direct naar inhoud van 4.3 Bodemkwaliteit
Plan: Buitengebied 2009, partiele herziening manege-ontmoetingscentrum 't Zoekerveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0189.BP2010000037-0003

4.3 Bodemkwaliteit

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient een bodemonderzoek te worden verricht.

Voor de locatie zijn meerdere bodemonderzoeken uitgevoerd. Kruse Milieu B.V. uit Geesteren heeft een bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie voor de nieuwe woning. Dit bodemonderzoek is opgenomen in Bijlage 3 van deze toelichting.

Naast een bodemonderzoek voor de nieuwe woning is er ook een bodemonderzoek uitgevoerd op het gedeelte bedoeld voor manege 't Zoekerveld. Aveco de Bondt uit Rijssen heeft dit onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 4 van deze toelichting. Beide onderzoeken zullen hieronder behandeld worden.

4.3.1 Bodemonderzoek locatie nieuwe woning

Algemeen

Middels een verkennend bodemonderzoek is de bodem op een terreindeel ter grootte van circa 400 m² aan de Wierdenseweg 29 te Enter onderzocht. De onderzoekslocatie is momenteel onbebouwd en onverhard. Aanleiding voor het bodemonderzoek is de voorgenomen bestemmingswijziging en de nieuwbouw van een woning.

Het terrein is beschouwd als niet verdacht. In totaal zijn er 4 boringen verricht, waarvan één tot 3.0 meter diepte. Er is één boring afgewerkt tot peilbuis. Gebleken is dat de bodem voornamelijk bestaat uit matig fijn zand. Zintuiglijk zijn geen bodemvreemde materialen waargenomen. Het freatische grondwater is in peilbuis 1 aangetroffen op 1.34 meter min maaiveld.

Resultaten chemische analyses

Op basis van de resultaten van de chemische analyses kan het volgende worden geconcludeerd:

  • de bovengrond is niet verontreinigd;
  • de ondergrond is niet verontreinigd;
  • het grondwater is licht verontreinigd met cadmium en zink en matig verontreinigd met barium.

Hypothese

De hypothese "onverdachte locatie" dient te worden verworpen, aangezien enkele overschrijdingen van de tussen- en streefwaarden zijn aangetoond.

Conclusies en aanbevelingen

In het grondwater zijn enkele lichte tot matige verontreinigingen aangetoond. De boven- en ondergrond zijn niet verontreinigd. Voor een beschrijving en mogelijke verklaringen wordt verwezen naar het volledige bodemonderzoek dat is opgenomen in Bijlage 3 van deze toelichting.

Formeel gezien dient verder aanvullend onderzoek uitgevoerd te worden om de omvang van de matige verontreiniging met barium in het grondwater te bepalen. In overleg met mevrouw J. Lock van de gemeente Wierden is aanvullend en/of nader onderzoek niet noodzakelijk. De verhoogde gehalten worden gezien als plaatselijk verhoogde achtergrondwaarden.

Op basis van het historisch vooronderzoek kan gesteld worden dat de onderzoekslocatie niet asbestverdacht is. Door de veldwerker zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen.

Bij de geplande nieuwbouw komt in de toekomst mogelijk grond vrij. Afvoer van de grond dient te voldoen aan het Besluit Bodemkwaliteit en de voorschriften van het bevoegd gezag (de ontvangende gemeente). Op basis van de huidige onderzoeksresultaten kan een indicatieve toetsing in het kader van het Besluit Bodemkwaliteit worden uitgevoerd.

Alle onderzochte grond, die bij de nieuwbouwwerkzaamheden mogelijk vrij komt, is multifunctioneel toepasbaar, aangezien geen verontreinigingen zijn aangetroffen in de boven of ondergrond. Met andere woorden: er gelden geen beperkingen ten aanzien van het hergebruik van de grond.

Slotconclusie

Uit milieukundig oogpunt is er naar onze mening geen bezwaar tegen de voorgenomen bestemmingswijziging en de nieuwbouwplannen, aangezien de vastgestelde verontreinigingen geen risico's voor de volksgezondheid opleveren. Er zijn mogelijk wel (humane) risico’s aanwezig, wanneer het freatische grondwater gebruikt wordt als drinkwater voor vee of voor de besproeiing van gewassen in een moestuin. Deze risico’s worden gering geacht bij de vastgestelde gehalten. Gebruik van het freatisch grondwater wordt echter afgeraden om enig risico uit te sluiten. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin).

4.3.2 Bodemonderzoek perceel manege 't Zoekerveld

I.v.m. de voorgenomen aankoop van de locatie aan de Wierdenseweg 29, de voorgenomen uitbreiding en aanpassing van de bestaande stal en de sloop van enkele bestaande opstallen is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op het perceel. De doelstelling van het onderzoek is het vastleggen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem van de onderzoekslocatie.

Zintuigelijke waarnemingen

Tijdens het verrichten van handboringen zijn geen bijzonderheden waargenomen die kunnen wijzen op de aanwezigheid van een bodemverontreiniging.

Wel is plaatselijk onder de klinkerverharding een puntlaag aangetroffen, welke kan worden beschouwd als een stabilisatielaag. Aangezien een stabilisatielaag niet als bodem wordt beschouwd, is de puinhoudende laag bij het onderhavige onderzoek niet milieuhygiënisch onderzocht.

In de boven- en ondergrond zijn geen bijmengingen aangetroffen. Tevens zijn op het maaiveld of in de bodem zintuigelijk geen asbestverdachte materialen aangetroffen.

Grond

Uit het uitgevoerde bodemonderzoek is gebleken dat zowel in de bovengrond als in de ondergrond van de onderzoekslocatie geen verontreinigingen zijn aangetoond.

Grondwater

In het ondiepe grondwater zijn licht verhoogde concentraties aan barium koper en zink gemeten.

Slotconclusie

Gezien de vastgestelde bodemkwaliteit zijn er geen risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu. Voor geen van de gemeten stoffen wordt de interventiewaarde overschreden.

Gegeven de in dit rapport beschreven onderzoeksresultaten, wordt de grond vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt geacht voor het huidige gebruik en (eventuele) voorgenomen nieuwbouw (realisatie paardenstallen). Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar het onderzoeksrapport dat is opgenomen in Bijlage 4 van deze toelichting.