Plan: | Buitengebied 2009, herziening waterwinning Wierden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0189.BP2010000048-VA01 |
Tijdelijke verkeersoverlast
Het transport van de grond kan tijdelijk overlast met zich meebrengen zoals verkeerslawaai en stof gedurende de aanlegperiode. Over het grondtransport treedt Vitens te zijner tijd in overleg met de gemeente Wierden en Plaatselijk Belang.
Eventuele muggenoverlast
In de samenvatting van de milieueffectrapportage wordt vermeld: "Mogelijk treedt er, nabij de buffer Dakhorst, enige toename op van het aantal muggen. De omvang hiervan is op voorhand moeilijk te voorspellen". Besloten is door inrichtingsmaatregelen de eventuele overlast zoveel mogelijk te beperken. Er zullen bijvoorbeeld geen moeraszones (meer) worden aangelegd.
Bodem
Met betrekking tot eventuele bodem- en grondwaterverontreiniging van het gebied bij Dakhorst kan worden opgemerkt dat, gezien de gebruikssituatie van de percelen, zoals deze tot op heden is geweest (weiland), er geen aanleiding bestaat de locatie als verdacht te beschouwen.
Externe veiligheid
Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot inrichtingen, vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen en vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
Binnen het gebied van de waterbuffer ligt een aardgastransportleiding. Het concept-ontwerp voor de waterbuffer is daarom aan de Gasunie voorgelegd. De Gasunie heeft de volgende randvoorwaarden/eisen gesteld:
Deze randvoorwaarden/eisen zijn meegenomen in het definitieve ontwerp voor de waterbuffer. Geconcludeerd kan daarom worden dat (ook) het aspect externe veiligheid geen belemmering is voor de voorgestane ontwikkeling.
Voor de overige externe veiligheidsaspecten geldt dat er geen wijzigingen optreden ten opzichte van het bestemmingsplan Buitengebied 2009.
Luchtkwaliteit
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
Van een verslechtering van de luchtkwaliteit in betekenende mate als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:
Voorliggend bestemmingsplan maakt een ontwikkeling mogelijk, die eerder positief dan negatief is voor de luchtkwaliteit (waterberging, natuurontwikkeling). Er kan daarom geconcludeerd worden dat als gevolg van voorliggend bestemmingsplan de luchtkwaliteit "niet in betekenende mate" zal verslechteren. Derhalve hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.