direct naar inhoud van 4.2 Milieuaspecten
Plan: Wierden-centrum 2006, herziening plan Van Buuren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0189.BP2011000001-VA01

4.2 Milieuaspecten

Hinder

Het initiatief brengt geen hinder met zich mee voor omliggende percelen. De bestemming Centrumdoeleinden wordt als passend beschouwd in het centrumgebied van Wierden. Bovendien voorziet dit bestemmingsplan in een geringe planologische wijziging ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan.

Bodem

Door Envita is een verkennend en nader bodemonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Van Buuren. Het volledige rapport is als Bijlage 2 Bodemonderzoek bij de toelichting gevoegd. Uit dit onderzoek blijkt dat sprake is van 2 locaties met verontreinigingen. Er zijn verhoogde concentraties van lood, zink en olie aangetroffen. In totaal dient maximaal 18 m³ grond te worden gesaneerd. Momenteel wordt één peilbuis opnieuw bemonsterd en geanalyseerd op zink. Aanbevolen wordt om de verontreinigingen (na sloop) te verwijderen voordat wordt gestart met de bouwactiviteiten. Hiervoor wordt in overleg met de gemeente een plan van aanpak opgesteld.

Verder wordt geadviseerd de vrijkomende grond zoveel mogelijk binnen de onderzoekslocatie te hergebruiken. Indien grond van de locatie vrijkomt, moet er rekening mee worden gehouden dat deze niet zonder meer elders toepasbaar is. Aanbevolen wordt om de vrijkomende grond met en zonder bodemvreemde bijmengingen in aparte depots te zetten, zodat de kwaliteit en afzetmogelijkheden afzonderlijk kunnen worden bepaald. Op hergebruik van grond is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing waarbij een andere onderzoeksstrategie middels partijkeuringen geldt.

Geluid

In beginsel heeft iedere (spoor)weg een geluidszone, maar dat geldt niet voor de volgende wegen:

  • wegen gelegen in een als woonerf aangeduid gebied;
  • wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur.

Daarnaast geldt een zonering rondom de zogenaamde grote lawaaimakers.

In hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder (Wgh) is (in geval van zonering) de verplichting opgenomen tot het verrichten van een akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting op de gevels van woningen (en daarmee gelijk te stellen geluidsgevoelige objecten) binnen de in artikel 74 genoemde onderzoekszone van een (spoor)weg of grote lawaaimaker.

Voor de wegen rondom het plangebied geldt een snelheidsregime van 30 km/uur. Bij die snelheid geldt geen geluidszonering. In het kader van de Wgh geldt daarom geen onderzoeksplicht.

Verkeer

De planontwikkeling heeft geen nadelige gevolgen voor de lokale verkeersstructuur. Het complex aan het Burgemeester J.C. van de Bergplein wordt aan de achterzijde ontsloten via de nieuw aan te leggen weg. Deze weg verbindt tevens de Appelhofstraat met de Tichelgaarde zodat de verkeersafwikkeling door dit plan wordt verbeterd. Zoals uit onderstaand overzicht blijkt, voorziet het plan verder voldoende in de parkeerbehoefte.

Deelplan   Typering ASVV   Parkeernorm*   Hoeveelheid   Parkeer-behoefte   Planca-paciteit  
Winkels   Winkel dorpscentra   3,25 per 100 m² bvo   1033 m²   34   37  
Appartementen   Woning midden   1,4 per woning   20   28   38  
Driekapper   Woning midden   1,4 per woning   3   4   5  
Ontsluitings-weg   -   -   -   -   2  
Totaal   66   82  

* Parkeernorm volgens de ASVV

Externe veiligheid

Op 28 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In dit besluit zijn de normen voor de risico's als gevolg van risicovolle inrichtingen vastgelegd. De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Bevi regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:

  • of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
  • of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

De wettelijke norm is een kans van eens per miljoen jaar. Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat tenminste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

Daarnaast geldt in 2011 het Besluit externe veiligheid buisleidingen voor transportleidingen en tot zolang het ontwerp-besluit transportroutes externe veiligheid er niet is, geldt de Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen voor het (spoor)wegtransport van gevaarlijke stoffen.

De Adviesdienst Verkeer en Vervoer tracht inzicht te verkrijgen in de gevolgen van een wettelijke regeling externe veiligheid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen enerzijds en ontwikkelingen in het vervoer anderzijds voor intensief en meervoudig ruimtegebruik in de stedelijke centra. Dit onderzoek moet duidelijk maken wat een wettelijke normering van het plaatsgebonden risico in de huidige en toekomstige situatie aan knelpuntsituaties met zich meebrengt en of deze knelpuntsituaties op te lossen zijn door technisch en financieel haalbare maatregelen. In dit onderzoek wordt ingegaan op risicoreducerende maatregelen die in het vervolgtraject van COEV (Consequentie Onderzoek Externe Veiligheid) zullen worden betrokken voor het oplossen van knelpuntsituaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2011000001-VA01_0003.jpg"

In of nabij de projectlocatie is geen sprake van inrichtingen als bedoeld in het Bevi dan wel andere risico's of gevaarbronnen. Ook zijn er geen routes gevaarlijke stoffen (over de weg, het spoor of het water) en buisleidingen in de nabije omgeving van de projectlocatie aanwezig. Het plangebied ligt buiten de 200 m zone van het spoor (zie ook bijgevoegde Risicokaart). Nader onderzoek naar het aspect externe veiligheid is daarom niet aan de orde.

Luchtkwaliteit

Bij besluitvorming is het van belang te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur Niet in betekenende mate (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Voor de periode tussen het in werking treden van de Wet luchtkwaliteit en het verlenen van derogatie door de EU was het begrip "niet in betekenende mate" gedefinieerd als 1% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. Thans is de definitie van NIBM verschoven naar 3% van de grenswaarde. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Vooralsnog geldt dat voor kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van maximaal 100.000 m² (in geval van 1 ontsluitingsweg) of een bruto vloeroppervlak van maximaal 200.000 m² (in geval van 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden. Hetzelfde geldt voor woningbouwlocaties voor maximaal 1.500 woningen (in geval van 1 ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling).

Onderhavig initiatief behelst een zodanig kleinschalige ontwikkeling dat duidelijk is dat niet in betekenende mate wordt bijgedragen aan de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit brengt geen belemmeringen met zich mee.