Plan: | Wierden-dorp, herziening Almelosestraat 44 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0189.BP2011000024-VA01 |
De locatie ligt in het verwevingsgebied in het kader van het Reconstructieplan. In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen agrarische bedrijven. Op circa 245 meter ligt het agrarisch bouwperceel Zuidbroekweg 4. In het kader van de Wet geurhinder een veehouderij (Wgv) dient een minimale afstand van 50 m tussen een agrarisch bouwperceel en een geurgevoelig object in acht te worden genomen. Het woonzorgcomplex met appartementen is op grond van de Wgv een geurgevoelig object, dat een geurbelasting mag hebben tot de wettelijke norm van 14 odoureenheden. In deze situatie vormt het aspect geur gezien de afstand geen probleem.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd.
Om hierin inzicht te krijgen, is door Kruse Milieu uit Geesteren een bodemonderzoek verricht. De onderzoeksopzet gaat uit van NEN 5740, "Bodem. Onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek".
Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 1 van deze toelichting. Aanleiding voor het bodemonderzoek is de voorgenomen uitbreiding en verbouwing van een kantoorgebouw tot zorgappartementen.
Om vast te stellen of er aanleiding is om op (delen van) de onderzoekslocatie verontreinigingen te verwachten, en zo ja, om welke stoffen het daarbij gaat, is voorafgaand aan het bodemonderzoek een vooronderzoek uitgevoerd. Dit vooronderzoek is uitgevoerd op basis van de NEN5725. Op grond van het vooronderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden dat er op het terrein activiteiten hebben plaatsgevonden die een bodemverontreiniging zouden hebben kunnen veroorzaken.
De onderzoekslocatie is momenteel grotendeels bebouwd, deels verhard en deels in gebruik als siertuin. In totaal zijn er 12 boringen verricht, waarvan één tot 2.8 meter diepte. Er is één boring afgewerkt tot peilbuis. Gebleken is dat de bodem voornamelijk bestaat uit matig fijn, zwak siltig zand.
Zintuiglijk zijn geen bodemvreemde materialen waargenomen met uitzondering van sporen kolengruis in de bovengrond van boring 3. Het freatische grondwater is in peilbuis 1 aangetroffen op 1.50 meter min maaiveld.
Resultaten chemische analyses
Op basis van de resultaten van de chemische analyses kan het volgende worden geconcludeerd:
De hypothese "onverdachte locatie" dient te worden verworpen, aangezien er een overschrijding van de streefwaarden is aangetoond.
In het grondwater is er een lichte verontreiniging aangetoond. Voor een beschrijving en mogelijke verklaringen wordt verwezen naar de paragrafen 4.3 en 4.4 van het onderzoeksrapport. De boven- en ondergrond zijn niet verontreinigd. Aangezien de tussenwaarde niet wordt overschreden, is er geen reden om een nader onderzoek uit te voeren.
Op basis van het historisch vooronderzoek kan gesteld worden dat de onderzoekslocatie niet asbestverdacht is. Door de veldwerker zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen.
Uit milieukundig oogpunt is er naar onze mening geen bezwaar tegen de voorgenomen nieuwbouwplannen, aangezien de vastgestelde verontreiniging geen risico voor de volksgezondheid oplevert.
Op basis van artikel 77 van de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden ingesteld. In het kader van voorliggend bestemmingsplan is door Buijvoets Bouw- en Geluidsadvisering een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 2 van deze toelichting.
Het akoestisch onderzoek bepaalt de geluidsbelasting aan de gevel van de geluidsgevoelige bestemming die vanwege de weg wordt ondervonden. Het onderzoek is alleen noodzakelijk als de geluidsgevoelige bestemming binnen de wettelijke geluidszone van de weg gesitueerd is. In artikel 74.1 van de Wgh is aangegeven dat wegen aan weerszijden van de weg een wettelijke geluidszone hebben, waarvan de grootte is opgenomen in onderstaande tabel.
Wettelijke geluidszones langs wegen:
Aantal rijstroken | Stedelijk gebied | Buitenstedelijk gebied |
1 of 2 rijstroken 3 of 4 rijstroken 5 of meer rijstroken |
200 m 350 m 350 m |
250 m 400 m 600 m |
De bovengenoemde zones gelden niet voor:
De voorkeursgrenswaarde voor de geluidsbelasting LDEN op de gevels van een woning ten gevolge van een weg bedraagt 48 dB conform de Wet geluidhinder. Onder bepaalde voorwaarden kan, indien voor de geplande bouw een bestemmingsplanherziening noodzakelijk is, door het gemeentebestuur een ontheffing worden verleend voor een hogere grenswaarde, afhankelijk van het gebiedstype.
De gemeente Wierden heeft een Nota hogere grenswaardebeleid vastgesteld, op basis van de nieuwe Wet geluidhinder waarin de ontheffingscriteria en aandachtspunten voor de praktijk worden beschreven. De gemeente Wierden hanteert een gebiedsgericht geluidsbeleid, waarin 7 gebiedstypen worden onderscheiden.
Het onderhavige bouwplan ligt in het gebiedstype 'woonwijk' met een ambitie en bovengrens voor de geluidsklasse van respectievelijk 'redelijk rustig' en 'lawaaiig'. De ambitiewaarde bedraagt 44 - 48 dB en de bovengrens is 59 -63 dB, waarmee de bovengrens aansluit bij de de maximale grenswaarde van 63 dB conform de Wet geluidhinder.
Berekend is de geluidsbelasting LDEN op de gevels. Dit is de gemiddelde geluidsbelasting van de dag-, avond- en nachtperiode.
De geluidsbelasting is berekend conform het gestelde in het 'Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006' ex artikel 110d van de Wet geluidhinder. De berekening van de geluidsbelasting is gemaakt volgens de standaard rekenmethode II'. In het rekenmodel zijn schematisch opgenomen:
Toetsing van de geluidsbelasting aan de grenswaarden gebeurt per weg. De Almelosestraat inclusief rotonde is hierbij beschouwd als één weg. De Akkerwal is ook beschouwd als één weg. Voor de rekeninvoergegevens wordt verwezen naar de berekening in bijlage I van Bijlage 2 van deze toelichting. In onderstaande tabel is de geluidsbelasting LDEN opgenomen.
Onder de genoemde uitgangspunten wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB door wegverkeerslawaai op de Almelosestraat met rotonde en Akkerwal niet overschreden. Er is voor wat betreft het aspect geluid sprake van een goede ruimtelijke ordening.
Op 28 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In dit besluit zijn de normen voor de risico's als gevolg van risicovolle inrichtingen vastgelegd.
De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Bevi regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. De wettelijke norm is een kans van eens per miljoen jaar.
Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat tenminste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
Daarnaast geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen voor transportleidingen en geldt de Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen voor het (spoor)wegtransport van gevaarlijke stoffen.
Aan hand van de Risicokaart Overijssel is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart Overijssel staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In de volgende afbeelding is een uitsnede van de Risicokaart weergegeven.
Afbeelding 4.1 Uitsnede Risicokaart (bron: provincie Overijssel)
Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:
Direct ten westen van het plangebied bevindt zich een aardgastransportleiding van de Nederlandse Gasunie N.V. Hieronder zal nader worden ingegaan op het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) die deze aardgastransportleiding met zich meebrengt.
Plaatsgebonden risico
Binnen de 10-6/jr contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten worden geprojecteerd. Zoals gezegd ligt ten westen van het plangebied een aardgastransportleiding (N-557-30-KR-058). Volgens de provinciale risicokaart heeft deze leidingen een plaatsgebonden risicocontour (PR) van 0 meter. Het plangebied is gelegen buiten deze plaatsgebonden risicocontour.
Groepsrisico
Op basis van het nieuwe externe veiligheidsbeleid van het (voormalige) Ministerie van VROM, geldt voor iedere gasleiding een groepsrisicocontour. Gezien het feit dat de personendichtheid ten gevolge van de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, niet toeneemt (kantoor met personeel wijzigt in zorginstelling), is voorliggend bestemmingsplan in overeenstemming met wet- en regelgeving inzake externe veiligheid.
Conclusie
Resumerend wordt opgemerkt dat:
Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met de wet- en regelgeving inzake externe veiligheid
Op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet heeft het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervangen. De aanleiding daartoe is de maatschappelijke discussie die ontstond als gevolg van de directe koppeling tussen ruimtelijke ordeningsprojecten en luchtkwaliteit. De directe koppeling had tot gevolg dat veel geplande (en als noodzakelijk of gewenst ervaren) projecten geen doorgang konden vinden in overschrijdingsgebieden. Bovendien moest voor ieder klein project met betrekking tot luchtkwaliteit een uitgebreide toets gedaan worden.
Met de Wet luchtkwaliteit en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. De kern van de Wet luchtkwaliteit bestaat uit de (Europese) luchtkwaliteitseisen. Verder bevat zij basisverplichtingen op grond van de richtlijnen, namelijk: plannen, maatregelen, het beoordelen van luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage.
In de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging.
Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voor wat betreft de functie ‘wonen’ zijn locaties die niet meer dan respectievelijk 1500 (één ontsluitingsweg) of 3000 nieuwe woningen (twee ontsluitingswegen) omvatten aangemerkt als gevallen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Het onderhavige project is, gelet op de beperkte omvang ervan, aan te merken als een project dat ‘niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging’. Toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit kan achterwege blijven.
Uit de jaarlijkse rapportage van de luchtkwaliteit blijkt dat er, in de omgeving van het plangebied, langs wegen geen overschrijdingen van de grenswaarden aan de orde zijn. Een overschrijding van de grenswaarden is ook in de toekomst niet te verwachten.
Geconcludeerd wordt dat Wet luchtkwaliteit en het Besluit NIBM geen belemmering vormt voor onderhavige ruimtelijke ontwikkeling.