direct naar inhoud van 6.1 Flora & fauna
Plan: Buitengebied 2009, herziening Hexelseweg 63
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0189.BP2012000024-VA01

6.1 Flora & fauna

6.1.1 Algemeen

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur. Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.

6.1.2 Natuurbeschermingswet
6.1.2.1 Algemeen

Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen op basis van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (Natura2000) worden aangemerkt als speciale beschermingszones (SBZ's).

Het plangebied bevindt zich niet in de nabijheid van de Natura 2000 en ecologische hoofdstructuur (EHS). De ligging van de betreffende gebieden t.o.v. het plangebied is weergegeven in figuur 6.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2012000024-VA01_0023.png"

Figuur 6.1: Ligging plangebied t.o.v. Natura 2000 (geel) en EHS (groen) (Bron: Min. EL&I)

Het Wierdense Veld is gelegen op circa 3 kilometer afstand. Gezien de aard van de ontwikkeling en de grote afstand tot het Wierdense Veld is gebiedsbescherming niet aan de orde.

6.1.3 Flora & faunawet

Wat betreft de soortbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd. Eelerwoude uit Goor heeft een inspectie uitgevoerd in het kader van de Flora- en faunawet aan de Hexelseweg 63 te Wierden. Dit in verband met de voorgenomen realisatie van een compensatiewoning in het kader van de rood voor rood regeling. De inspectie flora en fauna is bijgevoegd in Bijlage 7.

6.1.3.1 Conclusies en advies

Geconcludeerd wordt dat het projectgebied wel een geschikt leefgebied vormt voor een aantal beschermde diersoorten in het kader van de Flora- en faunawet. Het gaat om algemene en licht beschermde soorten, zoals zoogdieren en amfibieën, maar ook strikt beschermde soorten zoals (broed)vogels, steenmarter en vleermuizen.

Met de voorgenomen ruimtelijke ingrepen gaat voor tabel 1-soorten weliswaar leefgebied verloren, maar van negatieve effecten op populaties is geen sprake. Wel kunnen op individueel niveau (tijdelijk) negatieve effecten optreden, bijvoorbeeld door verlies van leefgebied. Deze licht beschermde soorten behoren tot de categorie ‘niet ontheffingsplichtig bij ruimtelijke ingrepen’. Wel geldt ook voor deze soorten de algemene zorgplicht.

Door de voorgenomen ontwikkelingen worden verder geen negatieve effecten verwacht op zwaarder beschermde soorten zoals steenmarter en vleermuizen. Hiermee kunnen de plannen doorgang hebben in het kader van de Flora- en faunawet en de woning gerealiseerd worden. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is niet aan de orde. Wel dient rekening gehouden te worden met het broedseizoen van vogels en verlichting te beperken tot een minimum.

Binnen het plangebied kunnen enkele algemene broedvogels voorkomen. Voor alle beschermde, inheemse (ook de algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt vanuit de Flora- en faunawet een verbod op handelingen die nesten of eieren beschadigen of verstoren. In de praktijk betekent dit dat verstorende werkzaamheden alleen buiten het broedseizoen uitgevoerd mogen worden. In verband met broedende vogels wordt geadviseerd om de realisatie van de kapschuur buiten het broedseizoen uit te voeren. Globaal loopt het broedseizoen van 1 maart tot 15 juli. Voor het broedseizoen wordt echter geen standaardperiode gehanteerd. Van belang is of een broedgeval verstoord wordt, ongeacht de datum.

Verwacht wordt dat met de uitgevoerde inspectie en de beschreven adviezen negatieve effecten op beschermde soorten worden voorkomen, en dat zo een goede invulling wordt gegeven aan de zorgplicht die de Flora- en faunawet oplegt.

Overigens wordt benadrukt dat rekening wordt gehouden met de in artikel 2 van de Flora- en faunawet opgenomen zorgplichtbepaling.

6.1.3.2 Zorgplichtbepaling

Op grond van artikel 2, lid 1 neemt een ieder voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, evenals voor hun directe leefomgeving. In artikel 2, lid 2 is bepaald dat de zorg, bedoeld in het eerste lid, in ieder geval inhoudt dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voorzover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voorzover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken). De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, en in het geval dat ze beschermd zijn ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend.