direct naar inhoud van Artikel 5 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Plan: Buitengebied 2009, herziening Erve Kleilutte
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0189.BP2011000010-VA02

Artikel 5 Recreatie - Verblijfsrecreatie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor "Recreatie - Verblijfsrecreatie" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. terreinen voor recreatiewoningen, toercaravans, vouwwagens, campers, tenten, huifkarren, trekkershutten en tenthuisjes, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' recreatiewoningen zijn toegestaan;
    • 2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'centrum' centrale voorzieningen zijn toegestaan;
    • 3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie' groepsaccommodaties zijn toegestaan;
    • 4. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' een kampeerterrein is toegestaan;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;
  • c. sanitaire voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'centrum' en 'kampeerterrein';
  • d. dagrecreatieve voorzieningen, detailhandel en dienstverlenende bedrijven (één en ander uitsluitend of in hoofdzaak ten dienste van de verblijfsrecreatieve voorzieningen);
  • e. landschappelijke inpassing;

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, paden, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op de tot "Recreatie - Verblijfsrecreatie" bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

5.2.1 Gebouwen ten behoeve van voorzieningen

Voor gebouwen ten behoeve van voorzieningen, met uitzondering van een bedrijfswoning en daarbij behorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen ten behoeve van de centrale voorzieningen, met uitzondering van sanitaire voorzieningen, mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'centrum';
  • b. in aanvulling op het bepaalde onder a geldt bovendien dat centrale voorzieningen in de bedrijfswoning mogen worden opgericht;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • e. de dakhelling mag niet minder dan 25° en niet meer dan 60° bedragen;

5.2.2 Trekkershutten

Voor trekkershutten gelden de volgende regels:

  • a. trekkershutten mogen uitsluitend worden gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
  • b. de oppervlakte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 36 m2;
  • c. vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 4 m bedragen.

5.2.3 Recreatiewoningen

Voor recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. recreatiewoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' mag het aantal recreatiewoningen niet meer bedragen dan het op de verbeelding aangegeven aantal;
  • c. recreatiewoningen mogen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd;
  • d. de inhoud van een recreatiewoning inclusief onderkeldering, aanbouwen, uitbouwen, overkappingen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 300 m3 bedragen, met dien verstande dat de recreatiewoningen landschappelijk zijn ingepast;
  • e. vrijstaande bijgebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan, met dien verstande dat indien reeds legaal vrijstaande bijgebouwen aanwezig zijn, deze gehandhaafd mogen blijven;
  • f. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte mag niet meer dan 7 m bedragen;
  • h. de afstand tot een andere recreatiewoning mag niet minder dan 5 m bedragen.

5.2.4 Groepsaccommodaties

Voor groepsaccommodaties gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud mag niet meer dan 1.000 m3 bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat een grotere inhoud, zoals die bestaat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mag worden;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m bedragen.

5.2.5 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden bovendien dat:

  • a. per bestemmingsvlak is één bedrijfswoning toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning, inclusief aanbouwen en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan 750 m3, exclusief de inhoud van kelders voor zover deze zijn gelegen onder een gebouw en deze van buiten niet toegankelijk is, met dien verstande dat indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud aanwezig was, deze grotere inhoud als maximum geldt.

5.2.6 Bijgebouwen en overkappingen

Voor bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m2 bedragen;
  • b. de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 8 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte 15% lager dient te zijn dan de bedrijfswoning, met een minimum van 1 m;
  • d. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden, echter niet in geval van herbouw.

5.2.7 Overige gebouwen

Voor overige gebouwen waaronder in ieder geval sanitaire voorzieningen en bergingen ten behoeve van opslag van onderhoudsmateriaal worden verstaan, geldt dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 2% van het bestemmingsvlak.

5.2.8 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van verkeers-, sport- en spelvoorzieningen mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in

  • a. 5.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van groepshuizen waarvoor ook een afwijking wordt verleend als bedoeld in 5.6, mits:
    • 1. dit in overeenstemming is met de in 5.6 genoemde voorwaarden;
    • 2. de groepshuizen bedrijfsmatig geëxploiteerd moeten worden, wat moet blijken uit een bedrijfsplan;
  • b. 5.2.5 onder b en toestaan dat een erker met een inhoud van niet meer dan 20 m3 wordt gebouwd.

5.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Toegestaan gebruik

De gronden binnen deze bestemming mogen overeenkomstig de bestemmingsomschrijving in 5.1 worden gebruikt, onder de voorwaarde dat het inrichtingsplan zoals is opgenomen in Bijlage 1 van de regels wordt uitgevoerd en in stand gehouden.

5.5.2 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in Artikel 8 wordt in ieder geval gerekend het gebruik van kampeermiddelen, bijgebouwen, gastenverblijven, recreatiewoningen en groepsaccommodaties voor permanente bewoning of als tweede bedrijfswoning.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in

  • a. 5.2 ten behoeve van de realisering van groepshuizen met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud van een groepshuis niet meer bedraagt dan 750 m3;
    • 2. het aantal groepshuizen niet meer dan 15% van het totaal aantal recreatiewoningen mag bedragen, met dien verstande dat het aantal groepshuizen per park niet meer dan 10 mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m bedragen;
    • 4. de groepshuizen bedrijfsmatig geëxploiteerd moeten worden, wat moet blijken uit een een bedrijfsplan;
  • b. 5.5.2 ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw, gastenverblijf of een recreatiewoning als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van mantelzorg;
    • 2. er niet meer dan 75% aan bestaande bijgebouwen, een bestaande recreatiewoning of een bestaand gastenverblijf in gebruik wordt genomen als afhankelijke woonruimte;
    • 3. er geen sprake is van nieuwbouw ten behoeve van de afhankelijke woonruimte;
    • 4. het bijgebouw, het gastenverblijf of de recreatiewoning een ruimtelijke eenheid vormt met de bedrijfswoning;
    • 5. het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
    • 6. de afwijking en derhalve het gebruik van het bijgebouw, de recreatiewoning of het gastenverblijf als afhankelijke woonruimte dient te worden beëindigd als de mantelzorgfunctie is komen te vervallen.

5.6.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.