| Plan: | Buitengebied 2009, partiele herziening manege-ontmoetingscentrum 't Zoekerveld |
|---|---|
| Status: | vastgesteld |
| Plantype: | bestemmingsplan |
| IMRO-idn: | NL.IMRO.0189.BP2010000037-0003 |
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur. Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.
Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen op basis van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (Natura2000) worden aangemerkt als speciale beschermingszones (SBZ’s).
Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Vanaf dat moment heeft Nederland de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in nationale wetgeving verankerd. Nederland zal aan de hand van een vergunningenstelsel de zorgvuldige afweging waarborgen rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. Deze vergunningen worden verleend door de provincies of door de Minister van LNV.
Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van een Natura 2000-gebied of andere beschermde natuurmonumenten. Wel is het plangebied gelegen in de nabijheid van de EHS.
Ecologische Hoofdstructuur
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een gebied dat is aangewezen als EHS. Wel grenst het plangebied aan een gebied dat is aangewezen als EHS. In figuur 5.1. is de ligging van het plangebied t.o.v. de EHS weergegeven.
Figuur 5.1. Ligging EHS t.o.v. plangebied (Bron: Ministerie van LNV)
Het plangebied ligt niet in de EHS. Aan de overkant van de Wierdenseweg bevindt zich een gebied dat is aangewezen als EHS. Gelet op de aard van de in dit bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling kan worden geconcludeerd dat aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van de EHS niet aan de orde is.
Wat betreft de soortbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.
Voor wat betreft het agrarisch perceel aan de Wierdenseweg 29 vindt er enkel een functiewijziging plaats van 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf' naar 'Sport - Manege'. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de bestaande gebouwen. Enkele opstallen zullen gesloopt worden. Deze zijn echter niet geschikt voor enige vorm van flora en/of fauna. Het zijn oude schuren waar wind en regen vrij spel hebben. Hierdoor en het feit dat de schuren geen spaumuur hebben maakt dat deze ongeschikt zijn voor vleermuizen.
Verder is het perceel aan de Wierdenseweg 29 grotendeels verhard. Het bouwblok wordt enigszins vergroot t.o.v. de huidige situatie. Hiervoor wordt gebruikt gemaakt van gronden die momenteel intensief agrarisch gebruikt worden. De huidige vegetatie hier is gras. Dit geldt ook voor de locatie voor de nieuwe woning. Gelet op de terreingesteldheid van deze gronden is het plangebied ongeschikt voor beschermde flora. Gelet op de kenmerken is er evenmin sprake van een foerageergebied. Voornaamste reden hiervoor is het feit dat de locatie regelmatig gemaaid en intensief agrarisch gebruikt wordt en een groot deel van het perceel bedoeld voor de manege verhard oppervlak betreft waardoor deze niet geschikt is voor enige vorm van beschermde flora/ en of fauna. Van een negatief effect van de ingrepen in het gebied op de flora en fauna lijkt dan ook geen sprake. In verband daarmee is een nader (veld)onderzoek of het aanvragen van een ontheffing op de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet niet noodzakelijk.
Overigens wordt benadrukt dat rekening wordt gehouden met de in artikel 2 van de Flora- en faunawet opgenomen zorgplichtbepaling.
Op grond van artikel 2, lid 1 neemt een ieder voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, evenals voor hun directe leefomgeving. In artikel 2, lid 2 is bepaald dat de zorg, bedoeld in het eerste lid, in ieder geval inhoudt dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voorzover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voorzover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, en in het geval dat ze beschermd zijn ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend.