bro en SVBP2012 opgenomen en behoeft geen nadere toelichting.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid     

7.1 Kostenverhaal en planschade     

Kostenverhaal

Sinds 1 juli 2008 heeft de Grondexploitatiewet als Afdeling 6.4 van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening rechtskracht gekregen. Doel van de wet is te komen tot een verbetering van het stelsel van kostenverhaal en het kunnen stellen van locatie-eisen bij particuliere grondexploitatie. In de wet is opgenomen dat een gemeente de gemaakte kosten op een particuliere grondeigenaar moet verhalen in het geval deze eigenaar tot ontwikkeling van een bouwplan overgaat.

De wet geeft in principe twee manieren voor gemeenten om de kosten te verhalen op grondeigenaren en locatie-eisen te stellen:

  1. Via een privaatrechtelijke overeenkomst met een grondeigenaar op vrijwillige basis. In deze overeenkomst kunnen beide partijen over alle mogelijke onderwerpen afspraken met elkaar maken.
  2. Wanneer het niet lukt om er met de grondeigenaar via een privaatrechtelijke overeenkomst uit te komen, dan moet de gemeente een exploitatieplan opstellen. In het exploitatieplan legt de gemeente het verhalen van kosten bindend op aan de grondeigenaar.

Bij de realisatie van dit bestemmingsplan wordt het kostenverhaal en het stellen van locatie-eisen geregeld door middel van het sluiten van een overeenkomst met de betrokken grondeigena(a)r(en). De economische uitvoerbaarheid van dit plan is hiermee gewaarborgd. Voor dit bestemmingsplan wordt dan ook geen exploitatieplan vastgesteld.

Planschade

Bij ruimtelijke ontwikkelingen kan planschade ontstaan. De Wro voorziet in een regeling voor vergoeding van planschade. Op basis van artikel 6.1 Wro wordt aan degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade leidt of zal leiden als gevolg van het bestemmingsplan, tegemoetgekomen wanneer de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in planschade ten gevolge van dit bestemmingsplan, kan bij de gemeente Wierden worden ingediend binnen de periode van 5 jaar na het onherroepelijk worden ervan.

7.2 Financiële uitvoerbaarheid     

Uitvoerbaarheid van de bouw en exploitatie van het zonnepark

Voor de totstandkoming van dit zonnepark wordt een subsidie op grond van de Subsidieregeling Duurzame Energie (SDE+) aangevraagd, waarmee de zogeheten onrendabele top van de elektriciteitsproductie van het zonnepark via een bedrag per kWh wordt gecompenseerd. Met de SDE+ vult het Rijk de elektriciteitsopbrengsten voor de initiatiefnemer aan tot het basisbedrag dat nodig is om de investering terug te kunnen verdienen. Deze subsidie is in de exploitatie noodzakelijk voor een bedrijfseconomische haalbaarheid. Met een verleende omgevingsvergunning kan de initiatiefnemer de SDE+?subsidie aanvragen. Een verleende omgevingsvergunning is namelijk een vereiste om voor subsidiëring in aanmerking te kunnen komen. Op basis de SDE+-huidige regeling wordt verwacht dat deze gevraagde subsidie zal worden toegekend. De kosten voor de ontwikkeling komen voor rekening van de initiatiefnemer. De gronden zijn daarbij ook in zijn eigendom. De uitvoerbaarheid van het beoogde zonnepark is hiermee voldoende zeker gesteld.

Hoofdstuk 8 Overleg     

Het bestemmingsplan en alle overige besluiten worden gelijktijdig ter inzage gelegd in de verschillende stappen van de procedure. Dit geldt dus zowel voor de ontwerpbesluiten als de vastgestelde besluiten. Ook het beroep bij de bestuursrechter wordt gebundeld indien de besluiten gelijktijdig zijn bekendgemaakt. Tegen het bestemmingsplan en de gecoördineerd voorbereide besluiten staat rechtstreeks beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

8.1 Resultaten overlegprocedure     

Het voorontwerp van dit bestemmingsplan wordt in het kader van het voorgeschreven overleg op grond van artikel 3.1.1, lid 1, van het Bro aan de overleginstanties toegezonden. De conclusies uit de beantwoording van de overlegreacties en de daaruit voortvloeiende aanpassingen worden te zijner tijd in de toelichting van het (ontwerp van het) bestemmingsplan beschreven.

8.2 Resultaten zienswijzenprocedure     

De zienswijzen die naar aanleiding van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan worden ontvangen, worden samengevat en beantwoord in een antwoordnota. Dit is een aparte nota die als losse bijlage bij het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan wordt gevoegd. Voor zover daartoe aanleiding bestaat, worden naar aanleiding van de binnengekomen zienswijzen wijzigingen in het definitieve bestemmingsplan doorgevoerd.

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Plan     

het bestemmingsplan "Buitengebied 2009, herziening zonnepark Elsweide" met identificatienummer NL.IMRO.0189.BP2018000004-ON01 van de gemeente Wierden;

1.2 Bestemmingsplan     

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 Aanduiding     

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Aanduidingsgrens     

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 Agrarisch bedrijf     

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (kwekerijen en houtteelt daaronder niet begrepen) en/of door middel van het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, fruitteeltbedrijf, een (boom)kwekerijbedrijf, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een vis- of wormenkwekerij;

1.6 Bebouwing     

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 Bedrijf     

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.8 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen     

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.9 Bestemmingsgrens     

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 Bestemmingsvlak     

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 Bijbehorend bouwwerk     

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.12 Boomkwekerij     

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van volle grondteelt dan wel containerteelt;

1.13 Bouwen     

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.14 Bouwwerk     

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden

1.15 Gebouw     

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.16 Hobbymatig houden van vee     

het niet bedrijfsmatig houden van vee;

1.17 Houtteelt     

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

1.18 Inrichtingsplan     

het inrichtingsplan gedateerd 20 maart 2018 dat als bijlage 1 bij deze planregels is opgenomen;

1.19 Kwekerij     

het voortbrengen van houtige en niet-houtige siergewassen, fruitbomen, struiken en vaste planten, onder meer bestemd voor tuinen en parken, één en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel pot- of containerteelt;

1.20 Landschappelijke inpassing     

het geheel van groen- en watervoorzieningen waarmee het in artikel 3.1 onder g van deze regels bedoelde zonnepark is omgeven;

1.21 Landschappelijke waarde     

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.22 maaiveld     

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.23 NEN     

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan;

1.24 Normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden     

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.25 Peil     

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

1.26 Recreatief medegebruik     

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.27 Teeltondersteunende voorzieningen     

voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  1. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  2. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen of
  3. het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);
  4. het voorkomen van schade door vorst;

met dien verstande dat dit niet geldt voor vollegrondsteelt zoals bij wijnbouw en/of aspergeteelt;

1.28 Zonnepaneel     

een apparaat dat zonlicht omzet in elektriciteit;

Artikel 2 Wijze van meten     

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Agrarisch     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De op de verbeelding voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de uitoefening van het agrarisch bedrijf niet zijnde opslag van veevoer en agrarische producten;
  2. het hobbymatig houden van vee;
  3. kwekerijen;
  4. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan;
  5. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  6. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals onverharde en (half)verharde wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zonnepark': zijn deze gronden tevens bestemd voor het opwekken van energie door middel van zonlicht met gebruik van zonnepanelen met de daarbij behorende voorzieningen met bijbehorende landschappelijke inpassing;

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerken zijnde.

3.2 Bouwregels     

Op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die ten dienste staan van de in artikel 3.1 onder g genoemde bestemming, met in acht neming van de volgende regels.

3.2.1 Gebouwen     

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  1. ter plaatse van de gronden zijn uitsluitend inkoopstations voor het afvoeren van de opgewekte elektrisch energie naar het landelijk hoogspanningsnetwerk toegestaan;
  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,8 m;
  3. de totale oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m² per gebouw;
  4. het aantal gebouwen mag niet meer bedragen dan 2.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde     

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van zonnepanelen mag niet meer bedragen dan 2,0 m;
  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  3. de bouwhoogte van compacte transformatorstations mag niet meer bedragen dan 2,5 m, het aantal niet meer dan 4;
  4. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 1,0 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels     

Met betrekking tot het gebruik van deze gronden gelden de volgende regels:

  1. Het in gebruik nemen en houden zonder de dat de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing conform het in de bijlage 1 bij deze regels opgenomen Inrichtingsplan is zeker gesteld en is uitgevoerd, is niet toegestaan.
  2. Het oprichten en in gebruik houden van teeltondersteunende voorzieningen is niet toegestaan.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels     

3.4.1 Afwijking ten behoeve van een boomkwekerij, houtteelt- en/of fruitteeltbedrijf     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 ten behoeve van het oprichten en in werking hebben van een boomkwekerij, houtteelt en/ of fruitteeltbedrijf.

3.4.2 Afwegingskader     

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in artikel 3.4.1 vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  2. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  4. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

3.5.1 Vergunningplicht     

Het is verboden om op deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van verharding van meer dan 200 m²;
  2. het aanleggen van (half-)verharde recreatieve paden en voorzieningen van meer dan 200 m².
3.5.2 Uitzondering     

Het in 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  2. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.5.3 Toetsingscriteria     

De in lid 3.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatkundige waarden van de gronden als bedoeld in artikel 3.1 onder e.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 4 Algemene afwijkingsregels     

4.1 Afwijkingsbevoegdheid     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages, met uitzondering van oppervlakte- en inhoudsmaten, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dat uit stedenbouwkundig oogpunt en/of welstand ter plaatse aanvaardbaar is;
  2. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  3. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  4. de bestemmingsregels en toestaan dat telecommasten tot een hoogte van niet meer dan 40 m worden geplaatst;
  5. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van de bestemmingsregels en toestaan dat wordt gebouwd voor nutsvoorzieningen tot een bouwhoogte van niet meer dan 3,8 m en een oppervlakte van niet meer dan 25 m2;
  6. het bepaalde ten aanzien van de maximale hoogte van gebouwen en toestaan dat de hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m2;
  7. de bestemmingsregels ten behoeve van tijdelijk kamperen in groeps- of verenigingsverband met een duur van niet meer dan 10 dagen (opbouw- en afbreekdagen daaronder begrepen).

4.2 Afwegingskader     

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in artikel 4.1 vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  2. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  4. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 6 Overgangsrecht     

6.1 Overgangsrecht bouwwerken     

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

6.2 Overgangsrecht gebruik     

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 7 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Buitengebied 2009, herziening zonnepark Elsweide"

Vastgesteld door de raad van de gemeente Wierden in de vergadering van ...

, voorzitter

, griffier