direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: bestemmingsplan Rondweg Enter 2010, herziening Mettenkampsweg ong
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0189.BP2013000006-VA01

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijventerrein" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 2 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
  • b. bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
  • c. bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';

met daarbijbehorende:

  • d. gebouwen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. tuinen;
  • g. erven;
  • h. terreinen;
  • i. wegen en paden;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat:

  • n. voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte op het eigen terrein.
3.2 Bouwregels

Op de voor "Bedrijventerrein" aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage van het bouwvlak is 70;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 8 m;
  • d. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 5 m bedragen.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van reclame- en vlaggenmasten mag niet meer dan 8 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie.
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 3.2.1 onder b en toestaan dat het bebouwingspercentage per bouwperceel wordt vergroot tot niet meer dan 90;
  • a. 3.2.1 onder c en toestaan dat de bouwhoogte van bedrijfsgebouw wordt vergroot tot niet meer dan 14 m;
  • a. 3.2.2 onder a en toestaan dat de bouwhoogte van een bouwwerk geen gebouw zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 4 m;

3.4.2 Afwegingskader

Een in 3.4.1 genoemde afwijking kan slecht worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie.
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. bewoning van bedrijfsruimten, niet zijnde bedrijfswoningen;
  • b. het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en opstallen voor:
    • 1. detailhandel;
    • 2. Bevi-inrichtingen;
    • 3. vuurwerkbedrijven;
    • 4. Wgh-inrichtingen;
    • 5. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994.

3.5.2 Voorwaardelijke verplichting

De gronden binnen deze bestemming mogen overeenkomstig de bestemmingsomschrijving in artikel 3.1 worden gebruikt, onder de voorwaarde dat het inrichtingsplan zoals in Bijlage 2 van de regels is opgenomen binnen 24 maanden na vaststelling van dit bestemmingsplan wordt uitgevoerd en het gehele inrichtingsplan in stand wordt gehouden.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1:

  • a. en toestaan dat tevens bedrijven worden toegelaten die niet zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten of die volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten van een hogere categorie zijn, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie, met dien verstande dat:
    • 1. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
    • 2. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
    • 3. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan
  • b. detailhandel in volumineuze goederen toestaan.

3.6.2 Afwegingskader

Een in 3.6.1 genoemde afwijking kan slecht worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie.
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.