direct naar inhoud van 4.4 Overige aspecten
Plan: Buitengebied 2009, herziening waterwinning Wierden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0189.BP2010000048-VA01

4.4 Overige aspecten

Tijdelijke verkeersoverlast

Het transport van de grond kan tijdelijk overlast met zich meebrengen zoals verkeerslawaai en stof gedurende de aanlegperiode. Over het grondtransport treedt Vitens te zijner tijd in overleg met de gemeente Wierden en Plaatselijk Belang.

Eventuele muggenoverlast

In de samenvatting van de milieueffectrapportage wordt vermeld: "Mogelijk treedt er, nabij de buffer Dakhorst, enige toename op van het aantal muggen. De omvang hiervan is op voorhand moeilijk te voorspellen". Besloten is door inrichtingsmaatregelen de eventuele overlast zoveel mogelijk te beperken. Er zullen bijvoorbeeld geen moeraszones (meer) worden aangelegd.

Bodem

Met betrekking tot eventuele bodem- en grondwaterverontreiniging van het gebied bij Dakhorst kan worden opgemerkt dat, gezien de gebruikssituatie van de percelen, zoals deze tot op heden is geweest (weiland), er geen aanleiding bestaat de locatie als verdacht te beschouwen.

Externe veiligheid

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot inrichtingen, vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen en vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor. 

Binnen het gebied van de waterbuffer ligt een aardgastransportleiding. Het concept-ontwerp voor de waterbuffer is daarom aan de Gasunie voorgelegd. De Gasunie heeft de volgende randvoorwaarden/eisen gesteld:

  • De insteek van de permanente waterplassen ten opzichte van de aardgastransportleidingen dient minimaal 5 meter te zijn.
  • Bij de inrichting van de oevers dient de minimale taludhelling ter plaats van de leidingen 1:3 te zijn, dit in verband met eventueel afkalven van de taluds.
  • Eventuele ophoging boven de leidingen mag tot een hoogte van 1 meter.
  • Om de twee permanente waterplassen met elkaar te verbinden zal een greppel/verbindingsslootje gegraven worden. Op basis van detailtekeningen van de leidingen blijkt dat ter plaatse van de kwelsloot achter de kade van de Eksosche Aa de leidingen het diepst liggen en daarmee de meest geschikte locatie is voor de greppel/verbindingsslootje.

Deze randvoorwaarden/eisen zijn meegenomen in het definitieve ontwerp voor de waterbuffer. Geconcludeerd kan daarom worden dat (ook) het aspect externe veiligheid geen belemmering is voor de voorgestane ontwikkeling.

Voor de overige externe veiligheidsaspecten geldt dat er geen wijzigingen optreden ten opzichte van het bestemmingsplan Buitengebied 2009.

Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 opgenomen grenswaarde, of
  • b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof danwel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  • c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of
  • d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is per 1 augustus 2009 in werking getreden.

Van een verslechtering van de luchtkwaliteit in betekenende mate als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  • infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • kantoorlocaties: 100.000 m² brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, 200.000 m² brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Voorliggend bestemmingsplan maakt een ontwikkeling mogelijk, die eerder positief dan negatief is voor de luchtkwaliteit (waterberging, natuurontwikkeling). Er kan daarom geconcludeerd worden dat als gevolg van voorliggend bestemmingsplan de luchtkwaliteit "niet in betekenende mate" zal verslechteren. Derhalve hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.